ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 92, eerste en tweede lid, komen te luiden:
-
1. Van de in de reisdocumentenmodule en de in het reisdocumentenstation opgeslagen gegevens
wordt dagelijks een reservekopie gemaakt. Voor het reisdocumentenstation wordt daartoe
gebruik gemaakt van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
te verstrekken opslagmedia. Per reisdocumentenstation worden 5 opslagmedia verstrekt.
Na het maken van de reservekopie wordt gecontroleerd of deze is geslaagd.
-
2. De bewaring van de reservekopieën geschiedt zodanig, dat de twee oudste reservekopieën
op de uitgiftelocatie worden bewaard, terwijl de drie meest recente reservekopieën
elders worden bewaard, in een vergelijkbare voorziening als bedoeld in artikel 91,
eerste lid.
B
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 94, derde tot en met zesde lid, vervallen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. De minister kan in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde controle steekproefsgewijze
een nader onderzoek uitvoeren teneinde de bevindingen van de controle, bedoeld in
het eerste lid, te verifiëren.
ARTIKEL II
Artikel 106, eerste en tweede lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001
komen te luiden:
-
1. Van de in de reisdocumentenmodule en de in het reisdocumentenstation opgeslagen gegevens
wordt dagelijks een reservekopie gemaakt. Voor het reisdocumentenstation wordt daartoe
gebruik gemaakt van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
te verstrekken opslagmedia. Per reisdocumentenstation worden 5 opslagmedia verstrekt.
Na het maken van de reservekopie wordt gecontroleerd of deze is geslaagd.
-
2. De bewaring van de reservekopieën geschiedt zodanig, dat de twee oudste reservekopieën
op de uitgiftelocatie worden bewaard, terwijl de drie meest recente reservekopieën
elders worden bewaard, in een vergelijkbare voorziening als bedoeld in artikel 105,
eerste lid.
ARTIKEL III
Artikel 54, eerste en tweede lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee
2001 komen te luiden:
-
1. Van de in het reisdocumentenstation opgeslagen gegevens wordt dagelijks een reservekopie
gemaakt. Voor het reisdocumentenstation wordt daartoe gebruik gemaakt van de door
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verstrekken opslagmedia.
Per reisdocumentenstation worden 5 opslagmedia verstrekt. Na het maken van de reservekopie
wordt gecontroleerd of deze is geslaagd.
-
2. De bewaring van de reservekopieën geschiedt zodanig, dat de twee oudste reservekopieën
op de uitgiftelocatie worden bewaard, terwijl de drie meest recente reservekopieën
elders worden bewaard, in een vergelijkbare voorziening als bedoeld in artikel 53,
eerste lid.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013
TOELICHTING
Met deze wijziging van de paspoortuitvoeringsregelingen wordt de verplichting voor
gemeenten en de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius om eens per drie
jaar een onderzoek naar de beveiligingsmaatregelen uit te voeren afgeschaft.
Tevens wordt een wijziging doorgevoerd in de verplichte systematiek van het maken
van reservekopieën van het reisdocumentenstation door de paspoortuitgevende instanties.
1. Afschaffen van driejaarlijks onderzoek naar beveiligingsmaatregelen
Op grond van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 zijn gemeenten en openbare
lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius (hierna: openbare lichamen) verplicht jaarlijks
een controle uit te voeren op de toepassing van de beveiligingsmaatregelen en de overige
aspecten van het aanvraag- en uitgifteproces van de reisdocumenten. Voor 1 november
van ieder jaar moet de gemeente de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
informeren over de bevindingen van de controle.
Daarnaast zijn gemeenten en openbare lichamen verplicht om eens per drie jaar een
extern onderzoek te laten uitvoeren naar (uitsluitend) de beveiligingsmaatregelen
door een onafhankelijke deskundige/instelling.
Met ingang van 1 maart 2012 zijn de aspecten waarop de jaarlijkse zelfevaluatie bedoeld
in het eerste lid van artikel 94 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001
betrekking heeft, uitgebreid.1De jaarlijkse zelfevaluatie is daarmee breder van opzet dan het driejaarlijkse onderzoek.
Daarnaast moeten de uitkomsten van de jaarlijkse zelfevaluatie aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden meegedeeld. Ook wordt voorzien dat
de bevindingen van de jaarlijkse evaluatie steekproefsgewijs door de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gecontroleerd – hiertoe wordt artikel
94, derde lid (nieuw) in de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 opgenomen.
Als gevolg van de nieuwe zelfevaluatie kan de verplichting tot het uitvoeren van het
driejaarlijkse onderzoek komen te vervallen te meer om daarmee onnodige herhaling
van onderzoek te voorkomen en de uitvoeringslasten bij gemeenten en openbare lichamen
te beperken. De onderhavige wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland
2001 voorziet daarin.
Het laten vervallen van het driejaarlijkse onderzoek brengt een lichte vermindering
van de uitvoeringslasten voor gemeenten en de openbare lichamen met zich mee. De gemeenten
en de openbare lichamen hoeven niet langer eens per drie jaar een onderzoek naar de
beveiligingsmaatregelen te laten uitvoeren door een deskundige met kennis van zaken
op het terrein van auditing, die niet betrokken is of is geweest bij de beleidsvoorbereiding,
planvorming of feitelijke uitvoering van de reisdocumentenuitgifte of daarmee verband
houdende beveiligingsmaatregelen in de gemeente.
2. Wijziging van de systematiek van het maken van reservekopieën van het reisdocumentenstation
In 2013 worden nieuwe apparatuur en programmatuur voor het reisdocumentenstation aan
de paspoorten en identiteitskaarten uitgevende instanties geleverd. De nieuwe apparatuur
brengt ook een gewijzigde systematiek van het maken van reservekopieën met zich mee.
In de Paspoortuitvoeringsregelingen is bepaald dat uitgevende instanties dagelijks
een reservekopie van de in het reisdocumentenstation opgeslagen gegevens moeten maken
en dat reservekopieën op verschillende locaties bewaard moeten worden. De nieuwe apparatuur
en programmatuur controleren of de vijf opslagmedia in een vaste volgorde gebruikt
worden.
Ook in de nieuwe systematiek moet dagelijks een reservekopie van het reisdocumentenstation
gemaakt worden. Op de uitgiftelocatie zijn twee opslagmedia aanwezig: één exemplaar
in het reisdocumentenstation om een nieuwe reservekopie te maken en een exemplaar
dat in de voorgeschreven voorziening op de uitgiftelocatie wordt bewaard. Het tweede
exemplaar op de uitgiftelocatie is nodig voor het geval er zich een calamiteit op
de tweede locatie voordoet waardoor er daar geen enkele reservekopie meer beschikbaar
is. In een voorgeschreven voorziening op de tweede locatie dienen minstens twee (voor
het geval één niet leesbaar blijkt te zijn) opslagmedia te worden bewaard voor het
geval de op de uitgiftelocatie bewaarde opslagmedia door een calamiteit verloren gaan.
Om ook te voorzien in de situatie dat een opslagmedium door een defect tijdelijk niet
inzetbaar is, wordt op de tweede locatie een reserve-exemplaar aangehouden (die ook
mee rouleert in de beschreven kopieersystematiek). Het opslagmedium dat aan het einde
van de dag uit het reisdocumentenstation op de uitgiftelocatie wordt gehaald (en dus
op dat moment de meest actuele reservekopie bevat), wordt naar de tweede locatie gebracht
en op de voorgeschreven wijze opgeborgen. Op de uitgiftelocatie wordt het opslagmedium
met de oudste reservekopie in het reisdocumentenstation geplaatst. De oudste van de
drie reservekopieën op de tweede locatie wordt van deze locatie overgebracht naar
de uitgiftelocatie en daar op de voorgeschreven wijze opgeborgen.
Een te groot aantal in gebruik zijnde opslagmedia vergroot het risico dat er bij uitgevende
instanties exemplaren aanwezig zijn die informatie bevatten die de nodige tijd ouder
is dan de informatie in het reisdocumentenstation zelf en er gegevens op opslagmedia
blijven staan waarvan de wettelijke bewaartermijn is overschreden, Ook vergroot een
groot aantal in gebruik zijnde opslagmedia het risico dat er exemplaren zoek raken
en persoonsgegevens in verkeerde handen vallen. Daarom wordt het aantal opslagmedia
dat bij een uitgevende instantie in gebruik is, gemaximeerd tot het verstrekte aantal
van vijf exemplaren. Alleen bij een defect aan een opslagmedium of een vermissing
wordt een nieuw opslagmedium aan een uitgevende instantie geleverd. Uitgevende instanties
kunnen deze bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanvragen.
Het defecte exemplaar wordt daarbij ter vernietiging ingenomen evenals een eventueel
teruggevonden opslagmedium.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013. Deze regeling treedt
derhalve in werking op een vast verandermoment; er is echter geen termijn van twee
maanden tussen publicatie en inwerkingtreding in acht genomen. Deze afwijking van
de systematiek van vaste verandermomenten is niet bezwaarlijk omdat de wijzigingen
niet tot nieuwe handelingen voor de paspoortuitgevende instanties leiden. Het driejaarlijkse
onderzoek wordt geschrapt. Het dagelijks maken van een reservekopie en deze op een
tweede locatie bewaren, is nu al verplicht.
– Artikel I, onderdeel A artikel II en artikel III
Artikel 92 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, artikel 106 van de Paspoortuitvoeringsregeling
buitenland 2001 en artikel 54 van de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijk Marechaussee
2001 worden aangepast om daarmee de hiervoor beschreven systematiek van het maken
van reservekopieën van het reisdocumentenstation voor te schrijven aan de paspoortuitgevende
instanties (de burgemeesters, gezaghebbers, de hoofden van de consulaire posten, waar
een paspoort of identiteitskaart kan worden aangevraagd en de commandant van het District
Koninklijke Marechaussee Schiphol alsmede de commandanten van de brigades Noord-Holland,
Zuid-Holland, Drenthe IJsselstreek, Oostgrens Noord, Brabant Zuid en Limburg Zuid).
– Artikel I, onderdeel B en C
Met de wijziging van artikel I, onderdeel B, wordt artikel 94 van de Paspoortuitvoeringsregeling
Nederland 2001 in die zin gewijzigd dat de verplichting voor gemeenten en openbare
lichamen om eens per drie jaar een extern onderzoek te laten uitvoeren naar (uitsluitend)
de beveiligingsmaatregelen door een onafhankelijke deskundige/instelling, komt te
vervallen. Daarnaast kan bijlage K, waarin het bij dit onderzoek te hanteren onderzoeksprotocol
en vragenlijs zijn opgenomen, komen te vervallen. Artikel 1, onderdeel C, strekt daartoe.
Het nieuwe derde lid van artikel 94 voorziet in de mogelijkheid voor de minister om
naast de controles, die door de burgemeesters en gezaghebbers worden verricht naar
de toepassing van de beveiligingsmaatregelen en de overige aspecten van het aanvraag-
en uitgifteproces van reisdocumenten ook zelf een onderzoek uit te (laten) voeren.
Deze eigen controle van de minister stelt hem in staat om steekproefsgewijs de juistheid
van de uitkomsten van de zelfevaluatie door de gemeenten en openbare lichamen te (laten)
controleren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk.