Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 9 december 2011, nr. MEVA/BO-3094704, houdende wijziging van de Regeling periodieke registratie Wet BIG vanwege de uitbreiding van de reikwijdte van de regeling met de registers van vijf categorieën van beroepsbeoefenaren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 8, tweede lid, onderdeel b en onderdeel c, en het zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling periodieke registratie Wet BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid, wordt de zinsnede ‘de artikelen 4, 5 of 6’ telkens vervangen door: de artikelen 4, 5, 6a tot en met 6e;

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt ‘of’ vervangen door een komma en wordt na ‘verpleegkundige’ ingevoegd: , arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog of psychotherapeut.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 5. Voor de opname van een aantekening in een van de registers op basis van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de wet, kan in plaats van een periodiek registratie certificaat, een bewijs van inschrijving in het register van een specialistenopleiding worden overgelegd, ingeval het een opleiding betreft die leidt tot een wettelijk erkende specialistentitel als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de wet.

B

Na artikel 6 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. Voor het beroep van arts gelden de volgende kerncompetenties en kernvaardigheden:

    • a. het afnemen van een anamnese en het interpreteren van de daarbij verkregen gegevens;

    • b. het aanvragen of uitvoeren van aanvullende diagnostiek en het interpreteren van de daarbij verkregen gegevens;

    • c. het verrichten van lichamelijk onderzoek en het interpreteren van de daarbij verkregen gegevens;

    • d. het toepassen van preventieve en therapeutische mogelijkheden;

    • e. het evalueren en vastleggen van geneeskundige zorg.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel a, b en c, genoemde aspecten zijn zodanig ingericht dat de arts in staat is een probleemanalyse te maken, een differentiaal diagnose op te stellen, een diagnostisch plan op te stellen en uit te voeren en op basis van de verkregen gegevens een diagnose te stellen.

  • 3. De in het eerste lid, onderdeel c en d, genoemde aspecten zijn zodanig ingericht dat de arts in staat is een plan voor begeleiding en behandeling op te stellen, dit plan te bespreken met de cliënt en relevante derden en het uit te voeren.

  • 4. De in het eerste lid, onderdeel e, genoemde aspecten zijn zodanig ingericht dat de arts in staat is periodiek de effecten van zorginterventies op de gezondheidstoestand van de cliënt te evalueren en het plan voor begeleiding en behandeling zodanig bij te stellen dat optimale resultaten bereikt kunnen worden.

Artikel 6b

  • 1. Voor het beroep van tandarts gelden de volgende kerncompetenties en kernvaardigheden:

    • a. het stellen van een diagnose op basis van algemene anamnese;

    • b. het opstellen van een behandelplan;

    • c. het uitvoeren van preventieve en curatieve behandelingen;

    • d. het evalueren en vastleggen van tandheelkundige zorg.

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de tandarts in staat is op methodische wijze de toestand dan wel de dreigende of reeds bestaande klachten van een cliënt in kaart te brengen en op grond van de verzamelde informatie, een mondonderzoek of röntgenonderzoek, een diagnose te stellen.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de tandarts in staat is om op basis van de diagnose de tandheelkundige behandeling te bepalen die het beste tegemoet komt aan de bevordering van de mondgezondheid van de cliënt.

  • 4. Het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de tandarts in staat is om:

    • a. op methodische wijze en in samenwerking met de cliënt, aan de hand van een behandelplan, tandheelkundige zorg te verlenen en het behandelplan naar de laatste stand van kennis uit te voeren;

    • b. advies of voorlichting te geven dan wel de cliënt te verwijzen naar een andere zorgverlener.

  • 5. De in het eerste lid, onderdeel d, genoemde aspecten worden zodanig ingericht dat de tandarts in staat is om periodiek de effecten van zorginterventies op de gezondheidstoestand van de cliënt te evalueren en het behandelplan zodanig bij te stellen dat optimale resultaten bereikt kunnen worden.

Artikel 6c

  • 1. Voor het beroep van apotheker gelden de volgende kerncompetenties en kernvaardigheden:

    • a. het bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen aan cliënten of zorgverleners;

    • b. het geven van advies en voorlichting omtrent het gebruik, de werking en bijwerkingen van geneesmiddelen;

    • c. het opslaan, bewaren en distribueren van geneesmiddelen, ook in het groothandelsstadium;

    • d. het beoordelen van geneesmiddelen of substanties daarvan op kwaliteit, veiligheid, en werkzaamheid; alsmede het beoordelen op geschiktheid van systemen en methoden voor de beoordeling van geneesmiddelen.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel a, genoemde aspecten worden zodanig ingericht dat de apotheker in staat om op basis van de door de arts gestelde diagnose een farmacotherapeutische behandeling voor de cliënt zelfstandig uit te voeren, deze behandeling te bespreken met de cliënt en relevante derden.

  • 3. De in het eerste lid, onderdeel b, genoemde aspecten worden zodanig ingericht dat de apotheker in staat is om de zorgverlener zodanig te informeren en de cliënt zodanig te begeleiden dat een optimaal geneesmiddelengebruik, inclusief therapietrouw, wordt bereikt.

  • 4. De in het eerste lid, onderdeel c, genoemde aspecten worden zodanig ingericht dat de apotheker in staat is om chemische en fysische reacties die geneesmiddelen of substanties daarvan als gevolg van temperatuur, vocht en licht kunnen ondergaan te vertalen in bewaar- en gebruiksinstructies die voldoen aan de relevante kwaliteitseisen.

  • 5. De in het eerste lid, onderdeel d, genoemde aspecten worden zodanig ingericht dat de apotheker in staat is om aan de hand van de uitslag van wetenschappelijk, laboratorium- en klinisch onderzoek de werking en bijwerkingen van geneesmiddelen te beoordelen en deze te interpreteren voor de individuele situatie van een cliënt.

Artikel 6d

  • 1. Voor het beroep van gezondheidszorgpsycholoog gelden de volgende kerncompetenties en kernvaardigheden:

    • a. het stellen van een diagnose op basis van anamnese en psychodiagnostisch onderzoek;

    • b. het stellen van een indicatie op basis van anamnese en psychodiagnostisch onderzoek;

    • c. het zelfstandig uitvoeren van psychologische en orthopedagogische behandelingen;

    • d. het evalueren en vastleggen van psychologische en orthopedagogische behandelingen.

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de gezondheidszorgpsycholoog in staat is om de psychische gezondheid van een cliënt op methodische wijze in kaart te brengen en op basis van verzamelde informatie, een diagnose, dan wel een differentiaal diagnose te stellen.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de gezondheidszorgpsycholoog in staat is om op basis van de uitkomsten van de anamnese en het psychodiagnostisch onderzoek de meest in aanmerking komende vorm van psychologische behandeling of begeleiding te bepalen.

  • 4. Het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de gezondheidszorgpsycholoog in staat is om op methodische wijze en in samenwerking met de cliënt veel voorkomende psychologische en orthopedagogische behandelingen toe te passen en naar de laatste stand van kennis zorg en of begeleiding te verlenen.

  • 5. Het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de gezondheidszorgpsycholoog in staat is om periodiek de effecten van de zorginterventies op de geestelijke gezondheidstoestand van de cliënt te evalueren en het behandelplan zodanig bij te stellen dat optimale resultaten bereikt kunnen worden.

Artikel 6e

  • 1. Voor het beroep van psychotherapeut gelden de volgende kerncompetenties en kernvaardigheden:

    • a. het stellen van een psychodiagnose op basis van een psychodiagnostisch onderzoek;

    • b. het stellen van een indicatie voor psychotherapie;

    • c. het opstellen van een behandelplan voor psychotherapie;

    • d. het zelfstandig uitvoeren van een psychotherapeutische behandeling;

    • e. het evalueren van de psychotherapeutische behandeling.

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de psychotherapeut in staat is om op basis van verzamelde gegevens over de zorgvraag en de wensen van de cliënt en door middel van anamnese en diagnostiek, de problematiek van de cliënt in kaart te brengen.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de psychotherapeut in staat is om, op basis van de uitkomst van het diagnostisch onderzoek, de meest in aanmerking komende vorm van psychotherapeutische behandeling voor de cliënt te bepalen.

  • 4. Het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de psychotherapeut in staat is om, op basis van de diagnostiek en de indicatiestelling, in overleg met de cliënt, gezamenlijke doelstellingen van de behandeling te formuleren.

  • 5. Het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de psychotherapeut in staat is om psychotherapeutische methoden systematisch toe te passen en door middel van psychotherapeutische interventies, de stemming, cognities of gedragingen van de cliënt te beïnvloeden.

  • 6. Het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde aspect wordt zodanig ingericht dat de psychotherapeut in staat is om periodiek de effecten van de psychotherapeutische behandelingen op de psychische gezondheidstoestand van de cliënt te evalueren en het behandelplan zodanig bij te stellen dat optimale resultaten bereikt kunnen worden.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘artikel 3, onderdeel a,’ vervangen door: artikel 3, eerste lid,;

2. In het derde lid wordt ‘artikel 4, tweede en vijfde lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkunde’ vervangen door: artikel 3, eerste lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011.

3. Na het derde lid, worden de volgende leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van de arts wordt aangewezen het verzorgen van onderwijs dat gericht is op het verwerven van competenties als bedoeld in artikel 3 van het Besluit opleidingseisen arts, voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van artsen bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 5. Als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van de tandarts wordt aangewezen het verzorgen van onderwijs dat gericht is op het verwerven van kennis van en inzicht en vaardigheid in `de aspecten van de tandheelkundige beroepsuitoefening als bedoeld in artikel 3 van het Besluit opleidingseisen tandarts en voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van tandartsen bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 6. Als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van de apotheker wordt aangewezen: het verzorgen van onderwijs in het centrale vakgebied farmacie, voor zover onderwijs gegeven wordt in de vakken genoemd in artikel 3, tweede lid, van het Besluit opleidingseisen apotheker en voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van apothekers bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 7. Als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van gezondheidszorgpsycholoog wordt aangewezen het verzorgen van onderwijs als bedoeld in :

    • a. de artikelen 3, tweede lid en 4, tweede lid, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog, voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van gezondheidszorgpsychologen als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    • b. artikel 5, tweede en derde lid, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog, voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een universiteit, die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift van een opleiding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog.

  • 8. Als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van psychotherapeut wordt aangewezen het verzorgen van onderwijs als bedoeld in:

    • a. de artikelen 3, tweede lid en 4, tweede lid, van het Besluit psychotherapeut, voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van psychotherapeuten bedoeld in artikel 3 van de wet.

    • b. artikel 5, tweede en derde lid, van het Besluit psychotherapeut, voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een universiteit, die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift van een opleiding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit psychotherapeut.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling periodieke registratie Wet BIG – hierna te noemen ‘de regeling’– in verband met de uitbreiding van het stelsel van periodieke registratie. Door deze wijzigingsregeling wordt naast de reeds in de eerste tranche aangewezen beroepen, een tweede tranche van beroepen aangewezen. Het betreft de beroepen van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut, die alle zijn genoemd in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Daarmee geldt nu voor alle beroepen waarvoor op grond van artikel 3 een registratieplicht bestaat, ook een verplichting tot herregistratie (periodieke registratie).

In de regeling worden voor de bij de eerste tranche reeds aangewezen beroepen (fysiotherapeut, verpleegkundige en verloskundige) op grond van artikel 8, tweede lid, onder b en zevende lid, onder b, van de Wet BIG eisen gesteld aan respectievelijk de te volgen scholing en de aard van de te verrichten werkzaamheden om de registratie in het BIG-register te verlengen. Door deze wijzigingsregeling worden deze eisen ook voor de tweede tranche beroepen ingevuld.

Bij de totstandkoming van de regeling in 2008 is na overleg met de betrokken beroepsorganisaties besloten om de eisen voor periodieke registratie gelijk in vullen en toe te passen voor alle beroepen, genoemd in artikel 3 van de Wet BIG.

In vervolg op de voorhang van de wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG bij de Eerste en Tweede Kamer in juni 20101, zijn echter op verzoek van en in overleg met de betrokken beroepsorganisaties voor de tweede tranche een aantal eisen anders ingevuld. Reden hiertoe is om rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van het betrokken beroep. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • * werkzaamheden van de apotheker (zie 2.2);

  • * toelating tot een opleiding tot een wettelijk erkend specialisme (zie 3.5);

  • * de invulling van gelijkgestelde werkzaamheden voor de gezondheidszorgpsycholoog en de psychotherapeut (zie 4.4);

Deze onderwerpen worden hierna toegelicht.

2. Werkzaamheden

2.1 Aard van de werkzaamheden

In de artikelen 2 en 3 van het Besluit periodieke registratie Wet BIG zijn eisen gesteld aan de duur van de werkzaamheden en de spreiding daarvan over de registratieperiode. Op grond van artikel 8, zevende lid, onderdeel a, van de Wet BIG kunnen eisen worden gesteld aan de aard van de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, van artikel 8. Op grond van artikel 3, tweede lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG worden in de regeling nadere eisen gesteld aan de aard van de werkzaamheden die meetellen voor periodieke registratie voor de beroepen. Het betreft werkzaamheden die vallen binnen de individuele gezondheidszorg en binnen het deskundigheidsgebied waarvoor betrokkene is ingeschreven in het register. Hierna wordt de toepassing van deze criteria op de beroepsbeoefenaren van de tweede tranche toegelicht.

2.2 Individuele gezondheidszorg

Niet alle werkzaamheden die beroepsbeoefenaren verrichten betreffen het gebied van de individuele gezondheidszorg, bijvoorbeeld werkzaamheden die niet zijn gericht op individuen, maar op de gehele bevolking of groepen uit de bevolking. Dit soort werkzaamheden kan om die reden geen rol spelen bij de periodieke registratie.

Het feit dat alleen werkzaamheden voor periodieke registratie meetellen die in de individuele gezondheidszorg worden uitgeoefend, heeft tot gevolg dat de werkzaamheden van BIG geregistreerden, bestaande uit beleids-, bestuurlijke of onderzoekswerkzaamheden die plaats vinden buiten de individuele gezondheidszorg niet meetellen voor herregistratie. Het betreft bijvoorbeeld werkzaamheden van BIG-geregistreerden die werkzaam zijn bij de overheid of bij een beroepsorganisatie.

De beperking tot werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg zou voor de BIG-geregistreerde apotheker, werkzaam in de farmaceutische industrie of bij de (semi)overheid leiden tot ongewenste consequenties. Het beroep van apotheker verschilt van de overige beroepen waarvoor een periodieke registratie geldt in die zin, dat het diploma van de universitaire opleiding farmacie toegang geeft tot twee van elkaar verschillende beroepsuitoefeningen. Enerzijds gaat het om productgerichte werkzaamheden, zoals farmaceutisch onderzoek of het testen, beoordelen of monitoren van geneesmiddelen op veiligheid en kwaliteit, anderzijds om patiëntgerichte werkzaamheden, zoals het bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen. Deze van elkaar verschillende werkzaamheden kunnen na afronding van de initiële universitaire opleiding farmacie en na BIG-registratie onder dezelfde beroepstitel van apotheker worden uitgeoefend. Het is hier dan ook niet op zijn plaats om de periodieke registratie te beperken tot patiëntgerichte werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg van de openbare apotheker. Om die reden kunnen werkzaamheden van apothekers die strikt genomen buiten het terrein van de individuele gezondheidszorg vallen, aangemerkt worden als relevante werkzaamheden in het kader van periodieke registratie.

2.3 Werkzaamheden op het deskundigheidsgebied

Bij het opdoen van werkervaring gaat het erom dat de beroepsbeoefenaar door de combinatie van opgedane kennis en ontwikkelde (praktische) vaardigheden voldoende bekwaam blijft het betrokken beroep uit te oefenen. Daarom geldt als tweede eis dat de werkzaamheden moeten vallen binnen het deskundigheidsgebied van het beroep, waarvoor betrokkene is ingeschreven in het BIG-register. Alleen die werkzaamheden kunnen meetellen, die worden verricht op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening waarvoor de beroepsbeoefenaar een aanvraag tot opneming van een aantekening in het register inzake deze werkzaamheden indient. Er is sprake van werkzaamheden op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening indien het werkzaamheden betreft die vallen binnen het gebied van de deskundigheid van de betrokken beroepsgroep, zoals omschreven in hoofdstuk III van de Wet BIG en in de relevante algemene maatregelen van bestuur2.

3. Scholing

3.1 De scholingseis

Indien een beroepsbeoefenaar in onvoldoende mate relevante werkzaamheden heeft verricht, moet hij of zij scholing volgen om aan het einde van de registratieperiode een aantekening in het register te kunnen laten plaatsen. Door het met goed gevolg afleggen van de vereiste scholing kan worden aangetoond dat de beroepsbeoefenaar beschikt over de noodzakelijke (kern)competenties in het desbetreffende beroep. Op die manier kan worden gegarandeerd dat de betrokkene voldoende in staat is om zorgvuldig en deskundig met cliënten te werken. Dit is nu ook voor de nieuw aangewezen beroepen geregeld in artikel 2 van de regeling.

3.2 Kerncompetenties

Ook voor de nieuw aangewezen beroepen geldt dat het niet wenselijk, noch nodig is dat de geregistreerde bij herregistratie voldoet aan alle opleidingseisen van de gehele opleiding, dan wel alle competenties moet bezitten die zijn beschreven in het desbetreffende opleidingsbesluit. Deze eis zal men immers ook niet stellen aan mensen die zich door jarenlange werkervaring hebben gespecialiseerd op een bepaald deelgebied van het beroep. De BIG-geregistreerde moet wel blijven beschikken over de competenties die behoren tot de kern van het beroep. Dit zijn competenties die cruciaal zijn voor de beroepsuitoefening, te weten het beheersen van de basiskennis en de praktische vaardigheden, waardoor iemand minimaal bekwaam blijft het beroep in de praktijk te blijven uitoefenen en waarbij de veiligheid van de patiënt centraal staat.

Deze kerncompetenties die een beroepsbeoefenaar nodig heeft voor zijn rol van zorgverlener zullen een onderdeel van de scholing uitmaken.

De in de artikelen 6a tot en met 6e geformuleerde kerncompetenties voor de arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut zijn afgeleid uit de betreffende opleidingsbesluiten, in combinatie met de beroepsprofielen voor deze beroepen die zijn opgesteld door de representatieve beroepsorganisaties. Bij de formulering van de kerncompetenties per beroep heeft het zorgproces als referentiekader gediend. De competenties zijn per beroep uitgewerkt in de lijn van het zorgtraject van afname van een anamnese, het stellen van een diagnose, het uitvoeren van de behandeling of therapie (al dan niet op basis van een behandelplan) en tot slot de evaluatie van de behandeling. Voor de kerncompetenties van de apotheker is het zorgproces geen referentiekader; de kerncompetenties weergegeven in artikel 6c van de regeling zijn een combinatie van de elementaire vaardigheden van enerzijds een apotheker werkzaam in de individuele gezondheidszorg (artikel 6e, eerste lid onder a en b) en anderzijds een apotheker werkzaam in de industrie (artikel 6e, eerste lid onder c en d).

Verwacht wordt dat iedere zorgverlener, ongeacht het feit of betrokkene al dan niet voldoende werkervaring heeft, blijft beschikken over algemene niet specifiek voor het beroep geldende competenties, zoals vaardigheden op het terrein van communicatie en professionaliteit. Dat is de reden waarom deze competenties niet zijn meegenomen in de beschrijving van de kerncompetenties, waarop de scholing zal worden gebaseerd.

3.3 Toetsing van de kerncompetenties en vaardigheden

De onderwijsinstellingen die de scholing voor periodieke registratie aanbieden, kunnen ten behoeve van het bepalen van de omvang van de benodigde scholing, aansluiten bij procedures die reeds zijn ontwikkeld. Voor het beroep van arts en tandarts kan waar mogelijk voor de toetsing van de aanwezige kennis en vaardigheden gebruik gemaakt worden van de bestaande kennis- en vaardighedentoets als bedoeld in artikel 3a van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. Deze toets kunnen buitenslands gediplomeerde artsen en tandartsen van buiten de Europese Economische Ruimte, afleggen voor het verkrijgen van een verklaring van vakbekwaamheid voor registratie in het BIG-register. Via de beroepsinhoudelijke test voor respectievelijk de arts en tandarts kan getoetst worden welke competenties dan wel vaardigheden bij betrokkenen ontbreken en welke nog geschoold moeten worden.

Voor de beroepen apotheker, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut zal in overleg met de betrokken faculteiten en onderwijskoepelorganisaties een procedure voor toetsing en scholing van de aanwezige kennis en vaardigheden van de beroepsbeoefenaar ontwikkeld worden.

Indien uit de toetsing blijkt dat de beroepsbeoefenaar alle vereiste kerncompetenties voldoende beheerst, kan op basis daarvan het periodiek registratiecertificaat worden verstrekt, ook al heeft betrokkene hiervoor niet eerst de scholing gevolgd die gericht is op de kerncompetenties en kernvaardigheden. Betrokkene heeft immers aangetoond in voldoende mate de kerncompetenties te beheersen, die voor zijn beroep zijn vereist. Ingeval de uitslag van de toetsing aangeeft dat betrokkene de kerncompetenties en vaardigheden onvoldoende beheerst, moet betrokkene zich bijscholen totdat het niveau van initiële opleiding voor die kerncompetentie(s) (weer) is bereikt.

3.4 Het periodiek registratie certificaat; verlenging BIG- registratie

Als bewijs dat betrokkene weer beschikt over de vereiste kerncompetenties wordt door de daartoe gerechtigde onderwijsinstellingen een zogenaamd ‘periodiek registratiecertificaat’3 uitgereikt. Uit dit certificaat blijkt dat de houder ervan beschikt over de voor de kern van het beroep noodzakelijke competenties en vaardigheden. Het BIG-register plaatst, namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een aantekening van het certificaat in het register. In de toelichting bij de regeling, onder punt 3, staat abusievelijk dat de registratie in het BIG-register vanaf de datum wordt verlengd waarop de scholing is afgerond (de datum waarop het certificaat is afgegeven). Echter, zoals ook in de memorie van toelichting bij de wijziging van artikel 8 van de Wet BIG4 is weergegeven, begint de nieuwe periode van 5 jaar weer te lopen vanaf de datum van de aantekening van het certificaat in het BIG-register. Op die manier wordt voorkomen dat voor iemand die niet voldoet aan de werkervaringeis en die bijvoorbeeld na tweeënhalf jaar zijn scholing heeft afgesloten, de lopende registratieperiode wordt ingekort tot tweeënhalf jaar. Het vaker dan eens in de vijf jaar laten maken van een aantekening in het BIG-register levert extra kosten op voor de beroepsbeoefenaar en betekent een extra belasting voor het BIG-register. Deze gevolgen worden onwenselijk geacht.

3.5 Toelating tot een opleiding tot een wettelijk erkend specialisme

In vervolg op de voorhang van de wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG is in overleg met de betrokken beroepsorganisaties besloten een uitzondering op de plicht van scholing in het kader van de periodieke registratie te maken voor BIG geregistreerden die niet aan de werkervaringseis voldoen, maar die zijn toegelaten tot een opleiding die leidt tot een wettelijk erkend specialisme als bedoeld in artikel, 14, eerste lid, van de Wet BIG. Het gaat hier om de opleidingen in een van de wettelijk erkende specialismen van de beroepen arts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, tandarts en verpleegkundige.

Reden voor deze uitzondering is dat bij de toelating van betrokkene tot de specialistenopleiding tijdens de sollicitatieprocedure getoetst wordt of deze beschikt over de kerncompetenties van het basisberoep, als voorwaarde om toegelaten te worden tot de specialistenopleiding. Te denken valt aan een BIG geregistreerde arts promovendus waarvan de onderzoekswerkzaamheden in de afgelopen registratieperiode niet meetellen voor de periodieke registratie. De toelating van deze arts tot een wettelijk erkende specialistenopleiding houdt in dat betrokkene in voldoende mate over de kerncompetenties voor het basisberoep arts beschikt om de opleiding tot specialist te kunnen volgen. In dat geval is het niet reëel en niet nodig om een scholingsprogramma gericht op het minimum niveau van het basisberoep te volgen. Bovendien leidt extra scholing zowel voor de BIG geregistreerde als voor de overheid tot meer kosten en administratieve lasten.

Voor de aantekening in het BIG-register overlegt betrokkene in dit geval een bewijs van inschrijving voor de desbetreffende opleiding. Ook hier geldt dat de nieuwe periode van vijf jaar registratie weer gaat lopen, vanaf de datum van de aantekening van het bewijs van inschrijving voor de desbetreffende opleiding in het BIG-register.

4. Gelijkgestelde werkzaamheden

4.1 Gelijkstelling van werkzaamheden

Ingeschrevenen in het BIG-register die onvoldoende relevante werkervaring hebben opgedaan en die geen - voor de periodieke registratie relevante - scholing hebben gevolgd, worden doorgehaald in het BIG-register. Van deze regel kan worden afgeweken indien sprake is van gelijkgestelde werkzaamheden. In artikel 8, zevende lid, onderdeel b, van de Wet BIG staat dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, al dan niet op het gebied van de individuele gezondheidszorg liggende werkzaamheden kan aanwijzen die voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het desbetreffende gebied der beroepsuitoefening. Hieraan is voor de beroepen uit de tweede tranche invulling gegeven in artikel 7 van de regeling.

De representatieve beroepsorganisaties voor artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten wensten veel verschillende soorten werkzaamheden voor gelijkstelling in aanmerking te laten komen. Met name (wetenschappelijk) onderzoek en adviserende, leidinggevende of toezichthoudende werkzaamheden bij de overheid of beroepsorganisaties. De belangrijkste reden hiervoor was dat volledig titelverlies na doorhaling uit het BIG-register de opleiding, kennis en kunde van de doorgehaalde beroepsbeoefenaren ten onrechte zou miskennen. Zij zouden zich dan niet meer naar derden met hun titel mogen profileren, wat nadelig zou kunnen zijn bij de uitoefening van deze werkzaamheden.

In artikel 2, vierde lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG is echter bepaald dat personen die doorgehaald zijn uit het BIG-register hun titel onder de toevoeging ‘niet praktiserend’ mogen blijven gebruiken. Hiermee vervalt het argument dat doorgehaalden zich niet meer kunnen profileren met hun beroepstitel; zij kunnen deze beroepstitel, mits met de toevoeging ‘niet praktiserend’, blijven gebruiken naast hun opleidingstitel. Het gelijkstellen van werkzaamheden kan hierdoor ook voor de beroepen uit de tweede tranche beperkt blijven tot die werkzaamheden die uit de aard zodanig zijn dat registratie in een onder de Wet BIG vallend beroep op grond van die werkzaamheden te rechtvaardigen is.

4.2 Criterium voor gelijkstelling

Voor de beoordeling van de invulling van de gelijkstellingbepaling is bepalend of – vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid – de beroepsbeoefenaar in staat is om, na het werken in een beroep dan wel functie waarvan de werkzaamheden zijn gelijkgesteld, zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de handelingen op het desbetreffende deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder dat betrokkene hiervoor nadere scholing hoeft te volgen. Het op de hoogte moeten blijven van de (recente) ontwikkelingen binnen het desbetreffende beroepsgebied is daarvoor een voorwaarde, maar op zichzelf niet voldoende. Het gaat er primair om dat men voldoende deskundig blijft om zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de handelingen zoals beschreven in het desbetreffende deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder daarvoor aanvullende scholing te moeten volgen.

De gelijkstellingbepaling wordt dan ook voor de tweede tranche beroepen beperkt tot die werkzaamheden waarbij de gelijkgestelde, na het beëindigen van de gelijkgestelde werkzaamheden, weer direct als praktiserend beroepsbeoefenaar aan de slag kan gaan, zonder daarbij eerst weer allerlei (theoretische en praktische) scholing te moeten volgen.

4.3 Docenten in het centrale vakgebied

Deze beperkte uitleg van de gelijkstellingbepaling heeft ook voor de beroepen uit de tweede tranche ertoe geleid dat in de regeling alleen de werkzaamheden van (praktijk)docenten, werkzaam binnen een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgen die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het BIG-register van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut zijn gelijkgesteld, voor zover zij onderwijs verzorgen in de verschillende centrale vakgebieden.

Een goede uitoefening van de functie van (praktijk)docent is onlosmakelijk verbonden met het op de hoogte moeten blijven van de (recente) ontwikkelingen binnen het gebied van de desbetreffende beroepsuitoefening en het uitoefenen van de daarbij behorende praktische vaardigheden. Deze docenten kunnen in staat worden geacht om zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de handelingen op het desbetreffende deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder hiervoor aparte scholing te volgen. Het gaat daarbij alleen om onderwijs in de centrale vakgebieden. Onderwijs in de meer algemene vakken, zoals bijvoorbeeld de eigen professionele ontwikkeling, praktijkvoering en ondernemerschap en beroepsgeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek worden daartoe niet gerekend.

Het geven van scholing kan zowel binnen een gezondheidszorginstelling als binnen een onderwijsinstelling plaatsvinden.

Voor de beroepen fysiotherapeut en verpleegkundige zijn in respectievelijk het eerste en derde lid van artikel 7 van de regeling de verwijzingen naar de toepasselijke artikelen van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut en het Besluit opleidingseisen verpleegkunde aangepast in verband met de wijziging van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut5 en de vervanging van het Besluit opleidingseisen verpleegkunde door het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011.

4.4 Docenten in het vakgebied van gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut

De beroepen gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut kennen een afwijkende opleidingsstructuur ten opzichte van de andere artikel 3 beroepen. Het getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het BIG-register wordt afgegeven door postuniversitaire onderwijsinstellingen. Om toegelaten te worden tot deze opleidingen moet eerst een specifieke universitaire opleiding afgerond zijn. Voor het beroep gezondheidszorgpsycholoog zijn dit de opleidingen psychologie, pedagogische wetenschappen of gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde. Voor het beroep psychotherapeut is dit naast voorgaande opleidingen tevens de opleiding geneeskunde. Aangezien de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut voortbouwen op competenties die opgedaan zijn tijdens deze universitaire opleidingen kan een deel van het onderwijs aan deze opleidingen tot het centrale vakgebied van deze beroepen worden gerekend. In artikel 7 van de regeling is respectievelijk voor de gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut in het zevende en achtste lid verwoord dat docerende werkzaamheden aan de toeleidende universitaire opleidingen ook kunnen meetellen in het kader van periodieke registratie. Ook hier geldt de eis van het centrale vakgebied, waarbij in dit geval wordt aangesloten bij de vakken vermeld in artikel 5, derde lid, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog, respectievelijk artikel 5, derde lid van het Besluit psychotherapeut.

5. Vrijstelling voor wettelijk erkende specialismen

Voor de verpleegkundige en de in de tweede tranche aangewezen beroepen van arts, tandarts, apotheker en gezondheidszorgpsycholoog geldt dat bovenop het basisberoep wettelijk erkende specialismen zijn ontwikkeld.

Specialisten kennen specialistenregisters op basis van artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG. Op grond van artikel 15 van de Wet BIG kan voor de registratie in een specialistenregister ook een regeling inzake periodieke registratie gelden. Indien een beroepsbeoefenaar staat ingeschreven in een erkend specialistenregister en op dat specialisme periodieke registratie van toepassing is, hoeft de specialist zich alleen in het specialistenregister periodiek te registreren. Zolang de specialist in het erkende specialistenregister is ingeschreven, wordt diens inschrijving in het BIG-register niet doorgehaald. De koppeling tussen artikel 8, derde lid en artikel 15 van de Wet BIG is gelegd omdat een afzonderlijke herregistratietoets van specialisten voor het basisberoep niet nodig is geacht, aangezien de eisen voor herregistratie als specialist hoger liggen dan de eisen voor herregistratie als beoefenaar van het basisberoep.

6. Privaatrechtelijke (kwaliteits)registers

De wettelijke vrijstelling voor periodieke registratie in het BIG-register geldt niet voor specialisaties of profielen die niet wettelijk erkend zijn op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG. Dat neemt echter niet weg dat een ingeschrevene in een privaatrechtelijk (kwaliteits)register voor beroepsbeoefenaren met een specialisatie of profiel vaak geacht kan worden werkzaam te zijn op het deskundigheidsgebied van het basisberoep en dat betrokkene voldoet aan de werkervaringseis. Hetzelfde geldt voor beroepsbeoefenaren die ingeschreven staan in een (kwaliteits)register van hun beroep, bijvoorbeeld dat van verpleegkundigen. Om die reden is in de nota van toelichting van het Besluit periodieke registratie Wet BIG aangegeven dat een bewijs van inschrijving in een privaatrechtelijk (kwaliteits)register van de betreffende beroepsorganisatie als bewijsstuk voor de werkervaring voor de BIG- herregistratie kan dienen. De voorwaarde hierbij is dat de eisen die in het betreffende (kwaliteits)register aan werkervaring worden gesteld, gelijk dan wel hoger moet zijn dan de eisen voor BIG-herregistratie. Dit zal getoetst worden door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.


X Noot
2

Besluit opleidingseisen arts; Besluit opleidingseisen tandarts, Besluit opleidingseisen apotheker, Besluit gezondheidszorgpsycholoog, Besluit Psychotherapeut.

X Noot
3

Er moet in elk geval worden gesproken van een ‘certificaat’; dit ter onderscheiding van een ‘getuigschrift’ dat afgegeven wordt bij het met succes voltooien van de initiële opleiding.

X Noot
4

Wet van 7 juni 2007 tot wijziging van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (periodieke registratie) (Stb. 237).

X Noot
5

Besluit van 6 juli 2011, houdende wijziging van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut, Stb. 2011, 364.

Naar boven