Regeling van de Minister van Economische Zaken van 16 augustus 2013, nr. WJZ/13101015, houdende wijziging van de Postregeling 2009

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 25, tweede lid, van de Postwet 2009;

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 17a van de Postregeling 2009 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17b

In afwijking van artikel 17, tweede lid, wordt het percentage waarmee de tarieven voor de universele postdienst in 2014 gemiddeld mogen stijgen, vastgesteld op 8.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 augustus 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

In de Postwet 2009 (hierna: de wet) is geregeld dat de tarieven voor de universele postdienst kostendekkend en betaalbaar moeten zijn. Op basis van artikel 25, tweede lid, van de wet kan, gehoord de Autoriteit Consument en Markt, bij ministeriële regeling voor een afzonderlijk jaar een ander percentage worden vastgesteld waarmee de tarieven mogen stijgen, indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan het vereiste dat de tarieven op de kosten gebaseerd zijn. In de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 mei 2013, houdende wijziging van de Postregeling 2009 (Stcrt. 12395), is hieraan uitvoering gegeven voor het jaar 2013. In voorliggende regeling wordt hieraan opnieuw uitvoering gegeven voor het jaar 2014.

Vanwege dalende volumes die niet in deze mate waren voorzien tijdens het opstellen van de Postregeling 2009 (hierna: de regeling) zijn de kosten uit de pas gaan lopen met de tarieven. In de afgelopen 5 jaar is het volume van de universele postdienst met meer dan 30% gedaald. Door de tariefregulering konden de tarieven onvoldoende worden aangepast aan de volumedaling. Om deze reden heeft de universele postdienstverlener aangegeven dat de tarieven niet langer kostendekkend zijn. Het rendement op de universele postdienst was in 2012 –9%. Om dit te herstellen heeft de universele postdienstverlener, naast het voorstel tot verhoging van de pricecap over het jaar 2013 met 13%, een voorstel ingediend tot verhoging van de pricecap over het jaar 2014 met 8%. Deze verhogingen zijn onderdeel van een pakket aan maatregelen dat erop gericht is een economisch rendabele uitvoering van de universele postdienst mogelijk te maken (brief van 3 juni 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake Toekomstvisie op de Nederlandse postmarkt, Kamerstukken II 2012/13, 29 502, nr. 110). De Autoriteit Consument en Markt heeft getoetst dat de universele postdienstverlener redelijkerwijs voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het rendement op de universele postdienst ook na de voorgestelde verhoging van de pricecap binnen het, ingevolge artikel 14 van de regeling, maximaal toegestane rendement van 11,11% van de daadwerkelijke kosten blijft.

Met een verhoging van 8% wordt tevens voldaan aan een van de eisen van de postrichtlijn, dat de tarieven betaalbaar moeten zijn. Een verhoging van de pricecap met 8% per 1 januari 2014 maakt een stijging van de postzegelprijs mogelijk van € 0,04, wat uitkomt op een postzegelprijs van € 0,64. Ondanks dat de volumes sterker daalden dan in andere Europese landen, had Nederland binnen Europa altijd een lage postzegelprijs. Met de verhogingen in 2013 en 2014 blijft de prijs in Nederland onder het gemiddelde van West-Europa. In België en het Verenigd Koninkrijk is de postzegelprijs in de afgelopen drie jaar sterk verhoogd (met respectievelijk € 0,18 en € 0,25). De postzegelprijs bedraagt daar nu € 0,77 respectievelijk € 0,74.

Dat de kosten uit de pas zijn gaan lopen met de tarieven wordt bevestigd door de uitkomsten van de Evaluatie van de Postregeling van 3 juni 2013 (bijlage bij Kamerstukken II 29 502, nr. 110). In deze rapportage komen de onderzoekers onder andere tot de conclusie dat, gegeven de dalende volumes op de postmarkt, op basis van de huidige regeling geen representatieve volumes voor de reguleringsperiode worden vastgesteld. Om de tarieven van de universele postdienst beter te kunnen laten inspelen op volumedalingen doen de onderzoekers een aanbeveling om de tariefregulering te flexibiliseren, onder meer door de introductie van een volumecorrectiemechanisme. Dit is één van de onderdelen die worden meegenomen in een aanpassing van de regeling die momenteel wordt uitgewerkt. Zoals aangekondigd tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer over de postmarkt op 27 juni 2013, zal deze aanpassing van de regeling worden geconsulteerd en worden voorgehangen bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en is het streven deze voor het einde van 2013 in werking te laten treden.

2. Regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

3. Vaste verandermomenten

De inwerkingtreding wijkt af van het kabinetsstandpunt inzake de vaste verandermomenten, omdat de regeling niet twee maanden van te voren wordt gepubliceerd en niet per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treedt. Eerdere inwerkingtreding van deze regeling is van belang, omdat pas na de vaststelling van de hierboven genoemde verhoging van de pricecap, de procedure kan worden gestart voor toetsing door de Autoriteit Consument en Markt van de tarieven die de universele postdienstverlener per 1 januari 2014 wil gaan hanteren. Deze toetsing duurt ongeveer een maand. Vervolgens heeft de verlener van de universele postdienst ongeveer drie maanden nodig om de wijziging te kunnen doorvoeren, omdat daarvoor bestaande contracten met klanten moeten worden aangepast. Een langere periode waarin de tarieven niet aangepast kunnen worden, heeft negatieve gevolgen voor de kostendekkendheid van de universele postdienst. Afwijking van het kabinetsstandpunt is derhalve in dit geval toegestaan op grond van uitzonderingsrond 1: hoge c.q. buitensporige private of publieke kosten van vertraging.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven