De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en het zevende lid, van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling periodieke registratie
Wet BIG (hierna te noemen: de regeling). In de regeling worden voor de beroepen fysiotherapeut,
verloskundige, verpleegkundige, arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog
en psychotherapeut, eisen gesteld aan respectievelijk de te volgen scholing en de
aard van de te verrichten werkzaamheden om de registratie in het BIG-register te verlengen.
Bij toepassing van de regeling in de praktijk blijkt er behoefte aan een wettelijke
termijn voor de geldigheid van het periodiek registratie certificaat, aan uitbreiding
van de mogelijkheid van uitzondering van de scholingsplicht en aan een uitbreiding
van de regeling voor gelijkgestelde werkzaamheden.
De wijzigingen in de onderhavige regeling voorzien in deze behoeften en betreffen:
-
• Een maximale termijn voor de geldigheid van het periodiek registratie certificaat.
-
• Een uitzondering van de scholingsplicht voor verpleegkundigen, die niet aan de werkervaringseis
voldoen, maar in het bezit zijn van een getuigschrift van een HBO opleiding tot verpleegkundige,
dat niet ouder is dan twee jaar op het moment van het indienen van de aanvrage voor
periodieke registratie.
-
• Een uitbreiding van de regeling voor gelijkgestelde werkzaamheden voor onderwijs in
de centrale vakgebieden voor zover het onderwijs wordt gegeven in het kader van een
specialistenopleiding, die leidt tot een wettelijk erkende specialistentitel als bedoeld
in artikel 14, eerste lid van de wet.
-
• Een uitbreiding van de regeling voor gelijkgestelde werkzaamheden voor onderwijs in
de centrale vakgebieden van verpleegkunde, gegeven in het kader van een verpleegkundige
vervolg opleiding, die erkend is door Stichting College Zorg Opleidingen te Utrecht.
Bij de artikelsgewijze toelichting worden deze onderwerpen nader toegelicht.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
Artikel 2, eerste lid
Als bewijs dat een beroepsbeoefenaar die niet aan de werkervaringseis voldoet na de
scholing weer beschikt over de vereiste kerncompetenties wordt door een daartoe bevoegde
onderwijsinstelling een periodiek registratie certificaat uitgereikt. Dit certificaat
staat er borg voor dat betrokkene beschikt over de competenties en vaardigheden die
behoren tot de kern van het beroep.
De regeling is op 1 januari 2012 gewijzigd1.
In de toelichting op die wijzigingsregeling is onder punt 3.4 uiteengezet dat de registratie
in het BIG-register van vijf jaar weer gaat lopen vanaf de datum van de aantekening
van het certificaat in het BIG-register en niet, zoals abusievelijk in de toelichting
bij de regeling was vermeld, vanaf de datum waarop het certificaat is afgegeven. Het
kan dan ook voorkomen dat er tussen het behalen van het certificaat enerzijds en het
moment van aantekening hiervan in het BIG register anderzijds, een te lange tijd is,
waardoor de opgedane kennis via de scholing van betrokkene niet meer actueel is. In
dat geval is het aannemelijk dat deze niet meer voldoet aan het vereiste minimumniveau
voor periodieke registratie. Om die reden is in de onderhavige regeling een termijn
van twee jaar gesteld aan de geldigheid van het certificaat om in aanmerking te komen
voor periodieke registratie. Voor een termijn van twee jaar is gekozen omdat het aannemelijk
is dat de opgedane kennis via scholing na twee jaar hiaten kan gaan vertonen waardoor
men niet meer aan het vereiste minimumniveau voor registratie voldoet.
Ingeval het certificaat op moment van het indienen van de aanvrage voor periodieke
registratie ouder is dan twee jaar, zal betrokkene weer moeten bijscholen totdat het
niveau van initiële opleiding voor de kerncompetenties weer is bereikt.
Artikel 2, vijfde lid
Bij de wijziging van de regeling van 1 januari 2012 is een uitzondering op de plicht
van scholing in het kader van de periodieke registratie gemaakt voor BIG geregistreerden
die niet aan de werkervaringseis voldoen, maar die zijn toegelaten tot een opleiding
die leidt tot een wettelijk erkend specialisme als bedoeld in artikel, 14, eerste
lid, van de Wet BIG. Het gaat hier om opleidingen in een van de wettelijk erkende
specialismen van de beroepen van arts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, tandarts
en verpleegkundige.
Reden voor deze uitzondering is dat bij de toelating van betrokkene tot de specialistenopleiding
tijdens de sollicitatieprocedure getoetst wordt of deze beschikt over de kerncompetenties
van het basisberoep, als voorwaarde om toegelaten te worden tot de specialistenopleiding.
In dat geval is het niet reëel en niet nodig om een scholingsprogramma gericht op
het minimum niveau van het basisberoep te volgen. Bovendien leidt extra scholing zowel
voor de BIG geregistreerde als voor de overheid tot meer kosten en administratieve
lasten.
Deze redenen gaan ook op voor verpleegkundigen, die niet aan de werkervaringseis voldoen,
maar de opleiding voor verpleegkundige op HBO niveau hebben afgerond. Het getuigschrift
HBO verpleegkundige staat er borg voor dat de houder beschikt over de voor de kern
van het beroep verpleegkundige noodzakelijke competenties en vaardigheden. Een scholingsprogramma
gericht op hetzelfde minimumniveau is ook in dit geval niet nodig en reden om ook
voor deze groep een uitzondering van de scholingsplicht in de regeling op te nemen.
Ook hier geldt dat de kennis opgedaan tijdens de HBO opleiding voor verpleegkundige
niet verouderd mag zijn. Om die reden is voor de geldigheid van het betrokken getuigschrift
voor de periodieke registratie, zoals ook voor het periodiek registratie certificaat,
een geldigheidstermijn van 2 jaar in de regeling opgenomen.
B
Artikel 7, derde lid tot en met zevende lid.
In artikel 7 van de regeling zijn de werkzaamheden van docenten, werkzaam binnen een
onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat
recht geeft op inschrijving in het BIG-register gelijkgesteld, voor zover zij onderwijs
verzorgen in de verschillende centrale vakgebieden. Een goede uitoefening van de functie
van (praktijk)docent is onlosmakelijk verbonden met het op de hoogte moeten blijven
van de (recente) ontwikkelingen binnen het gebied van de desbetreffende beroepsuitoefening
en het uitoefenen van de daarbij behorende praktische vaardigheden. Terugkeer in het
betreffende beroep, wordt op basis van de werkervaring als docent in de centrale vakgebieden
verantwoord geacht. Het is dan ook niet meer opportuun dat aparte scholing wordt gevolgd.
Onderwijs in het centrale vakgebied van de betrokken beroepen wordt niet alleen gegeven
aan onderwijsinstellingen die opleidingen verzorgen die leiden tot een getuigschrift
dat recht geeft op inschrijving in het register van dat beroep. Ook het onderwijs
in het centrale vakgebied dat wordt gegeven in het kader van een specialistenopleiding,
die leidt tot een wettelijk erkende specialistentitel als bedoeld in artikel 14, eerste
lid van de wet, is minimaal van hetzelfde niveau als het onderwijs dat gegeven wordt
in het centrale vakgebied van dat beroep, dat wordt verzorgd door een onderwijsinstelling
die opleidingen die getuigschriften afgeven die recht geven op een BIG-registratie.
Het betreft hier de opleidingen tot een wettelijk erkend specialisme voor de beroepen
van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorg psycholoog en verpleegkundige. Om die
reden wordt het geven van onderwijs in het centrale vakgebied aan een van de vermelde
specialistenopleidingen in de regeling aangemerkt als gelijkgestelde werkzaamheden.
Voor verpleegkundigen geldt bovendien dat onderwijs gegeven in het kader van de verpleegkundige
vervolg opleidingen, die erkend zijn door Stichting College Zorg Opleidingen te Utrecht
(CZO), eveneens op gelijk of hoger niveau is als het onderwijs dat gegeven wordt in
het centrale vakgebied van verpleegkunde aan een onderwijsinstelling die opleidingen
verzorgt voor een getuigschrift dat recht geeft op BIG registratie.
Het geven van onderwijs in het centrale vakgebied van verpleegkunde aan een door het
CZO erkende verpleegkundige vervolg opleiding, wordt om die reden in de regeling aangemerkt
als gelijkgestelde werkzaamheden.
Het CZO is een privaatrechtelijk landelijk orgaan voor het accrediteren van zorgopleidingen.
De onder de CZO ressorterende opleidingen worden op uniforme manier getoetst waarna,
bij goed resultaat, een CZO keurmerk wordt uitgegeven.
Artikel II
Voor de beroepen van verpleegkundige, verloskundige en fysiotherapeut is de periode
van 5 jaar, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit periodieke registratie
Wet BIG, per 1 juli 2014, verstreken. Deze regeling werkt terug tot en met 1 juli
2013 omdat reeds vooruitlopend op deze regeling vanaf die datum aanvragen tot herregistratie
worden afgehandeld.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers