BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID
Stappenplan en rekenformule
Lijst van gehanteerde begrippen, afkortingen en rekenfactoren
I. Afkortingen en begrippen
ALB Algemene LevensloopBijdrage, in 2006 gelijk aan in totaal 0,7%, bestaande uit
een bijdrage van werkgever (0,45%) en werknemer (0,25%).1
AT-functie Administratief/technische functie.
Dtf Deeltijdfactor
iTBF InhaalToelage Bezwarende Functie: individueel bepaalde levenslooptoelage om,
gegeven de uitgangspunten, het individuele streefniveau te bereiken
Opbouw Afup Het algemeen deel en het specifiek deel van het Afup-pensioen, bedoeld
in artikel A-3 van het Afup-opbouwreglement
PG Pensioengevend inkomen
PPP Politie PartnerPlusPensioen Politie (bijlage C, artikel 1 van het pensioenreglement
ABP, 2012).
OP Ouderdomspensioen
Opbouw% Opbouwpercentage
PP Partnerpensioen
TBF Toelage Bezwarende Functie, in 2006 gelijk aan 1,6% (bijdrage van werkgever)2
FPU Regeling Flexibel Pensioen en Uittreden voor ABP deelnemers.
FP Flexibel pensioen. Hieronder valt het kapitaalgedekte deel van de FPU en de opgebouwde
aanspraken in de Afup-regeling, zowel Algemeen als Specifiek.
II. Rekenfactoren
0,168 Uitruilfactor PP naar OP, vastgesteld door sociale partners
0,576 Actuariële factor om een tijdelijke uitkering tot leeftijd 65 die aanvangt op
spilleeftijd 62 jaar, om te rekenen naar een tijdelijke uitkering met aanvangsleeftijd
60 jaar (Bijlage E van het pensioenreglement ABP, 2012)
0,735 Actuariële factor om een tijdelijke uitkering tot leeftijd 65 die aanvangt op
spilleeftijd 62 jaar, om te rekenen naar een tijdelijke uitkering met aanvangsleeftijd
61 jaar (Bijlage E van het pensioenreglement ABP, 2012)
2,435 Actuariële factor welke in 2006 werd gehanteerd om een levenslange uitkering
ingaande op leeftijd 65 jaar om te rekenen naar een tijdelijke uitkering ingaande
op leeftijd 60 jaar en eindigend op leeftijd 65 jaar.
Index 05 Indexatie per 01-01-2005: 0,12%
Index 06 Indexatie per 01-01-2006: 0,17%
Stap 1 Aanspraak op iTBF
Stel vast dat de politieambtenaar aanspraak heeft op iTBF
Toelichting
Voor de iTBF komt alleen in aanmerking de politieambtenaar die:
-
1. op 12 maart 1999 en op 31 december 2000 een functie vervulde waarvoor tot 1 januari
2001 een leeftijdsgrens gold op grond van artikel 88, eerste lid, van het Besluit
algemene rechtspositie politie, zoals dat luidde direct voor die datum;
-
2. op 1 januari 2001 jonger was dan 50 jaar; en
-
3. vanaf 1 januari 2001 ononderbroken is aangesteld door een bevoegd gezag of opeenvolgend
door meer dan één bevoegd gezag, waarbij niet als onderbreking wordt aangemerkt:
-
a. een onderbreking van maximaal twee maanden;
-
b. een onderbreking van maximaal vijf jaren gelegen tussen het tijdstip van ontslag in
verband met arbeidsongeschiktheid en het tijdstip waarop de ambtenaar wederom de hoedanigheid
van ambtenaar heeft verworven;
-
c. een onderbreking van maximaal achttien maanden gelegen tussen een tijdstip met ingang
waarvan de ambtenaar, al dan niet na ontslag, recht op een ontslaguitkering of een
wachtgelduitkering of een uitkering op grond van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering
politie, heeft verkregen en het tijdstip waarop die ambtenaar opnieuw de hoedanigheid
van ambtenaar heeft verworven;
-
d. een onderbreking van maximaal vier jaren gelegen tussen het tijdstip van ontslag in
verband met zorgtaken en het tijdstip waarop de ambtenaar opnieuw de hoedanigheid
van ambtenaar heeft verworven.
Stap 2. Bepaling pensioendeel
Algemene procesbeschrijving
Indien de aanspraak op iTBF is vastgesteld wordt eerst in stap A1 berekend welke opbouw
ouderdomspensioen vanaf 1-1-2006 zou hebben plaatsgevonden indien de pensioenregeling
ongewijzigd was voortgezet. Vervolgens wordt in stap A2 ook de opbouw berekend conform
de nieuwe OP-regeling die vanaf 1-1-2006 geldt. Het verschil in opbouw wordt ingezet
als pensioen in de periode tussen 60 en 65 jaar (zowel OP als PP). Dit betreft stap
A3. Daar bovenop worden in de stappen A4 tot en met A8 de extra componenten PPP Politie,
Inkoop (inkoop van OP/PP aanspraken over de fiscale ruimte in het verleden) en het
reeds opgebouwde FP ingezet ter financiering van de uitkering tussen 60 en 65 jaar.
Het betreft in alle gevallen aanspraken op peil 2006.
Schematisch weergegeven:
A1. Bereken de opbouw OP vanaf 2006 in de oude regeling
Toelichting
De opbouw vanaf 2006 wordt vastgesteld aan de hand van de opbouwparameters en de toekomstige
opbouwtijd (tot leeftijd 60 jaar), waarbij rekening wordt gehouden met de deeltijdfactor
2006 en het pensioengevend inkomen 2006.
Voor de opbouwparameters uit de middelloonregeling 2006 dienen daarbij de volgende
percentages te worden gehanteerd:
|
Geboortedatum
|
|
< 1-1-1954
|
1954–1963
|
> 31-12-1963
|
Opbouwpercentage
|
1,75%
|
1,80%
|
1,90%
|
franchise
|
€ 15.550
|
€ 14.550
|
€ 13.250
|
A2. Bereken de opbouw OP vanaf 2006 in de nieuwe regeling
Toelichting
De opbouw vanaf 2006 wordt vastgesteld aan de hand van de opbouwparameters en de toekomstige
opbouwtijd (tot leeftijd 60 jaar), waarbij rekening wordt gehouden met de deeltijdfactor
2006 en het pensioengevend inkomen 2006.
De opbouwparameters uit de nieuwe regeling 2006 zijn 2,05% (opbouwpercentage) en € 9.600
(franchise).
A3. Bereken het verschil in opbouw OP
Toelichting
A4. Bereken het verschil in opbouw PP
Toelichting
In het extra OP is tevens PP meeverzekerd. Dit PP wordt uitgedrukt in OP door het
uit te ruilen. Voor elke euro PP ontvangt de deelnemer 0,168 euro OP (6% van het OP).
A5. Bereken het extra OP uit Inkoop
Toelichting
De Inkoop betreft het verschil tussen de fiscaal maximaal toegestane opbouw over alle
diensttijd tot 1-1-2006 en de werkelijk opgebouwde OP/PP aanspraak. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt in eindloontijd (alle tijd t/m 2003) en middelloontijd (2004,
2005). De parameters voor de fiscaal maximaal toegestane opbouw zijn:
-
• Franchise eindloon: € 10.400
-
• Opbouw eindloon: 1,90%
-
• Franchise middelloon: € 9.400
-
• Opbouw middelloon: 2,05%
Bereken het extra OP uit de maximale fiscale inkoop
-
• Maximum pensioenopbouw:
Eindloon = 1,90% x Diensttijd_tot 2004 x (PG2006 - € 10.400)
Middelloon = 2,05% x Diensttijd2004 x (PG2004 – € 9.400) x index05 x index06 + 2,05%
x Diensttijd2005 x (PG2005 - € 9.400) x index06
Maximum pensioenopbouw = Eindloon + Middelloon
-
• Reeds opgebouwd OP: stand OP per 1-1-20064
-
• Inkoop OP = Maximaal pensioenopbouw OP -/- reeds opgebouwd OP
-
• Inkoop PP = 5/14 x Inkoop OP
-
• Extra OP uit inkoop = Inkoop OP + Inkoop PP x 0,168
A6. Bereken inzet PPP Politie
Toelichting
PPP Politie vult vanaf 1-1-2006 het PP in de collectieve regeling aan tot 70%. De
opbouw van PP bedraagt dan jaarlijks 70% van de jaarlijkse OP opbouw. Vervolgens wordt
het PPP Politie uitgedrukt in OP door het uit te ruilen. Voor elke euro PP ontvangt
de deelnemer 0,168 euro OP (6% van het OP).
A7. Bereken inzet prepensioenaanspraken
Toelichting
De aanspraken FP zijn opgebouwd in de periode 1-4-1997 t/m 31-12-2005 (opbouw FPU)
resp. 1-1-2001 t/m 31-12-2005 (opbouw Afup).
De geregistreerde aanspraken hebben in de pensioenadministratie alle een spilleeftijd
van 62 jaar. Ze worden omgerekend naar het niveau dat hoort bij een startleeftijd
van 60 jaar (actuariële factor 0,576).
A8. Bereken inzet van het totaal van OP/PP voor financiering vroegpensioen
Toelichting
Het totale OP/PP dat ingezet wordt ter financiering van de uitkering tussen 60 en
65 jaar is de som van alle eerder berekende aanspraken OP
-
• Totaal extra OP/PP = Verschil in opbouw OP (stap A3) + Uitruil PP (stap A4) + Extra
OP uit Inkoop (stap A5) + Uitruil PPP Politie (stap A6)
Het betreft een aanspraak voor een uitkering levenslang vanaf 65. Deze dient omgerekend
te worden naar een aanspraak voor een uitkering van 60 tot 65 jaar (actuariële factor
2,435). Indien het extra OP wordt ingezet in de periode tussen 60 en 65 jaar, dan
levert dat dus een aanspraak op van:
-
• Totaal extra OP/PP 60-65 = 2,435 x Totaal extra OP/PP
Hier wordt aan toegevoegd de aanspraak tussen 60 en 65 jaar gebaseerd op de inzet
van de prepensioenaanspraken (stap A7)
Dit wordt uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend inkomen 2006
Schematisch weergegeven:
Stap 3. Berekening aandeel van de levensloopregeling en berekening iTBF percentage
Algemene procesbeschrijving
De tweede fase van de berekening betreft het aandeel van de levensloopregeling. Sociale
Partners hebben afgesproken dat voor de berekening van de opbrengst van de bijdragen
aangenomen wordt dat een rendement van 4% wordt behaald en dat de inleg rendeert tot
leeftijd 60 jaar.
De levensloopinleg is samengesteld uit drie componenten:
-
• ALB;
Dit betreft een bijdrage voor alle politieambtenaren. De bijdrage telt gedurende maximaal
35 jaar mee aan het bereiken van het streefniveau. Daarbij wordt rekening gehouden
met reeds verstreken diensttijd tussen 1-1-2001 en 1-1-2006 alsmede met de eventuele
garantiejaren Afup Algemeen.
-
• TBF;
Dit betreft een toelage voor politieambtenaren die een executieve functie of een aangewezen
AT-functie vervullen. De bijdrage wordt gegeven gedurende maximaal 25 jaar, waarbij
rekening wordt gehouden met reeds verstreken diensttijd tussen 1-1-2001 en 1-1-2006
alsmede met de eventuele garantiejaren Afup Specifiek.
-
• Indien van toepassing: een levensloop-inhaaltoelage voor bezwarende functies (iTBF);
Dit betreft een individueel percentage, als sluitpost van het levensloopdeel. Alleen
deelnemers die onder de Afup regeling recht hadden op Afup garanties kunnen in de
nieuwe regeling recht hebben op iTBF. iTBF is een extra levensloopbijdrage die een
deelnemer ontvangt als de reguliere inleg in levensloop (ALB en TBF) en het totaal
beschikbaar pensioen 60-65 onvoldoende is om het individuele streefniveau van 76%
middelloon tussen 60 en 65 jaar te bereiken. De bijdrage wordt gegeven tot aan de
eerste van de maand volgend op de maand waarin de belanghebbende de 60-jarige leeftijd
heeft bereikt.
-
• In onderstaande figuur is weergegeven uit welke componenten het levensloopgedeelte
van de regeling bestaat.
B1. Bereken het aantal meetellende jaren in levensloop ‘Algemeen’
Toelichting
De Algemene regeling is in totaal afgestemd op maximaal 66,5% middelloon vanaf 61
jaar, bij 35 kalenderjaren. Bij de invoering van de Afup regeling per 1-1-2001 zijn
Afup garantiejaren vastgesteld (deze tellen mee voor de spaarperiode van 35 kalenderjaren).
Tussen 1-1-2001 en 1-1-2006 zijn ook 5 kalenderjaren verstreken, ervan uitgaande dat
de politieambtenaar in dienst was op 1-1-2001 en tot 1-1-2006 in dienst is gebleven.
De resterende spaarperiode bedraagt dan 35 – 5 – garantiejaren Afup Algemeen.
Deze resterende spaarperiode wordt afgezet tegen het aantal jaren dat er in werkelijkheid
nog zal verstrijken tussen 1-1-2006 en bereiken van de 60-jarige leeftijd. De bijdrageduur
van ALB is het minimum van de resterende spaarperiode en de tijd tot 60 jaar.
Het individuele streefniveau wordt vastgesteld op basis van het totale aantal Jaren
Algemeen:
Een eventuele overschrijding van het aantal algemene jaren (bijvoorbeeld doordat iemand
in 2001 meer dan 30 garantiejaren Algemeen heeft gekregen), wordt afgevangen door
maximering van het streefniveau in stap B3.
B2. Bereken het aantal meetellende jaren in levensloop ‘Specifiek’
Toelichting
Voor de spaarperiode TBF wordt een vergelijkbare berekening gemaakt als voor de spaarperiode
ALB in stap B1. De Specifieke regeling is in combinatie met de algemene regeling afgestemd
op maximaal 76% middelloon vanaf leeftijd 60 jaar. Voor de specifieke regeling geldt
een spaarperiode van 25 kalenderjaren. Tussen 1-1-2001 en 1-1-2006 zijn hiervan reeds
5 kalenderjaren verstreken, ervan uitgaande dat de politieambtenaar in dienst was
op 1-1-2001 en tot 1-1-2006 in dienst is gebleven. Tevens zijn er, in 2001, garantiejaren
AFUP specifiek toegekend die meetellen in de spaarperiode.
De resterende spaarperiode bedraagt dan 25 – 5 – garantiejaren Afup Specifiek
Deze resterende spaarperiode wordt afgezet tegen het aantal jaren dat er in werkelijkheid
nog zal verstrijken tussen 1-1-2006 en bereiken van de 60-jarige leeftijd. De bijdrageduur
van TBF is het minimum van de resterende spaarperiode en de tijd tot 60 jaar.
Het individuele streefniveau wordt vastgesteld op basis van het totale aantal Jaren
Specifiek:
Een eventuele overschrijding van het aantal specifieke jaren (bijvoorbeeld doordat
iemand in 2001 meer dan 20 garantiejaren Specifiek heeft gekregen), wordt afgevangen
door maximering van het streefniveau in stap B4.
B3. Bereken het feitelijke streefniveau Algemeen
Toelichting
Het feitelijk te behalen streefniveau is een afspiegeling van de gemiddelde deeltijdfactor
over de periode zoals hiervoor onder B1 bepaald.
B4. Bereken het feitelijke streefniveau Specifiek
Toelichting
Het feitelijk te behalen streefniveau is een afspiegeling van de gemiddelde deeltijdfactor
over de periode zoals hiervoor onder B2 bepaald.
B5. Bereken de opbrengst ALB
Toelichting
De inleg in ALB vindt gedurende de in stap B1 vastgestelde bijdrageduur plaats5. Daarna rendeert het saldo tot leeftijd 60 jaar. De bijdrage vindt plaats op basis
van het salaris 2006 en de deeltijdfactor van 2006. Op basis van een inleg van 0,7%
per jaar en 4% rendement kan het eindniveau berekend worden. Dit eindniveau wordt
uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend inkomen.
B6. Bereken de opbrengst TBF
Toelichting
De inleg in TBF vindt gedurende de in stap B2 vastgestelde bijdrageduur plaats2. Daarna rendeert het saldo tot leeftijd 60 jaar. De bijdrage vindt plaats op basis
van het salaris 2006 en de deeltijdfactor van 2006. Op basis van een inleg van 1,6%
per jaar en 4% rendement kan het eindniveau berekend worden. Dit eindniveau wordt
uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend inkomen.
B7. Bereken en stel iTBF percentage vast
Toelichting
-
1. In stap B3 is berekend wat het streefniveau van de Algemene regeling is, als percentage
tussen 61 en 65 jaar. Eerst wordt dit percentage omgerekend naar een niveau tussen
60 en 65 jaar (actuariële factor 0,576 / 0,735). Vervolgens wordt dit vermenigvuldigd
met 5 om het doelsaldo voor de volledige periode tussen 60 en 65 jaar vast te stellen.
-
• Doelsaldo iTBF Algemeen = Streefniveau Algemeen x (0,576 / 0,735) x 5
Hierop wordt de opbrengst ALB in mindering gebracht. Ook de beschikbare middelen uit
het OP worden verminderd op het doelsaldo iTBF Algemeen (het maakt voor het eindplaatje
niet uit of het OP wordt verrekend op het Algemeen deel of op het TBF deel).
-
• iTBF Algemeen = Doelsaldo iTBF Algemeen -/- opbrengst ALB
-/- 5 x OP 60-65 (zie stap A8)
-
2. Vervolgens kan vastgesteld worden welk iTBF percentage nodig is om het in stap B7.1
vastgesteld saldo te bereiken in de periode tot 60 jaar. Het percentage kan negatief
zijn omdat het de volledige OP aanspraak nu verrekend is op het Algemeen deel. Een
negatief percentage vormt een korting op de hierna te bepalen premie voor iTBF Specifiek.
Een positief percentage wordt opgeteld bij de hierna te bepalen premie voor iTBF Specifiek
om zodoende de totale premie iTBF vast te stellen.
-
3. In stap B4 is berekend wat het streefniveau van de Specifieke regeling is, als percentage
tussen 60 en 65 jaar. Dit percentage wordt vermenigvuldigd met 5 om het doelsaldo
voor de volledige periode tussen 60 en 65 jaar vast te stellen.
-
• Doelsaldo iTBF Specifiek = Streefniveau Specifiek x 5
Van het doelsaldo is een gedeelte al gefinancierd door iTBF Algemeen, ALB en OP. Hierbij
wordt uitgegaan van de theoretische volledige spaarduur voor Algemeen omdat anders
compensatie via iTBF plaatsvindt. Een ander deel is al gefinancierd via de TBF inleg
(zie opbrengst TBF in stap B6. Het restant dient gefinancierd te worden via iTBF Specifiek.
-
• iTBF Specifiek = Doelsaldo iTBF Specifiek -/- opbrengst TBF
-/- (doelsaldo iTBF Alg. x 35/25 x jaren specifiek/jaren algemeen)
-
4. Vervolgens kan vastgesteld worden welke premie nodig is voor de berekende iTBF Specifiek.
-
5. Het percentage iTBF is gelijk aan de som van het percentage iTBF Algemeen (stap B7.2)
en het percentage iTBF Specifiek (stap B7.4). Dit betreft een premie over het salaris,
te betalen tot aan de eerste van de maand volgend op het bereiken van leeftijd 60.
TOELICHTING
Algemeen
Per 1 januari 2006 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
levensloopregeling (hierna Wet VPL) in werking getreden. De Wet VPL beoogt werknemers
langer aan het arbeidsproces te laten deel nemen door afspraken en regelingen waarmee
eerder dan de AOW-gerechtigde leeftijd gestopt kan worden met werken, fiscaal niet
meer te ondersteunen.
Voor de sector politie bestond tot aan de datum van inwerkingtreding van de Wet VPL,
de Aanvullende Flexibele Uittredingsregeling Politie (Afup). De Afup betrof een additionele
uitkeringsregeling op de overheidsbrede regeling Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU).
De Afup, die op 1 januari 2001 in de plaats is gekomen van de regeling Functioneel
Leeftijdsontslag (FLO), gaf politieambtenaren met executieve status en voor administratief-technisch
personeel met aangewezen functies, die geboren zijn na 1 januari 1951 de mogelijkheid
op 60 jarige leeftijd te stoppen met werken tegen ten minste 80 procent van het middelloon.
Daarbij bleef voor de politieambtenaren, geboren vóór 1 januari 1951 en belast met
politietaken de FLO van toepassing (Afup onder polisvoorwaarden), met dien verstande
dat geen sprake meer is van gedwongen ontslag op 60-jarige leeftijd.
Afup/FPU kon door Wet VPL niet langer meer in stand blijven. In het arbeidsvoorwaardenakkoord
2005–2007 is derhalve een nieuwe vroegpensioenafspraak gemaakt waarmee werknemers
in de sector Politie toch eerder dan de AOW-gerechtigde leeftijd hun actieve loopbaan
kunnen beëindigen. De mogelijkheden die de Wet VPL biedt zijn daarbij optimaal benut.
Door middel van een combinatie van (een versterkte opbouw van) pensioenaanspraken
en het sparen van levenslooptegoed is het voor politieambtenaren met executieve status
en voor administratief-technisch personeel met aangewezen functies (beide categorieën
tot en met schaal 11) mogelijk om op 60 jarige leeftijd te stoppen met werken met
een ambitieniveau van 76 procent van het middelloon en voor de overige politieambtenaren
op 61 jaar met een ambitieniveau van 66,5 procent van het middelloon.
De pensioenaanspraken worden opgebouwd door middel van:
-
– premies voor het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (OP/NP) op basis van de
collectieve pensioenregeling);
-
– extra premies voor nabestaandenpensioen (NP) die alleen geldt voor de sector Politie
(het zgn. PartnerPlusPensioen Politie);
-
– Opgebouwde aanspraken FPU over de periode 1 april 1997 tot en met 31 december 2005
en opgebouwde aanspraken Afup over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december
2005;
-
– VPL-overgangspremie voor pensioentijd (betreft de voorwaardelijk overheidsbrede inkoop
van pensioen binnen de niet gebruikte fiscale ruimte in het verleden);
-
– extra voorwaardelijke inkoop van pensioenaanspraken door de sector Politie door middel
van Inkoop Max (betreft de benutting van de fiscale ruimte die resteert na de overheidsbrede
inkoop van pensioen)
De vroegpensioenafspraak is voor een deel geregeld in het Besluit algemene rechtspositie
politie (Barp), het Besluit bezoldiging politie (Bbp), de Regeling levensloop politie
en voor een ander deel in het ABP-pensioenreglement. In het Bbp is ook de overeengekomen
(maandelijkse) verstrekking van diverse levenslooptoelagen opgenomen waarmee de politieambtenaar
kan inleggen in een levensloopregeling. De basis hiervoor is neergelegd in hoofdstukken
3a en 3b, de artikelen 12a tot en met 12d, van het Bbp. In deze artikelen is geregeld
dat afhankelijk van de functie en opgebouwde rechten in het verleden, de politieambtenaar
een algemene levensloopbijdrage, een toelage bezwarende functie en een inhaaltoelage
bezwarende functie ontvangt.
Artikel 12d van het Bbp ziet op de maandelijkse toekenning van een inhaaltoelage bezwarende
functie (iTBF). In het eerste lid van artikel 12d zijn de voorwaarden omschreven waaraan
de politieambtenaar limitatief moet voldoen om in aanmerking te komen voor de iTBF.
Samengevat is de iTBF alleen bestemd voor de op 1 januari 2006 in dienst zijnde politieambtenaar
aan wie per 1 januari 2001 bij de omzetting van FLO in Afup/FPU, zogenoemde Afup-garantiejaren
zijn toegekend op basis van de Afup-garantieregeling en die niet meer met FLO-ontslag
kan (ongeacht indeling salarisschaal). De aanspraak op iTBF blijft, ongeacht status,
behouden zolang de desbetreffende politieambtenaar in politiedienst blijft en voor
zover de leeftijd van 60 jaar nog niet is bereikt.
Bepaling en vastlegging van de Afup-garanties zijn in 2000 in nauwe samenwerking met
het ABP geschied. Die nauwe samenwerking en de aanwezige actuariële kennis en deskundigheid
vormen samen de redenen dat conform het bepaalde in het vierde lid van artikel 12d
het ABP in adviserende zin betrokken is bij de berekening van de iTBF als percentage
van de bij ministeriele regeling te stellen regels over de berekeningsgrondslag. De
onderhavige ministeriele regeling bevat deze regels.
Voor berekening van het percentage heeft het ABP een stappenplan en rekenformule opgesteld.
Daarmee kan door het bevoegd gezag op individueel niveau de hoogte van de iTBF als
onderdeel van de totale pensioen- en levenslooptegoedberekening worden bepaald en
vastgesteld om tot het afgesproken ambitieniveau van 76 procent van het middelloon
op 60 jarige leeftijd te kunnen komen. Het stappenplan en de rekenformule zijn in
de bijlage van deze ministeriele regeling opgenomen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Artikel 1 bevat een uitgebreide lijst met begrippen die in de regeling en in het stappenplan
en berekeningsformule worden gebruikt. Centraal staat hierin het begrip de rechthebbende
op wie deze regeling van toepassing is, namelijk de politieambtenaar die op grond
van artikel 12d, eerste lid, van het Bbp,
-
• op 12 maart 1999 en op 31 december 2000 in dienst waren en een leeftijdsgrens gold
op grond van artikel 88, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie,
zoals dat luidde direct voor die datum;
-
• op 1 januari 2001 jonger was dan 50 jaar; en
-
• vanaf 1 januari 2001 ononderbroken is aangesteld door een bevoegd gezag of opeenvolgend
door meer dan één bevoegd gezag.
Artikel 2
In dit artikel is aangegeven dat de iTBF een percentage en eventueel een aanvullend
percentage bedraagt van de berekeningsgrondslag, genoemd in artikel 12a van het Bbp.
Om dit percentage te kunnen bepalen is het noodzakelijk de in de bijlage bij deze
regeling opgenomen stappenplan en rekenformule te hanteren.
De eerste stap betreft het bepalen of de politieambtenaar voldoet aan de in artikel
12d, lid 1, van het Bbp limitatief gestelde voorwaarden en daarom rechthebbende is
in de zin van deze regeling. Indien hij niet aan deze voorwaarden voldoet wordt hij
door het bevoegd gezag schriftelijk hiervan in kennis gesteld en komen de daaropvolgende
stappen niet meer aan bod.
In de tweede stap wordt de opbouw van het pensioen OP/NP berekend vanaf 1 januari
2006 indien de ABP-pensioenregeling ongewijzigd zou zijn voortgezet. Daarna wordt
de opbouw van het OP/NP berekend conform de gewijzigde ABP-pensioenregeling. Het verschil
in opbouw wordt ingezet als pensioen in de periode tussen 60 en 65 jaar waaraan voor
de financiering de componenten PPP, de inkoop OP/NP aanspraken over het de fiscale
ruimte over het verleden en de reeds opgebouwde FPU-aanspraken.
In de derde stap wordt het benodigde aandeel van de levensloopregeling berekend waarvoor
de politieambtenaar in eerste instantie de algemene levensloopbijdrage en de toelage
bezwarende functie ontvangt. Voor de berekening van de opbrengst wordt op basis van
artikel 4 van deze regeling uitgegaan van een rendement van 4 procent.
Het ambitieniveau van 76 procent van het middelloon in het Arbeidsvoorwaardenakkoord
sector Politie 2005–2007 vormt het financieel kader waaraan de opbouw van het pensioendeel
en de opbouw van het levenslooptegoed wordt gerelateerd. Het verschil tussen dit financieel
kader en de som van het pensioendeel en levenslooptegoed geeft de eventuele ruimte
weer voor bepaling van de iTBF.
Het in het tweede lid genoemde aanvullende percentage is bestemd voor politieambtenaren
die bij eerste indiensttreding in een executieve functie ouder waren dan 35 jaar.
Zij konden volgens de Afup-regeling niet de maximale aanspraken op Afup bereiken.
Op basis van artikel 10 van de Afup-garantieregeling hebben zij de garantie gekregen
dat gedurende de leeftijd van 60 jaar tot 65 jaar het Afup pensioen wordt aangevuld
tot het niveau van 70 procent van het pensioengevend inkomen. In het kader van het
Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 is deze garantie omgezet in een
verhoging van de iTBF door middel van een aanvullend percentage bovenop het hiervoor
genoemde percentage. Daarmee kan extra levenslooptegoed worden gespaard om op 60 jarige
leeftijd tegen een ambitieniveau van 66,5 procent van het middelloon te kunnen stoppen
met werken.
In de bijlage worden de noodzakelijk te nemen stappen en de rekenformule behandeld
om de aanspraak op en de bepaling van de hoogte van de iTBF te kunnen berekenen en
vast te stellen. De eerste en voornaamste stap daarbij is, is het vaststellen of de
politieambtenaar voldoet aan de in artikel 12d. vijfde lid, van het Bbp, genoemde
voorwaarden een aanspraak heeft op iTBF. Inden de aanspraak is vastgesteld wordt overgegaan
naar de stappen 2 (bepaling van het pensioendeel) en 3 (bepaling van het aandeel levensloopregeling
en berekening iTBF). Het geheel wordt voorafgegaan door een lijst van begrippen, afkortingen
en rekenfactoren die in het stappenplan en rekenformule worden gehanteerd.
In het navolgende wordt aan de hand van een fictieve politieambtenaar die aan de voorwaarden
voldoet voor toekenning iTBF het stappenplan en rekenformule nader toegelicht.
Rekenvoorbeeld Vaststelling percentage iTBF
Basisgegevens
Invoer
|
Afkorting
|
Voorbeeld
|
Geboortedatum
|
GebDat
|
02-03-1964
|
Aanspraak OP per 1-1-2006
|
OP2006
|
€ 6.500
|
Aanspraak FP per 1-1-2006 (op spillft. 62)
|
FP2006
|
€ 2.400
|
Aanspraak Afup Alg. per 1-1-2006 (op spillft. 62)
|
Opb_alg2006
|
€ 1.200
|
Aanspraak Afup Spec. per 1-1-2006 (op spillft. 62)
|
Opb_spec2006
|
€ 2.500
|
|
|
|
Garantiejaren Alg. (kalendertijd)
|
GarJarenAlg_kal
|
18,25
|
Garantiejaren Spec. (kalendertijd)
|
GarJarenSpec_kal
|
17,25
|
Garantiejaren Alg. (diensttijd)
|
GarJarenAlg_dt
|
18,25
|
Garantiejaren Spec. (diensttijd)
|
GarJarenSpec_dt
|
17,25
|
|
|
|
Pensioengrondslag 1-1-2004
|
PG2004
|
€ 38.000
|
Pensioengrondslag 1-1-2005
|
PG2005
|
€ 38.600
|
Pensioengrondslag 1-1-2006
|
PG2006
|
€ 39.000
|
Deeltijdfactor op 1-1-2006
|
Dtf2006
|
0,9
|
|
|
|
Pensioengeldige tijd tot 1-1-2004
|
Dt_tot2004
|
15,000
|
Opbouwtijd Afup tot 1-1-2004
|
DtAfup_tot2004
|
3,000
|
Pensioengeldige tijd in 2004 (deeltijdfactor 1)
|
DT2004
|
1,000
|
Pensioengeldige tijd in 2005 (deeltijdfactor 0,9)
|
DT2005
|
0,900
|
A1. Bereken opbouw vanaf 2006 in oude regeling
De opbouw vanaf 2006 wordt vastgesteld aan de hand van de opbouwparameters en de toekomstige
opbouwtijd (tot leeftijd 60 jaar), waarbij rekening wordt gehouden met de deeltijdfactor
2006 en het pensioengevend inkomen 2006.
De opbouwparameters uit de middelloonregeling 2006 zijn afhankelijk van de geboortedatum:
|
geboortedatum
|
|
< 1-1-1954
|
1954–1963
|
> 31-12-1963
|
opbouwpercentage
|
1,75%
|
1,80%
|
1,90%
|
franchise
|
€ 15.550
|
€ 14.550
|
€ 13.250
|
Toekomstige kalendertijd = 18,25 jaar
Opbouw oude regeling
= toekomstige tijd * Dtf2006 * opbouw% * (PG2006 – franchise)
= 18,25 * 0,900 * 1,90% * (39.000 – 13.250)
= € 8.036
A2. Bereken opbouw vanaf 2006 in nieuwe regeling
De opbouw vanaf 2006 wordt vastgesteld aan de hand van de opbouwparameters en de toekomstige
opbouwtijd (tot leeftijd 60), waarbij rekening wordt gehouden met de deeltijdfactor
2006 en het pensioengevend inkomen 2006. De opbouwparameters uit de nieuwe regeling
2006 zijn 2,05% (opbouwpercentage) en € 9600 (franchise).
Opbouw nieuwe regeling
= toekomstige tijd * Dtf2006 * 2,05% * (PG2006 – 9600)
= 18,25 * 0,900 * 2,05% * (39.000 – 9.600)
= € 9.899
A3. Bereken verschil in opbouw OP
Verschil = Opbouw OP nieuwe regeling -/- Opbouw OP oude regeling
= € 9.899 -/- € 8.036
= € 1.863
A4. Bereken verschil in opbouw PP
In het extra OP zit tevens PP meeverzekerd. Dit PP wordt uitgedrukt in OP door het
uit te ruilen. Voor elke euro PP ontvangt de deelnemer 0,168 euro OP.
meeverzekerd NP
= 5/14 * Verschil in opbouw OP * 0,168
= 5/14 * € 1.863 * 0,168
= € 112
A5. Bereken extra OP uit Inkoop
De Inkoop betreft het verschil tussen de fiscaal maximaal toegestane opbouw over alle
diensttijd tot 1-1-2006 en de werkelijk opgebouwde OP aanspraak. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt in eindloontijd (alle tijd t/m 2003) en middelloontijd (2004, 2005). De parameters
voor de fiscaal maximaal toegestane opbouw zijn:
Franchise eindloon: 10.400 Opbouw eindloon: 1,90%
Franchise middelloon: 9.400 Opbouw middelloon: 2,05%
Maximum pensioenopbouw:
EL = 1,90% * Diensttijd_tot 2004 * (PG2006 – 10.400)
= 1,90% * 15,000 * (39.000 – 10.400)
= € 8.151
ML = 2,05% * Diensttijd2004 * (PG2004 – 9.400) * index 05 * index06
+ 2,05% * Diensttijd2005 * (PG2005 – 9.400) * index06
= 2,05% * 1,000 * (38.000 – 9.400) * 1,0012 * 1,0017
+ 2,05% * 0,900 * (38.600 – 9.400) * 1,0017
= 588 + 540
Totaal = eindloon + middelloon
= 8.151 + 588 + 540
= € 9.279
Reeds opgebouwd:
OP2006 = € 6.500
Inkoop OP = Maximaal toegestaan -/- reeds opgebouwd
= € 9.279 -/- € 6.500
= € 2.779
Inkoop PP = 5/14 * € 2.779 = € 992
OP uit Inkoop = 2.779 + 992 * 0,168 = € 2.945
A6. Bereken inzet sectoraal PPP
Sectoraal PPP vult het PP in de collectieve regeling aan tot 70%. Het totale PP bedraagt
dan 70% van het OP. Vervolgens wordt het sectoraal PPP uitgedrukt in OP door het uit
te ruilen. Voor elke euro PP ontvangt de deelnemer 0,168 euro OP.
‘ Sectoraal PPP = (70% – 5/14) * Opbouw OP nieuwe regeling * 0,168
= (70% – 5/14) * € 9.899 * 0,168
= € 570
A7. Bereken inzet prepensioenaanspraken
De aanspraken FP collectief en Afup (Algemeen en Specifiek) zijn opgebouwd in de periode
1-4-1997 t/m 31-12-2005 (FP) resp. 1-1-2001 t/m 31-12-2005 (Afup).
De geregistreerde aanspraken hebben in de pensioenadministratie allen een spilleeftijd
van 62 jaar. Ze worden omgerekend naar het niveau dat hoort bij een startleeftijd
van 60 jaar (actuariële factor 0,576).
Aanspraak FP = (Collectief FP + opbouw_Afup_alg + opbouw_Afup_spec) * 0,576
= (2400 + 1200 + 2500) * 0,576
= € 3.514
A8. Bereken inzet van totaal OP/PP voor financiering vroegpensioen
Het totale OP/PP dat ingezet wordt ter financiering van de uitkering tussen 60 en
65 is de som van alle eerder berekende aanspraken OP
Totaal extra OP/PP = Verschil opbouw OP (stap A3) + uitruil PP (stap A4) + Inkoop
(stap A5) + sectoraal PPP (stap A6)
= 1.863 + 112 + 2.945 + 570
= € 5.491
Het betreft een aanspraak voor een uitkering levenslang vanaf 65 jaar. Deze dient
omgerekend te worden naar een aanspraak voor een uitkering van 60 tot 65 jaar (actuariële
factor 2,435).
OP 60–65 = 2,435 * Totaal extra OP
= 2, 435 * 5.491
= € 13.370
Hier wordt aan toegevoegd de aanspraak tussen 60 en 65 jaar gebaseerd op de inzet
van de prepensioenaanspraken (stap A7). Dit wordt uitgedrukt in een percentage van
het salaris 2006.
Totaal beschikbaar pensioen 60 – 65
= (OP 60 -65 + aanspraak FP) / PG2006
= (13.370 + 3.514) / 39.000
= 43,3%
B. De tweede fase van de berekening betreft het aandeel van de levensloopregeling.
B1. Bereken het aantal meetellende jaren in levensloop ‘Algemeen’
De Algemene regeling is in totaal afgestemd op 66,5% middelloon vanaf 61 jaar, bij
35 kalenderjaren. Bij de invoering van de Afup regeling per 1-1-2001 zijn Afup garantiejaren
vastgesteld (deze tellen mee voor de spaarperiode van 35 kalenderjaren).
Tussen 1-1-2001 en 1-1-2006 zijn er vervolgens ook 5 kalenderjaren verstreken, ervan
uitgaande dat de politieambtenaar in dienst was op 1-1-2001 en tot 1-1-2006 in dienst
is gebleven.
De resterende spaarperiode bedraagt dan 35 – 5 – garantiejaren Afup Algemeen.
Deze resterende spaarperiode wordt afgezet tegen het aantal jaren dat er in werkelijkheid
nog zal verstrijken tussen 1-1-2006 en bereiken van de 60-jarige leeftijd. De bijdrageduur
van levensloop algemeen is het minimum van de resterende spaarperiode en de tijd tot
60 jaar.
Het streefniveau wordt vastgesteld op basis van het totale aantal jaren Algemeen:
Jaren Algemeen = MIN (rest spaarperiode; tijd van 1-1-06 tot 60) + 5
+ garantiejaren Afup Algemeen
= MIN (11,75 ; 18,25) + 5 + 18,25
= 35
B2. Bereken het aantal meetellende jaren in levensloop ‘Specifiek’
Voor de spaarperiode TBF wordt een vergelijkbare berekening gemaakt als voor de spaarperiode
LL Algemeen in stap B1. De Specifieke regeling is in combinatie met de algemene regeling
afgestemd op 76% middelloon vanaf leeftijd 60 jaar. Voor de specifieke regeling geldt
een spaarperiode van 25 kalenderjaren. Tussen 1-1-2001 en 1-1-2006 zijn hiervan reeds
5 kalenderjaren verstreken, ervan uitgaande dat de politieambtenaar in dienst was
op 1-1-2001 en tot 1-1-2006 in dienst is gebleven. Tevens zijn er, in 2001, garantiejaren
AFUP specifiek toegekend die meetellen in de spaarperiode.
De resterende spaarperiode bedraagt dan 25 – 5 – garantiejaren Afup Specifiek
Deze resterende spaarperiode wordt afgezet tegen het aantal jaren dat er in werkelijkheid
nog zal verstrijken tussen 1-1-2006 en bereiken van de 60-jarige leeftijd. De bijdrageduur
van levensloop TBF is het minimum van de resterende spaarperiode en de tijd tot 60
jaar.
Het streefniveau wordt vastgesteld op basis van het totale aantal jaren Specifiek:
Jaren Specifiek = MIN (rest spaarperiode; tijd van 1-1-2006 tot 60) + 5 + garantiejaren
Afup Specifiek
= MIN (2,75; 18,25) + 5 + 17,25
= 25
B3. Bereken het feitelijke streefniveau Algemeen
Het feitelijk te behalen streefniveau is een afspiegeling van de gemiddelde deeltijdfactor
over de periode zoals hiervoor onder B1 bepaald.
Het streefniveau kan nooit hoger zijn dan 66,5% middelloon
Streefniveau = [(18,25 + 3,00 + 1,00 + 0,900 + (0,900 * 11,75)) / 35]*66,5%
= 64,1%
B4. Bereken het feitelijke streefniveau Specifiek
Het feitelijk te behalen streefniveau is een afspiegeling van de gemiddelde deeltijdfactor
over de periode zoals hiervoor onder B2 bepaald.
Het streefniveau kan nooit hoger zijn dan 76% middelloon
Streefniveau = [(17,25 + 3,00 + 1,00 + 0,900 + (0,900 * 2,75)) / 25] * 76%
= 74,9%
B5. Bereken de opbrengst LL Algemeen
De inleg in levensloop ‘Algemeen’ vindt (in theorie) nog gedurende de in stap B1 vastgestelde
bijdrageduur plaats. Daarna rendeert het saldo tot leeftijd 60 jaar. De bijdrage vindt
plaats op basis van het salaris 2006 en de deeltijdfactor van 2006. Op basis van een
inleg van 0,7% per jaar en 4% rendement kan het eindniveau berekend worden. Dit eindniveau
wordt uitgedrukt in een percentage van het salaris.
Opbrengst = 12,2%
B6. Bereken de opbrengst LL TBF
De inleg in levensloop ‘TBF’ vindt (in theorie) nog gedurende de in stap B2 vastgestelde
bijdrageduur plaats. Daarna rendeert het saldo tot leeftijd 60 jaar. De bijdrage vindt
plaats op basis van het salaris 2006 en de deeltijdfactor van 2006. Op basis van een
inleg van 1,6% per jaar en 4% rendement kan het eindniveau berekend worden. Dit eindniveau
wordt uitgedrukt in een percentage van het salaris.
Opbrengst = 7,7%
B7. Bereken en stel iTBF percentage vast
-
1. In stap B3 is berekend wat het streefniveau van de Algemene regeling is, als percentage
tussen 61 en 65 jaar. Eerst wordt dit percentage omgerekend naar een niveau tussen
60 en 65 jaar (actuariële factor 0,576 / 0,735). Vervolgens wordt dit vermenigvuldigd
met 5 om het doelsaldo voor de volledige periode tussen 60 en 65 vast te stellen.
Doelsaldo iTBF Algemeen
= Streefniveau * (0,576 / 0,735) * 5
= 64,1% * (0,576 / 0,735) * 5
= 251,2%
Hierop wordt de levensloopinleg ‘Algemeen’ in mindering gebracht. Ook de beschikbare
middelen uit het OP worden verminderd op het doelsaldo iTBF Algemeen (het maakt voor
het eindplaatje niet uit of het OP wordt verrekend op het Algemeen deel of op het
TBF deel).
iTBF Alg. = Doelsaldo iTBF Alg -/- opbrengst LL Alg -/- 5 * OP 60-65 (zie A8)
= 251,2% -/- 12,2% -/- 5 * 43,3%
= 22,5%
-
2. Vervolgens kan vastgesteld worden welk iTBF percentage nodig is om het in stap B7.1
vastgesteld saldo te bereiken in de periode tot 60 jaar. Het percentage kan negatief
zijn omdat het de volledige OP aanspraak nu verrekend is op het Algemeen deel. Een
negatief percentage vormt een korting op de hierna te bepalen premie voor iTBF Specifiek.
Een positief percentage wordt opgeteld bij de hierna te bepalen premie voor iTBF Specifiek
om zodoende de totale premie iTBF vast te stellen.
Premie iTBF Algemeen = 0,84%
-
3. In stap B4 is berekend wat het streefniveau van de Specifieke regeling is, als percentage
tussen 60 en 65 jaar. Dit percentage wordt vermenigvuldigd met 5 om het doelsaldo
voor de volledige periode tussen 60 en 65 vast te stellen.
Doelsaldo iTBF Specifiek
= Streefniveau * 5
= 74,9% * 5
= 374,5%
Van het doelsaldo is een gedeelte al gefinancierd door iTBF Algemeen, LL Algemeen
en OP. Hierbij wordt uitgegaan van de theoretische volledige spaarduur voor Algemeen
omdat anders compensatie via iTBF plaatsvindt. Een ander deel is al gefinancierd via
de LL TBF inleg (zie stap B6. Het restant dient gefinancierd te worden via iTBF Specifiek.
iTBF Specifiek
= Doelsaldo iTBF Specifiek -/- opbrengst LL TBF -/- (doelsaldo iTBF Alg. * 35/25 *
jaren specifiek/jaren algemeen)
= 374,5% -/- 7,7% -/- (251,2% * 35/25 * 25/35)
= 115,6%
-
4. Vervolgens kan vastgesteld worden welke premie nodig is voor de berekende iTBF Specifiek.
Premie iTBF Specifiek = 4,33%
-
5. De premie iTBF is gelijk aan de som van de premie iTBF Algemeen (stap B7.2) en de
premie iTBF Specifiek (stap B7.4). Dit betreft een premie over het salaris, te betalen
tot aan de eerste van de maand volgend op het bereiken van leeftijd 60.
Premie iTBF = premie iTBF Algemeen + premie iTBF Specifiek
= 0,84% + 4,33%
= 5,17%
Artikel 3
Bij de berekening en vaststelling van het percentage en aanvullende percentage iTBF
wordt het bevoegd gezag geadviseerd door het ABP. Ondersteuning door het ABP wordt
verklaard vanwege diens betrokkenheid bij de bepaling van de Afup-garanties in 2000
en vanwege diens actuariële kennis en deskundigheid.
Artikel 4
In dit artikel is de afspraak uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007
neergelegd dat, evenals voor de inleg van de algemene levensloopbijdrage en de toelage
bezwarende functie in een levensloopregeling, voor de inhaaltoelage bezwarende functie
gerekend wordt met een effectief rendement van 4 procent.
Artikel 5
De politieambtenaar wordt door het bevoegd gezag schriftelijk in kennis gesteld van
de bepaling, vaststelling en duur van het percentage en eventueel het aanvullende
percentage iTBF. Hij wordt ook schriftelijk in kennis gesteld indien hij niet aan
de in artikel 12d, vijfde lid, van het Bbp, genoemde voorwaarden voldoet. Tegen het
genomen besluit kan belanghebbende bezwaar aantekenen en in beroep gaan.
Artikel 6
Vlak na het sluiten van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 is
in 2006 in de praktijk al uitvoering gegeven aan het bepaalde in deze regeling. De
terugwerkende kracht aan deze ministeriele regeling dient aan deze uitvoering een
rechtsgrondslag te geven en heeft geen rechtspositionele gevolgen voor de politieambtenaren
in kwestie.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.