Opsporingsvergunning aardwarmte Friesland

Procesverloop:

  • Transmark Renewable Products B.V. (hierna: Transmark), heeft per brief van 5 maart 2012, ontvangen op 12 maart 2012 en aangevuld op 25 mei 2012, ontvangen op 29 mei 2012, een aanvraag ingediend voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte, ingevolge artikel 6, van de Mijnbouwwet (hierna: Mbw). Het aangevraagde gebied, Friesland, ligt in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Flevoland en Overijssel. De oppervlakte van het aangevraagde gebied bedraagt 4.124,96 km2. De aangevraagde geldigheidsduur van de vergunning is vijf jaar;

  • in de Staatscourant van 13 april 2012 en 11 mei 2012 (Staatscourant 2012, nr. 6991) is een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen;

  • binnen de periode van 13 weken na plaatsing van bovengenoemde uitnodiging in de Staatscourant zijn geen concurrerende aanvragen ingediend;

  • TNO adviesgroep EZ (hierna: TNO) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken (hierna: EZ) op 11 december 2012 advies uitgebracht (kenmerk: AGE 12-10.061);

  • Staatstoezicht op de mijnen (hierna: Sodm) heeft op verzoek van de Minister van EZ op 6 maart 2013 advies uitgebracht (kenmerk: 13039337);

  • het College van Gedeputeerde Staten (hierna: GS) van de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Flevoland en Overijssel is op grond van artikel 16 Mbw om advies gevraagd. Van GS Friesland is op 25 januari 2013 advies ontvangen (kenmerk: 01039607). GS Drenthe heeft op 12 oktober 2012 advies uitgebracht (kenmerk: 201201883-00341277). Van GS Groningen is op 18 maart 2013 advies ontvangen (kenmerk: 2013-11.740/11, MB). GS Flevoland heeft op 23 januari 2013 advies uitgebracht (kenmerk: 1410760). Van GS Overijssel is op 19 februari 2013 advies ontvangen (kenmerk: 2013/0010299);

  • de Mijnraad is, op grond van artikel 105, derde lid, Mbw, om advies gevraagd en heeft per brief van 21 augustus 2013 advies uitgebracht (kenmerk: MIJR/13056028).

Overwegingen m.b.t. het besluit:

  • voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt bij het inwerking treden ervan niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid, Mbw;

  • voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt bij het inwerking treden ervan niet een door een ander gehouden opslagvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid, Mbw;

  • de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager geven geen aanleiding tot het weigeren van de gevraagde vergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a Mbw;

  • de manier waarop de aanvrager voornemens is de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten geeft geen aanleiding de vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b Mbw;

  • de aanvrager heeft niet onder een eerdere vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en artikel 25, eerste lid, Mbw blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin, daaronder mede verstaan maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, Mbw.

Overwegingen m.b.t. de ingediende adviezen:

  • Sodm komt in haar advies tot de conclusie dat Transmark over voldoende technische mogelijkheden beschikt om de opsporing van aardwarmte ter hand te nemen;

  • TNO adviseert ten aanzien van de aanvraag Friesland van Transmark om:

    • 1. op basis van de nu voorliggende gebiedsbeschrijving deze aanvraag niet te honoreren; voor het gebied geldt dat de grootte ervan niet in een redelijke verhouding staat tot de omvang en diepgang van het voorgestelde werkprogramma; bovendien beoordeelt TNO de geologische onderbouwing van de aanvraag als zeer beknopt;

    • 2. de aanvrager aan te raden de aanvraag te actualiseren met nieuwe gebiedsbeschrijvingen, waarbij de grootte van het gebied maximaal 800 km2 zou kunnen zijn voor het eerste jaar van het werkprogramma en bovendien de grootte van het gebied na één jaar verder te reduceren tot maximaal 200 km2;

    • 3. in alle gevallen de gebieden Franekeradeel, Berlikum en Sexbierum uit te zonderen, of om die vergunningen eerst te beperken tot het bereik van maximaal 4.000 meter diepte. Deze gebieden zijn al aangevraagd of verleend;

    • 4. indien uiteindelijk op basis van deze voorwaarden een vergunning wordt verleend als voorwaarde op te nemen dat voor het verstrijken van het derde jaar een geactualiseerd boorprogramma met daarin tenminste één onvoorwaardelijke boring aan de Minister wordt geleverd. In dit boorprogramma wordt uitgebreid ingegaan op de technische risico's van de diepe boringen, en die van het boren in breukzones.

    • TNO acht de kwaliteit van de geologische onderbouwing goed;

    • TNO acht het werkprogramma beknopt beschreven en beschouwt de door Transmark aangevraagde duur van vijf jaar voor de vergunning te lang voor het voorgestelde werkprogramma;

    • GS Friesland geeft in haar advies – samengevat – aan dat er:

      • 1. een onafhankelijk onderzoek naar boringen met een diepte van 4.000 meter en meer moet komen, omdat onvoldoende aangetoond is wat de gevolgen zijn voor het milieu, welk risico er is op bodemdaling en bodemtrilling, of er chemicaliën worden gebruikt en of er fraccing plaats vindt;

      • 2. bedenkingen zijn ten aanzien van de grootte van het aangevraagde gebied. GS pleit in dat kader voor een verkleining van het gebied bij vergunningverlening en vervolgens gedurende de geldigheidsduur tot een gebied waar daadwerkelijk opsporingsactiviteiten zullen plaatsvinden;

      • 3. aandacht moet zijn voor gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, Nationaal Landschap, EHS en Natura 2000-gebieden, waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden;

      • 4. aandacht moet zijn voor de communicatie in de richting van inwoners en overheden;

  • GS Drenthe merkt in haar advies op dat de aanvraag voor wat betreft de provincie Drenthe slechts op een uiterst kleine strook van Noordwest Drenthe betrekking heeft. Op basis hiervan ziet GS Drenthe dan ook af van specifiek op Drenthe gericht advies. Wel vraagt GS Drenthe in het algemeen aandacht voor het volgende:

    • 1. om te voorkomen dat grote delen van Noord Nederland voor andere exploitanten van ultradiepe geothermie gedurende tenminste 5 jaar niet toegankelijk zullen zijn, stelt GS Drenthe voor om Transmark reeds na 1 jaar een deel van de concessie te laten teruggeven;

    • 2. Transmark slechts een deel van de gevraagde concessie toe te kennen;

    • 3. om ultradiepe geothermie voor een voortijdig einde te behoeden door gebrek aan draagvlak of acties van ongeruste burgers, lijkt het zinvol om aan aspecten als fraccen bij de vergunningverlening extra aandacht te besteden;

  • GS Groningen geeft in haar advies aan in principe positief te staan tegenover de winning van aardwarmte. GS Groningen adviseert samengevat het volgende:

    • 1. om te voorkomen dat bij een boring naar aardwarmte aardgas wordt aangetroffen, zou een ruime contour rondom de gasvelden in acht moeten worden genomen;

    • 2. van te voren inzicht te verkrijgen in de mogelijke effecten en risico’s van zeer diepe aardwarmtewinning. En daarbij met name aandacht te besteden aan risico’s van boringen op de ondergrond, zoals de aanwezigheid van aardgas, voor de risico’s van fraccing en voor risico’s voor het grondwater en voor de effecten op het milieu in algemene zin en op de omgeving;

    • 3. om maatschappelijk draagvlak voor dit project te creëren is het noodzakelijk dat de regio vroegtijdig in het gesprek rondom de winning van aardwarmte betrokken wordt;

    • 4. bovengrondse omstandigheden dienen meegenomen te worden in het vergunningverleningproces. De aanvraag heeft betrekking op het Lauwersmeergebied. Aantasting van het ruimtelijk kapitaal moet worden vermeden. Bovengrondse installaties dienen derhalve alleen te worden toegestaan op of in de nabijheid van bedrijventerreinen;

    • 5. ook de bovengrondse ruimtelijke ordening dient te worden betrokken in de afweging en GS gaat er van uit dat zij daarin een rol krijgt vanwege haar bevoegdheden op en kennis van het Groninger ruimtelijk domein;

  • GS Flevoland geeft aan positief tegenover het streven naar duurzame energie-opwekking te staan en benoemt een aantal aandachtspunten:

    • 1. GS adviseert om deze vergunningaanvraag pas verder in behandeling te nemen als uit het onafhankelijke onderzoek naar schaliegas blijkt dat fraccen veilig is voor mens en milieu, of als blijkt dat er in deze aanvraag niet zal worden gefract;

    • 2. GS is bezorgd over een cumulatie van (negatieve) effecten wanneer het opsporen en eventueel winnen van schaliegas en aardwarmte binnen één gebied plaatsvindt. GS acht het van groot belang dat de eventuele vergunninghouder effectief gebruik maakt van de opsporingsvergunning, zodat er geen onnodige claim op de ondergrond wordt gelegd. GS vraagt om duidelijkheid over de boringen (hoeveel en waar) die ten behoeve van de data- acquisitie uitgevoerd zullen gaan worden;

    • 3. GS verzoekt om in een vergunningvoorschrift op te nemen dat alle proefboringen passen binnen de geldende ruimtelijke plannen van de provincies en gemeenten en bieden aan om hierover mee te denken;

    • 4. vanuit het voorzorgsbeginsel verzoekt GS om in de opsporingsvergunning en het boorplan voorwaarden op te nemen zodat risico's (vermenging van grondwaterkwaliteiten, aantasten van de waterkeringen, en grondwaterverontreiniging door gas en olie) worden uitgesloten en waarmee de beheersbaarheid van het proces wordt gegarandeerd;

    • 5. voorts verzoekt GS om in de vergunningsvoorwaarden aandacht te besteden aan het duurzaam beheer van de putten, monitoring van effecten en de te volgen procedure bij beëindiging van het aardwarmtesysteem (afdichten/opvullen van de putten);

    • 6. tot slot vraagt GS aandacht voor mogelijke positieve synergie tussen de initiatieven waarvoor momenteel vergunningen zijn aangevraagd, alsook de kans op negatieve effecten van experimentele ingrepen in de diepe ondergrond van Flevoland;

  • GS Overijssel geeft aan het initiatief van Transmark te waarderen, maar om de volgende redenen te hebben besloten om voor het Overijsselse deel binnen het opsporingsgebied te adviseren de aangevraagde opsporingsvergunning niet te verlenen:

    • 1. Overijssel heeft haar beleid in de Omgevingsvisie vastgelegd door negen centrale beleidsambities te formuleren. Op basis van een integrale afweging tussen deze ambities is gekomen tot het negatieve advies;

    • 2. in het Overijsselse deel van het aangevraagde zoekgebied ligt het Nationaal Park de Weerribben. Activiteiten in dit gebied die een nadelige invloed kunnen hebben op de natuurwaarden zijn niet gewenst. Gezien de mogelijkheden die er nog zijn om elders te zoeken naar aardwarmte is er geen zwaar maatschappelijk wegend belang winning naar aardwarmte in dit gebied toe te staan;

    • 3. de afzet van de restwarmte die overblijft na winning van de elektriciteit zijn zeer beperkt;

    • 4. naar de mogelijke negatieve gevolgen van fraccen wordt momenteel nog onderzoek gedaan. Zolang er nog geen duidelijkheid is over de mogelijke negatieve gevolgen van fraccen vindt GS deze wijze van opsporing/winning niet aanvaardbaar;

  • naar aanleiding van de adviezen van GS wordt opgemerkt dat het hier een aanvraag om een opsporingsvergunning betreft, derhalve een vergunning die aan de vergunninghouder enkel het alleenrecht geeft om in het in de vergunning verleende gebied aardwarmte op te sporen, oftewel onderzoek te doen naar de aanwezigheid van aardwarmte, dan wel naar nadere gegevens daaromtrent, met gebruikmaking van een boorgat. Kortom, er mag nog geen aardwarmte, qua volume van enige betekenis, worden onttrokken aan de ondergrond. Indien echter de vergunninghouder ten behoeve van de opsporingswerkzaamheden een boring zal doen, dan dient hij te voldoen aan eisen die gesteld worden in de Mijnbouwwet en -regelgeving. Binnen uiterlijk 3 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, dient de vergunninghouder te vermelden waar de boring exact zal worden verricht en is dus de locatiekeuze bekend. Voor wat betreft de milieugerelateerde onderwerpen die door GS worden genoemd kan opgemerkt worden dat dit geregeld wordt in het Besluit algemene regels milieu mijnbouw en in een later stadium, indien winning zal plaatsvinden, beoordeeld wordt in het kader van de omgevingsvergunning, die nodig is voor een inrichting voor de winning van aardwarmte. Wat betreft het plaatsen van boringen wordt opgemerkt dat dit reeds geregeld is in bestaande wet- en regelgeving. Zo dient de vergunninghouder op grond van artikel 74 van het Mijnbouwbesluit (hierna: Mbb) een boorplan op te stellen en de Inspecteur-generaal der mijnen (hierna: IGM) hierover te informeren. De inhoud hiervan is nader uitgewerkt in de Mijnbouwregeling. Op basis van artikel 50 van de Mbw kan de IGM eventueel nadere maatregelen voorschrijven. Ook voor de adviezen met betrekking tot het beheer, monitoring en beëindiging van de putten kan worden verwezen naar deze wet- en regelgeving. Voor het overige betreft het advies van GS onderwerpen die op grond van artikel 11 en artikel 13, tweede lid Mbw niet aan de orde zijn bij verlening van deze opsporingsvergunning. Wel zal aan Transmark worden gevraagd aandacht te besteden aan het draagvlak voor dit project en tijdig afstemming te zoeken met decentrale overheden;

  • de Mijnraad adviseert de aangevraagde opsporingsvergunning voor het gebied Friesland te verlenen aan Transmark. Geadviseerd wordt een geldigheidsduur van de opsporingsvergunning van vijf jaar. Voorts wordt geadviseerd het gebied te vergunnen voor een diepte van 4.000 meter en dieper. De reeds aangevraagde en verleende vergunninggebieden Franekeradeel, Berlikum en Sexbierum worden uitgezonderd van het aan Transmark te verlenen gebied, tenzij deze vergunningen eerst worden beperkt tot een bereik van maximaal 4.000 meter. Daarnaast wordt geadviseerd om Transmark binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning het aangevraagde gebied te laten beperken tot een oppervlakte van maximaal 800 km2. Voor het einde van het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning dient Transmark aan de Minister van EZ aan te geven hoe dit gebied gereduceerd wordt tot een oppervlakte van maximaal 200 km2. Hierbij dient Transmark tevens een geactualiseerd werkprogramma te overleggen, dat voorziet in een onvoorwaardelijke boring in uiterlijk het vierde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning. Transmark dient in het geactualiseerde werkprogramma tevens de locatie van de boring aan te geven en te vermelden of de operatie gepaard gaat met fraccen.

    Indien de boring zal plaatsvinden in of nabij breukvlakken en/of als gebruik wordt gemaakt van fraccen, dan adviseert de Mijnraad dat dit pas mag worden uitgevoerd na een additionele expliciete instemming van de Minister van EZ.

    Voor het overige verwijst de Mijnraad naar de algemene uitgangspunten, zoals beschreven in het advies van de Mijnraad van 20 mei 2009, kenmerk MIJR/9032045.

    Naar aanleiding van het advies van de Mijnraad, waarin aangegeven wordt dat voor het plaatsvinden van de boring in of nabij breukvlakken en/of als gebruik wordt gemaakt van fraccen, de Minister van EZ hiervoor additionele expliciete instemming moet geven, wordt opgemerkt dat dit reeds geregeld is in bestaande wet- en regelgeving. Zoals hierboven aangegeven dient de vergunninghouder op grond van artikel 74 van het Mbb een boorplan op te stellen en de IGM hierover te informeren. Op basis van artikel 50 van de Mbw kan de IGM eventueel nadere maatregelen voorschrijven;

  • gelet op de Mbw, de aanvraag en de uitgebrachte adviezen kan verlening van de opsporingsvergunning voor aardwarmte aan Transmark Renewable Products B.V. plaatsvinden waarbij de geldigheidsduur van de vergunning vijf jaar is. De vergunning wordt verleend onder de nader omschreven voorschriften en beperkingen.

Gelet op:

de artikelen 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde lid, en vierde lid, eerste volzin, 12, 13, tweede lid, 15, 16, 17, eerste lid, 22, vijfde lid, en 105, derde lid, Mbw, alsmede artikel 1.3.1 van de Mijnbouwregeling.

Besluit

Artikel 1

Aan Transmark Renewable Products B.V. (hierna: de vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend voor het gebied genaamd Friesland.

Artikel 2

De vergunning geldt voor een gebied dat ligt in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Flevoland en Overijssel en wordt begrensd door de volgende punten en rechte lijnen daartussen:

Punt

X

Y

1

222000.000

570000.000

2

193000.000

527000.000

3

186000.000

533000.000

4

181500.000

524000.000

5

173992.000

523423.000

6

152164.000

552395.000

7

150179.000

580573.000

8

173992.000

598433.000

9

222000.000

607000.000

Van het hierboven omschreven gebied maken de gebieden die zijn begrensd door de rechte lijnen tussen de puntenparen A-B, B-C, C-D, D-A (opsporingsvergunning Berlikum) en de puntenparen E-F, F-G, G-H, H-E (opsporingsvergunning Sexbierum en aanvraag opsporingsvergunning Franekeradeel) geen deel uit.

De coördinaten van deze punten zijn:

Punt

X

Y

A

173410,000

586505,000

B

176740,000

583495,000

C

173765,000

580350,000

D

170450,000

583480,000

E

160000,000

583000,000

F

166000,000

583000,000

G

166000,000

577000,000

H

160000,000

577000,000

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting (RD) zoals vermeld in Artikel 1.2.2, onder a, van de Mijnbouwregeling (Stcrt. 19-12-2002, nr. 245).

De vergunning geldt voor een gebied van 4.000 meter en dieper.

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 4.124,96 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de ontvangen aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder neemt bij de uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarde in acht:

  • binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning overlegt de vergunninghouder een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister van Economische Zaken, dat voorziet in een onvoorwaardelijke boring in het vierde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, de locatie van de boring en waarin wordt aangegeven of er gebruik wordt gemaakt van fraccen bij de uit te voeren werkzaamheden.

Artikel 5

Binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt het in artikel 2 beschreven gebied beperkt tot een door de vergunninghouder te bepalen gebied van maximaal 800 km2.

Artikel 6

Binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt het in artikel 2 beschreven gebied door de vergunninghouder beperkt tot maximaal 200 km2.

Artikel 7

De vergunning geldt vanaf het tijdstip waarop zij in werking is getreden tot vijf jaar na het tijdstip waarop zij onherroepelijk is geworden.

Artikel 8

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: J.C. de Groot directeur Energiemarkt

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven