Verordening op de Raad voor Toezicht

Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants maakt, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep, onderstaande verordening bekend, welke door de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants op 24 juni 2013 is vastgesteld.

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid en 19, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

Stelt de volgende verordening vast:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

accountant:

een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep;

accountantskamer:

de accountantskamer, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants;

beroepsorganisatie:

de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

bestuur:

het bestuur van de beroepsorganisatie;

lid of leden:

het lid of de leden van de Raad voor Toezicht.

HOOFDSTUK 2 DE RAAD VOOR TOEZICHT

Artikel 2

  • 1. Er is een Raad voor Toezicht, hierna te noemen: de Raad.

  • 2. De Raad heeft tot taak:

    • a. het bij wege van mandaat of uit hoofde van volmacht namens het bestuur houden van toezicht op de beroepsuitoefening door accountants;

    • b. het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur ten aanzien van de indiening van een klacht als bedoeld in artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants.

  • 3. In de uitoefening van zijn taken wordt de Raad bijgestaan door een secretaris welke wordt aangewezen door het bestuur.

  • 4. De Raad kan in het kader van zijn taken externe deskundigen, waaronder accountants, inschakelen.

Artikel 3

  • 1. De Raad bestaat uit de volgende leden:

    • a. een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter; en

    • b. vijf accountants.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn werkzaam of zijn werkzaam geweest als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en zijn geen accountant.

  • 3. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter mogen niet in relatie staan tot een accountantspraktijk of een accountantsafdeling, anders dan in een cliëntrelatie.

  • 4. De leden van de Raad worden door het bestuur benoemd voor een periode van vier jaar. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

  • 5. De leden treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. Het rooster wordt zodanig ingericht, dat voor zover mogelijk telkenmale hetzelfde aantal leden aftreedt.

  • 6. Hij die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 7. Hij die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 4

  • 1. Een lid van de Raad is onpartijdig en onafhankelijk.

  • 2. Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met:

    • a. het lidmaatschap van het bestuur;

    • b. het lidmaatschap van het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

    • c. het lidmaatschap van de accountantskamer;

    • d. een dienstverband met de beroepsorganisatie;

    • e. het lidmaatschap van een ledengroepbestuur; en

    • f. het lidmaatschap van het door het bestuur ingesteld Adviescollege voor Beroepsreglementering.

Artikel 5

  • 1. Het lidmaatschap van de Raad eindigt:

    • a. op verzoek van het lid;

    • b. bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd;

    • c. bij het verstrijken van de zittingsduur;

    • d. na het onherroepelijk worden van een door de accountantskamer opgelegde tuchtrechtelijke maatregel;

    • e. bij een daartoe strekkende beslissing van het bestuur na een voordracht van de Raad wegens ongeschiktheid; en

    • f. bij overlijden.

  • 2. Het lid van de Raad, dat ingevolge sub b of c van het eerste lid aftreedt, kan op verzoek van de voorzitter zijn functie behouden met betrekking tot die zaken aan welke behandeling hij heeft deelgenomen, doch die op het tijdstip van zijn aftreden nog niet zijn afgedaan.

Artikel 6

  • 1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van de Raad en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens geheimhouding geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2. De Raad kan een externe deskundige, als bedoeld in artikel 2, vierde lid ontheffen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien dat noodzakelijk is voor het toezicht op de beroepsuitoefening of voor het verkrijgen dan wel behouden van een accreditatie als bedoeld in artikel 26 van de Verordening kwaliteitsbeoordelingen.

Artikel 7

  • 1. De Raad vergadert zo dikwijls hij zulks nodig oordeelt.

  • 2. Een lid neemt geen deel aan de beraadslaging en onthoudt zich van medestemmen over aangelegenheden waarbij sprake kan zijn van een bedreiging van zijn objectiviteit.

  • 3. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming, is de meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist.

  • 4. Ieder lid brengt slechts één stem uit.

  • 5. De Raad neemt geen beslissingen indien niet ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van stemming moeten onthouden, aan de stemming over het besluit heeft deelgenomen.

HOOFDSTUK 3 TOEZICHT

Artikel 8

  • 1. De Raad bepaalt met inachtneming van het tweede lid van dit artikel en de grenzen van het mandaat en de volmacht welke aan hem door het bestuur zijn verleend, de invulling van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde taak en de daarbij te hanteren werkwijze.

  • 2. De Raad voert de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen uit.

  • 3. De Raad kan een onderzoek instellen indien sprake is van een redelijk vermoeden van niet-naleving van voor accountants geldende beroepsnormen.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9

Jaarlijks voor 1 april brengt de Raad een geanonimiseerd verslag uit omtrent zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en maakt dit openbaar.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 10

Bij de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Raad gevormd door de leden zoals die door het bestuur per 1 januari 2013, dan wel nadien zijn benoemd tot lid van de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA, met inachtneming van het rooster van aftreden dat bij die benoemingen is vastgesteld.

Artikel 11

Beslissingen genomen door de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA op grond van de Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 451) of de Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 730) worden geacht te zijn genomen door de Raad op grond van deze verordening.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALING

Artikel 12

De Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 451) wordt ingetrokken.

Artikel 13

De Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 730) wordt ingetrokken.

Artikel 14

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Raad voor Toezicht.

TOELICHTING

Algemeen

Met deze verordening worden de verordeningen op de Raad voor Toezicht zoals deze door de ledenvergaderingen van het NIVRA en de NOvAA op 17 december 2012 zijn vastgesteld, omgezet naar één verordening voor de NBA. Inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de verordeningen zoals die tot en met 31 december 2013 gelden, zijn hierbij niet beoogd.

Volledigheidshalve wordt wel de artikelsgewijze toelichting opnieuw opgenomen bij deze NBA-verordening. Deze toelichting is alleen in technische en redactionele zin aangepast. Zo zijn ‘NIVRA en NOvAA’ vervangen door ‘NBA’. In het kader van overgangsbepalingen is een bepaling opgenomen die regelt dat de Raad voor Toezicht bij de inwerkingtreding van deze verordening dezelfde samenstelling kent als de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA juist voor de inwerkingtreding van deze verordening had. Verder is een bepaling opgenomen die regelt dat beslissingen welke zijn genomen op grond van de ‘oude’ verordeningen geacht worden te zijn genomen op grond van deze verordening.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definitie van de gebruikte begrippen.

Artikel 2

Met dit artikel wordt de Raad ingesteld en wordt de taak van de Raad vastgelegd. Naast het houden van toezicht op de beroepsuitoefening door accountants, is tevens vastgelegd dat de Raad het bestuur van de NBA gevraagd en ongevraagd kan adviseren over het indienen van een klacht bij de accountantskamer. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de Raad niet zonder voorafgaande toestemming van het bestuur een klacht bij de accountantskamer kan indienen.

De Raad wordt bijgestaan door een secretaris en de Raad kan zo nodig externe deskundigen inschakelen voor de ondersteuning bij de uitvoering van zijn taken.

Artikel 3

De Raad bestaat uit zeven leden. Uit het oogpunt van onafhankelijkheid wordt bepaald dat de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter werkzaam zijn of zijn geweest als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en geen accountant zijn. De andere vijf leden van de Raad zijn wel accountant. De leden van de Raad worden voor een periode van vier jaar benoemd door het bestuur van de NBA en kunnen eenmaal worden herbenoemd. Als uitgangspunt geldt dat een lid van de Raad dat wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen zetel, in het rooster van aftreden de plaats inneemt van zijn voorganger. Degene die een lid van de Raad opvolgt dat in de tweede termijn tussentijds aftreedt, zou op grond van dat uitgangspunt slechts een korte zittingstermijn hebben. Daarom is bepaald dat in zo’n geval nog eenmaal herbenoeming plaats kan vinden, ondanks dat de voorganger die mogelijkheid niet meer had.

Artikel 4

Dit artikel bevat in het bijzonder de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Raad.

Artikel 5

Dit artikel bevat de opsomming van de gevallen waarin het lidmaatschap van de Raad eindigt. In het bijzonder geldt dat het onherroepelijk worden van een door de accountantskamer opgelegde maatregel leidt tot het einde van het lidmaatschap van de Raad. Derhalve leidt niet alleen een doorhaling of een tijdelijke doorhaling van de inschrijving als accountant tot het einde van het lidmaatschap van de Raad, maar ook het onherroepelijk worden van een waarschuwing of een berisping.

Artikel 6

Dit artikel bevat een geheimhoudingsbepaling voor een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van de Raad. De bepaling is afgeleid van de geheimhoudingsbepaling in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

Het tweede lid van dit artikel voorkomt dat een lid van de Raad meestemt over aangelegenheden waarbij zijn objectiviteit bedreigd kan zijn. Het derde lid bepaalt dat de Raad besluiten met een meerderheid van stemmen neemt. Gelet op de bepaling dat de Raad geen besluiten neemt als niet ten minste de helft van de leden aan de stemming heeft deelgenomen, kan zich de situatie voordoen dat de stemmen staken. In een dergelijk geval moet de besluitvorming worden doorgeschoven naar een bijeenkomst van de Raad waarbij wel met een meerderheid van stemmen kan worden besloten.

Artikel 8

In dit artikel is bepaald dat de Raad binnen de grenzen van het mandaat en de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen zijn eigen werkwijze kan bepalen. Verder wordt met dit artikel de uitvoering van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen aan de Raad opgedragen.

Ten slotte is bepaald dat de Raad een onderzoek kan instellen in het geval sprake is van een redelijk vermoeden van niet naleving van voor accountants geldende beroepsnormen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een onderzoek in het geval sprake is van een vermoeden dat een accountant ten onrechte niet als openbaar accountant is geregistreerd. De Raad kan een dergelijk onderzoek uit eigen beweging instellen en is niet gehouden voorafgaande toestemming aan het bestuur van de NBA te vragen. Een dergelijk onderzoek onderscheidt zich van een incidentenonderzoek zoals dat in de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen is genoemd, doordat het hier bedoelde onderzoek een aanleiding kan zijn om een toetsingstraject in te zetten, terwijl een incidentenonderzoek juist is bedoeld om te onderzoeken of er aanleiding kan zijn om een klacht bij de accountantskamer in te dienen.

Artikel 9

De Raad brengt jaarlijks een verslag uit van zijn werkzaamheden.

Artikel 10

Dit artikel regelt dat de leden van de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA in de samenstelling zoals die op 31 december 2013 geldt, de Raad voor Toezicht vormen. Dit artikel bevestigt dan ook dat de Raad zijn werkzaamheden na 1 januari 2014 in een ongewijzigde samenstelling voortzet. Deze bepaling voorkomt dat de leden van de Raad bij de inwerkingtreding van deze verordening opnieuw formeel moeten worden benoemd.

Artikel 11

Deze bepaling voorziet erin dat beslissingen die zijn genomen op grond van de voordien geldende verordeningen, geacht worden te zijn genomen op grond van deze verordening. Deze bepaling biedt bijvoorbeeld een voorziening voor het geval waarin de Raad voor de inwerkingtreding van deze verordening besloot een onderzoek in te stellen op grond van artikel 8, derde lid, maar dat onderzoek pas uit kan voeren na de inwerkingtreding van deze verordening. Artikel 11 voorkomt dat de beslissing dan opnieuw moet worden genomen.

Artikel 12 en 13

Deze artikelen bevatten de intrekking van de verordeningen met betrekking tot de Raad voor Toezicht zoals die eerder door de ledenvergadering van het NIVRA en de ledenvergadering van de NOvAA waren vastgesteld met betrekking tot de gezamenlijke Raad voor Toezicht. Op grond van de Aanwijzingen voor de regelgeving is een vermelding van de Staatscourant waarin de ingetrokken verordeningen zijn gepubliceerd niet toegestaan. Omdat beide verordeningen eenzelfde citeertitel kennen, is wel de Staatscourant vermeld waarin de ingetrokken verordeningen zijn gepubliceerd om deze zo toch voldoende te kunnen onderscheiden.

Artikel 14

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening en bevat tevens de citeertitel.

Naar boven