Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 oktober 2013, nr. 530669, houdende regels voor compensatie voor herverdeeleffecten als gevolg van het onder rijkaansturing brengen van het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en wijzigingen in de verdeelsleutel voor de educatiemiddelen in het participatiebudget in het jaar 2013 (Regeling compensatie herverdeeleffecten educatie 2013)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap;

b. WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, aanhef en onder b, sub 1, van de WEB;

d. Budget 2012:

de middelen die een instelling op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.3.4 van de WEB met een of meerdere gemeenten heeft ontvangen met uitzondering van mogelijke prijsbijstellingen voor het verzorgen van de opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a tot en met f, van de WEB, zoals dat artikel gold vóór 1 januari 2013

e. Budget 2013:

De middelen die een instelling op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.3.4 van de WEB met een of meerdere gemeenten heeft ontvangen met uitzondering van mogelijke prijsbijstellingen voor het verzorgen van de opleidingen overige educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid onder b tot en met f, van de WEB en de overgangsbekostiging vavo voor het jaar 2013 als bedoeld in artikel 4 van de regeling overgangsbekostiging vavo 2013 en 2014.

Artikel 2. Toepassing Regeling OCW-subsidies

De Regeling OCW-subsidies is van toepassing op subsidieverstrekking op grond van deze regeling. De verantwoording vindt plaats conform artikel 13, eerste lid van die regeling.

Artikel 3. Doelbepaling

  • 1. De minister verleent eenmalig aan een instelling die in 2012 een of meer opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of een of meer opleidingen overige educatie heeft verzorgd een compensatievergoeding wanneer die instelling in 2013 onevenredig nadeel ondervindt als gevolg van het onder directe aansturing van het rijk brengen van voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en het wijzigen van de verdeelsleutel van de overige educatiemiddelen uit het participatiebudget.

  • 2. De compensatievergoeding wordt zonder voorafgaande aanvraag verstrekt.

Artikel 4. Besteding compensatievergoeding

De compensatievergoeding kan door de instelling worden besteed aan educatieactiviteiten en andere activiteiten waarvoor zij een rijksbijdrage van de minister ontvangt.

Artikel 5. Toewijzing compensatievergoeding

  • 1. De compensatievergoeding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is toegekend aan de daarvoor in aanmerking komende instellingen waarvan het budget 2013 meer dan 7% lager is dan het budget 2012.

  • 2. De compensatievergoeding wordt berekend volgens de formule

    (((budget 2012 – budget 2013) / budget 2012) – 0,07) x budget 2012

  • 3. De uitkomst van de berekening is rekenkundig afgerond op hele euro’s.

  • 4. De minister constateert dat de instellingen genoemd in de bijlage bij deze regeling voldoen aan de hierboven gestelde voorwaarden voor compensatie.

  • 5. De compensatiebedragen voor de instellingen, bedoeld in het vierde lid, worden vastgesteld overeenkomstig de in bijlage behorende bij deze regeling genoemde bedragen.

Artikel 6. Betaling

De betaling van de compensatievergoeding vindt in één keer plaats, en zal geschieden uiterlijk in de maand december 2013.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2014, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor zover het betreft besluiten die vóór de vervaldatum zijn genomen.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling compensatie herverdeeleffecten educatie 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

BIJLAGE: COMPENSATIEVERGOEDINGEN PER ROC DAT VOOR COMPENSATIE IN AANMERKING KOMT

Naam ROC

Compensatiebedrag

ROC Albeda

150.959

ROC Landstede

378.734

ROC Friese Poort

145.015

ROC Da Vinci College

641.785

ROC Rijn IJssel

19.040

ROC Friesland College

1.025.897

ROC ID College

367.735

ROC Flevoland

103.958

ROC Noorderpoort

845.695

ROC West-Brabant

452.165

ROC Deltion College

97.440

ROC Zaanstad-Waterland

269.066

ROC de Leijgraaf

757.687

TOELICHTING

Aanleiding

In de periode van 2009 tot en met 2012 ontvingen gemeenten via het participatiebudget middelen om educatieopleidingen te kunnen inkopen bij roc’s. In deze periode werd het budget over gemeenten verdeeld op basis van drie door het Centraal Bureau voor de Statistiek aangeleverde maatstaven, te weten:

  • het aantal volwassen inwoners per gemeente;

  • het gemiddeld percentage volwassen inwoners per gemeente met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs;

  • het aantal volwassen inwoners per gemeente van wie ofwel beide ouders, ofwel de inwoner zelf én één ouder, een in het besluit participatiebudget (Staatsblad 589, d.d. 29-12-2008) nader gedefinieerde etnische achtergrond heeft.

Met de wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) inzake voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) en overige educatie d.d. 13 september 2012 (gepubliceerd in Stb. 2012, 450) is een ander bekostigingsmodel ingevoerd. Vóór 1 januari 2013 maakten de vavo-middelen deel uit van het educatiebudget dat via het participatiebudget aan gemeenten wordt verstrekt. Gemeenten besteedden deze uitkering (verplicht) aan educatieactiviteiten bij roc’s. Met ingang van 1 januari 2013 wordt het vavo rechtstreeks door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigd. Hiertoe is een deel (circa € 58 miljoen) van de totale educatiemiddelen (€ 111 miljoen) afgezonderd en wordt dit deel rechtstreeks aan de roc’s uitbetaald. Gemeenten zijn vanaf 2013 dus niet meer verantwoordelijk voor de inkoop van vavo bij roc’s.

Het resterende deel van het educatiebudget (circa € 53 miljoen) blijft beschikbaar voor de overige educatie (opleidingen Nederlandse taal en rekenen als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid onder b tot en met f, van de WEB) en wordt, net als vóór 2013, via het participatiebudget aan gemeenten verstrekt. Echter, met ingang van 1 januari 2013 zijn er nieuwe verdeelmaatstaven voor dit educatiebudget geïntroduceerd. De verdeling van het educatiebudget vindt vanaf 2013 plaats op basis van zowel twee objectieve maatstaven als twee prestatiemaatstaven, de zogenoemde outputverdeelmaatstaven. Iedere maatstaf bepaalt de verdeling van een kwart van het budget. Voor de verdeling op basis van prestaties is gekozen om gemeenten die veel educatie-activiteiten uitvoeren meer financiële ruimte te geven. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor een juiste aanlevering van de outputverdeelmaatstaven (zijnde het aantal door de gemeente ingekochte trajecten basisvaardigheden en het aantal door inwoners van de gemeente behaalde certificaten staatsexamens Nederlands) via single information single audit (SISA). De accountant controleert deze gegevens op juistheid. Naast de twee outputverdeelmaatstaven worden twee objectieve maatstaven voor de verdeling gebruikt:

  • het gemiddeld percentage volwassen inwoners per gemeente met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs;

  • het aantal volwassen inwoners per gemeente van wie ofwel beide ouders, ofwel de inwoner zelf én één ouder, een in het besluit participatiebudget (Staatsblad 589, d.d. 29-12-2008) nader gedefinieerde etnische achtergrond heeft.

Herverdeeleffecten

Door het uitnemen van de vavo-middelen uit het educatiebudget tegelijkertijd met het wijzigen van de verdeelsystematiek van de resterende middelen heeft een aantal gemeenten in vergelijking met 2012 minder en een aantal gemeenten meer budget ontvangen om te besteden aan opleidingen Nederlandse taal en rekenen (overige educatie). Doordat gemeenten op dit moment verplicht zijn het educatiebudget aan educatieopleidingen bij roc’s te besteden, heeft dit tot fluctuaties geleid in het educatiebudget dat roc’s ontvangen. Roc’s die minder middelen ontvangen, kunnen te maken krijgen met wachtgeldgevolgen.

Eenmalige compensatie in 2013

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 mei 2013 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 28 760, nr. 35) heb ik bevestigd dat er een regeling voor 2013 zal komen voor gedeeltelijke compensatie van roc’s, die door het onder rijkaansturing brengen van vavo en de nieuwe verdeling van de educatiemiddelen in het Participatiebudget minder vavo,- en educatiemiddelen ontvangen in 2013 dan in 2012.

Berekeningswijze compensatie

In aanmerking voor compensatie komen roc’s die in 2013 ten opzichte van 2012 meer dan 7% in budget erop achteruit zijn gegaan. Om te bepalen welke roc’s in aanmerking komen voor een compensatievergoeding en om de hoogte van de vergoeding te bepalen, heb ik bij roc’s een uitvraag gedaan naar de bedragen voor vavo en overige educatie die zij hebben ontvangen in 2012 en 2013. De roc’s hebben voorts kopieën van de educatiecontracten en eventueel aanvullende documenten met budgettaire gegevens over 2012 en 2013 ingediend ter staving van de opgegeven bedragen. Op basis van de aangeleverde contracten en overige documenten heb ik vastgesteld of, en zo ja hoeveel, compensatie de betreffende instelling ontvangt. Bij het bepalen van de compensatiebedragen is uitgegaan van de contractbedragen exclusief eventueel verrekende prijsbijstellingen. Over de eerste 7% achteruitgang wordt geen compensatie verstrekt. Roc’s die geen (volledig) dossier met contracten en eventueel aanvullende documenten aanleverden, komen niet voor compensatie in aanmerking.

De compensatie wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

Formule: (((budget 2012 – budget 2013) / budget 2012) – 0,07) x budget 2012

Waarbij het budget voor 2012 bestaat uit de ontvangen educatiemiddelen van de gemeente uit het participatiebudget (vavo + overige educatie) exclusief eventueel later verrekende prijsbijstellingen en het budget voor 2013 bestaat uit de ontvangen educatiemiddelen van de gemeente uit het participatiebudget vermeerderd met het overgangsbudget vavo en exclusief eventueel later verrekende prijsbijstellingen. Middelen die roc’s van de gemeenten hebben ontvangen buiten het educatiedeel van het participatiebudget (bijv. eigen middelen van de gemeente) zijn niet meegeteld in het budget.

Voor deze berekening is gekozen, omdat op deze wijze de roc’s die geconfronteerd zijn met de grootste (relatieve) achteruitgang het meest worden gecompenseerd. Voor een drempelpercentage waaronder geen compensatie plaatsvindt, is gekozen omdat naast de hierboven genoemde maatregelen (het wijzigen van de verdeelsystematiek van het educatiedeel van het Participatiebudget en het afzonderen van de vavo-middelen van dat budget) er ook andere factoren zijn waardoor de educatiemiddelen die een roc ontvangt, kunnen dalen. Zo kunnen gemeenten hebben besloten om educatie in te kopen bij een ander roc. Ook hebben sommige roc’s besloten om geen vavo (meer) aan te bieden. Daardoor ontvangen deze roc’s geen budget voor vavo en hebben zij mogelijk minder budget ontvangen dan voorheen. Tot slot wordt aan de rijksbijdrage voor roc’s reeds een bedrag toegevoegd ten behoeve van wachtgelden en ligt het in de rede dat roc’s zelf in staat zijn om budgettaire verschuivingen op te vangen. Zodoende is besloten dat een budgettaire achteruitgang van 7% of minder niet gecompenseerd wordt.

Rekenvoorbeeld 1: in 2012 ontving een roc 1.000.000 euro aan educatiebudget (vavo + overige educatie). In 2013 was dit 800.000 euro (overige educatie + overgangsbekostiging vavo). Volgens de formule komt het roc in aanmerking voor een compensatiebedrag van:

(((1.000.000 – 800.000)/1.000.000) = 20% – 7 %) = 13% x 1.000.000 = 130.000 euro.

Rekenvoorbeeld 2: in 2012 ontving een roc 1.000.000 euro aan educatiebudget. In 2013 was dit 600.000 euro. Volgens de formule komt het roc in aanmerking voor een compensatiebedrag van:

(((1.000.000 – 600.000)/1.000.000) = 40% - 7%) = 33% x 1.000.000 = 330.000 euro.

Administratieve lasten

Deze regeling brengt beperkte informatieverplichtingen voor instellingen met zich mee en derhalve lage administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

Aan instellingen die in 2012 ten minste één opleiding vavo dan wel ten minste één opleiding overige educatie hebben verzorgd, kan de minister een compensatievergoeding verstrekken. Instellingen die in 2012 noch opleidingen vavo noch opleidingen overige educatie hebben verzorgd vallen dus niet onder de reikwijdte van deze regeling.

Artikel 4

Met de ontvangen compensatie kunnen roc’s aanpassingen met betrekking tot educatie bekostigen die door de wijziging van de bekostiging noodzakelijk zijn. Daarbij kan in eerste instantie gedacht worden aan personele en huisvestigingskosten van educatie. Daarnaast kan de subsidie worden besteed aan andere activiteiten van de instelling waarvoor een rijksbijdrage wordt ontvangen.

Artikel 5

In de bijlage is voor die instellingen die, na een uitvraag op 27 september 2013, de benodigde gegevens hebben aangeleverd, en waarvoor ik heb kunnen vaststellen dat zij er in 2013 ten opzichte van 2012 qua educatiebudget (budget vavo + budget overige educatie excl. eventuele prijsbijstellingen) meer dan 7% op achteruit gaan, het compensatiebedrag vastgesteld.

De vergoeding is vastgesteld volgens de volgende formule:

(((budget 2012 – budget 2013) / budget 2012) – 0,07) x budget 2012

Voor de toelichting op deze formule wordt verwezen naar de paragraaf ‘berekeningswijze compensatie’.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

Omdat de regeling alleen voor het jaar 2013 geldt, vervalt deze regeling met ingang van 1 juli 2014. De regeling blijft echter ook na deze datum van toepassing op besluiten die vóór 1 juli 2014 zijn genomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven