Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2013, 26152 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2013, 26152 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 11a.1, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 118t, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Besluit:
1. In deze regeling worden voorschriften gegeven ter uitvoering van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022.
2. Op de regeling zijn de begripsbepalingen, genoemd in artikel 1 van het in het eerste lid genoemde besluit van toepassing met dien verstande dat onder aanvragers wordt verstaan: aanvragers, bedoeld in artikel 3, eerst lid, van het besluit.
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, wordt ingediend in de periode van 1 oktober tot 1 november van het schooljaar voorafgaande aan het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag heeft betrekking op een experiment houdende de vakmanschaproute dan wel de technologieroute.
2. Aanvragen voor een experiment houdende de vakmanschaproute kunnen jaarlijks, met inachtneming van het eerste lid, worden ingediend tot 1 november 2017. Aanvragen voor een experiment houdende de technologieroute kunnen jaarlijks worden ingediend tot 1 november 2016.
3. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door middel van een volledig ingevuld en door de samenwerkende bevoegde gezagsorganen ondertekend aanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 1 horende bij deze regeling.
4. Een volledig ingevuld aanvraagformulier omvat:
a. een projectplan als bedoeld in bijlage 1, onderdeel B;
b. het organisatieplan, bedoeld in bijlage 1, onderdeel C;
c. een omschrijving waaruit blijkt dat het experiment wordt aangeboden als programmatisch geheel dat aansluit bij het toegestane onderwijsaanbod van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen, het agrarisch opleidingscentrum of de verticale scholengemeenschap;
d. voor wat betreft de vakmanschaproute: een omschrijving op welke afdeling, intrasectoraal programma of intersectoraal programma van het vmbo en op welk aanverwant opleidingsdomein, voor zover het kwalificaties van de basisberoepsopleiding betreft, de aanvraag betrekking heeft en
e. voor wat betreft de technologieroute: een aanduiding of het experiment betrekking heeft op de theoretische of de gemengde leerweg. Indien het experiment betrekking heeft op de gemengde leerweg omvat het aanvraagformulier een omschrijving op welke afdeling, intrasectoraal programma of intersectoraal programma van het vmbo en op welk aanverwant opleidingsdomein, voor zover het kwalificaties van de middenkaderopleiding betreft, de aanvraag betrekking heeft.
5. In aanvulling op het vierde lid, onderdelen d en e, wordt, indien de school deelneemt aan de pilot vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s vmbo, tevens vermeld met welk profiel aan het experiment wordt deelgenomen.
6. Aanvragen die niet in de periode genoemd in het eerste lid, of na de tijdstippen genoemd in het tweede lid worden ingediend, worden afgewezen. Bij de beoordeling of een aanvraag tijdig is ingediend, is de datum van het poststempel van de aanvraag doorslaggevend.
1. De afspraken neergelegd in de samenwerkingsovereenkomst of de interne regeling zijn zodanig vormgegeven dat daaruit blijkt dat een goede uitvoering van het experiment mogelijk is.
2. Uit het projectplan, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, horende bij deze regeling blijkt dat de voorbereiding van het project zodanig is gevorderd dat bij de aanvang van het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft, daadwerkelijk kan worden gestart met het onderwijs in het experiment met de vakmanschaproute of de technologieroute.
3. Uit het organisatieplan, bedoeld in bijlage 1, onderdeel C, horende bij deze regeling, blijkt dat de organisatie van het project zodanig is vormgegeven dat er voldoende draagvlak is voor deelname aan het experiment bij het bevoegd gezag, het middenmanagement en de docenten van de betreffende school of instelling en dat de taken en verantwoordelijkheden binnen het experiment op een zodanige manier zijn belegd dat het verantwoord kan worden uitgevoerd.
4. Uit de omschrijvingen in het projectplan en in het organisatieplan blijkt dat het onderwijsproces zodanig wordt georganiseerd dat het onderwijs als programmatisch geheel wordt aangeboden en dat met het experiment de programmatische aansluiting tussen de leerwegen en het beroepsonderwijs wordt verbeterd.
5. Het experiment wordt, blijkend uit de omschrijving op het aanvraagformulier, zodanig ingericht dat is geborgd dat dit gedurende de looptijd van het experiment kan worden uitgevoerd overeenkomstig de door de minister goedgekeurde aanvraag, onder meer blijkend uit de wijze waarop de door de aanvrager geconstateerde risico’s worden beheerst.
1. De Minister beslist uiterlijk op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.
2. In de beschikking tot goedkeuring van de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
a. indien het experiment de vakmanschaproute betreft: op welke afdeling, intrasectoraal programma of intersectoraal programma van het vmbo en op welk verwant opleidingsdomein, voor zover het kwalificaties van de basisberoepsopleiding betreft, het experiment betrekking heeft;
b. indien het experiment de technologieroute betreft: of het experiment betrekking heeft op de theoretische leerweg of, indien het experiment betrekking heeft op de gemengde leerweg, op welke afdeling, intrasectoraal programma of intersectoraal programma van het vmbo en op welk verwant opleidingsdomein, voor zover het kwalificaties van de middenkaderopleiding betreft, het experiment betrekking heeft.
1. Een experiment met de vakmanschaproute kan worden vormgegeven op grond van de opleidingsdomeinen, vastgesteld op grond van artikel 2 van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2012.
2. Een experiment met de technologieroute kan worden vormgegeven op grond van de opleidingsdomeinen, vastgesteld op grond van artikel 2, onderdelen a tot en met h en p van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2012.
Deze regeling zal met bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.
Onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 11a.1, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 118t, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Op grond van deze bepalingen kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
In deze regeling worden voorschriften gegeven ter uitvoering van het het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022. Dit betreft met name voorschriften over de wijze waarop experimenten met de vakmanschap- of technologieroute kunnen worden aangevraagd, de criteria voor beoordeling van deze aanvragen en de beslissing op de aanvragen voor deelname aan het experiment.
Aanvragen op grond van deze regeling kunnen worden ingediend door middel van het indienen van een volledig ingevuld aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier is zodanig opgezet dat aanvragers op een gebruiksvriendelijke wijze door de vragen van het formulier worden geleid. Informatie omtrent de aanvraagprocedure en het digitale aanvraagformulier kan worden gevonden op http://www.duo.nl/zakelijk/VO/bekostiging/maatwerk_muo/experimenten_doorlopende_leerlijn.asp
Met het bieden van ruimte voor experimenten met de vakmanschaproute en de technologieroute wil de regering scholen en instellingen in de gelegenheid stellen te zoeken naar oplossingen voor een aantal urgente problemen. Zoals ook in de Nota van toelichting bij het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 is gesteld betreft dit met name: meer vakmensen door een aantrekkelijker beroepskolom, een meer doelmatige inrichting van de beroepskolom en een uitdagendere en kwalitatief betere leerroute binnen de beroepskolom.
Op basis van de ervaringen met het experiment VM2 (neergelegd in het Experimenteerbesluit vm2, Stb. 2012, 460) en het vooruitzicht van dalende leerlingenaantallen, worden de mogelijkheden uitgebreid voor een verdergaande samenwerking tussen vmbo-scholen en bve-instellingen om de aantrekkelijkheid van de beroepskolom te vergroten binnen een doelmatig aanbod van voorzieningen. Het combineren en integreren van verwante afdelingen en opleidingen die ieder op zichzelf wegens een gering aantal leerlingen of studenten niet gecontinueerd kunnen worden, kan perspectief bieden voor het behoud van een afdeling of opleiding, maar kan ook de opleiding voor de leerling aantrekkelijker maken. Daarnaast wordt bekeken of er relatief meer leerlingen instromen in de opleidingen met een technisch of technologisch karakter, waar naar verwachting de knelpunten in de personeelsvoorziening groot zullen zijn.
Het doel van de experimenten is te onderzoeken of, door het afwijken van de in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) geregelde leerwegen en het aanbrengen van samenhang van deze leerwegen met een beroepsopleiding:
a. de doorstroming van leerlingen van het vmbo naar beroepsonderwijs verbeterd kan worden,
b. de aantrekkelijkheid van de leerroute vmbo naar beroepsonderwijs vergroot kan worden,
c. de programmatische aansluiting van de leerwegen op het beroepsonderwijs verbeterd kan worden, en
d. het onderwijsproces doelmatiger georganiseerd kan worden en in sommige gevallen de opleidingsduur kan worden verkort.
De experimenten VM2 hebben veel inzichten opgeleverd, waarmee bij de invulling van de nieuwe experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo rekening wordt gehouden. De belangrijkste les die is geleerd, is dat voor de nieuwe experimenten grote aandacht vereist is voor en duidelijke voorwaarden moeten worden gesteld aan de startcondities, en dan vooral aan de samenwerking tussen school en instelling. Ook zijn sommige condities verruimd. Zo worden zowel de beroepsopleidende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van het mbo toegestaan binnen de vakmanschaproute.
Doel van deze route is het inrichten van een geïntegreerde leerroute vanaf de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo tot en met een diploma mbo2, via de bol of de bbl.
De vakmanschaproute beoogt bij te dragen aan de aantrekkelijkheid beroepsonderwijs, doelmatigheid, waaronder het gezamenlijk gebruik van faciliteiten wat betreft beroepsvoorbereidende en beroepsopleidende onderdelen en praktijkleren en gezamenlijke inzet van vakdocenten, en vermindering van voortijdig schoolverlaten.
De vakmanschaproute is bestemd voor leerlingen die al vroeg een keuze maken voor een sector, maar er is ook ruimte voor leerlingen die zich juist wat breder willen oriënteren, of leerlingen die met sommige vakken wat moeite hebben.
Doel van deze route is het inrichten van een doorlopende leerroute in de technisch of technologisch georiënteerde sectoren vanaf de gemengde leerweg of de theoretische leerweg van het vmbo tot en met een diploma mbo 4 niveau, via de bol of de bbl. De technologieroute is bij uitstek geschikt voor leerlingen met een meer praktische instelling, die na de onderbouw vmbo een keuze maken voor een technologisch beroep en daarmee een keuze maken voor een opleidingsperspectief binnen één van de technologische mbo-domeinen.
Het bevoegd gezag van de vmbo school schrijft de leerling van een experiment in op grond van de elementcodes die voor dit experiment zullen worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Ook de crebo codes die het bevoegd gezag van het roc of aoc (w.b. het mbo) moet gebruiken om de leerling in te schrijven aan de instelling ingaande het derde leerjaar van de doorlopende leerroute zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.
Voor wet- en regelgeving wordt uitgegaan van een minimum invoeringstermijn van twee maanden. Afwijking van deze termijn is in dit geval verdedigbaar gelet op het feit dat vanaf 1 april 2013 scholen en instellingen de mogelijkheid tot een voorschouw op de aanvraag is geboden. Ook is uitgebreid voorlichting geweest aan de scholen en instellingen die belangstelling hebben voor deelname aan de experimenten. Scholen en instellingen zijn daardoor goed voorbereid op de inwerkingtreding van deze regeling. Start van de experimenten is het begin van het schooljaar, voor het eerst op 1 augustus 2014.
Het Ministerie van OCW voorziet geen grote gevolgen voor de administratieve lasten van scholen en instellingen.
Voorafgaand aan deelname aan een experiment bestaat de administratieve last uit de aanvraag die scholen en instellingen moeten doen om aan het experiment te mogen deelnemen. Vervolgens bestaat de administratieve last bij deelname aan een experiment uit het inschrijven van de leerling in het experiment en mogelijk als extraneus voor die leerling die al mbo-programmaonderdelen afrondt terwijl hij in het vo staat ingeschreven, of vice versa. Bij de daadwerkelijke uitvoering van het experiment voorziet het ministerie van OCW geen grote gevolgen voor de administratieve lasten van scholen en instellingen. Wel zijn de deelnemende scholen en instellingen verplicht deel te nemen aan de monitor van het experiment. Voor scholen en instellingen berekent het ministerie van OCW de gevolgen voor de administratieve lasten op maximaal 20.000 Euro per experiment.
De Inspectie van het Onderwijs neemt de experimenten mee in zijn reguliere risicogerichte toezicht. Het toezichtkader van de inspectie wordt daarop aangepast.
De experimenten starten met ingang van 1 augustus 2014 en eindigen met ingang van 1 augustus 2022. Aanvragen voor experimenten kunnen vanaf 1 oktober 2013 worden ingediend.
In dit artikel wordt de uitvoering geregeld van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 (hierna besluit). Deze regeling is ter uitvoering van dit besluit. Dit betekent onder meer dat de definities uit het besluit van toepassing zijn op deze regeling. Overigens wordt in deze regeling één definitie toegevoegd aan de definities van het besluit; te weten, de definitie van het begrip aanvragers. Hiermee wordt geborgd dat er geen ‘ruis’ ontstaat tussen de in deze regeling gegeven uitvoeringsvoorschriften en de in genoemd besluit geregelde experimenten.
In deze bepaling worden de voorschriften gegeven waaraan de aanvraag moet voldoen. In de eerste twee leden worden de tijdstippen en perioden vastgelegd waarbinnen een aanvraag moet zijn ingediend. Het eerste lid bevat de voorschriften voor de aanvraag van de experimenten. Deze moeten worden ingediend in de periode van 1 oktober tot 1 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De datum van het poststempel van de brief waarmee de aanvraag wordt ingediend, is beslissend voor het oordeel of deze tijdig is ingediend. Als voorbeeld voor een project dat op 1 augustus 2014 van start gaat, dient de aanvraag te worden ingediend in de periode van 1 oktober 2013 tot 1 november 2013. Een eenmaal goedgekeurd experiment heeft een doorlooptijd tot en met 31 juli 2022. Op dat tijdstip dient het laatste leerjaar van het experiment te zijn afgerond (artikel 15 van het besluit).
In het tweede lid is geregeld wanneer de laatste aanvraag voor experimenten met een doorlopende leerlijn kan worden ingediend. Voor experimenten met de vakmanschapsroute is dit 1 november 2017, voor experimenten met de technologieroute is dit 1 november 2016. Deze termijnen zijn gekozen gelet op het feit dat het besluit met ingang van 1 augustus 2022 vervalt. Experimenten die op de genoemde tijdstippen starten kunnen voor 1 augustus 2022 worden afgerond.
Op grond van het derde lid wordt een formulier vastgesteld. Slechts volledig ingevulde en ondertekende formulieren worden in behandeling genomen. Bij het formulier wordt de samenwerkingsovereenkomst gevoegd.
Het vierde lid geeft voorschriften voor wat een volledig ingevuld formulier omvat. Op het formulier is in zowel het projectplan (onderdeel B van het formulier) als het organisatieplan (onderdeel C van het formulier) een aantal vragen opgenomen die door de aanvrager zodanig moeten worden ingevuld dat daaruit een aantal zaken kunnen worden beoordeeld. Op grond van de onderdelen d en e wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden een specifieke leerroute uit te werken (dus een route van een afdeling of intra- of intrasectoraal programma of intersectoraal programma naar een aanverwante basisberoepsopleiding of middenkaderopleiding, via de bbl of de bol). Deze uitwerking wordt vermeld in onderdeel B van bijlage 1 bij deze regeling.
Het vijfde lid biedt de mogelijkheid aan scholen die deelnemen aan de examenpilots van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo. Met de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo worden de afdelingsvakken, intra- en intersectorale programma’s onder meer vervangen door profielen en keuzedelen.
In het zesde lid wordt het rechtsgevolg geregeld van het te laat indienen van het formulier: dergelijke verzoeken worden afgewezen. Indien het formulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. Daarbij wordt een termijn gesteld waarbinnen de aanvulling moet zijn ontvangen. Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is in dat geval van toepassing.
In dit artikel zijn de beoordelingscriteria van de aanvraag opgenomen.
Zo moet uit de samenwerkingsovereenkomst blijken dat de afspraken zodanig zijn vormgegeven dat een goede uitvoering van het experiment mogelijk is. Uit het projectplan moet kunnen worden afgeleid dat de voorbereiding van het project zodanig is dat met ingang van het schooljaar waarvoor de aanvraag is gedaan, met het experiment kan worden gestart.
Het organisatieplan moet zodanig zijn vormgegeven dat daaruit een voldoende draagvlak bij het bevoegd gezag, het middenmanagement en de docenten van de samenwerkende betreffende school en instelling blijkt.
Het vierde en vijfde lid bevatten een tweetal aanvullende beoordelingscriteria. Dit betreffen: a. uit het formulier moet afgeleid kunnen worden dat de programmatische aansluiting van de leerwegen van het vmbo en het beroepsonderwijs wordt verbeterd; b. tenslotte wordt als eis gesteld dat het experiment toekomstbestendig is.
Dit artikel bevat voorschriften over de beslissing van de minister op de aanvraag.
Zo is geregeld wanneer de minister uiterlijk beslist; te weten 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar dat het experiment van start gaat.
Ook is geregeld welke gegevens een beschikking in ieder geval dient te bevatten. Dit betreft met name gegevens over de concrete invulling van de experimentele leerroute, zoals welke afdeling, welk intersectoraal en intrasectoraal programma van het vmbo, en welk opleidingsdomein van de basisberoepsopleiding voor de vakmanschapsroute respectievelijk de middenkaderopleiding voor de technologieroute.
In deze bepaling zijn de opleidingsdomeinen van het mbo aangewezen die als basis kunnen dienen voor de vormgeving van een experiment.
In het eerste lid is geregeld dat voor de vakmanschapsroute alle opleidingsdomeinen kunnen worden gebruikt.
Voor de technologieroute worden de volgende opleidingsdomeinen aangewezen: A. Bouw en infra, B. Afbouw, hout en onderhoud, C. Techniek en procesindustrie, D. Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek, E. Media en vormgeving, F. Informatie en communicatietechnologie, G. Mobiliteit en voertuigen, H. Transport, scheepvaart en logistiek, P. Voedsel, natuur en leefomgeving. Dit betreft opleidingsdomeinen waarin kwalificatiedossiers zijn opgenomen met technologische opleidingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-26152.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.