29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Ontvangen ter Griffie op 8 juli 2013.

Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op 8 augustus 2013

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2013

Inleiding

Deze brief bevat de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te geven over de wijze van continuering in 2014 en volgende jaren van de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage voor medische vervolgopleidingen.

Overeenkomstig artikel 8 van de WMG ga ik tot het geven van de aanwijzing niet eerder over dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief. Indien van de kant van een van de Kamers in die periode vragen worden gesteld zal ik die uiteraard zo spoedig mogelijk beantwoorden. Van de vaststelling van de aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Context

Reden om deze voorhangbrief voor te leggen is de noodzaak om zowel de NZa als de opleidende instellingen tijdig te informeren over de procedure en werkwijze voor 2014 en volgende jaren. In mijn voorhangbrief van 25 mei 20121 ben ik uitgebreid ingegaan op de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage voor medische vervolgopleidingen in het algemeen en meer specifiek voor 2013, het proces van vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage in 2013 en de manier waarop de hoogte van de bijdrage voor 2013 door de NZa moet worden berekend. Een en ander heb ik voor het jaar 2013 vastgelegd in de daaropvolgende aanwijzing aan de NZa2. Nu de in 2012 gestarte procedure voor het verstrekken van de beschikbaarheidbijdrage 2013 geregeld is, is de noodzaak tot het jaarlijks opstellen van een aanwijzing komen te vervallen en daarmee de reden voor een jaarlijkse voorhangbrief. Uiteraard informeer ik u indien in de toekomst substantiële inhoudelijke of procedurele wijzigingen aangebracht worden.

De vervolgopleidingen waar het in deze brief over gaat, staan vermeld in de bijlage bij het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG3. Hiermee ligt vast dat alleen de daarin genoemde opleidingen in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage. Het betreft dezelfde opleidingen als in 2013.

Zakelijke inhoud van de voorgenomen aanwijzing

Wat betreft de procedure voor het toekennen en vaststellen van de beschikbaarheidbijdrage wil ik dat de NZa zoveel mogelijk aansluit bij de procedure die in 2013 van toepassing was.

Wat betreft de hoogte van het vergoedingsbedrag dat de instellingen voor het opleiden ontvangen, dient uit hoofde van het Begrotingsakkoord 2013 een taakstelling op de vergoedingsbedragen voor betreffende medische vervolgopleidingen te worden gerealiseerd. Deze taakstelling bedraagt € 15 miljoen in 2013 oplopend tot structureel € 90 miljoen in 2016. In 2013 heb ik hiertoe een eerste stap gezet door middel van een generieke structurele korting van 2% op de vergoedingsbedragen voor betreffende medische vervolgopleidingen.

In de voorhangbrief van 25 mei 20124, heb ik aangegeven de hoogte van de vergoedingsbedragen voor het jaar 2014 te willen herijken. Randvoorwaarde daarbij is dat dit niet ten koste mag gaan van de noodzakelijk geachte soorten opleidingen. Met de bij het opleiden betrokken veldpartijen heb ik overeenstemming bereikt over de hoogte van de vergoedingsbedragen voor de periode 2014 tot 2016 en verder. Daarmee is tevens de resterende taakstelling van € 75 miljoen uit het Begrotingsakkoord structureel ingevuld.

Met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) is in het Zorgakkoord5 afgesproken dat de hoogte van het vergoedingsbedrag voor academische ziekenhuizen ongewijzigd blijft.

Met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) is afgesproken de vergoedingsbedragen voor de vervolgopleidingen in algemene ziekenhuizen vanaf 2014 in gelijke stappen te verlagen totdat in 2016 een structurele korting van 11,25% op deze bedragen is bereikt. Deze verlaging betreft de vergoedingsbedragen die gelden voor instellingen die minder dan 150 artsen in opleiding tot specialist (aios) opleiden.6

De afspraken met de NVZ leiden tot de vergoedingsbedragen zoals weergegeven in onderstaande tabel. Deze tabel bevat de wijzigingen ten opzichte van 2013. In de aanwijzing aan de NZa zal volledigheidshalve een totaaloverzicht van alle vergoedingsbedragen per vervolgopleiding worden opgenomen.

 

Vergoedingsbedragen per fte in €

# aios per instelling in fte1

2013

2014

2015

2016

0 t/m 49

164.000

157.900

151.700

145.600

50 t/m 149

152.700

147.000

141.000

135.500

X Noot
1

Voor enkele specifieke opleidingen geldt een aparte, lagere, vergoeding ongeacht het aantal aios per instelling. Op dat punt vindt geen wijziging plaats.

Ten slotte

Ik hoop u met deze voorhangbrief voldoende te hebben geïnformeerd over de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage in de WMG voor de hierboven genoemde medische vervolgopleidingen voor 2014 en volgende jaren.

De Minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 32 393, nr. 17

X Noot
3

Bijlage behorende bij artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, onderdeel B, punt 1, sub a en b; Stb. 2012, 396.

X Noot
4

Kamerstuk 32 393, nr. 17.

X Noot
5

Kamerstuk 33 566, nr. 29.

X Noot
6

De korting geldt ook voor categorale instellingen die in 2013 het in de tabel genoemde vergoedingsbedrag ontvingen.

Naar boven