Instellings- en mandaatbesluit spir-it 2013

De Raad voor de rechtspraak,

Gelet op paragraaf 2 van de afdeling 6 van hoofdstuk 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie en gelet op artikel 2 van het Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak;

Besluit over te gaan tot vervanging van het Instellings- en mandaatbesluit spir-it van 14 december 2010 (Staatscourant 2010, nr. 20577).

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Raad:

de Raad voor de rechtspraak, bedoeld in artikel 84 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. spir-it:

service provider intern Rechtspraak;

c. de directeur:

de directeur van spir-it, benoemd door de Raad.

Artikel 2

Er is een ICT-bedrijf voor de Rechtspraak (spir-it).

Artikel 3

Spir-it heeft tot taken:

  • beheer en onderhoud van netwerken en applicaties voor de Rechtspraak;

  • bijdragen aan de ontwikkeling van vervangende en nieuwe informatiesystemen;

  • dienstverlening op het terrein van het technisch beheer van de infrastructuur en de inrichting en ondersteuning van de werkplekken binnen de Rechtspraak.

Artikel 4

  • 1. De directeur is bevoegd om namens de Raad besluiten te nemen en stukken af te doen op het werkterrein van spir-it.

  • 2. De directeur is bevoegd namens de Staat der Nederlanden de privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het functioneren van spir-it.

  • 3. Tot de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoren in ieder geval:

    • a. het integraal management op onder meer organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;

    • b. het geven van leiding aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen met inbegrip van de uitoefening van de rechtspositionele bevoegdheden, zoals deze door de Raad zijn toegekend;

    • c. het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij spir-it.

  • 4. De directeur is bevoegd om namens de Raad op te treden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 5

  • 1. De directeur heeft de in artikel 4 bedoelde bevoegdheden niet indien bij of krachtens een wettelijk voorschrift anders is bepaald, indien de aard van de uit te oefenen bevoegdheden zich ertegen verzet of indien het uitoefenen van de bevoegdheid het nemen van een principiële beslissing in politiek of maatschappelijk gevoelige aangelegenheden met zich brengt.

  • 2. De directeur is niet bevoegd namens de Raad privaatrechtelijke vorderingen kwijt te schelden of buiten invordering te stellen.

Artikel 6

  • 1. De uitoefening van bevoegdheden, toegekend bij of krachtens dit besluit, geschiedt overeenkomstig het jaarplan, de projectplannen en andere door de Raad vastgestelde kaders en uitsluitend binnen het aan spir-it toegekende budget.

  • 2. De directeur is niet bevoegd om, anders dan door tussenkomst van de Raad, financiële middelen beschikbaar te stellen aan de gerechten.

  • 3. Voor het nemen van een besluit tot toepassing van artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,voor zover de schadeloosstelling, kostenvergoeding of verlening van een geldelijke tegemoetkoming op jaarbasis meer dan € 5.000,– bedraagt en van een besluit tot toepassing van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is vooraf instemming van de Raad noodzakelijk.

Artikel 7

  • 1. De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het verlenen van de hem verleende volmacht aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 2. De directeur kan, bij de toepassing van het eerste lid, bepalen dat de daar bedoelde bevoegdheden eveneens toekomen aan de functionarissen aan wie hij ondermandaat of volmacht verleent.

  • 3. Indien gebruik is gemaakt van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt op bezwaarschriften tegen besluiten die met toepassing van dat ondermandaat zijn genomen beslist door degene die het ondermandaat heeft verleend.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen besluiten die ingevolge deze regeling door de directeur zijn genomen, wordt beslist door de Raad.

Artikel 8

Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur worden zijn bevoegdheden ingevolge deze regeling uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur. Indien geen plaatsvervangend directeur is benoemd, worden de bevoegdheden van de directeur ingevolge deze regeling uitgeoefend door een functionaris die daartoe door de directeur is aangewezen. Bij ontstentenis van zowel de directeur als de plaatsvervangend directeur of voornoemde functionaris voorziet de Raad in een aanwijzing van een functionaris die de bevoegdheden van de directeur uitoefent.

Artikel 9

  • 1. Indien ingevolge deze regeling door de directeur besluiten worden genomen en stukken worden afgedaan, geschiedt de ondertekening als volgt:

    De Raad voor de rechtspraak,

    voor deze,

    De directeur spir-it,

    [handtekening]

    [naam]

  • 2. Indien ingevolge deze regeling door de directeur schriftelijk een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt verricht, geschiedt de ondertekening als volgt:

    De Staat der Nederlanden (Raad voor de rechtspraak),

    voor deze,

    De directeur spir-it,

    [handtekening]

    [naam]

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan artikel 7, worden bij de ondertekening de handtekening en de naam van de directeur vervangen door die van de functionaris die in diens plaats optreedt en wordt de handtekening voorafgegaan door de vermelding: b/a.

Artikel 10

  • 1. De uitoefening van bevoegdheden ingevolge deze regeling geschiedt met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving, in het bijzonder het bepaalde bij en krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, de Archiefwet 1995, de Wet op de ondernemingsraden en de voor de Raad van toepassing zijnde aanwijzingen voor organen van de rijksoverheid en de geldende kaders voor administratieve organisatiebeschrijvingen.

  • 2. De directeur legt over de uitoefening van zijn bevoegdheden ingevolge deze regeling, over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het jaarplan en de projectplannen en over de financiële stand van zaken periodiek verantwoording af aan de Raad.

Artikel 11

  • 1. Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant, treedt in werking met ingang van de eerste dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

  • 2. Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt gelijktijdig het op 22 december 2010 in de Staatscourant gepubliceerde Instellings- en mandaatbesluit spir-it van 14 december 2010 ingetrokken.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Instellings- en mandaatbesluit spir-it 2013.

Den Haag, 5 augustus 2013.

De Raad voor de rechtspraak, namens deze: F.C. Bakker, voorzitter.

TOELICHTING

1. Algemeen

Het Instellings- en mandaatbesluit spir-it van 14 december 2010 (Stcrt. 22 december 2010, nr. 20 577) heeft het ICT-bedrijf voor de Rechtspraak spir-it ingesteld als afzonderlijk onderdeel van het bureau van de Raad voor de rechtspraak.

De Raad heeft in het najaar van 2012 besloten om spir-it op dezelfde wijze organisatorisch onder de Raad te brengen als de overige landelijke diensten van de Raad, het Studiecentrum Rechtspleging en het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.

Het besluit is besproken in de Presidentenvergadering van 29 november 2012; de Presidentenvergadering kan zich vinden in het besluit.

Dit betekent dat spir-it met ingang van 1 januari 2013 niet langer een organisatorisch onderdeel van het bureau van de Raad is, maar een afzonderlijke landelijke dienst van de Raad van de rechtspraak.

Als gevolg daarvan wordt spir-it niet langer aangestuurd door de secretaris/directeur (nu: de algemeen directeur) van de Raad, maar direct door (de portefeuillehouder van) Raad. In de Machtigingsregeling leden Raad voor de rechtspraak is geregeld dat de leden van de Raad onderling de portefeuilles verdelen en dat elk lid bevoegd is namens de Raad besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen, voor zover het aangelegenheden betreft binnen de reikwijdte van zijn portefeuille.

Vanwege deze organisatorische wijziging dient het Instellings- en mandaatbesluit spir-it van 14 december 2010 gewijzigd te worden. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen om dat besluit in zijn geheel in te trekken en te vervangen door het onderhavige besluit.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2

Bij artikel 2 wordt spir-it als afzonderlijk onderdeel van de Rechtspraak ingesteld.

Artikel 3

Artikel 3 bevat een omschrijving van de taken van spir-it.

Artikel 4

Aan de directeur spir-it wordt een algemene bevoegdheid toegekend, die zowel mandaat (publiekrechtelijk) als volmacht (privaatrechtelijk) omvat. De bevoegdheid wordt (in algemene zin) begrensd door de taakomschrijving van het dienstonderdeel in artikel 3.

Artikel 5

Artikel 5 bevat enige algemene beperkingen van de bevoegdheden van de directeur spir-it. Het eerste lid ziet op bevoegdheden die vanwege hun aard, inhoudelijke samenhang of om andere redenen in wet- en regelgeving zijn voorbehouden aan bepaalde organen, zoals de bevoegdheid van de minister van Infrastructuur en Milieu ten aanzien van de huisvesting van rijksdiensten. Daarnaast is in het eerste lid ook het uitgangspunt verwerkt dat politiek en bestuurlijk gewichtige en gevoelige beslissingen door de Raad zelf genomen worden.

Het tweede lid geeft uitvoering aan bepalingen die bij en krachtens de Comptabiliteitswet zijn gesteld.

Artikel 6

In artikel 6 is in het eerste lid een randvoorwaarde en vervolgens zijn in het tweede en derde lid bijzondere beperkingen gesteld aan de bevoegdheidsuitoefening door directeur spir-it.

Artikel 7

Artikel 7 regelt de mogelijkheid van ondermandaat binnen spir-it en de gevolgen van (onder)mandaat voor het afdoen van bezwaarschriften.

Artikel 8

Artikel 8 geeft een regeling voor het geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering van de (plv.) directeur spir-it.

Artikel 9

Artikel 9 beoogt eenheid in de (vorm van) ondertekening te brengen.

Artikel 10

Artikel 10 regelt de verantwoording en informatie aan de Raad.

Naar boven