Aankondiging NLc ledenvergadering 17 december 2013, Nederlandse Loodsencorporatie

De Algemene Raad van de Nederlandse Loodsencorporatie,

gelet op artikel 1, onderdeel b van het Besluit kennisgevingen Nederlandse Loodsencorporatie (Stb. 1988, 391); maakt hierbij bekend dat op dinsdag 17 december 2013 (aanvang 10.30 uur) een niet-openbare ledenvergadering van de Nederlandse Loodsencorporatie zal worden gehouden in het Hilton hotel te Rotterdam. Voor deze ledenvergadering zijn het ontwerp Loodsenregisterverordening en het ontwerp Voorschriftenverordening registerloodsen geagendeerd. Voor deze agendapunten is de voornoemde ledenvergadering openbaar. De ontwerpen zullen om 11.00 uur aan de orde worden gesteld. De bovengenoemde ontwerpen zijn in deze Staatscourant gepubliceerd. Belanghebbenden kunnen met betrekking tot de gepubliceerde ontwerpen gedurende drie (3) weken na deze publicatie hun zienswijze naar voren brengen. Deze kunnen schriftelijk worden ingediend bij de Algemene Raad van de Nederlandse Loodsencorporatie, Postbus 830, 3000 AV Rotterdam.

ONTWERP

De ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie:

Gelet op de artikelen 15, eerste lid, 16, 21, tweede lid, 24, eerste lid, onderdelen e en f, van de Loodsenwet;

Besluit:

De Loodsenregisterverordening wordt als volgt vastgesteld:

Loodsenregisterverordening

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die in het register ingeschreven wil worden;

b. loodsreis:

de functie-uitoefening, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Loodsenwet, door een registerloods;

c. peilreis:

het varen van een registerloods op een schip, anders dan voor een loodsreis, met het doel de specifiek benodigde kennis voor een registerloods van een scheepvaartweg bij deze op peil te brengen of te houden;

HOOFDSTUK II. DE INSCHRIJVING IN HET REGISTER

Artikel 2
  • 1. Binnen 13 weken na beëindiging van het bewijs tot deelname, bedoeld in artikel 4 van de Deelnemings- en Inschrijvingsverordening, als gevolg van het met goed gevolg afgelegd hebben van de examens, bedoeld in artikel 9, eerste onder a, sub 1 van de Loodsenwet, dient de aanvrager de aanvraag om ingeschreven te worden in het register in bij de algemene raad.

  • 2. Bij het verzoek bedoeld in het eerste lid, worden overlegd:

    • a. de bewijsstukken waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg de examens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder sub 1 van de Loodsenwet heeft afgelegd en waaruit blijkt bij welke regionale loodsencorporatie de aanvrager gaat behoren;

    • b. de toepasselijke geldige geneeskundige verklaringen als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren; en

    • c. een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie of uit een gelijkwaardig buitenlands register.

  • 3. Bij de inschrijving vermeldt de algemene raad de geschiktheid, dan wel de tijdelijke of voorlopige ongeschiktheid voor de zeevaart, welke blijkt uit de geneeskundige verklaring van betrokkene. Daarbij wordt de datum van afgifte van de verklaring vermeld.

HOOFDSTUK III. FREQUENTIE-EISEN EN DOORHALING

Artikel 3
  • 1. Op het samenstel van de loodsplichtige scheepvaartwegen waarvoor een registerloods bevoegd is, moet hij in een periode van vierentwintig aaneengesloten maanden ten minste zeventig loods- of peilreizen maken.

  • 2. Op andere dan de in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet bedoelde scheepvaartwegen, de Westerschelde, haar mondingen of het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waarvoor een registerloods bevoegd is, moet hij in een periode van vierentwintig aaneengesloten maanden ten minste vier loods- of peilreizen maken.

  • 3. Als bewijs van een loods- of peilreis geldt:

    • a. Een op naam van de betreffende registerloods geregistreerde en verrichte loods- of peilreis in een door de algemene raad aangewezen geautomatiseerd inzet- en planningssysteem; of

    • b. een schriftelijke verklaring van het bestuur van de regionale loodsencorporatie, waaruit blijkt dat de registerloods een loods- of peilreis heeft gemaakt, onder vermelding van de betreffende scheepvaartweg en de datum van die loods- of peilreis.

Artikel 4
  • 1. Indien de registerloods niet kan voldoen aan de in artikel 3, eerste of tweede lid, gestelde eisen, kunnen de registerloods en het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie bij de algemene raad een verzoek tot opschorting van de doorhaling van de inschrijving in het register indienen.

  • 2. Een verzoek, als bedoeld in het eerste lid wordt door de algemene raad gehonoreerd, indien de algemene raad dit in het belang van de doelmatige dienstverlening acht.

  • 3. Aan een besluit als bedoeld in het tweede lid kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. Een besluit als bedoeld in het tweede lid kan door de algemene raad op verzoek van de betreffende registerloods en het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie worden verlengd voor een daarbij aan te geven termijn.

  • 5. De algemene raad zendt een afschrift van haar besluit als bedoeld in het tweede lid aan de betreffende registerloods en aan het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie.

Artikel 5
  • 1. De algemene raad haalt de inschrijving van een registerloods ambtshalve door:

    • a. indien de verklaringen, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren door tijdsverloop zijn vervallen en niet binnen vier weken na de datum van het verval nieuwe verklaringen door de algemene raad zijn ontvangen;

    • b. na ontvangst van een verklaring van blijvende ongeschiktheid voor de zeevaart in de zin van artikel 108, tweede lid, onder b, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • c. na ontvangst van de verklaring van de regionale loodsencorporatie, waartoe de registerloods behoort, met bijgevoegd een overzicht uit het geautomatiseerde inzet- en planningssysteem, als bedoeld in artikel 3, derde lid, waaruit blijkt dat de registerloods niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 3, eerste lid; of

    • d. indien de registerloods de voorwaarden aan een besluit, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, niet naleeft.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel c, blijft buiten toepassing ten aanzien van de registerloods, waarvan het verzoek, bedoeld in artikel 4 door de algemene raad is gehonoreerd.

HOOFDSTUK IV. ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 6
  • 1. De registerloods meldt een wijziging van zijn naam, voornamen of adres onverwijld aan de algemene raad.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde melding is voorzien van een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie of uit een gelijkwaardig buitenlands register.

Artikel 7

De algemene raad brengt ambtshalve een wijziging aan in het register, voor zover het de gegevens van de loodsplichtige scheepvaartwegen of de categorieën van schepen betreft, waarvoor de registerloods bevoegd is:

  • a. indien het een wijziging betreft die als gevolg van tijdsverloop voortvloeit uit de verordening op grond van artikel 4, eerste lid, van de Loodsenwet; en

  • b. indien het een wijziging betreft die voortvloeit uit de voorwaarden, verbonden aan het besluit, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 8
  • 1. De algemene raad tekent in het register na ontvangst de inhoud aan van:

    • a. de verklaringen, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepen;

    • b. een verklaring van het bestuur van de regionale loodsencorporatie, waartoe de registerloods behoort, waaruit een wijziging van de bevoegdheid van de registerloods blijkt, die voortvloeit uit de verordening op grond van artikel 4, eerste lid, van de Loodsenwet, anders dan bedoeld in artikel 7, onderdeel a;

    • c. een verklaring van de registerloods van wijziging van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 6;

    • d. een verklaring van de besturen van de betreffende regionale loodsencorporaties, waaruit blijkt dat de registerloods tot een andere regionale loodsencorporatie is gaan behoren;

    • e. een beperking van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 28, eerste lid, onderdelen c of d of 48 van de Loodsenwet, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden;

    • f. de verklaring van de regionale loodsencorporatie, waartoe de registerloods behoort, en het daarbij gevoegde overzicht uit het geautomatiseerde inzet- en planningssysteem, als bedoeld in artikel 3, derde lid onder a, waaruit blijkt dat de betreffende registerloods niet aan de in artikel 3, tweede lid, gestelde eis heeft voldaan. Alsdan verliest de betrokken registerloods zijn bevoegdheid voor de in dat lid bedoelde scheepvaartwegen.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel f, blijft ten aanzien van de registerloods, voor wie het verzoek bedoeld in artikel 4 is gehonoreerd, gedurende de daarvoor geldende termijn, buiten toepassing.

Artikel 9
  • 1. De algemene raad vermeldt in het register de datum van:

    • a. afgifte van een ontvangen verklaring als bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepen;

    • b. inschrijvingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening en in artikel 25, van de Loodsenwet;

    • c. een wijziging als bedoeld in artikel 6 en artikel 8, eerste lid, onderdelen b, c en f, waarbij als datum geldt de dag dat ten aanzien van betrokkene feitelijk een wijziging in het register wordt aangebracht;

    • d. een wijziging als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, waarbij als datum geldt de dag waarop de ten grondslag liggende rechterlijke uitspraak of maatregel voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden;

    • e. inschrijving van de betrokken registerloods in een andere regionale loodsencorporatie, in het geval, bedoeld in artikel 8, onderdeel d;

    • f. een doorhaling als bedoeld in artikel 24, eerste lid, met uitzondering van onderdeel g, van de Loodsenwet;

    • g. een doorhaling als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel g, van de Loodsenwet, waarbij als datum geldt de dag waarop de algemene raad uitvoering geeft aan de schorsing van de bevoegdheid op grond van een rechterlijke uitspraak of maatregel welke voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden;

    • h. het besluit, bedoeld in artikel 4, tweede lid, waarbij als datum geldt de dag waarop het besluit definitief is geworden, tenzij in het besluit een andere aanvangsdatum wordt bepaald, in welk geval deze laatste datum geldt;

    • i. een verlenging van het besluit als bedoeld in artikel 4, vierde lid, waarbij als datum geldt de dag waarop de verlenging definitief is geworden, tenzij in de verlenging een andere aanvangsdatum wordt bepaald, in welk geval deze laatste datum geldt; en

    • j. de beëindiging van het besluit, bedoeld in artikel 4, tweede lid of een verlenging daarvan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, waarbij als datum geldt de dag waarop in het besluit of de verlenging daarvan de beëindigingsdatum ervan is bepaald.

  • 2. De algemene raad maakt in het register aantekening van iedere maatregel en van ieder rechterlijk vonnis als bedoeld in de artikelen 28, eerste lid, onderdelen c en d en 48 van de Loodsenwet.

HOOFDSTUK V. BEKENDMAKINGEN

Artikel 10
  • 1. De algemene raad verstrekt een inschrijvingsverklaring, als bedoeld in artikel 22, derde lid van de Loodsenwet onverwijld na de inschrijving aan de betrokken registerloods en doet een bevestiging van de inschrijving toekomen aan het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie.

  • 2. De algemene raad stelt de betrokken registerloods en het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie in kennis van een wijziging van de inschrijving van de registerloods.

  • 3. De voormalige registerloods is verplicht, nadat zijn inschrijving is doorgehaald, de in het eerste lid bedoelde verklaring onverwijld bij de algemene raad in te leveren.

Artikel 11
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de Loodsenwet en in artikel 9, tweede lid, van deze verordening worden aan eenieder die daarom verzoekt verstrekt tegen het krachtens artikel 21, derde lid, van de Loodsenwet vastgestelde tarief, ter dekking van de daarmee verband houdende kosten.

  • 2. De vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verschuldigd aan de algemene raad.

HOOFDSTUK VI. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag dat de onderdelen I en K van artikel IX van de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s in werking treden.

Artikel 13

Deze verordening wordt aangehaald als: Loodsenregisterverordening.

Aldus vastgesteld in de ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie op ..... 2013 te ......

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1. Inleiding

In deze verordening wordt uitvoering gegeven aan enige bepalingen in de Loodsenwet, die bij Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s (Stb. 2012, 442) met betrekking tot de bevoegdheden van registerloodsen en het register zijn gewijzigd. Daarbij is het Loodsenregisterbesluit komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is in de wet opgenomen dat de inrichting en het beheer van het register in een verordening worden geregeld. De algemene raad is beheerder van het register. De artikelen uit dit besluit worden overeenkomstig in deze verordening opgenomen. De toelichting bij deze verordening komt overeen met de toelichting van het Loodsenregisterbesluit (Staatsblad 1988, 394).

Het loodsen van zeeschepen op in ieder geval loodsplichtige scheepvaartwegen is voorbehouden aan loodsen, die ingeschreven staan in het daarvoor bedoeld openbaar register. De ingeschreven loodsen, de registerloodsen, moeten bij de uitoefening van hun beroep voldoen aan de eisen die de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening (moeten) waarborgen. Een aantal van die eisen wordt onder de inschrijving van de registerloods in dit register geregistreerd. Om te worden ingeschreven in het register, dient de betreffende loods eveneens te voldoen aan een aantal eisen. In deze verordening zijn zodoende zowel regels inzake eisen voor inschrijving als regels inzake de inschrijving bij elkaar vervat.

1.2. Volgorde en opzet

Na enige begripsbepalingen in hoofdstuk I, bepaalt hoofdstuk II de minimale nadere ervarings-, geschiktheidseisen. In hoofdstuk III worden de frequentie-eisen en de doorhaling van de inschrijving in het register geregeld. Daarbij wordt uitvoering gegeven aan het bepaalde in het artikel 24, eerste lid onder f, van de Loodsenwet. In hoofdstuk IV is getracht om een zo volledig mogelijk beeld van de te verrichten administratieve handelingen van de betreffende belanghebbende (aanvrager, bestuur van een regionale loodsencorporatie of registerloods) en van de registerbeheerder (de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie) te geven.

1.3. Uitgangpunten
1.3.1. Kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening

De normstelling ten aanzien van de kwaliteit en de continuïteit moet sinds 1988 aan twee voorwaarden voldoen:

  • de normstelling moet flexibel zijn; een snel wijzigende praktijk mag niet steeds een wijziging van de normstelling tot gevolg hebben;

  • de normstelling moet duidelijk en concreet zijn; de individuele registerloods moet daaruit zelf kunnen afleiden aan welke eisen hij moet voldoen en welke bevoegdheden hij heeft.

Met het stellen van deze voorwaarden werd beoogd te bereiken dat verantwoordelijkheid op dit gebied van de Minister van Infrastructuur en Milieu voor de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening zonder frequent of ingrijpend wijzigen van de normstelling is waar te maken. Dit versterkt de rechtszekerheid voor betrokkenen. De algemene raad stelt dat deze normstelling ook in de huidige tijd van toepassing is en zodoende zijn de meeste bepalingen ongewijzigd en enkele bepalingen marginaal gewijzigd in lijn met de huidige praktijk. Wel zal in de komende periode bekeken worden of verdere vereenvoudiging van de regelgeving in de verordeningen kan worden doorgevoerd. Echter deze vereenvoudiging mag niet ten koste gaan van de normstelling.

1.3.2. Inrichting en beheer van het register

Op grond van artikel 21, zesde lid, van de Loodsenwet, is de algemene raad de beheerder van het register. De inrichting en het beheer van het register moeten voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

  • de beheerder mag de gegevens voor het register slechts (met uitzondering van het bepaalde in artikel 4) marginaal toetsen; en

  • de gegevens in het register moeten zo recent en exact mogelijk zijn.

Ook deze voorwaarden zijn in 1988 gesteld om te voorkomen dat de verantwoordelijkheid van de Minister voor de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening afhankelijk wordt gesteld van een beoordeling of interpretatie van normen en regels door de algemene raad. De algemene raad onderkent dit belang en zal slechts in uitzonderlijke individuele gevallen af kunnen wijken van de marginale toetsing. Deze toetsing wordt overigens begrensd door het kader van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast wordt met de twee voorwaarden bevorderd dat een ieder die de gegevens van het register gebruikt, op de juistheid ervan kan vertrouwen.

1.4. Uitwerking van de uitgangspunten
1.4.1. Kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening

De eisen, zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van deze verordening zijn tot stand gekomen door rond 1988 zoveel mogelijk aan te sluiten bij de praktijk, zoals die bestond bij de loodsdienst van het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, van voor de verzelfstandiging van de loodsen. Waar die praktijk in het verleden niet of slechts gedeeltelijk voorhanden was, is aansluiting gezocht bij normen zoals die voor vergelijkbare beroepen gelden. Deze eisen blijven onverkort van kracht.

De eisen betreffen twee aspecten:

  • a. het aantal loods of- peilreizen; en

  • b. de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

Ad a het aantal loods- of peilreizen

De eisen voor het aantal loods- of peilreizen zijn tot stand gekomen op grond van ervaringsgegevens. Deze eisen betreffen het behoud van ervaring van de registerloods en zijn afgezet tegen de eisen van veiligheid op de scheepvaartwegen. De bedoeling van de ervaringseis is dat de loods aan boord van het schip de ervaring opbouwt. De eisen behoeven naar verwachting niet vaak wijziging. Voor gevallen waarin deze eisen onbedoelde gevolgen zouden kunnen hebben is de nodige nuance aangebracht in de vorm van de mogelijkheid van de registerloods en het bestuur van de betreffende regio om in bijzondere gevallen een verzoek in te dienen om de doorhaling van de inschrijving in het register niet te laten plaatsvinden. Te denken valt aan het deelnemen in een bestuur van een van de corporaties, het volgen van een intensieve opleiding of zicht op herstel bij langdurige ziekte. Het is aan de algemene raad om te oordelen of er sprake is van een bijzondere omstandigheid.

Ad b de lichamelijke en geestelijke geschiktheid

Met de normstelling ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de registerloods is aangesloten bij het bestaande regime voor andere zeelieden. Reden hiervoor is de gedachte dat het reëel is dat de adviseur van de kapitein op een schip ten minste aan dezelfde medische eisen moet voldoen als de kapitein. Het gekozen regime is stabiel en biedt de betrokkenen duidelijkheid. Echter, op het niveau van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepen is de mogelijkheid geschapen om naast de hierboven genoemde keuring, de registerloods te onderwerpen aan een keuring waarmee eveneens zijn geschiktheid blijkt om zijn beroep uit te oefenen. Vanwege het tijdspad waarin deze verordening tot stand dient te komen, is besloten om zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van deze verordening nader te bepalen welke bijkomende eisen, naast die van de zeelieden, worden toegevoegd om uiteindelijk in het bezit te komen van een verklaring van geschiktheid voor het beroep van registerloods.

1.4.2. Inrichting en beheer van het register

De uitwerking van de eerdergenoemde voorwaarden heeft geleid tot een regeling waarin de beheershandelingen en informatieverstrekkingen daaraan voorafgaand, over het algemeen dwingend zijn voorgeschreven. De beheerder heeft een lijdelijke rol. Hij handelt in beginsel slechts na ontvangst van gegevens of verklaringen van de regionale corporaties of van de registerloods. In een enkel met name genoemd geval, handelt de beheerder (juist) wanneer géén gegevens worden ontvangen. In geval van noodzakelijke inhoudelijke toetsing van normen geschiedt dit uiteindelijk wel door de beheerder, doch steeds in samenspraak met instanties of personen die het meest met de situatie bekend zijn en daarom de concrete norm het best in de praktijk kunnen toetsen, zoals de besturen van de regionale loodsencorporaties, keuringsartsen of de registerloods zelf. De verandering van de relevante gegevens moet onverwijld aan de beheerder worden gemeld. Op de beheerder rust de plicht deze wijzigingen eveneens onverwijld in het register aan te brengen. Op deze wijze zijn de gegevens in het register zo recent en exact mogelijk. Ten behoeve van een ieder die van dit openbare register gebruik wenst te maken is tot slot één en ander geregeld ten aanzien van de informatieverschaffing.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Een peilreis heeft ten doel de kennis van een scheepvaartweg te vergroten, zonder uitoefening van loodsdienst, en kan derhalve zowel door registerloodsen als door niet-registerloodsen worden gemaakt, al of niet in tegenwoordigheid van een dienstdoende registerloods. Registerloodsen zullen peilreizen maken ter voorbereiding van een bevoegdheidsuitbreiding of, in sommige gevallen, om te kunnen voldoen aan de eis van een bepaald aantal loods- of peilreizen in vierentwintig maanden (vgl. artikel 2). Niet-registerloodsen die peilreizen maken kunnen aspiranten zijn die in het kader van hun opleiding de nodige kennis moeten opdoen, of ex-registerloodsen die ter voorbereiding op een nieuwe inschrijving een aantal peilreizen willen maken.

Artikel 2

Door het Loodsenregister te automatiseren is het beheer van de diverse termijnen die gaan lopen met de inschrijving in het register flexibel. In de huidige praktijk betekent dit dat niet meer gewacht hoeft te worden met de inschrijving tot de eerste van de maand, maar na overleg met de aanvrager op elk gewenst moment de inschrijving plaats kan vinden. Daar in de Loodsenwet (vgl. artikel 21, vierde lid) uitdrukkelijk is vermeld dat op basis van een aanvraag van de persoon in kwestie de desbetreffende wordt ingeschreven in het register, is in deze verordening limitatief opgenomen welke documenten de aanvrager moet overhandigen aan de algemene raad.

Een inschrijving van een aanvrager wordt in beginsel geweigerd indien de aanvrager niet voldoet aan de vereisten in artikel 23, eerste lid van de Loodsenwet. Binnen 13 weken na het afronden van de opleiding moet hij zich in het register laten inschrijven (vgl. artikel 23, eerste lid, van de Loodsenwet). In verband met deze termijn is daarvoor niet de strikte eis van een verklaring van geschiktheid voor de zeevaart gesteld, maar kan inschrijving ook geschieden na overlegging van een verklaring van tijdelijke of voorlopige ongeschiktheid voor de zeevaart. Omdat bij de gehele organisatie van de regionale loodsencorporaties rekening is gehouden met ziekte van registerloodsen is het niet noodzakelijk dat alle ingeschrevenen van het register inzetbaar zijn.

Artikel 3

Op grond van ervaring, opgedaan in het verleden, is aangenomen dat voor behoud van de veiligheid op de loodsplichtige scheepvaartwegen de registerloods gemiddeld één reis per week moet maken, uitgaande van een maximale onderbreking (ziekte/verlof) van twee maal twee maanden per jaar.

Hiermee blijft de kennis en vaardigheid op een aanvaardbaar peil. Om praktische redenen is een controleperiode van twee jaar vastgesteld. Een en ander leidt tot de frequentie-eis van (afgerond) zeventig loods- of peilreizen in een periode van vierentwintig maanden. Op de scheepvaartwegen, bedoeld in het tweede lid (de zgn. ad hoc loodsplichtige scheepvaartwegen) kan deze eis in verband met het verwachte geringe aantal loodsreizen daarop, niet van toepassing zijn. Het is echter wel van belang een zekere ondergrens te stellen, opdat duidelijkheid bestaat en blijft bestaan ten aanzien van de bevoegdheid op deze scheepvaartwegen. Bij minimaal scheepvaartaanbod zal wél minimaal één loods zijn bevoegdheid moeten behouden, bij gebrek aan scheepvaartaanbod of bij intrekking van de aanwijzing van die scheepvaartweg zal ook deze bevoegdheid vervallen na verloop van tijd.

Artikel 4

Artikel 24, eerste lid onder f, van de Loodsenwet stelt dat bij het niet halen van een aantal feitelijke beroepsuitoefeningen binnen een termijn, de inschrijving van de betreffende loods wordt doorgehaald. Echter de zorg om te voorzien in een doelmatige dienstverlening kan in bijzondere omstandigheden verlangen dat de inschrijving van de betreffende registerloods niet wordt doorgehaald. Om hierin te kunnen voorzien is in deze verordening de mogelijk gecreëerd dat de registerloods, indien hij niet aan het aantal loods- of peilreizen komt, tezamen met het betreffende bestuur van de regionale loodsencorporatie de algemene raad in bijzondere en individuele gevallen kan verzoeken om de doorhaling in het register op te schorten. Onder bijzondere gevallen kan worden verstaan; situaties waarin het door externe factoren onmogelijk wordt het beroep het vereiste aantal malen feitelijk uit te oefenen (bijvoorbeeld bij een drastische en acute vermindering van het scheepvaartaanbod of bij een blokkade van een haven, of een langdurige ziekte van de registerloods), het deelnemen in een bestuur van een van de corporaties of het volgen van een intensieve opleiding. Bij de afweging die voorafgaat aan het al of niet opschorten van de doorhaling zullen onder meer factoren als reeds opgebouwde ervaring, duur van opschorting, en de mogelijkheid om tijdens de opschorting de ervaring op peil te houden, een rol spelen. Er kan, op basis van ervaring, van uitgegaan worden dat na een bepaalde periode niet-varen voor de registerloods de noodzaak bestaat de ervaring op te halen. Aan de opschorting kunnen voorwaarden worden verbonden. Er zal onder meer een maximum worden gesteld aan de periode, die tussen het einde van een reis en het begin van de volgende reis mag liggen. Ook kunnen voorwaarden worden vastgesteld met betrekking tot onder meer de hoeveelheid te maken loods- of peilreizen tijdens de opschorting, en eventueel de globale tijdstippen waarop ze gemaakt moeten worden, alsmede een nadere aanduiding of de registerloods loods- dan wel peilreizen dient te maken. Het vaststellen van de voorwaarden (waaronder bijvoorbeeld beperkingen) zal dienen te geschieden in het belang van een doelmatige dienstverlening, waaronder onder andere de bescherming van de veiligheid van het scheepvaartverkeer.

Artikel 5

Onderdeel a bevat het enige geval dat de beheerder niet onverwijld in actie komt. Het betreft hier dreigende doorhaling van de inschrijving in het geval dat geen geldige geneeskundige verklaring is ontvangen. De keuring die aan de verklaring vooraf gaat komt zeer regelmatig voor ten aanzien van een registerloods. Hoewel op hem de plicht rust deze keuring zo goed mogelijk te plannen, kan het voorkomen dat, om redenen buiten zijn schuld, de geneeskundige verklaring op zich laat wachten.

Prompte doorhaling zou tot veel (achteraf overbodige) doorhalingen en inschrijvingen leiden. Het efficiënte beheer van het register is gediend met het stellen van de termijn van vier weken.

Artikel 6

Als bewijs van juistheid van de gegevens omtrent naam en voornamen, woonplaats, geboortedatum en geboorteplaats (vgl. artikel 21, vierde lid, van de Loodsenwet) wordt een uittreksel uit het gemeentelijke basisadministratie gevraagd. Van de aanvrager die niet in Nederland is ingeschreven wordt een gelijkwaardig document verlangd, waaruit deze gegevens blijken. Dit bewijs is tevens voorafgaand aan de opleiding tot registerloods door de aspirant overhandigd aan de algemene raad.

Artikel 8 eerste lid, onderdeel f

Op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, 2º, van de Loodsenwet, heeft het bestuur van de regionale loodsencorporatie tot taak een behoorlijke beroepsuitoefening te bevorderen. Onderdeel van behoorlijke beroepsuitoefening is het op peil houden van kennis en ervaring van het loodsen. Het is daarom het bestuur van de regionale loodsencorporatie dat belast is met het controleren van het aantal gemaakte loods- of peilreizen per registerloods. Indien een registerloods minder loods- of peilreizen maakt dan waartoe hij op grond van artikel 2 verplicht is, zendt de regionale loodsencorporatie hiervan bericht aan de beheerder. (zie ook artikel 9, eerste lid, onderdeel c).

ONTWERP

De ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie:

Gelet op de artikelen 15, eerste lid, 16 van de Loodsenwet en artikel 2.5, eerste lid, van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren;

Besluit:

De Voorschriftenverordening wordt als volgt vastgesteld:

Voorschriftenverordening registerloodsen

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. loodsreis:

de functie-uitoefening bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Loodsenwet, door een registerloods;

b. organisatie:

de krachtens artikel 15a, tweede lid, of indien het de inning van het loodsgeld en de loodsvergoedingen krachtens het Scheldereglement betreft, artikel 15b, eerste lid Scheepvaartverkeerswet aangewezen organisatie;

c. besluit:

het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren;

d. loodsen op afstand:

de functie-uitoefening, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Loodsenwet.

HOOFDSTUK II. VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HET LOODSEN

Artikel 2
  • 1. De registerloods loodst een schip totdat de loodsreis of het loodsen op afstand is beëindigd.

  • 2. Het loodsen op afstand, met uitzondering van onderdeel b, of de loodsreis is beëindigd wanneer:

    • a. het schip de plaats heeft bereikt waar de registerloods het naar toe moet loodsen;

    • b. het schip langer dan zes uren de reis onderbreekt, tenzij de bevoegde autoriteit mededeelt dat het aan boord blijven van de registerloods noodzakelijk is; of

    • c. de registerloods door een andere registerloods is afgelost met inachtneming van artikel 3.

Artikel 3
  • 1. De registerloods, die door een andere loods zal worden afgelost, handelt zodanig, dat de loodswisseling veilig kan geschieden en het schip zo min mogelijk vertraging ondervindt.

  • 2. De loodsaflossing heeft plaatsgevonden, zodra de aflossende loods het loodsen van het betreffende schip op de brug van het schip of, bij het loodsen op afstand, op de daarvoor aangewezen plaats heeft overgenomen.

HOOFDSTUK III. REGISTRATIE VAN DIENSTVERLENING

Artikel 4
  • 1. De registerloods verricht alle noodzakelijke administratieve handelingen waaruit blijkt dat de loodsreis of het loodsen op afstand is uitgevoerd en autoriseert deze handelingen.

  • 2. In het geval van een vergeefse reis naar een schip, waarvoor de registerloods was besteld, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV. VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE COMMUNICATIE

Artikel 5

De registerloods draagt er tijdens zijn loodsreis zorg voor dat hij op doelmatige wijze in staat is de nautische communicatie te voeren, waartoe een goede beroepsuitoefening noopt.

Artikel 6

De registerloods die precisienavigatie in de Euro-, Maas- en IJgeul verricht, is voorzien van zodanige navigatieapparatuur dat de navigatie op betrouwbare en nauwkeurige wijze, zowel zelfstandig als in interactie met de daarvoor bestemde walinrichtingen, kan plaatsvinden. De registerloods gebruikt deze apparatuur zodra een goede beroepsuitoefening daartoe aanleiding geeft.

HOOFDSTUK V. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag dat artikel IX van de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s (wijziging van de Loodsenwet) en het besluit in werking treden.

Artikel 8

Deze verordening wordt aangehaald als: Voorschriftenverordening registerloodsen.

Aldus vastgesteld in de ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie op ..... 2013 te .....

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1. Inleiding

In deze verordening wordt uitvoering gegeven aan enige bepalingen in de Loodsenwet, die bij Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s (Stb. 2012, 442) met betrekking tot de voorschriften die registerloodsen voor en bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen, zijn gewijzigd.

Met de inwerkingtreding van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren zijn het Voorschriftenbesluit registerloodsen en de Voorschriftenregeling registerloodsen komen te vervallen.

De artikelen 2, 6, 7, 9 en 12 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen en de artikelen 1, 2, 6, 7 en 8 van de Voorschriftenregeling registerloodsen worden overeenkomstig in deze verordening opgenomen. De toelichting bij de artikelen van deze verordening komen overeen met de toelichtingen van het Voorschriftenbesluit registerloodsen (NvT bij besluit van 18 augustus 1988, Stb. 1988, 395) en van de Voorschriftenregeling registerloodsen (Toelichting bij de regeling van 23 januari 2006, Stcrt. 2006, 22).

1.2. Volgorde en opzet

Na enige begripsbepalingen in Hoofdstuk I, bepaalt Hoofdstuk II de aanvang en het einde van een loodsreis, alsmede de voorwaarden waaronder een loodswissel dient plaatst te vinden. In Hoofdstuk III wordt vervolgens de registratie van de dienstverlening, welke de basis vormt voor de urenregistratie en facturatie van de loodsdiensten, geregeld. Hoofdstuk IV bevat nog enkele voorschriften met betrekking tot de nautische communicatie. Hoofdstuk V bevat tenslotte de inwerkingtredingsbepaling.

1.3. Uitgangpunten

Het uitgangspunt voor het formuleren van voorschriften die de registerloodsen voor en bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen is gelegen in de bescherming van de belangen, zoals verwoord in artikel 3, eerste lid van de Scheepvaartverkeerswet, te weten:

  • a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • b. het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

  • c. het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;

  • d. het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s in verband met schepen;

  • e. het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen.

De algemene raad stelt dat dit uitgangspunt ook van toepassing is in de huidige tijd. Zodoende zijn de bepalingen welke komen te vervallen bij de inwerkingtreding van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren, opgenomen in de Voorschriftenverordening registerloodsen en marginaal gewijzigd in lijn met de huidige praktijk en het Besluit van 19 juni 2013, houdende wijziging van het Besluit markttoezicht registerloodsen in verband met het vaststellen van een nieuwe loodsgeldtariefstructuur (Loodsgeldtariefstructuur 2014).

2. Artikelsgewijze toelichting

2.1 Artikel 1

Voor de definitie van het begrip loodsreis is aansluiting gezocht bij de definitie van loodsdienst zoals opgenomen in het Besluit markttoezicht registerloodsen, zoals laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 juli 2013 in verband met het vaststellen van een nieuwe loodsgeldtariefstructuur (Loodsgeldtariefstructuur 2014).

De definitie van het begrip organisatie is ongewijzigd overgenomen uit het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

2.2 Artikel 2

Dit artikel treedt in de plaats van artikel 6 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

Binnen de definities van de begrippen loodsreis en loodsen op afstand, zoals opgenomen in artikel 1 onder a en d, is de toevoeging van de zinsnede ‘op loodsplichtige scheepvaartwegen’ overbodig geworden, aangezien dit volgt uit de loodsdiensten in de zin van artikel 2, eerste en tweede lid, van de Loodsenwet.

De omschrijving van de situatie als omschreven in lid 1 onder b is aangepast aan het bepaalde in artikel 4.8 tweede lid van het Besluit Markttoezicht registerloodsen. Een loodsreis geldt daarmee als beëindigd wanneer het schip de reis langer dan zes uren, voorheen twee uren, onderbreekt.

2.3 Artikel 3

Dit artikel treedt in de plaats van artikel 7 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

2.4 Artikel 4

Dit artikel treedt in de plaats van artikel 9 en 12 van het Voorschriftenbesluit die nader waren uitgewerkt in de artikelen 6, 7 en 8 van de Voorschriftenregeling registerloodsen.

De administratieve processen met betrekking tot de facturering zijn de afgelopen jaren in verregaande mate geautomatiseerd en daarmee is de noodzaak van een schriftelijk loodscertificaat vervallen en kan in deze verordening worden volstaan met een algemeen omschreven verplichting tot het verrichten van noodzakelijke administratieve handelingen. Administratieve handelingen kunnen zodoende (ook) op gedigitaliseerde/geautomatiseerde wijze worden verricht, waarbij de registerloods overigens te allen tijde zijn administratieve handelingen dient te autoriseren. Met autoriseren wordt hier bedoeld dat de registerloods de adminstratieve handelingen expliciet dient te bekrachtigen: dit kan zowel op digitale als op niet-digitale wijze. De noodzakelijke administratieve handelingen dienen inzicht te geven in de prestaties van de registerloods en deze vormen vervolgens de basis voor de urenregistratie en de facturatie.

2.5 Artikel 5

Dit artikel treedt in de plaats van artikel 1 van de Voorschriftenregeling registerloodsen, wat een nadere uitwerking vormde van artikel 2 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

2.6 Artikel 6

Dit artikel treedt in de plaats van artikel 2 van de Voorschriftenregeling registerloodsen, wat een nadere uitwerking vormde van artikel 2 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

Naar boven