Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 juni 2013, MC-125996-105636, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake beschikbaarheidbijdragen voor ziekenhuisopleidingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na op 22 april 2013 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2012/13, 32 393, nr. 27) als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Besluit:

Artikel 1 werkingssfeer

Deze aanwijzing is van toepassing op activiteiten ten behoeve van het beschikbaar hebben van zorg als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, juncto onderdeel B, onder 1, sub c, van de bijlage bij dat besluit.

Artikel 2 opdracht

De Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen zorgautoriteit, stelt ter uitvoering van deze aanwijzing tijdig vóór 1 januari 2014 regels of beleidsregels vast.

Artikel 3 verstrekken beschikbaarheidbijdrage

  • 1. De zorgautoriteit verleent en stelt een beschikbaarheidbijdrage vast ter compensatie voor het verlenen van een dienst van algemeen belang als bedoeld in Protocol nr. 26 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1 door een daartoe erkende zorgaanbieder.

  • 2. De zorgautoriteit stelt de beschikbaarheidbijdrage vast op basis van het aantal feitelijke opgeleide personen. Opgeleide personen zijn personen die hun opleiding met een diploma hebben afgerond, alsmede, voor zover het betreft de opleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist, personen die in de desbetreffende opleiding zijn ingestroomd.

  • 3. De beschikbaarheidbijdrage wordt per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 4 berekenen beschikbaarheidbijdrage

  • 1. De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage is afhankelijk van het aantal door de zorgaanbieder opgeleide personen en het vergoedingsbedrag per persoon.

  • 2. De zorgautoriteit berekent de beschikbaarheidbijdrage aan de hand van een door mij schriftelijk of elektronisch aan haar te verstrekken opgave van:

    • a. de vergoedingsbedragen met betrekking tot de onderscheiden opleidingen;

    • b. de ter zake van een opleiding erkende zorgaanbieders,

    • c. de aantallen opgeleide personen in het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 5 financieringsbron

De beschikbaarheidbijdrage komt ten laste van het Zorgverzekeringsfonds.

Artikel 6 citeertitel

Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Aanwijzing beschikbaarheidbijdrage ziekenhuisopleidingen.

Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing met de toelichting in de Staatscourant.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

TOELICHTING

Algemeen

Doel en werkingssfeer

Deze aanwijzing betreft het verlenen van beschikbaarheidbijdragen door de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) aan zorgaanbieders die zogenoemde ziekenhuisopleidingen verzorgen, dat wil zeggen opleidingen

voor medisch ondersteunend personeel en gespecialiseerd verpleegkundigen. De basis hiervoor ligt in het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, meer in het bijzonder in onderdeel B, onder 1, sub c, van de bijlage bij dat besluit. De beschikbaarheidbijdrage komt in de plaats van de huidige Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen.

Dienst van algemeen belang

De zorgautoriteit geeft de beschikbaarheidbijdrage als compensatie voor niet-economische diensten van algemeen belang als bedoeld in het Protocol nr. 26 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zo kan de zorgautoriteit, zonder voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie, beschikbaarheidbijdragen voor opleidingen toekennen. De beschikbaarheidbijdrage moet compensatie vormen voor de opgedragen opleidingstaak zonder dat sprake is van overcompensatie. De toe te kennen bijdrage moet bovendien volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven voldoende zijn om te zorgen dat de noodzakelijk geachte soorten opleidingen tot stand komen of in stand blijven.

Hoofdlijn toekenningproces

Het proces voor toekenning van de beschikbaarheidbijdrage verloopt op hoofdlijnen als volgt. Zorgaanbieders doen bij de zorgautoriteit een aanvraag voor een beschikbaarheidbijdrage voor het verzorgen van verpleegkundige vervolgopleidingen of opleidingen voor medisch ondersteunend personeel. De zorgautoriteit belast de opleidende zorgaanbieders met een dienst van algemeen belang en verleent de beschikbaarheidbijdrage aan aanbieders die erkende opleidingen hebben. Met de verleningsbeschikking krijgt de betreffende aanbieder recht op (bevoorschotting van) de beschikbaarheidbijdrage. Op basis van deze beschikking vragen de zorgaanbieders bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ) betaling van de voorschotten aan. Het College Zorg Opleidingen (CZO) stuurt mij jaarlijks een overzicht van de gerealiseerde aantallen diploma’s en instromers per zorgaanbieder van het afgelopen kalenderjaar. Ik stuur dit overzicht na toetsing naar de zorgautoriteit. De zorgautoriteit stelt vervolgens de definitieve hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor iedere aanbieder vast voor het afgelopen kalenderjaar. De aanbieders vragen bij het CVZ de definitieve afrekening aan op basis van de verstrekte voorschotten en de door de zorgautoriteit afgegeven vaststellingsbeschikking.

Bekostigingssystematiek

Wat betreft de bekostigingssystematiek sluit de zorgautoriteit waar relevant aan bij de systematiek die nu nog van toepassing is onder de Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen. Zo vindt bijvoorbeeld geen verrekening van rente plaats in verband met een eventueel verschil tussen verlening en vaststelling. Ook kan de zorgautoriteit voor haar definities aansluiten bij de begrippen en definities zoals die nu nog gehanteerd worden in de genoemde subsidieregeling. Afwijkend is dat de beschikbaarheidbijdrage per kalenderjaar in plaats van per studiejaar wordt verstrekt. De afwikkeling van die subsidieregeling wordt gedaan door mijn ministerie.

Hoogte beschikbaarheidbijdrage

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage die een zorgaanbieder kan krijgen is afhankelijk van het aantal opgeleide personen (uitgedrukt in aantal gediplomeerden en, bij bepaalde meerjarige opleidingen, aantal instromers) en het vergoedingsbedrag per persoon. Voor de vergoedingsbedragen sluit ik voor 2014 zoveel mogelijk aan bij de bedragen zoals die van toepassing zijn voor het studiejaar 2012-2013 in het kader van de Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen. De vergoedingsbedragen geef ik jaarlijks per brief of elektronisch door aan de zorgautoriteit.

Dat de zorgautoriteit waar relevant aansluit bij de systematiek van de huidige Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen betekent onder meer dat het aantal opleidingsplaatsen per instelling niet bij voorbaat gereguleerd wordt. Het CZO blijft een centrale rol spelen in de registratie van erkende zorgaanbieders, diploma’s en instromers. Onder andere op basis van die registratie verstrek ik de voor de toekenning van de beschikbaarheidbijdrage benodigde basisinformatie aan de zorgautoriteit. Zij hoeft dus geen eigen registraties op te zetten of zelf gegevens van het CZO te toetsen.

De verwachte ontwikkeling van de aantallen instromers en diploma’s wordt door het capaciteitsorgaan gemonitord. In 2014 zullen de eerste ramingen van de opleidingsbehoefte op regionaal en nationaal niveau beschikbaar zijn. Met die ramingen kan tevoren nog beter voorspeld worden hoeveel middelen nodig zijn voor de opleidingen voor medisch ondersteunend personeel en gespecialiseerd verpleegkundigen.

De zorgautoriteit kent de beschikbaarheidbijdrage per kalenderjaar toe, en niet, zoals gebruikelijk was onder de subsidieregeling, per studiejaar. Hiermee kan het administratief proces voor de toekenning van beschikbaarheidbijdragen voor deze opleidingen en voor die voor de medische vervolgopleidingen gestroomlijnd verlopen. Dit is ook makkelijker voor de instellingen.

Artikelsgewijs

Werkingssfeer (artikel 1)

In onderdeel B, onder 1, sub c, van de bijlage bij het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG staan de opleidingen opgesomd die het betreft. Dit zijn de opleidingen tot:

  • 1. IC-verpleegkundige,

  • 2. IC-neonatologie verpleegkundige,

  • 3. IC-kinderverpleegkundige,

  • 4. kinderverpleegkundige,

  • 5. dialyseverpleegkundige,

  • 6. oncologieverpleegkundige,

  • 7. SEH-verpleegkundige,

  • 8. obstetrieverpleegkundige,

  • 9. operatieassistent,

  • 10. anesthesiemedewerker,

  • 11. radiodiagnostisch laborant,

  • 12. radiotherapeutisch laborant,

  • 13. klinisch perfusionist,

  • 14. gipsverbandmeester en

  • 15. ziekenhuishygiënist.

Opdracht (artikel 2)

Deze aanwijzing betreft 2014 en volgende jaren.

Verstrekken beschikbaarheidbijdrage (artikel 3)

De beschikbaarheidbijdrage wordt verstrekt door verlening (vooraf) en vaststelling (achteraf). Op basis van de verlening kan bevoorschotting plaatsvinden. Om overcompensatie te voorkomen wordt de beschikbaarheidbijdrage na afloop van het jaar definitief vastgesteld op basis van het daadwerkelijke gerealiseerde aantal opgeleide personen. Het aantal opgeleide personen wordt uitgedrukt in het aantal gediplomeerden, alsmede, voor zover het betreft de opleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist, het aantal personen dat in de desbetreffende opleiding is ingestroomd. Met de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage wordt de aanvragende zorgaanbieder tegelijkertijd belast met de dienst van algemeen belang. De beschikbaarheidbijdrage wordt per kalenderjaar verstrekt en niet meer, zoals onder de Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen, per studiejaar.

Berekenen beschikbaarheidbijdrage (artikel 4)

De zorgautoriteit berekent de beschikbaarheidbijdragen aan de hand van het aantal opgeleide personen per aanbieder en het vergoedingsbedrag per persoon. Ik verstrekt de zorgautoriteit de noodzakelijk gegevens. Daarbij gaat het in ieder geval om:

  • de vergoedingsbedragen per opgeleide persoon,

  • een overzicht van de erkende opleidingsinstellingen,

  • een overzicht van het aantal opgeleide personen in het afgelopen jaar.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Naar boven