Beleidsregel Taalbeheersing machinisten Spoorwegwet

Datum: 26 augustus 2013

Kenmerk: IenM/ILT-2013/31356

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Namens deze:

De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport,

Gelet op de artikelen 76 en 77 van de Spoorwegwet, artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011, de artikelen 4:81, eerste lid, 5: 24 en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Bij de beoordeling van de vraag of er voldaan is aan het vereiste van taalbeheersing in de zin van artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011, hanteert de Inspectie Leefomgeving en Transport niveau 3 van bijlage VI bij richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de gemeenschap besturen (Pb EU L 315).

Artikel 2

Indien de Inspectie Leefomgeving en Transport besluit een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom op te leggen vanwege onvoldoende taalbeheersing van de machinist, richt het besluit tot oplegging van die last zich tot degene onder wiens gezag die machinist zijn functie uitoefent.

Artikel 3

Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing bij het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 4

  • 1. Deze beleidsregels worden met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking de dag na de plaatsing in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Namens deze: De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport, J. Thunnissen.

1. Toelichting

1.1. Aanleiding

In artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 is het volgende bepaald:

De persoon die een veiligheidsfunctie uitoefent beheerst de Nederlandse taal of een door de beheerder voorgeschreven taal zodanig dat hij de voor de uitoefening van de betrokken functie gebruikelijke procescommunicatie kan voeren en begrijpen.

In de praktijk is gebleken dat het discussie kan opleveren wat er moet worden verstaan onder ‘het kunnen voeren en begrijpen van de voor de uitoefening (...) gebruikelijke procescommunicatie’. In de nationale wetgeving is dit begrip niet nader ingevuld.

Teneinde duidelijkheid te brengen in deze discussie wordt met deze beleidsregel verwezen naar richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de gemeenschap besturen (Pb EU L 315), kortweg de Machinistenrichtlijn genoemd.

De Machinistenrichtlijn bepaalt in bijlage VI, onder het kopje ‘8. Taalexamen’ het volgende:

Machinisten die contact met de infrastructuurbeheerder moeten onderhouden over kritieke veiligheidskwesties dienen te beschikken over kennis van de taal die door de betrokken infrastructuurbeheerder wordt voorgeschreven. Deze taalkennis moet hen in staat stellen actief en doeltreffend te communiceren onder normale omstandigheden, in moeilijke situaties en in noodsituaties.

(...)

Machinisten dienen in staat te zijn te communiceren overeenkomstig niveau 3 van de volgende tabel.

In de tabel waarnaar de Machinistenrichtlijn verwijst, houdt niveau 3 in dat de machinist:

  • Praktische situaties met een onvoorzien aspect aan kan

  • Kan omschrijven

  • Een eenvoudige conversatie kan voeren.

Artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 heeft het over de Nederlandse taal ‘of een door de beheerder voorschreven taal’; in het geval de beheerder een andere taal dan Nederlands voorschrijft voor delen van de hoofdspoorweginfrastructuur zullen veiligheidsfunctionarissen die andere taal zodanig moeten beheersen, dat zij de voor de uitoefening van de functie gebruikelijke procescommunicatie kunnen voeren en begrijpen. Op dit moment is op alle Nederlandse hoofdspoorwegen de Nederlandse taal voorgeschreven. Mocht de beheerder een andere taal gaan voorschrijven op (sommige) hoofdspoorwegen, dan wordt met ‘voldoende de Nederlandse taal’ beheersen, ook gedoeld op voldoende beheersing van eventuele andere, door de beheerder voor te schrijven talen.

1.2. Normadressaat

Uit de tekst van artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 zou afgeleid kunnen worden dat een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom zich zou moeten richten tot de persoon (die onvoldoende de Nederlandse taal beheerst).

Dat strookt echter niet met het systeem van de Spoorwegwet. Zie de volgende aspecten:

  • In de Spoorwegwet wordt gewerkt met veiligheidszorgsystemen voor spoorwegondernemingen (artikel 32 en 33 van de Spoorwegwet);

  • Het is de bedoeling dat degene onder wiens gezag de machinist wordt ingezet periodiek onderzoekt of de machinist voldoet aan de eisen inzake taalbeheersing (artikel 51a, zesde lid onder a van de Spoorwegwet);

  • Het is verboden om een veiligheidsfunctie te doen uitoefenen door een persoon waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat hij niet voldoet aan de voor de functie gestelde eisen als bedoeld in artikel 49 van de Spoorwegwet (artikel 53 van de Spoorwegwet);

  • Taalbeheersing maakt onderdeel uit van de eisen bedoeld in artikel 49 van de Spoorwegwet (voor machinisten is het tweede lid van artikel 49 van toepassing, onder e).

Met andere woorden: de spoorwegonderneming is degene die er verantwoordelijk voor is dat een machinist voldoende de Nederlandse taal beheerst, en daarom is dit degene tot wie een last onder dwangsom of bestuursdwang zich richt.

1.3. Beboetbaar feit

Het doen uitoefenen van de functie van machinist door iemand waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat hij niet voldoet aan de eisen voor taalbeheersing (zie de artikelen 531, onder b, juncto 49, tweede lid, onder e, van de Spoorwegwet) is bestuurlijk beboetbaar op grond van artikel 77 van de Spoorwegwet.

De Inspectie Leefomgeving en Transport hanteert bij de beoordeling van de taalbeheersing, in het kader van het opleggen van een bestuurlijke boete in hiervoor bedoelde zin, hetzelfde criterium, namelijk of die machinist voldoet aan niveau 3 van de Machinistenrichtlijn.

1.4. Machinisten

Deze beleidsregel geldt vooralsnog alleen voor machinisten (ook al spreekt artikel 5 tweede lid over veiligheidsfunctionarissen in zijn algemeenheid, en artikel 53 over personen in zijn algemeenheid). Op dit moment lijkt er geen behoefte aan uitleg van de taaleis voor andere veiligheidsfunctionarissen.

2. Beleidsregel

Dit is een beleidsregel in de zin van artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Minister van Infrastructuur en Milieu is op grond van artikel 76 van de Spoorwegwet bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen ter zake van een groot aantal verplichtingen uit genoemde wet. Hij is tevens bevoegd om ter zake van een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Deze bevoegdheden zijn gemandateerd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Met deze beleidsregel wordt uitgelegd wanneer er sprake is van een overtreding van artikel 5, tweede lid van het Besluit spoorwegpersoneel 2011; daardoor wordt tegelijkertijd uitgelegd wanneer er sprake is van de bevoegdheden tot oplegging van een last onder bestuursdwang (of dwangsom, artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht) of tot oplegging van een bestuurlijke boete, indien het gaat om taalbeheersing.

Tevens wordt met deze beleidsregel aangegeven dat een eventuele sanctie zich richt tot ‘degene onder wiens gezag’ de machinist werkzaam is.

3. Betrokkenen

Deze beleidsregel richt zich tot spoorwegondernemingen, omdat zij degenen zijn onder wiens gezag machinisten hun functie uitoefenen, en zij degenen zijn die ervoor moeten zorgen dat machinisten voldoen aan de eisen van taalbeheersing.

Ook de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur is een betrokkene bij deze beleidsregel; de beheerder stelt immers vast welke taal er gesproken wordt.

Uiteraard zijn ook machinisten zelf betrokken bij deze beleidsregel; het gaat immers om de taalbeheersing van deze groep veiligheidsfunctionarissen in de zin van de Spoorwegwet.

Ook het exameninstituut (VVRV, Veiligheid en Vakmanschap Railvervoer) heeft een rol voor wat betreft taalbeheersing. De VVRV beoordeelt aankomend machinisten onder meer op hun taalniveau en hanteert daarbij, net als ILT, niveau 3 van bijlage VI, onderdeel 8 van de Machinistenrichtlijn. ILT gaat er van uit dat machinisten die geslaagd zijn voor een taalexamen bij de VVRV, voldoen aan genoemd niveau 3.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Namens deze: De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport, J. Thunnissen.


X Noot
1

Er is al een nieuw artikel 53 Spoorwegwet vastgesteld: zie onderdeel JJ van de Wet van 16 december 2010, Stb. 2011, 218. Dit onderdeel is op dit moment nog niet in werking getreden. Van de inwerkingtreding van onderdeel JJ wordt geen effect op deze beleidsregel verwacht.

Naar boven