TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Met dit besluit is de Leidraad meldingen IGZ 2013 vastgesteld, die de Leidraad meldingen
IGZ (uit 2007) vervangt.
Een belangrijke reden voor het vervangen van de Leidraad meldingen IGZ is de noodzaak
om duidelijker te maken wat burgers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)
mogen verwachten als zij met een signaal over de zorg aankloppen bij de IGZ. Uit verschillende
rapporten1 over de IGZ is immers gebleken dat de taak van de IGZ met betrekking tot klachten
en meldingen niet altijd duidelijk is voor burgers. Zo is de IGZ niet een algemene
klachteninstantie over de zorg. In deze nieuwe Leidraad is vastgelegd wat de IGZ met
een melding doet en wanneer de IGZ een onderzoek zal instellen naar hetgeen aan de
IGZ is gemeld. Ook wordt in deze nieuwe Leidraad de wijze van behandelen van meldingen
stringenter geregeld, in aansluiting op de inmiddels doorgevoerde wijzigingen in de
werkwijze van de IGZ. Melders die met hun melding mogelijk (ook) andere doelen nastreven
dan waarvoor de meldprocedure is bedoeld, worden door de IGZ gewezen op de juiste
procedurele weg.
De nieuwe Leidraad kent in vergelijking tot de Leidraad meldingen IGZ uit 2007 een
nieuwe indeling. In de regeling is onderscheid gemaakt tussen verplichte meldingen,
waar immer onderzoek op zal volgen, en andere meldingen, waarbij de IGZ aan de hand
van in de Leidraad opgenomen criteria eerst afweegt of het gaat om een melding die
verder door haar dient te worden onderzocht. Indien er op grond van die criteria voor
de IGZ geen taak is weggelegd, moet de IGZ zorgen dat de melder informatie ontvangt
over andere mogelijkheden tot het verkrijgen van een oordeel over de gemelde situatie
en – waar mogelijk – wordt verwezen naar een instantie die daarover mogelijk wel een
oordeel kan geven. Ook regelt de nieuwe Leidraad beter welke gegevens de IGZ nodig
heeft ten behoeve van een eventueel onderzoek. Voorts is geëxpliciteerd dat de IGZ,
indien zij een melding onderzoekt, in principe de zorgaanbieder vraagt dit onderzoek
allereerst zelf uit te voeren. Bovendien worden er aan dit onderzoek eisen gesteld.
Ook voor de IGZ gelden eisen als de IGZ zelf onderzoek doet. Termijnen aan het onderzoek
zijn in de nieuwe Leidraad duidelijker vastgesteld.
Indien de IGZ besluit om andere dan verplichte meldingen te onderzoeken, zal dit onderzoek
zich met name richten op de kwaliteit van zorg en wat de zorgaanbieder heeft gedaan
om deze kwaliteit te verbeteren om herhaling te voorkomen Een oordeel over de gebeurtenis
als zodanig zal in andere procedures verkregen moeten worden.
Uiteraard zal de IGZ in alle gevallen mede bezien of een melding aanleiding geeft
tot het inzetten van handhavingsmaatregelen.
De IGZ heeft de Nationale ombudsman geraadpleegd over de inhoud van de nieuwe Leidraad.
De opmerkingen en suggesties van de Nationale ombudsman hadden onder meer betrekking
op duidelijkheid over de focus van het onderzoek van de IGZ naar aanleiding van een
melding en dat het aan een overheidsorgaan is om onderzoek te doen naar calamiteiten
waarbij een cliënt betrokken is die is opgenomen in een gesloten setting. Genoemde
en andere opmerkingen zijn in deze toelichting verwerkt.
Taak en rol van de IGZ bij meldingen
Artikel 36 van de Gezondheidswet bepaalt dat er een Staatstoezicht op de Volksgezondheid
is, dat ressorteert onder de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Van het
Staatstoezicht maken de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit deel uit. De belangrijkste taak van de IGZ is het toezicht
op naleving van wet- en regelgeving op het terrein van de volksgezondheid, de gezondheidszorg
en medische producten. De IGZ houdt toezicht op naleving van ruim 20 wetten2. De bevoegdheden die de IGZ in het kader van haar toezichthoudende taak heeft, zijn
neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de wetgeving waarop de IGZ
toezicht houdt.
Het toezicht van de IGZ vindt onder andere plaats op basis van (wettelijk verplichte)
meldingen door instellingen van calamiteiten en seksueel misbruik, meldingen door
een klachtencommissie over situaties waarbij sprake is van onverantwoorde zorg en
voorts op basis van andere meldingen van zorgaanbieders, burgers en bedrijven over
voorvallen in de zorg
Verantwoordelijkheid van zorgaanbieders
Uitgangspunt van de wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg is dat het de
primaire verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders en de makers van medische producten
is om, met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving, zorg te dragen voor
verantwoorde zorg en goed functionerende medische producten.
Zorgaanbieders zijn nadrukkelijk als eerste aan zet. Zorgaanbieders die een instelling
in stand houden, moeten op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwaliteitswet)
verantwoorde zorg leveren en daartoe binnen hun organisatie zodanige afspraken maken
met de zorgverleners dat zij deze verantwoordelijkheid ook waar kunnen maken. Dit
houdt onder meer in dat zorgverleners actief deelnemen aan kwaliteitsbevorderende
activiteiten en dat een kwaliteitsysteem onderdeel uitmaakt van het beleid van de
instelling. De verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde zorg houdt ook
in dat bij het leveren van zorg gebruik wordt gemaakt van deugdelijke en veilige medische
producten. De raad van toezicht ziet er op toe dat het bestuur deze verantwoordelijkheid
voor kwaliteit en veiligheid aantoonbaar waarmaakt. Ook op individuele beroepsbeoefenaren
rust (op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) de verplichting
om verantwoorde zorg te verlenen.
Medische producten
Bij medische producten, zoals geneesmiddelen, regelen de desbetreffende wetten vooral
de kanalisatie van de producten. Veelal gaat het daarbij om expliciet en gedetailleerd
geformuleerde regels, waarbij actoren weten wat de wet van hen verwacht. In de meeste
gevallen is bij productwetgeving vereist dat, voor een handeling mag worden verricht
met een product, een instantie (meestal niet de IGZ) daarvoor toestemming heeft gegeven
in de vorm van een vergunning, een erkenning, een ontheffing, een positief oordeel
of advies.
De IGZ kan bijvoorbeeld meldingen krijgen over het handelen zonder vergunning of handelen
in strijd met een vergunning.
Nu het toezicht van de IGZ zich niet alleen op zorgaanbieders richt, maar ook op bedrijven
als producent van o.a. genees- en hulpmiddelen en deze producten ook in de zorg worden
toegepast, is in deze Leidraad ook de definitie van product toegevoegd.
Verplichte meldingen
De Kwaliteitswet verplicht instellingen sinds 2005 onverwijld calamiteiten en seksueel
misbruik te melden bij de IGZ. De achterliggende gedachte hiervan is dat de overheid
juist in deze situaties een prominente rol bij de handhaving van de kwaliteit van
zorg moet spelen en over de benodigde informatie moet beschikken.
De verplichting tot het melden van calamiteiten en seksueel misbruik geldt voor instellingen,
niet voor solistisch werkende zorgaanbieders.
De Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) verplicht de klachtencommissie van een
zorgaanbieder (zowel de zorgaanbieder in de zin van de Kwaliteitswet als de solistisch
werkende zorgaanbieder) om klachten van cliënten over ernstige situaties met een structureel
karakter te melden aan de IGZ, als haar is gebleken dat de zorgaanbieder, nadat de
klachtencommissie hem van die klacht in kennis heeft gesteld, geen maatregelen heeft
getroffen. Deze verplichting vloeit voort uit de gedachtegang dat de overheid bij
structurele problemen in de zorg een rol moet spelen als de zorgaanbieder zijn verantwoordelijkheid
voortvloeiend uit de Kwaliteitswet en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
niet neemt.
De IGZ onderzoekt deze (verplichte) meldingen altijd.
Uitgangspunt is dat de IGZ de zorgaanbieder verzoekt om zelf onderzoek te doen naar
aanleiding van de meldingen op grond van de Kwaliteitswet en de Wkcz en pas daarna
haar eigen oordeel daarover bepaalt. De Leidraad stelt eisen aan het onderzoek door
de zorgaanbieder.
Na onderzoek van een verplichte melding kan blijken dat de melding geen calamiteit
of seksueel misbruik betreft. In dat geval is sprake van een andere melding, waarvoor
de bepalingen die gelden voor behandeling en onderzoek naar aanleiding van andere
meldingen gevolgd moeten worden.
Als een burger van een gebeurtenis melding doet die na onderzoek een calamiteit of
seksueel misbruik blijkt te betreffen, zal de IGZ, parallel aan de behandeling van
deze niet-verplichte melding overeenkomstig de Leidraad, de instelling aanspreken
op het niet-nakomen van haar wettelijke meldplicht. In de Kwaliteitswet is het niet
onverwijld melden van calamiteiten dan wel seksueel misbruik bestuurlijk beboetbaar.
De IGZ zal in dergelijke gevallen in beginsel overgaan tot het opleggen van een bestuurlijke
boete (in sommige gevallen voorafgegaan door een waarschuwing). De IGZ zal vervolgens
ook conform paragraaf 2 van de Leidraad onderzoek doen.
Andere meldingen
De IGZ ontvangt ook andere dan verplichte meldingen. Dergelijke meldingen kunnen zowel
afkomstig zijn van zorgaanbieders (instellingen of beroepsbeoefenaren), als van werkers
en cliënten of organisaties van werkers of cliënten.
De Leidraad legt vast dat de IGZ die meldingen moet bezien om vast te stellen of er
sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins
voor het leveren van verantwoorde zorg een bedreiging kan betekenen en daarom aanleiding
kan geven tot het nemen van maatregelen. Als dat het geval is, heeft de IGZ tot taak
deze meldingen te onderzoeken.
Deze in de Leidraad verwoorde criteria voor het doen van onderzoek door de IGZ bij
andere dan verplichte meldingen sluiten aan bij de wettelijke taak van de IGZ. De
focus ligt hierbij op het verkrijgen van een beeld van de kwaliteit van de zorgverlening
in het algemeen en het op grond daarvan zonodig nemen van maatregelen om de zorg te
verbeteren. Tot de taak van de IGZ behoort niet het voorzien in de behoefte van cliënten
om een oordeel te verkrijgen over hun individuele klachten over de zorgverlening.
Afhandeling van individuele klachten is geen verantwoordelijkheid van de IGZ. Daarvoor
staat op grond van de Wkcz de weg van behandeling van klachten door de klachtencommissie
van een zorgaanbieder open of kan desgewenst het oordeel van de rechter worden ingeroepen.
De Wkcz schrijft voor dat zorgaanbieders een klachtenregeling moeten hebben en een
commissie die deze klachten beoordeelt. De wet bepaalt ook dat de zorgaanbieder betrokkene
daarna moet laten weten of en zo ja tot welke acties de behandeling van de klacht
hem, rekening houdend met het oordeel en de eventuele aanbevelingen van de klachtencommissie,
aanleiding geeft.
Uiteraard behoort het tot de taken van de IGZ om burgers die zich met een individuele
klacht tot haar wenden, te wijzen op hun wettelijke klachtrecht op grond van de Wkcz
en andere mogelijkheden om een oordeel over hun klacht te verkrijgen. Daarom zal de
IGZ navraag doen naar wat burgers met hun melding willen bereiken en hen de weg wijzen
naar de juiste instantie.
In gevallen waar de melding voor de IGZ geen aanleiding is om onderzoek in te stellen,
zal de IGZ geen onderzoek doen naar de klacht als zodanig, maar de klacht als signaal
over de kwaliteit van zorg bij haar algemene toezicht gebruiken. Als de IGZ op basis
van signalen en andere informatie over de zorgaanbieder aanleiding heeft om te veronderstellen
dat de kwaliteit van zorg in het geding is, zal de IGZ daarnaar in het algemeen onderzoek
doen en waar nodig handhavend optreden.
Bij de IGZ worden ook handhavingsverzoeken ingediend. Indien iemand op grond van deze
Leidraad of met gebruikmaking van de voor het doen van meldingen beschikbare formulieren
een melding bij de IGZ doet, zal de IGZ ervan uit mogen gaan dat het betrokkene te
doen is om een melding en de daaraan verbonden behandeling als bedoeld in de Leidraad,
tenzij naar aard en strekking sprake is van een handhavingsverzoek. Indien wel sprake
is van een aanvraag om een handhavingsbesluit in de zin van artikel 1:3, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht, zal op die aanvraag volgens de daarvoor geldende
procedures worden beslist en blijft deze Leidraad buiten toepassing.
Toekomstige ontwikkelingen
Uiterlijk 1 juli 2014 gaat het Zorgloket van start3. Het Zorgloket wordt hét klachtenmeldpunt in de zorg waar burgers (patiënten, cliënten,
familie, nabestaanden etc.) terecht kunnen voor begeleiding en ondersteuning wanneer
ze een klacht hebben over de zorg. Zorgaanbieders en fabrikanten moeten er ook hun
verplichte meldingen doen. Deze meldingen zal het Zorgloket direct na registratie
doorleiden naar de IGZ, omdat deze meldingen essentiële input zijn voor de IGZ om
haar toezicht uit te voeren. Om dezelfde reden wordt ook de informatie uit klachten
en signalen van burgers dagelijks (geaggregeerd) doorgeleid naar de IGZ. Deze informatie
is nodig opdat de IGZ effectief kan toezien en handhaven.
Op dit moment ligt het wetsvoorstel Kwaliteit, klachten en geschillen zorg ter behandeling
in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel is de taak van de IGZ met betrekking tot behandeling
van meldingen expliciet geregeld. In dit wetsvoorstel is ook opgenomen dat de wijze
waarop de IGZ meldingen behandelt, nader geregeld zal worden in een algemene maatregel
van bestuur. De Leidraad zal, behoudens eventuele aanpassingen, bij de inwerkingtreding
van genoemd wetsvoorstel in de algemene maatregel van bestuur worden opgenomen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel is een aantal definities gewijzigd en toegevoegd ten opzichte van de
Leidraad meldingen IGZ.
De definitie van melding komt grotendeels overeen met die van de Leidraad meldingen
IGZ. Een belangrijk verschil is dat meldingen over handelingen waarop hoofdstuk X
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van toepassing is, expliciet
genoemd is om duidelijk te maken dat meldingen over dit soort handelingen verricht
door o.a. alternatieve behandelaren conform de Leidraad behandeld worden. De IGZ houdt
immers toezicht op naleving van de strafbepalingen van die wet.
Nieuw toegevoegd onder 5° zijn bevolkingsonderzoek en wetenschappelijk onderzoek als
bedoeld in de Wet op het bevolkingsonderzoek respectievelijk de Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen. Deze onderzoeken betreffen niet altijd zorg in de zin van de
Kwaliteitswet.
Weggelaten is dat de melding schriftelijk of elektronisch moet worden gedaan. Telefonisch
melden wordt hiermee ook mogelijk gemaakt. Als een melder zich telefonisch tot de
IGZ wendt, zal de IGZ de melder in principe vragen de melding elektronisch of schriftelijk
in te dienen. Is dit voor de melder niet mogelijk, dan zal de IGZ de telefonisch gedane
melding schriftelijk of elektronisch bevestigen (op grond van artikel 2).
Met de formulering onder 1° en 2° wordt gedoeld op verantwoorde zorg als bedoeld in
de artikelen 2, 3 en 4 van de Kwaliteitswet en artikel 40 van de Wet op de beroepen
in de individuele gezondheidszorg (Wet big).
Ook is de term verplichte melding gedefinieerd. De definitie is noodzakelijk, omdat
de Leidraad onderscheid maakt in behandeling en onderzoek van verplichte en andere
meldingen. Bij de verplichte meldingen gaat het om meldingen van calamiteiten en seksueel
misbruik die instellingen verplicht doen op grond van artikel 4a, tweede lid, respectievelijk derde lid, van
de Kwaliteitswet en meldingen van een klachtencommissie op grond van artikel 2a eerste
lid, van de Wkcz. De klachtencommissie moet als haar niet is gebleken dat de zorgaanbieder
na een klacht over een ernstige situatie met een structureel karakter, terzake maatregelen
heeft getroffen hiervan melding doen bij de IGZ. Omdat bij laatstgenoemde melding
de klachtencommissie moet melden, is ‘klachtencommissie’ gedefinieerd.
Deze Leidraad geldt, wat de verplichte meldingen betreft, uitsluitend voor de meldingen
op grond van artikel 4a, tweede en derde lid, van de Kwaliteitswet en artikel 2a,
eerste lid, van de Wkcz. In enkele andere wetten zijn ook meldplichten opgenomen,
bijvoorbeeld de Geneesmiddelenwet en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen. Met betrekking tot die andere meldplichten is in de desbetreffende wet
een procedure opgenomen. Artikel 13, tweede lid, onder a, van deze Leidraad bepaalt
daarom dat dergelijke meldingen niet op grond van deze Leidraad worden behandeld.
Het kan ook gaan over meldingen die van een andere orde zijn dan de in deze Leidraad
bedoelde meldingen zoals meldingen in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen die de IGZ op de hoogte stellen van gegevens die betrekking
hebben op op grond van deze wet opgenomen patiënten, maar die niet per definitie tot
onderzoek hoeven te leiden.
De IGZ ontvangt op grond van de artikelen 72, eerste lid, onder c, en 74, tweede lid
van de wet BIG de uitspraken van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg
en van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Deze uitspraken bevatten
een oordeel over het professioneel handelen van een beroepsbeoefenaar waarbij de IGZ
uitgaat van de feiten zoals deze in rechte vast zijn komen te staan en de IGZ om die
reden geen onderzoek doet. Omdat de uitspraken van de tuchtcolleges naar de letter
wel onder de omschrijving van melding vallen, zijn deze van de definitie van melding
uitgezonderd. Voor de rechterlijke colleges eindigt hun bemoeienis met de uitspraak.
Artikel 2
Als een melder zich telefonisch tot de IGZ wendt, zal de IGZ de melder in principe
vragen de melding elektronisch of schriftelijk in te dienen. Is dit voor de melder
niet mogelijk, dan zal de IGZ de telefonisch gedane melding, indien mogelijk, schriftelijk
of elektronisch bevestigen.
Paragraaf 2 Verplichte meldingen
Wat betreft de drie soorten verplichte meldingen, te weten meldingen van calamiteiten
en van seksueel misbruik als bedoeld in artikel 4a van de Kwaliteitswet en een melding
op grond van artikel 2a van de Wkcz, wordt in deze paragraaf uitgewerkt welke gegevens
overgelegd moeten worden ten behoeve van onderzoek door de IGZ.
De verplichting tot melding op grond van de Kwaliteitswet geldt uitsluitend voor instellingen
en dus niet voor zorgaanbieders die individuele beroepsbeoefenaar zijn.
Artikel 3
Eerste lid
Dit artikel regelt allereerst de basisgegevens die een zorgaanbieder moet indienen.
Deze spreken voor zich. In de navolgende artikelen is voor verschillende meldsituaties
nader bepaald welke gegevens moeten worden overgelegd.
In onderdeel a is onderscheid gemaakt tussen de zorgaanbieder op wie de meldingsverplichting
rust en de natuurlijke persoon die (namens de zorgaanbieder) de melding doet (de melder).
Gelet op het feit dat de Kwaliteitswet de zorgaanbieder verplicht de melding te doen,
is het gewenst dat de melding wordt gedaan door een persoon die of orgaan dat bevoegd
is de zorgaanbieder te vertegenwoordigen, te weten: de raad van bestuur. Indien namens
de raad van bestuur wordt gemeld, moet duidelijk zijn wie in welke hoedanigheid de
melding heeft gedaan.
De in onderdeel c bedoelde contactgegevens zijn vanzelfsprekend de naam en het adres
van de zorgaanbieder, waaronder het e-mailadres, indien aanwezig.
Voor het behandelen van de melding is het van belang om ook de beschikking te hebben
over de naam, contactgegevens en de geboortedatum van de betrokken cliënt. Immers,
er zijn ten aanzien van het onderzoek naar aanleiding van verplichte meldingen ook
verplichtingen opgenomen over de betrokkenheid van deze dan wel zijn nabestaande bij
het onderzoek. Bovendien kan de IGZ ook een melding ontvangen van een ander dan de
zorgaanbieder, die materieel dezelfde situatie betreft. Dan is het van belang dat
de behandeling van de meldingen op elkaar kan worden afgestemd. Zo kan het zijn dat
de melding een situatie betreft die ook op grond van de Wet bijzondere opnemingen
in psychiatrische ziekenhuizen gemeld moet worden of kan naast de verplichte melding
ook de cliënt of zijn familie c.q. nabestaanden over dezelfde situatie een melding
doen of hebben gedaan.
Tweede lid
In het tweede lid van artikel 3 worden de gegevens benoemd die een klachtencommissie
aan de IGZ dient te verschaffen. Uit deze gegevens moet ook blijken dat de klachtencommissie
eerst de voorgeschreven procedure bij de zorgaanbieder heeft doorlopen; als dat niet
het geval is, zal de IGZ de melding niet in behandeling nemen. De te leveren gegevens
betreffen vanzelfsprekend de aard van de melding, de wijze waarop de zorgaanbieder
in kennis is gesteld van de klacht en de wijze waarop deze heeft gereageerd dan wel
niet heeft gereageerd.
Artikel 4
Eerste lid
Als er redenen zijn om aan te nemen dat sprake is van een calamiteit, moet de zorgaanbieder
de IGZ zoveel mogelijk ter zake doende informatie verschaffen over de gebeurtenissen.
Dat betreft in elk geval een beschrijving van de feiten en de datum waarop de calamiteit
heeft plaatsgevonden (onderdeel a) en de namen en contactgegevens van betrokkenen
(onderdeel b); met betrokkenen wordt gedoeld op iedereen die actief als zorgverlener
of anderszins bij de calamiteit was betrokken, maar ook op degenen die passief daarvan
getuige zijn geweest. Wat betreft de gevraagde cliëntgegevens, is bij artikel 3 reeds
toegelicht waarom deze nodig zijn. Verder moet de zorgaanbieder een beschrijving leveren
van al hetgeen de instelling in verband met de calamiteit zelf al heeft ondernomen
of nog gaat ondernemen (onderdeel c). Daarbij gaat het om eigen onderzoek door de
zorgaanbieder en maatregelen om de gevolgen van de calamiteit weg te nemen of te beperken
en vergelijkbare gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen. Ook zal de zorgaanbieder
moeten aangeven wat hij onderneemt om de cliënt en zijn vertegenwoordiger of eventuele
nabestaanden in te lichten over de calamiteit en de te ondernemen acties en de wijze
waarop met een eventuele klacht van de cliënt over de calamiteit en de vervolgacties
zal worden omgegaan. Daarnaast moet de zorgaanbieder melden of hij in verband met
de calamiteit aangifte van een verdenking van een strafbaar feit heeft gedaan (onderdeel
d). Deze verplichtingen sluiten aan bij de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder
voor de gang van zaken bij de zorgverlening en het oplossen van problemen die daarbij
ontstaan.
Tweede lid
In het tweede lid is bepaald dat de zorgaanbieder de IGZ – na de initiële melding
– desgevraagd ook andere informatie moet verstrekken die nodig is voor het onderzoek.
Het kan daarbij gaan om gegevens naar aanleiding van onduidelijkheden in de verstrekte
informatie, maar ook om gegevens welke de IGZ nodig heeft om tot een goede beoordeling
te komen.
Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om persoonsgegevens van betrokken zorgverleners
anders dan genoemd in het eerste lid, zoals NAW-gegevens.
Op grond van artikel 5.16 van de Awb kan de IGZ bij de zorgaanbieder, maar ook bij
de individuele zorgverlener – immers de toezichthoudende bevoegdheden uit hoofdstuk
5 van de AWB kunnen in beginsel uitgeoefend worden jegens eenieder – inlichtingen
vorderen. Op grond van artikel 5.20 van die wet is men verplicht medewerking te verlenen
aan de door de toezichthouder gedane vordering vanzelfsprekend indien zulks past binnen
diens taak. Medewerking kan geweigerd worden indien het gaat om gegevens inzake de
cliënt waarvoor voor betrokkenen een geheimhoudingsplicht geldt. Om de IGZ toch in
staat te stellen haar taak goed uit te oefenen, heeft de IGZ op grond van artikel
7, derde lid, van de Kwaliteitswet inzagerecht in patiëntendossiers zonder voorafgaande
toestemming van de patiënt, waarbij is bepaald dat de IGZ ten aanzien van die gegevens
een van het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaar afgeleide geheimhoudingsplicht
heeft. De IGZ gaat zorgvuldig om met het gebruik van die gegevens.
Artikel 5
Eerste lid en tweede lid
Bij melding van een geval van seksueel misbruik moet de zorgaanbieder de IGZ zoveel
mogelijk ter zake doende informatie verschaffen over de gebeurtenissen. Hetgeen bij
artikel 4 over het eerste lid en tweede lid is opgemerkt, geldt ook hier.
Seksueel misbruik is gedefinieerd in de Kwaliteitswet. De IGZ gaat er hierbij van
uit dat er gemeld wordt indien er sprake is van een gegrond vermoeden van seksueel
misbruik.
Artikel 6
Eerste lid
Om voor de zorgaanbieder/klachtencommissie duidelijk te maken dat hij aan zijn meldingsplicht
heeft voldaan, schrijft het eerste lid voor dat de IGZ een ontvangstbevestiging moet
sturen. Dit zal meestal uitsluitend een kale ontvangstbevestiging zijn, omdat na de
ontvangst van de melding de interne procedure aanvangt waarin wordt bepaald hoe de
melding behandeld gaat worden.
Tweede lid
In het tweede lid is geregeld dat een zorgaanbieder of een klachtencommissie, als
deze niet op de voorgeschreven wijze melding doet (dat wil dus zeggen: de bepalingen
van de artikelen 3, 4 en 5 niet naleeft), alsnog in de gelegenheid gesteld wordt de
vereiste gegevens aan te vullen. Indien de zorgaanbieder of de klachtencommissie op
dit verzoek niet de vereiste gegevens verstrekt, kan de IGZ deze gegevens op grond
van de bevoegdheden in hoofdstuk 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht vorderen, indien
zij deze gegevens nodig heeft voor haar toezichthoudende taak.
Derde lid
Het derde lid bepaalt dat binnen vier weken na de ontvangstbevestiging moet worden
aangegeven wat de vervolgstappen zullen zijn, inclusief de termijnen waarbinnen deze
zullen plaatsvinden. Onder vervolgstappen is ook begrepen dat de IGZ in het merendeel
van de gevallen aan de zorgaanbieder vraagt zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenis
overeenkomstig artikel 7, tweede lid.
Artikel 7
Eerste lid
In dit artikel is geregeld hoe het onderzoek van calamiteitenmeldingen en meldingen
van seksueel misbruik plaatsvindt. Het is van belang dat de IGZ allereerst de nodige
kennis vergaart over de feiten en belangen die aan de orde zijn. Zonder deze kennis
kan de IGZ geen zorgvuldig oordeel vormen over de vraag of er sprake is van een situatie
die voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins voor het leveren van
verantwoorde zorg een bedreiging kan betekenen en deswege aanleiding kan geven tot
het nemen van maatregelen.
Tweede lid
Het tweede lid legt vast dat het proces van verwerven van de benodigde kennis in beginsel
start met het bieden van de gelegenheid aan de zorgaanbieder om zelf onderzoek te
doen naar de gebeurtenissen (als dat niet reeds is gebeurd). De zorgaanbieder is immers
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. Dit zal in beginsel ook gelden voor
de meldingen die de IGZ via de klachtencommissies bereiken. Hoewel de zorgaanbieder
door de klachtencommissie reeds in de gelegenheid is gesteld om onderzoek te doen
en maatregelen te treffen, blijft het de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder
om eerst zelf onderzoek te doen. Als de zorgaanbieder ook na het verzoek van de IGZ
niet adequaat handelt, zal, zoals in artikel 7, vierde lid, bepaald, de IGZ tot eigen
onderzoek overgaan.
Ten aanzien van het onderzoek door de zorgaanbieder is bepaald dat de IGZ dan een
termijn vaststelt, waarbinnen dat onderzoek moet plaatsvinden en aan welke eisen het
onderzoek in ieder geval moet voldoen. Dat past bij de verantwoordelijkheid van de
IGZ voor het onderzoek naar aanleiding van de melding. De termijn bedraagt zes weken
en kan eventueel verlengd worden. Voor de verlenging is geen vaste termijn opgenomen
omdat dit van de wijze van onderzoek af kan hangen (bijvoorbeeld door inzet van een
externe onderzoekscommissie of door de complexiteit van het onderzoek).
Als aanvullende eis kan de IGZ stellen dat het onderzoek door de zorgaanbieder onder
meer een oorzakenanalyse moet bevatten. Ook kan gedacht worden aan de eis dat de zorgaanbieder
bij zijn onderzoek onafhankelijke deskundigen van buiten betrekt, of dat het om een
onafhankelijk onderzoek moet gaan. Het kan zijn dat de zorgaanbieder of het betrokken
bedrijf reeds zelf onderzoek heeft geïnitieerd. De IGZ hoeft dan niet meer te vragen
of de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf onderzoek doet. Wel kan de IGZ nadere
eisen aan het onderzoek stellen als bedoeld in het tweede en derde lid.
Niet in alle gevallen zal eerst onderzoek door de zorgaanbieder gevraagd worden. Een
melding kan dermate ernstig van aard zijn dat de IGZ besluit zelf onderzoek te doen
naar de gebeurtenis. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien een calamiteit zich
heeft afgespeeld in een situatie waarin een cliënt in een individueel gesloten setting
is opgenomen – zoals bijvoorbeeld in een separeerruimte – en is komen te overlijden,
of in een situatie waarin een zorgaanbieder onder verscherpt toezicht is gesteld.
Ook meldingen gedaan door klachtencommissies zoals bedoeld in artikel 2a van de Wkcz,
kunnen onder omstandigheden om direct eigen onderzoek van de IGZ vragen.
Derde lid
In het derde lid is geregeld waarop de eisen, te stellen aan het onderzoek door de
zorgaanbieder, in ieder geval betrekking moeten hebben. Dit zijn de wijze waarop de
cliënt, diens vertegenwoordiger of diens nabestaande geïnformeerd worden over de calamiteit
en betrokken worden bij het onderzoek.
Vierde lid
Indien blijkt dat de zorgaanbieder geen onderzoek doet, dan wel dat het onderzoek
door de zorgaanbieder niet voldoet aan de door de IGZ gestelde eisen, dan kan de IGZ
eveneens besluiten zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenis.
Vijfde en zesde lid
Het vijfde en zesde lid formuleren eisen waaraan het onderzoek door de IGZ (als zij
besloten heeft zelf onderzoek te doen) moet voldoen.
Het vijfde lid, onder a, bevat de verplichting van de IGZ om de melder (de zorgaanbieder/klachtencommissie)
op de hoogte te stellen van het besluit om zelf onderzoek te doen waarbij de IGZ de
termijn noemt waarbinnen zij het onderzoek zal verrichten. Ook kan een betrokken bedrijf
gevraagd worden eerst zelf onderzoek te doen; dit kan een bedrijf zijn dat een geneesmiddel
of medisch hulpmiddel heeft geproduceerd en dat in de zorg wordt toegepast. In het
kader van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen kan een betrokken bedrijf
zowel een verrichter als een facilitaire instelling betreffen. Dit kan zijn een farmaceutisch
bedrijf of een contract research organization.
Het vijfde lid schrijft voor dat de IGZ de zorgaanbieder en zo mogelijk en zo nodig
andere direct betrokkenen hoort of bij hen advies inwint. De term ‘direct betrokkenen’
ziet op personen die actief bij de gebeurtenissen betrokken waren, onder wie de cliënt
c.q. zijn nabestaanden, maar ook zorgverleners die bij de calamiteit dan wel het seksueel
misbruik betrokken zijn. De bewoording ‘zo mogelijk’ wordt gebezigd omdat niet iedere
cliënt of nabestaande betrokken wil worden bij het onderzoek. Ook kan het door de
IGZ niet nodig bevonden worden deze bij haar onderzoek te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld
zo zijn als uit het onderzoek van de zorgaanbieder of het bedrijf blijkt dat de cliënt
of nabestaanden in hun onderzoek afdoende betrokken zijn geweest. Horen kan ook telefonisch
of schriftelijk geschieden.
Het onderzoek van de IGZ ziet overigens anders dan individuele klachtbehandeling op
het analyseren van wat er gebeurd is en het op grond van de conclusies die daaruit
getrokken worden verbeteren van de zorg door de zorgaanbieder. Dat betreft meer het
mesoniveau dan het microniveau. Bij de klachtbehandeling door de zorgaanbieder gaat
het meer om wat er precies is gebeurd en of de klachten gegrond zijn.
De IGZ kan één of meer deskundigen raadplegen als dat naar haar oordeel van belang
is voor het onderzoek. Raadplegen van deskundigen houdt in dat zij door de IGZ om
een deskundigenoordeel gevraagd worden. De IGZ raadpleegt deskundigen in ieder geval
schriftelijk en het deskundigenoordeel moet door de deskundige op schrift gesteld
worden en aan de IGZ gestuurd worden.
Het zesde lid bepaalt dat van het horen van melders en andere betrokkenen een conceptverslag
wordt gemaakt, dat een zakelijke weergave bevat van hetgeen besproken is. Dit conceptverslag
wordt voorgelegd aan degene die gehoord is. Deze wordt in de gelegenheid gesteld om
binnen twee weken te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het concept
verslag. Feitelijke onjuistheden zullen worden gecorrigeerd. Indien correctie niet
aan de orde is, zal dat worden aangegeven onder vermelding van de reden daarvan.
Daarna zal het definitieve verslag worden toegezonden aan de gesprekspartner.
Artikel 8
In het eerste lid is geregeld dat de IGZ – als zij op basis van het onderzoek vaststelt
dat de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf de gemelde gebeurtenis adequaat heeft
onderzocht en voldoende maatregelen heeft genomen – het onderzoek kan beëindigen.
Het tweede lid regelt aan wie de IGZ mededeling doet van die vaststelling. Deze vaststelling
bevat een weergave van het onderzoek en de conclusies uit het eigen onderzoek van
de zorgaanbieder en de genomen maatregelen. Deze werkwijze past bij de taak van de
IGZ ter zake. De IGZ gaat er hierbij van uit dat de zorgaanbieder zelf betrokkenen,
onder wie de cliënt of zijn vertegenwoordigers, in kennis stelt van de vaststelling
van de IGZ.
Artikel 9
Dit artikel vermeldt dat op grond van het onderzoek een conceptrapport wordt opgesteld,
aan wie het conceptrapport ter kennis moet worden gebracht en binnen welke termijn
zij kunnen reageren op de in het conceptrapport neergelegde feiten. De reactie kan
slechts feitelijke onjuistheden betreffen.
Artikel 10
Eerste lid
Binnen vier weken na de voorlegging van het conceptrapport aan betrokkenen moet de
IGZ haar rapport vaststellen. Dat rapport bevat een zakelijke weergave van de melding,
van het daarop volgende onderzoek, van de bevindingen, de conclusies die de IGZ aan
het onderzoek verbindt en de maatregelen die zij eventueel nodig acht; daarbij kan
het gaan om maatregelen die de IGZ aan de zorgaanbieder oplegt, maatregelen die zij
zelf neemt of maatregelen die de IGZ aan anderen, zoals de minister, voorstelt. De
IGZ moet haar rapport uiterlijk vier weken na ontvangst van de reacties van betrokkenen
c.q. het verstrijken van de reactietermijn vaststellen.
Het rapport kan ook als conclusie hebben dat er bij de zorgaanbieder op meerdere fronten
structurele tekortkomingen in de kwaliteit van de zorgverlening zijn. De IGZ zal dan
de kwaliteit van zorgverlening in bredere zin gaan onderzoeken.
Tweede lid
Dit lid bepaalt hoe de IGZ zal omgaan met de in het eerste lid bedoelde reacties.
Het is ter beoordeling van de IGZ of het conceptrapport naar aanleiding van eventuele
reacties wordt aangepast. Indien besloten wordt bepaalde reacties niet over te nemen,
zullen deze, indien het om essentiële aspecten gaat, gemotiveerd terzijde worden gelegd.
Derde lid
De IGZ zendt het rapport aan de melder, de zorgaanbieder, de klachtencommissie en
het betrokken bedrijf. Het is uiteindelijk aan de zorgaanbieder en het betrokken bedrijf
als verantwoordelijke voor de kwaliteit van de zorg dan wel het product om eventuele
maatregelen te nemen, onverlet de bevoegdheid van de IGZ en de minister om in voorkomend
geval handhavend op te treden. Andere bij het onderzoek betrokkenen ontvangen een
afschrift van het rapport.
Paragraaf 3 Andere meldingen
Artikel 11
Andere meldingen zijn alle meldingen die niet vallen onder de definitie van verplichte
meldingen. Dergelijke meldingen kunnen door eenieder worden gedaan, zoals door een
zorgaanbieder, of een cliënt of nabestaande. Anders dan bij de verplichte meldingen,
kunnen deze meldingen op veel meer situaties betrekking hebben (onder andere ook op
solistisch werkende beroepsbeoefenaren).
Dit artikel regelt – net als artikel 3 voor de verplichte meldingen – allereerst de
basisgegevens die belangrijk zijn om de melding wel of niet in behandeling te kunnen
nemen.
Eerste lid
Om een goede behandeling van de melding mogelijk te maken, zal de melder de nodige
gegevens moeten verstrekken, waaronder gegevens over zichzelf, zodat hij bij de verdere
behandeling kan worden betrokken. In dat geval heeft de IGZ de mogelijkheid om in
contact te treden met de melder en zal dat contact verlopen zoals in deze Leidraad
is opgenomen. Uiteraard kan iemand ervoor kiezen om (al dan niet als klokkenluider)
ook anoniem zaken te melden bij de IGZ. Wanneer de IGZ daardoor evenwel niet de mogelijkheid
heeft om contact met de melder op te nemen (bijvoorbeeld omdat in een anonieme brief
geen adresgegevens van de melder zijn opgenomen), kan afhandeling van de melding in
zoverre logischerwijze niet met inachtneming van alle bepalingen uit deze Leidraad
plaatsvinden.
Daarnaast is het belangrijk om op te merken dat ten aanzien van het bij de melding
vermelden van het adres van degene waarop de melding betrekking heeft, de woorden
‘zo mogelijk’ zijn tussengevoegd. Het is voor het onderzoeken van een melding uiteraard
van belang dat de IGZ weet op welke persoon de melding betrekking heeft, maar in sommige
gevallen zal de melder dat wellicht niet kunnen weten; ook dan moet hij een melding
kunnen doen.
Tweede lid
In het tweede lid is geregeld dat een melder, indien de gegevens, bedoeld in het eerste
lid, niet volledig zijn, de gelegenheid krijgt deze aan te vullen.
Derde lid
Indien de melder geen aanvulling van de gegevens omtrent zijn melding levert of de
melder bij de IGZ niet bekend is – omdat anoniem is gemeld – kan de IGZ vaststellen
dat zij de melding verder buiten behandeling laat. Dit zal bijvoorbeeld het geval
zijn als de IGZ over onvoldoende gegevens beschikt om onderzoek te kunnen verrichten.
Om de feiten duidelijk te krijgen, kan de melder nodig zijn voor het kunnen onderzoeken
van de melding. Als de melder niet bekend is bij de IGZ, maar niet nodig is voor onderzoek
van de melding zal de onbekendheid van de melder als zodanig geen probleem opleveren
voor het (kunnen) onderzoeken van de melding. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn
als de melding reclame voor een geneesmiddel betreft en de melder bij die activiteit
niet betrokken is.
Ter uitvoering van de toezegging in de brief van 3 juli 2013 aan de Tweede Kamer 4heeft de IGZ onderzocht in hoeverre de omgang van de IGZ strookt met de klokkenluidersregelingen
voor de zorgbranche en de rijksoverheid. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat
beide klokkenluidersregelingen als uitgangspunt hebben dat werknemers en ambtenaren
geen nadelige gevolgen ondervinden van een melding van een (vermoedelijke) misstand
binnen de organisatie. De Leidraad betreft de wijze waarop bij de IGZ gemeld kan/moet
worden en hoe de IGZ de melding behandelt. De IGZ zal, als de melder bekend is en
deze nodig is voor onderzoek van de melding, aan de melder in principe om toestemming
vragen de melding door te sturen aan de betrokken zorgaanbieder of het bedrijf. Geeft
de melder geen toestemming of is de melder niet bekend en kan het onderzoeken van
de melding herleidbaarheid naar de melder opleveren, dan zal de IGZ beoordelen of
de melding vanwege de (ernst van de) inhoud van de melding toch onderzocht moet worden
of vanuit het oogpunt van de bescherming van de melder niet onderzocht kan worden.
Als de ernst van de inhoud van de melding tot onderzoek noopt zal de IGZ zich tot
het uiterste inspannen om herleidbaarheid van de melder te voorkomen.
Artikel 12
Anders dan bij verplichte meldingen, waar een onderzoek door de IGZ een logisch sequeel
is van de wettelijke meldplicht, zal bij andere meldingen in eerste instantie moeten
worden bezien of de gemelde zaken de IGZ aanleiding geven tot het doen van een onderzoek.
Mocht zulks niet het geval zijn, dan zal de IGZ zich in voorkomend geval door middel
van goede voorlichting en anderszins inspannen om personen die contact met haar zoeken
om vermeende misstanden te melden, te wijzen op de aard en het doel van een onderzoek
door de IGZ. Daarbij zal zij wijzen op andere mogelijkheden voor deze personen om,
afhankelijk van het beoogde doel, een oordeel over feiten te verkrijgen. In de toezichtvisie5 is aangegeven dat de IGZ er niet is voor individuele genoegdoening. De klachtprocedure
bij de zorgaanbieder en andere procedures zijn hiervoor bestemd.
De behandelingsprocedure voor niet-verplichte meldingen voorziet in twee stappen:
eerst een onderzoek naar de vraag of de gemelde zaken aanleiding moeten zijn voor
de IGZ om de zaak meer fundamenteel te onderzoeken; daarna (waar van toepassing) een
meer diepgaand onderzoek, zoals dat ook bij verplichte meldingen plaatsvindt. In dit
artikel is de eerste stap geregeld.
Eerste lid
Om voor de melder duidelijk te maken dat zijn melding is ontvangen, schrijft het eerste
lid voor dat de IGZ een ontvangstbevestiging stuurt. Dit is een ‘kale’ ontvangstbevestiging
die nog niets zegt over de vraag of de IGZ de melding gaat onderzoeken.
Tweede lid
In het tweede lid is voorzien in het ter kennis van de betrokken zorgaanbieder brengen
van het feit dat er een melding is gedaan en waarop deze betrekking heeft, zodat ook
de zorgaanbieder weet dat er mogelijk een onderzoek zal plaatsvinden. De formulering
maakt duidelijk dat niet meer hoeft en mag worden medegedeeld dan de zakelijke inhoud
van de melding; dat impliceert dat in beginsel geen personalia van de melder aan de
zorgaanbieder hoeven te worden medegedeeld en ook niet mogen worden medegedeeld in
deze fase van de behandeling van de melding.
Derde, vierde en vijfde lid
In het derde lid wordt geregeld dat de IGZ zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen
vier weken vaststelt of er aanleiding bestaat onderzoek te doen naar aanleiding van
de melding. De IGZ baseert haar vaststelling op de inhoud van de melding zelf en andere
over de zorgaanbieder of het bedrijf bij IGZ aanwezige informatie. De termijn kan
worden verlengd met twee weken. De IGZ doet van haar vaststelling mededeling aan de
melder, de zorgaanbieder en in een voorkomend geval het betrokken bedrijf.
Zesde lid
Komt de IGZ tot de conclusie dat er geen aanleiding is tot onderzoek, dan ligt het
op de weg van de IGZ de melder te wijzen op eventuele mogelijkheden om een oordeel
te verkrijgen over zijn melding; daarbij kan worden gedacht aan een klacht bij de
zorgaanbieder; het voorleggen van een geschil aan de geschilleninstantie of de rechter
of het beginnen van een tuchtrechtelijke procedure. Indien de IGZ betrokkene reeds
eerder daarop heeft gewezen, hoeft dat uiteraard niet opnieuw te gebeuren.
De IGZ zal geen onderzoek doen indien de melding niet valt onder de gevallen waarvoor
artikel 13 voorschrijft dat onderzoek moet plaatsvinden en de melding zodanig is dat
behandeling door een klachtencommissie meer voor de hand ligt, omdat daar op individueel
niveau uitspraken worden gedaan over de situatie waarover geklaagd wordt.
Zevende lid
Het zevende lid bepaalt dat de IGZ, als zij heeft vastgesteld dat de gemelde feiten
aanleiding vormen voor onderzoek, aan de betrokkenen schriftelijk moet mededelen hoe
het vervolg van de procedure eruit ziet, welke acties de IGZ zal ondernemen en binnen
welke termijn dat zal gebeuren.
Achtste lid
Zie de toelichting op artikel 4 en 5, tweede lid.
Artikel 13
Dit artikel regelt welke andere meldingen door de IGZ (verder) moeten worden onderzocht.
Eerste lid
Onderdeel a
Het eerste lid, onder a, noemt als zodanig de gevallen waarin de gemelde feiten erop
wijzen dat sprake is van een situatie waarin de veiligheid van cliënten of de zorg
in ernstige mate het geding is; hierbij moet gedacht worden aan de gezondheid van
cliënten ernstig bedreigende omstandigheden of het ontbreken van waarborgen voor verantwoorde
zorg. Met het woord ‘ernstig’ is tot uitdrukking gebracht dat de IGZ niet tot het
doen van onderzoek hoeft over te gaan of daarmee voort moet gaan indien het gaat om
zaken die weliswaar niet helemaal correct zijn, maar die van tamelijk onbetekenende
aard zijn. Met ernstig wordt in ieder geval bedoeld:
-
a) ernstige mate van afwijking van de geldende professionele standaarden door de beroepsbeoefenaar
of andere medewerkers binnen de instelling;
-
b) ernstige mate van afwijking van het vigerende kwaliteitssysteem door de beroepsbeoefenaar
of andere medewerkers binnen de instelling;
-
c) het niet aanwezig zijn van een adequaat kwaliteitssysteem;
-
d) de ontstane gezondheidsschade is ernstig;
-
e) grote kans op herhaling van het ontstaan van gezondheidsschade;
-
f) ketenproblematiek.
Onderdeel b
De IGZ houdt ook toezicht op de naleving van artikel 2 van de Wkcz. Meldingen daaromtrent
worden – gelet op het belang van de aanwezigheid van een adequate behandelmogelijkheid
van klachten bij de zorgaanbieder – altijd onderzocht. Het gaat er daarbij om dat
de IGZ beoordeelt of er een klachtencommissie is, of deze voldoet aan het bepaalde
in voornoemde wet en of er een reglement is dat voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Uit de formulering van de bepaling vloeit voort dat de IGZ geen taak heeft ten aanzien
van de inhoudelijke beoordeling door de klachtencommissie. De IGZ is geen hoger beroepsinstantie
voor de klachtencommissies.
Onderdeel c
Tot slot formuleert onderdeel c van het eerste lid nog een restcategorie van gevallen
waarin de IGZ tot nader onderzoek verplicht is, te weten: telkens wanneer de IGZ tot
het oordeel komt dat het belang van verantwoorde zorg of de veiligheid van cliënten
noopt tot onderzoek.
In deze bepalingen speelt steeds het oordeel van de IGZ over het noodzakelijk zijn
van onderzoek een rol. In artikel 12, vijfde lid, is bepaald dat de IGZ van haar conclusies
dienaangaande gemotiveerd mededeling doet aan betrokkenen. Daarmee is de afweging
die de IGZ maakt, transparant en toetsbaar.
Tweede lid
In het tweede lid zijn enkele gevallen genoemd waarin de IGZ in elk geval niet tot
onderzoek zal overgaan. Daarvan is sprake als krachtens een wettelijke of verdragrechtelijke
regel andere procedures moeten worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
Europees centraal geregistreerde geneesmiddelen waarvan de regie bij de European Medicines
Agency ligt. Hiervoor geldt een Europese verordening. Onderdeel b regelt dat de IGZ
dezelfde kwestie niet tweemaal hoeft te onderzoeken. Dit artikelonderdeel geldt in
principe niet voor de situatie dat lopende het onderzoek naar aanleiding van de melding
een tweede melding over dezelfde gebeurtenis wordt gedaan. In dat geval wordt ook
het in deze melding beschrevene (indien mogelijk) bij het onderzoek betrokken.
Onderdeel c regelt dat onderzoek naar zaken die te lang geleden hebben plaatsgevonden,
in principe niet plaatsvindt. Dat is zo geregeld, omdat dan veelal de feiten nauwelijks
nog verantwoord zullen zijn vast te stellen. Indien sprake is van een structureel
probleem, zal allicht een melding kunnen plaatsvinden over een meer recente situatie.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij meldingen van cliënten van seksueel misbruik,
kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 14
Eerste lid
Nadat is vastgesteld dat het om een onderzoekswaardige melding gaat, moet de IGZ –
net als in de voorfase – maar thans met meer diepgang de noodzakelijke informatie
vergaren. De termijn die voor het onderzoek naar een andere melding geldt, is bepaald
op maximaal vier maanden. De ervaring leert dat er complexe meldingen kunnen zijn,
die een langere termijn vragen om zorgvuldig onderzoek te kunnen uitvoeren. Daarom
kan deze termijn met vier maanden verlengd worden. Binnen acht maanden moet derhalve
de melding onderzocht zijn.
Het onderzoek doorloopt dezelfde fasen en moet voldoen aan dezelfde eisen als bij
verplichte meldingen. Hetgeen derhalve is geschreven bij de toelichting bij artikel
7, geldt ook hier. Wel zij vermeld dat voor deze meldingen is vastgelegd (vijfde lid,
onder b) dat de melder gehoord wordt, tenzij deze dat zelf niet wenst.
Tweede lid
Als de IGZ naar aanleiding van een melding dat de klachtenregeling van een zorgaanbieder
niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2 van de Wkcz vraagt om zelf onderzoek te
doen kan dit onderzoek beperkt van aard zijn. De zorgaanbieder dient immers aan te
geven of er een klachtencommissie is als bedoeld in de Wkcz en een klachtenregeling
die voldoet aan die bepaling.
Artikel 15
In gevallen waarin tussentijds, lopende het onderzoek alsnog blijkt dat de melding
in het licht van artikel 13, eerste lid, geen onderzoek rechtvaardigt, kan de IGZ
het onderzoek staken (eerste lid). Dat kan ook als de IGZ vaststelt dat de zorgaanbieder
of het bedrijf de zaak zelf behoorlijk heeft onderzocht en voldoende maatregelen heeft
genomen (tweede lid). In beide gevallen moet de IGZ haar vaststelling schriftelijk
en gemotiveerd aan de betrokkenen, onder wie in ieder geval de melder en de betrokken
zorgaanbieder/bedrijf kenbaar maken, zodat helderheid bestaat over de wijze van afhandeling
van de melding (derde lid).
Artikelen 16 en 17
Deze artikelen regelen op gelijke wijze als in de artikelen 9 en 10 hoe het onderzoek
indien niet beëindigd op grond van artikel 15 afgerond wordt.
Ook hier kan het rapport als bovenbedoeld als conclusie hebben dat er binnen de instelling
op meerdere fronten structurele tekortkomingen in de kwaliteit van de zorgverlening
zijn. De IGZ zal dan de kwaliteit van zorgverlening in bredere zin gaan onderzoeken.
Artikel 18
De IGZ ontvangt op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging
op verzoek en hulp bij zelfdoding bepaalde uitspraken van de regionale toetsingscommissies
euthanasie. Ook krijgt de IGZ meldingen van het openbaar ministerie. Deze meldingen
worden behandeld en er vindt onderzoek naar aanleiding van de melding plaats. Omdat
niet alle onderdelen van de Leidraad toegepast worden, zijn deze bepalingen uitgesloten
voor wat betreft meldingen van het openbaar ministerie en uitspraken van regionale
toetsingscommissies euthanasie. Terugkoppeling over het onderzoek door de IGZ vindt
dan plaats binnen het wettelijk kader (zoals voor wat het openbaar ministerie, betreft
het Wetboek van Strafvordering) en conform de afspraken die daarvoor gelden. De regionale
toetsingscommissies euthanasie en het openbaar ministerie ontvangen een (procedureel)
afloopbericht.
Artikel 19
Indien er een acuut gevaar is voor de veiligheid van cliënten en ingrijpen bijvoorbeeld
in geval van een bevel als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Kwaliteitswet
noodzakelijk is, kunnen niet alle procedurestappen van de Leidraad (volledig) gevolgd
worden, bijvoorbeeld de termijn voor een zorgaanbieder en betrokken bedrijf om te
reageren op het conceptrapport van de IGZ.
In die situatie kunnen op onderdelen bijvoorbeeld kortere termijnen dan vermeld in
de Leidraad gehanteerd worden of stappen worden overgeslagen.
Artikel 20
Deze bepaling regelt het overgangsrecht in die zin dat de Leidraad meldingen IGZ van
toepassing blijft op meldingen die onder de vigeur van die leidraad zijn ingediend.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.