Regeling van de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, van 9 september 2013, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan onder de algemeen directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatregeling Raad voor de Kinderbescherming 2013)

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming,

Gelet op het Organisatiebesluit Raad voor de Kinderbescherming 2006, artikel 3 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 en artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 22, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

Besluit:

Artikel 1

Van het ingevolge artikel 1 van de Mandaatregeling DGJS Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012 aan de algemeen directeur verleende ondermandaat, wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun portefeuille of regio betreffen ondermandaat verleend aan:

  • a. de directeur van de landelijke directie;

  • b. de regiodirecteur;

  • c. de directeur van het landelijk bureau;

  • d. de programmamanager;

  • e. de projectleider.

Artikel 2

Als hoofd van dienst in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van de onder hun dienstonderdeel ressorterende ambtenaren, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 1 bij deze regeling, voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 3

Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 4

Aan de algemeen directeur blijft voorbehouden:

  • a. de bevoegdheid om besluiten te nemen of privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen te verrichten van medewerkers die zijn ingedeeld in een organieke functie met schaal 13, dan wel zijn ingedeeld in een organieke functie met een lager niveau dan schaal 13 maar conform schaal 13 of hoger worden bezoldigd;

  • b. huisvesting zoals huur, gebruikersvergoeding en investering;

  • c. de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies;

  • d. het verlenen van ontslag, niet zijnde eervol ontslag;

  • e. artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voor zover de schadeloosstelling betrekking heeft op schadeloosstelling van materiële schade;

  • f. het beslissen op verzoeken van cliënten van de Raad voor de Kinderbescherming om schadevergoeding, indien deze verzoeken het bedrag van € 2.500 te boven gaan.

Artikel 5

  • 1. Bij verhindering van de directeur van het landelijk bureau is een regiodirecteur bevoegd, daartoe schriftelijk aangewezen door de algemeen directeur.

  • 2. Bij verhindering van de regiodirecteur is de regiodirecteur van een andere regio bevoegd, daartoe schriftelijk aangewezen door de algemeen directeur.

Artikel 6

De directeuren en regiodirecteuren dragen zorg voor het opstellen van de besluiten tot individuele ondermandaatverlening en het bijhouden van de openbare registers betreffen de mandaten die zijn verleend.

Artikel 7

De Mandaatregeling regiodirecteuren Raad voor de Kinderbescherming 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatregeling Raad voor de Kinderbescherming 2013.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2011.

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, M.L. van Kleef.

TOELICHTING

In deze regeling wordt door de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming aan de directeuren en regiodirecteuren van het onder de algemeen directeur ressorterende landelijk bureau en de regio’s de bevoegdheid verleend om namens de Minister van Veiligheid en Justitie besluiten te nemen (ondermandaat) voor aangelegenheden die hun dienstonderdeel betreffen.

Ingevolge artikel 7 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 heeft deze regeling ook betrekking op de doorgifte van de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen te verrichten (volmacht en machtiging).

Voor wat betreft de aanwijzing en mandaatverlening ten aanzien van het F-mandaat en P-mandaat wordt verwezen naar de toelichting bij de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 (Stcrt. 2011, nr. 22850).

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming kan nadere instructies geven ten aanzien van de wijze waarop rechtspositionele besluiten worden genomen en ten aanzien van de besteding van de budgetten, waaraan een gemandateerde zich moet houden in de uitoefening van de bevoegdheden.

De in bijlage 2 genoemde programmamager 1.4 en projectleider 1.5 vallen rechtstreeks onder de algemeen directeur. De programmamanager 1.2.3. en de projectleider 1.2.4. vallen onder de regiodirecteur. De programmamanager 1.3.3. en de projectleider 1.3.4. vallen onder de directeur van het landelijk bureau.

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, M.L. van Kleef.

Naar boven