TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling periodieke registratie Wet BIG – hierna te noemen ‘de regeling’– in verband
met de uitbreiding van het stelsel van periodieke registratie. Door deze wijzigingsregeling wordt naast de reeds in de eerste
tranche aangewezen beroepen, een tweede tranche van beroepen aangewezen. Het betreft de beroepen van arts, tandarts, apotheker,
gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut, die alle zijn genoemd in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG). Daarmee geldt nu voor alle beroepen waarvoor op grond van artikel 3 een registratieplicht bestaat,
ook een verplichting tot herregistratie (periodieke registratie).
In de regeling worden voor de bij de eerste tranche reeds aangewezen beroepen (fysiotherapeut, verpleegkundige en verloskundige)
op grond van artikel 8, tweede lid, onder b en zevende lid, onder b, van de Wet BIG eisen gesteld aan respectievelijk de te
volgen scholing en de aard van de te verrichten werkzaamheden om de registratie in het BIG-register te verlengen. Door deze
wijzigingsregeling worden deze eisen ook voor de tweede tranche beroepen ingevuld.
Bij de totstandkoming van de regeling in 2008 is na overleg met de betrokken beroepsorganisaties besloten om de eisen voor
periodieke registratie gelijk in vullen en toe te passen voor alle beroepen, genoemd in artikel 3 van de Wet BIG.
In vervolg op de voorhang van de wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG bij de Eerste en Tweede Kamer in
juni 20101, zijn echter op verzoek van en in overleg met de betrokken beroepsorganisaties voor de tweede tranche een aantal eisen anders
ingevuld. Reden hiertoe is om rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van het betrokken beroep. Het gaat om
de volgende onderwerpen:
-
* werkzaamheden van de apotheker (zie 2.2);
-
* toelating tot een opleiding tot een wettelijk erkend specialisme (zie 3.5);
-
* de invulling van gelijkgestelde werkzaamheden voor de gezondheidszorgpsycholoog en de psychotherapeut (zie 4.4);
Deze onderwerpen worden hierna toegelicht.
2. Werkzaamheden
2.1 Aard van de werkzaamheden
In de artikelen 2 en 3 van het Besluit periodieke registratie Wet BIG zijn eisen gesteld aan de duur van de werkzaamheden
en de spreiding daarvan over de registratieperiode. Op grond van artikel 8, zevende lid, onderdeel a, van de Wet BIG kunnen
eisen worden gesteld aan de aard van de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, van artikel 8. Op grond van
artikel 3, tweede lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG worden in de regeling nadere eisen gesteld aan de aard
van de werkzaamheden die meetellen voor periodieke registratie voor de beroepen. Het betreft werkzaamheden die vallen binnen
de individuele gezondheidszorg en binnen het deskundigheidsgebied waarvoor betrokkene is ingeschreven in het register. Hierna
wordt de toepassing van deze criteria op de beroepsbeoefenaren van de tweede tranche toegelicht.
2.2 Individuele gezondheidszorg
Niet alle werkzaamheden die beroepsbeoefenaren verrichten betreffen het gebied van de individuele gezondheidszorg, bijvoorbeeld
werkzaamheden die niet zijn gericht op individuen, maar op de gehele bevolking of groepen uit de bevolking. Dit soort werkzaamheden
kan om die reden geen rol spelen bij de periodieke registratie.
Het feit dat alleen werkzaamheden voor periodieke registratie meetellen die in de individuele gezondheidszorg worden uitgeoefend,
heeft tot gevolg dat de werkzaamheden van BIG geregistreerden, bestaande uit beleids-, bestuurlijke of onderzoekswerkzaamheden
die plaats vinden buiten de individuele gezondheidszorg niet meetellen voor herregistratie. Het betreft bijvoorbeeld werkzaamheden
van BIG-geregistreerden die werkzaam zijn bij de overheid of bij een beroepsorganisatie.
De beperking tot werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg zou voor de BIG-geregistreerde apotheker, werkzaam in de
farmaceutische industrie of bij de (semi)overheid leiden tot ongewenste consequenties. Het beroep van apotheker verschilt
van de overige beroepen waarvoor een periodieke registratie geldt in die zin, dat het diploma van de universitaire opleiding
farmacie toegang geeft tot twee van elkaar verschillende beroepsuitoefeningen. Enerzijds gaat het om productgerichte werkzaamheden,
zoals farmaceutisch onderzoek of het testen, beoordelen of monitoren van geneesmiddelen op veiligheid en kwaliteit, anderzijds
om patiëntgerichte werkzaamheden, zoals het bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen. Deze van elkaar verschillende
werkzaamheden kunnen na afronding van de initiële universitaire opleiding farmacie en na BIG-registratie onder dezelfde beroepstitel
van apotheker worden uitgeoefend. Het is hier dan ook niet op zijn plaats om de periodieke registratie te beperken tot patiëntgerichte
werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg van de openbare apotheker. Om die reden kunnen werkzaamheden van apothekers
die strikt genomen buiten het terrein van de individuele gezondheidszorg vallen, aangemerkt worden als relevante werkzaamheden
in het kader van periodieke registratie.
2.3 Werkzaamheden op het deskundigheidsgebied
Bij het opdoen van werkervaring gaat het erom dat de beroepsbeoefenaar door de combinatie van opgedane kennis en ontwikkelde
(praktische) vaardigheden voldoende bekwaam blijft het betrokken beroep uit te oefenen. Daarom geldt als tweede eis dat de
werkzaamheden moeten vallen binnen het deskundigheidsgebied van het beroep, waarvoor betrokkene is ingeschreven in het BIG-register.
Alleen die werkzaamheden kunnen meetellen, die worden verricht op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening waarvoor
de beroepsbeoefenaar een aanvraag tot opneming van een aantekening in het register inzake deze werkzaamheden indient. Er is
sprake van werkzaamheden op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening indien het werkzaamheden betreft die vallen
binnen het gebied van de deskundigheid van de betrokken beroepsgroep, zoals omschreven in hoofdstuk III van de Wet BIG en
in de relevante algemene maatregelen van bestuur2.
3. Scholing
3.1 De scholingseis
Indien een beroepsbeoefenaar in onvoldoende mate relevante werkzaamheden heeft verricht, moet hij of zij scholing volgen om
aan het einde van de registratieperiode een aantekening in het register te kunnen laten plaatsen. Door het met goed gevolg
afleggen van de vereiste scholing kan worden aangetoond dat de beroepsbeoefenaar beschikt over de noodzakelijke (kern)competenties
in het desbetreffende beroep. Op die manier kan worden gegarandeerd dat de betrokkene voldoende in staat is om zorgvuldig
en deskundig met cliënten te werken. Dit is nu ook voor de nieuw aangewezen beroepen geregeld in artikel 2 van de regeling.
3.2 Kerncompetenties
Ook voor de nieuw aangewezen beroepen geldt dat het niet wenselijk, noch nodig is dat de geregistreerde bij herregistratie
voldoet aan alle opleidingseisen van de gehele opleiding, dan wel alle competenties moet bezitten die zijn beschreven in het
desbetreffende opleidingsbesluit. Deze eis zal men immers ook niet stellen aan mensen die zich door jarenlange werkervaring
hebben gespecialiseerd op een bepaald deelgebied van het beroep. De BIG-geregistreerde moet wel blijven beschikken over de
competenties die behoren tot de kern van het beroep. Dit zijn competenties die cruciaal zijn voor de beroepsuitoefening, te
weten het beheersen van de basiskennis en de praktische vaardigheden, waardoor iemand minimaal bekwaam blijft het beroep in
de praktijk te blijven uitoefenen en waarbij de veiligheid van de patiënt centraal staat.
Deze kerncompetenties die een beroepsbeoefenaar nodig heeft voor zijn rol van zorgverlener zullen een onderdeel van de scholing
uitmaken.
De in de artikelen 6a tot en met 6e geformuleerde kerncompetenties voor de arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog
en psychotherapeut zijn afgeleid uit de betreffende opleidingsbesluiten, in combinatie met de beroepsprofielen voor deze beroepen
die zijn opgesteld door de representatieve beroepsorganisaties. Bij de formulering van de kerncompetenties per beroep heeft
het zorgproces als referentiekader gediend. De competenties zijn per beroep uitgewerkt in de lijn van het zorgtraject van
afname van een anamnese, het stellen van een diagnose, het uitvoeren van de behandeling of therapie (al dan niet op basis
van een behandelplan) en tot slot de evaluatie van de behandeling. Voor de kerncompetenties van de apotheker is het zorgproces
geen referentiekader; de kerncompetenties weergegeven in artikel 6c van de regeling zijn een combinatie van de elementaire
vaardigheden van enerzijds een apotheker werkzaam in de individuele gezondheidszorg (artikel 6e, eerste lid onder a en b)
en anderzijds een apotheker werkzaam in de industrie (artikel 6e, eerste lid onder c en d).
Verwacht wordt dat iedere zorgverlener, ongeacht het feit of betrokkene al dan niet voldoende werkervaring heeft, blijft beschikken
over algemene niet specifiek voor het beroep geldende competenties, zoals vaardigheden op het terrein van communicatie en
professionaliteit. Dat is de reden waarom deze competenties niet zijn meegenomen in de beschrijving van de kerncompetenties,
waarop de scholing zal worden gebaseerd.
3.3 Toetsing van de kerncompetenties en vaardigheden
De onderwijsinstellingen die de scholing voor periodieke registratie aanbieden, kunnen ten behoeve van het bepalen van de
omvang van de benodigde scholing, aansluiten bij procedures die reeds zijn ontwikkeld. Voor het beroep van arts en tandarts
kan waar mogelijk voor de toetsing van de aanwezige kennis en vaardigheden gebruik gemaakt worden van de bestaande kennis-
en vaardighedentoets als bedoeld in artikel 3a van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. Deze toets kunnen
buitenslands gediplomeerde artsen en tandartsen van buiten de Europese Economische Ruimte, afleggen voor het verkrijgen van
een verklaring van vakbekwaamheid voor registratie in het BIG-register. Via de beroepsinhoudelijke test voor respectievelijk
de arts en tandarts kan getoetst worden welke competenties dan wel vaardigheden bij betrokkenen ontbreken en welke nog geschoold
moeten worden.
Voor de beroepen apotheker, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut zal in overleg met de betrokken faculteiten en onderwijskoepelorganisaties
een procedure voor toetsing en scholing van de aanwezige kennis en vaardigheden van de beroepsbeoefenaar ontwikkeld worden.
Indien uit de toetsing blijkt dat de beroepsbeoefenaar alle vereiste kerncompetenties voldoende beheerst, kan op basis daarvan
het periodiek registratiecertificaat worden verstrekt, ook al heeft betrokkene hiervoor niet eerst de scholing gevolgd die
gericht is op de kerncompetenties en kernvaardigheden. Betrokkene heeft immers aangetoond in voldoende mate de kerncompetenties
te beheersen, die voor zijn beroep zijn vereist. Ingeval de uitslag van de toetsing aangeeft dat betrokkene de kerncompetenties
en vaardigheden onvoldoende beheerst, moet betrokkene zich bijscholen totdat het niveau van initiële opleiding voor die kerncompetentie(s)
(weer) is bereikt.
3.4 Het periodiek registratie certificaat; verlenging BIG- registratie
Als bewijs dat betrokkene weer beschikt over de vereiste kerncompetenties wordt door de daartoe gerechtigde onderwijsinstellingen
een zogenaamd ‘periodiek registratiecertificaat’3 uitgereikt. Uit dit certificaat blijkt dat de houder ervan beschikt over de voor de kern van het beroep noodzakelijke competenties
en vaardigheden. Het BIG-register plaatst, namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een aantekening van het
certificaat in het register. In de toelichting bij de regeling, onder punt 3, staat abusievelijk dat de registratie in het
BIG-register vanaf de datum wordt verlengd waarop de scholing is afgerond (de datum waarop het certificaat is afgegeven).
Echter, zoals ook in de memorie van toelichting bij de wijziging van artikel 8 van de Wet BIG4 is weergegeven, begint de nieuwe periode van 5 jaar weer te lopen vanaf de datum van de aantekening van het certificaat in
het BIG-register. Op die manier wordt voorkomen dat voor iemand die niet voldoet aan de werkervaringeis en die bijvoorbeeld
na tweeënhalf jaar zijn scholing heeft afgesloten, de lopende registratieperiode wordt ingekort tot tweeënhalf jaar. Het vaker
dan eens in de vijf jaar laten maken van een aantekening in het BIG-register levert extra kosten op voor de beroepsbeoefenaar
en betekent een extra belasting voor het BIG-register. Deze gevolgen worden onwenselijk geacht.
3.5 Toelating tot een opleiding tot een wettelijk erkend specialisme
In vervolg op de voorhang van de wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG is in overleg met de betrokken beroepsorganisaties
besloten een uitzondering op de plicht van scholing in het kader van de periodieke registratie te maken voor BIG geregistreerden
die niet aan de werkervaringseis voldoen, maar die zijn toegelaten tot een opleiding die leidt tot een wettelijk erkend specialisme
als bedoeld in artikel, 14, eerste lid, van de Wet BIG. Het gaat hier om de opleidingen in een van de wettelijk erkende specialismen
van de beroepen arts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, tandarts en verpleegkundige.
Reden voor deze uitzondering is dat bij de toelating van betrokkene tot de specialistenopleiding tijdens de sollicitatieprocedure
getoetst wordt of deze beschikt over de kerncompetenties van het basisberoep, als voorwaarde om toegelaten te worden tot de
specialistenopleiding. Te denken valt aan een BIG geregistreerde arts promovendus waarvan de onderzoekswerkzaamheden in de
afgelopen registratieperiode niet meetellen voor de periodieke registratie. De toelating van deze arts tot een wettelijk erkende
specialistenopleiding houdt in dat betrokkene in voldoende mate over de kerncompetenties voor het basisberoep arts beschikt
om de opleiding tot specialist te kunnen volgen. In dat geval is het niet reëel en niet nodig om een scholingsprogramma gericht
op het minimum niveau van het basisberoep te volgen. Bovendien leidt extra scholing zowel voor de BIG geregistreerde als voor
de overheid tot meer kosten en administratieve lasten.
Voor de aantekening in het BIG-register overlegt betrokkene in dit geval een bewijs van inschrijving voor de desbetreffende
opleiding. Ook hier geldt dat de nieuwe periode van vijf jaar registratie weer gaat lopen, vanaf de datum van de aantekening
van het bewijs van inschrijving voor de desbetreffende opleiding in het BIG-register.
4. Gelijkgestelde werkzaamheden
4.1 Gelijkstelling van werkzaamheden
Ingeschrevenen in het BIG-register die onvoldoende relevante werkervaring hebben opgedaan en die geen - voor de periodieke
registratie relevante - scholing hebben gevolgd, worden doorgehaald in het BIG-register. Van deze regel kan worden afgeweken
indien sprake is van gelijkgestelde werkzaamheden. In artikel 8, zevende lid, onderdeel b, van de Wet BIG staat dat de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, al dan niet op het gebied van de individuele gezondheidszorg liggende werkzaamheden
kan aanwijzen die voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het desbetreffende gebied der
beroepsuitoefening. Hieraan is voor de beroepen uit de tweede tranche invulling gegeven in artikel 7 van de regeling.
De representatieve beroepsorganisaties voor artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten
wensten veel verschillende soorten werkzaamheden voor gelijkstelling in aanmerking te laten komen. Met name (wetenschappelijk)
onderzoek en adviserende, leidinggevende of toezichthoudende werkzaamheden bij de overheid of beroepsorganisaties. De belangrijkste
reden hiervoor was dat volledig titelverlies na doorhaling uit het BIG-register de opleiding, kennis en kunde van de doorgehaalde
beroepsbeoefenaren ten onrechte zou miskennen. Zij zouden zich dan niet meer naar derden met hun titel mogen profileren, wat
nadelig zou kunnen zijn bij de uitoefening van deze werkzaamheden.
In artikel 2, vierde lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG is echter bepaald dat personen die doorgehaald zijn
uit het BIG-register hun titel onder de toevoeging ‘niet praktiserend’ mogen blijven gebruiken. Hiermee vervalt het argument
dat doorgehaalden zich niet meer kunnen profileren met hun beroepstitel; zij kunnen deze beroepstitel, mits met de toevoeging
‘niet praktiserend’, blijven gebruiken naast hun opleidingstitel. Het gelijkstellen van werkzaamheden kan hierdoor ook voor
de beroepen uit de tweede tranche beperkt blijven tot die werkzaamheden die uit de aard zodanig zijn dat registratie in een
onder de Wet BIG vallend beroep op grond van die werkzaamheden te rechtvaardigen is.
4.2 Criterium voor gelijkstelling
Voor de beoordeling van de invulling van de gelijkstellingbepaling is bepalend of – vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid
– de beroepsbeoefenaar in staat is om, na het werken in een beroep dan wel functie waarvan de werkzaamheden zijn gelijkgesteld,
zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de handelingen op het desbetreffende deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder
dat betrokkene hiervoor nadere scholing hoeft te volgen. Het op de hoogte moeten blijven van de (recente) ontwikkelingen binnen
het desbetreffende beroepsgebied is daarvoor een voorwaarde, maar op zichzelf niet voldoende. Het gaat er primair om dat men
voldoende deskundig blijft om zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de handelingen zoals beschreven in het desbetreffende
deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder daarvoor aanvullende scholing te moeten volgen.
De gelijkstellingbepaling wordt dan ook voor de tweede tranche beroepen beperkt tot die werkzaamheden waarbij de gelijkgestelde,
na het beëindigen van de gelijkgestelde werkzaamheden, weer direct als praktiserend beroepsbeoefenaar aan de slag kan gaan,
zonder daarbij eerst weer allerlei (theoretische en praktische) scholing te moeten volgen.
4.3 Docenten in het centrale vakgebied
Deze beperkte uitleg van de gelijkstellingbepaling heeft ook voor de beroepen uit de tweede tranche ertoe geleid dat in de
regeling alleen de werkzaamheden van (praktijk)docenten, werkzaam binnen een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgen
die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het BIG-register van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog
en psychotherapeut zijn gelijkgesteld, voor zover zij onderwijs verzorgen in de verschillende centrale vakgebieden.
Een goede uitoefening van de functie van (praktijk)docent is onlosmakelijk verbonden met het op de hoogte moeten blijven van
de (recente) ontwikkelingen binnen het gebied van de desbetreffende beroepsuitoefening en het uitoefenen van de daarbij behorende
praktische vaardigheden. Deze docenten kunnen in staat worden geacht om zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de
handelingen op het desbetreffende deskundigheidsgebied uit te voeren, zonder hiervoor aparte scholing te volgen. Het gaat
daarbij alleen om onderwijs in de centrale vakgebieden. Onderwijs in de meer algemene vakken, zoals bijvoorbeeld de eigen
professionele ontwikkeling, praktijkvoering en ondernemerschap en beroepsgeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek worden daartoe
niet gerekend.
Het geven van scholing kan zowel binnen een gezondheidszorginstelling als binnen een onderwijsinstelling plaatsvinden.
Voor de beroepen fysiotherapeut en verpleegkundige zijn in respectievelijk het eerste en derde lid van artikel 7 van de regeling
de verwijzingen naar de toepasselijke artikelen van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut en
het Besluit opleidingseisen verpleegkunde aangepast in verband met de wijziging van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied
fysiotherapeut5 en de vervanging van het Besluit opleidingseisen verpleegkunde door het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011.
4.4 Docenten in het vakgebied van gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut
De beroepen gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut kennen een afwijkende opleidingsstructuur ten opzichte van de andere
artikel 3 beroepen. Het getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het BIG-register wordt afgegeven door postuniversitaire
onderwijsinstellingen. Om toegelaten te worden tot deze opleidingen moet eerst een specifieke universitaire opleiding afgerond
zijn. Voor het beroep gezondheidszorgpsycholoog zijn dit de opleidingen psychologie, pedagogische wetenschappen of gezondheidswetenschappen
met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde. Voor het beroep psychotherapeut is dit naast voorgaande opleidingen
tevens de opleiding geneeskunde. Aangezien de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut voortbouwen op
competenties die opgedaan zijn tijdens deze universitaire opleidingen kan een deel van het onderwijs aan deze opleidingen
tot het centrale vakgebied van deze beroepen worden gerekend. In artikel 7 van de regeling is respectievelijk voor de gezondheidszorgpsycholoog
en psychotherapeut in het zevende en achtste lid verwoord dat docerende werkzaamheden aan de toeleidende universitaire opleidingen
ook kunnen meetellen in het kader van periodieke registratie. Ook hier geldt de eis van het centrale vakgebied, waarbij in
dit geval wordt aangesloten bij de vakken vermeld in artikel 5, derde lid, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog, respectievelijk
artikel 5, derde lid van het Besluit psychotherapeut.
5. Vrijstelling voor wettelijk erkende specialismen
Voor de verpleegkundige en de in de tweede tranche aangewezen beroepen van arts, tandarts, apotheker en gezondheidszorgpsycholoog
geldt dat bovenop het basisberoep wettelijk erkende specialismen zijn ontwikkeld.
Specialisten kennen specialistenregisters op basis van artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG. Op grond van artikel 15 van
de Wet BIG kan voor de registratie in een specialistenregister ook een regeling inzake periodieke registratie gelden. Indien
een beroepsbeoefenaar staat ingeschreven in een erkend specialistenregister en op dat specialisme periodieke registratie van
toepassing is, hoeft de specialist zich alleen in het specialistenregister periodiek te registreren. Zolang de specialist
in het erkende specialistenregister is ingeschreven, wordt diens inschrijving in het BIG-register niet doorgehaald. De koppeling
tussen artikel 8, derde lid en artikel 15 van de Wet BIG is gelegd omdat een afzonderlijke herregistratietoets van specialisten
voor het basisberoep niet nodig is geacht, aangezien de eisen voor herregistratie als specialist hoger liggen dan de eisen
voor herregistratie als beoefenaar van het basisberoep.
6. Privaatrechtelijke (kwaliteits)registers
De wettelijke vrijstelling voor periodieke registratie in het BIG-register geldt niet voor specialisaties of profielen die
niet wettelijk erkend zijn op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG. Dat neemt echter niet weg dat een ingeschrevene
in een privaatrechtelijk (kwaliteits)register voor beroepsbeoefenaren met een specialisatie of profiel vaak geacht kan worden
werkzaam te zijn op het deskundigheidsgebied van het basisberoep en dat betrokkene voldoet aan de werkervaringseis. Hetzelfde
geldt voor beroepsbeoefenaren die ingeschreven staan in een (kwaliteits)register van hun beroep, bijvoorbeeld dat van verpleegkundigen.
Om die reden is in de nota van toelichting van het Besluit periodieke registratie Wet BIG aangegeven dat een bewijs van inschrijving
in een privaatrechtelijk (kwaliteits)register van de betreffende beroepsorganisatie als bewijsstuk voor de werkervaring voor
de BIG- herregistratie kan dienen. De voorwaarde hierbij is dat de eisen die in het betreffende (kwaliteits)register aan werkervaring
worden gesteld, gelijk dan wel hoger moet zijn dan de eisen voor BIG-herregistratie. Dit zal getoetst worden door de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.