Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 2013, 2013-0000083221, houdende regels inzake de afbouw van de subsidiëring van samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden (Regeling afbouw subsidiëring overleg minderhedenbeleid)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Wet overleg minderhedenbeleid;

Besluit:

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Landelijk overleg minderheden:

Landelijk overleg minderheden als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet overleg minderhedenbeleid;

b. gezamenlijke rechtspersoon:

een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet overleg minderhedenbeleid;

c. Minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. wet:

de Wet overleg minderhedenbeleid.

Artikel 2

  • 1. Voor verlening van subsidie ingevolge deze regeling komen in aanmerking de samenwerkingsverbanden die door de Minister zijn toegelaten tot het Landelijk overleg minderheden, alsmede de gezamenlijke rechtspersoon.

  • 2. Het doel van de subsidie is dat de samenwerkingsverbanden en de gezamenlijke rechtspersoon de volgende categorieën van activiteiten uitvoeren in de jaren 2013 en 2014:

    • a. borging van expertise en netwerk, zoals beschreven in de brief van de Minister van 5 maart 2013, Kamerstukken II 2012–2013, 32 824, nr. 18;

    • b. afbouw van de lopende verplichtingen, bestaande uit personeelskosten, huisvestingslasten, kosten voor bestuursleden en organisatie- en apparaatlasten;

    • c. de kosten voor de werkgever, voortvloeiend uit de uitvoering van het Sociaal Plan, overeengekomen op 4 juni 2012 tussen de in artikel 7, tweede lid genoemde organisaties en AbvaKabo tot ten hoogste het in artikel 7, tweede lid, genoemde bedrag, in verband met de beëindiging van de subsidiëring na 31 december 2014;

    • d. uitvoering van de taken op grond van de wet gedurende de periode waarin de wet nog niet is ingetrokken.

Artikel 3

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, tenzij bij deze regeling anders is bepaald.

HOOFDSTUK II SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 4

De aanvraag van de subsidie voor een samenwerkingsverband en voor de gezamenlijke rechtspersoon voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 wordt binnen twee maanden na publicatie van deze regeling bij de Minister ingediend, vergezeld van een activiteitenplan en een begroting als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5

In aanvulling op de artikelen 4:62 en 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht maken het activiteitenplan en de begroting van een samenwerkingsverband, dan wel de gezamenlijke rechtspersoon onderscheid in de in artikel 2, tweede lid, genoemde categorieën van activiteiten.

HOOFDSTUK III SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6

De subsidie wordt verleend voor activiteiten, verricht in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014, met uitzondering van activiteiten ter uitvoering van het Sociaal plan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, die tevens mogen worden uitgevoerd na 31 december 2014.

Artikel 7

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de in artikel 6 genoemde periode tot maximaal het hierna bij de betreffende organisatie vermelde bedrag:

    • BUAT: € 609.145;

    • Inspraakorgaan Chinezen (IOC): € 711.030;

    • Stichting Inspraakorgaan Turken (IOT): € 867.177;

    • Lize: € 857.973;

    • Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN): € 669.916;

    • Surinaams Inspraakorgaan (SIO): € 770.877;

    • Stichting Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN): € 731.022;

    • Stichting Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON): € 1.219.917;

    • Beheersstichting Samenwerkingsverbanden Etnische Minderheden (BSEM): € 474.762.

  • 2. Van het in het eerste lid genoemde maximale subsidiebedrag is het onderstaande bedrag bestemd voor de uitvoering van het sociaal plan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, en het resterende bedrag voor de in artikel 2, tweede lid, onder a en b, genoemde categorieën van activiteiten:

    • BUAT: € 101.911;

    • Inspraakorgaan Chinezen (IOC): € 168.822;

    • Stichting Inspraakorgaan Turken (IOT): € 323.771;

    • Lize: € 279.593;

    • Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN): € 126.510;

    • Surinaams Inspraakorgaan (SIO): € 227.471;

    • Stichting Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN): € 187.616;

    • Stichting Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON): € 641.537;

    • Beheersstichting Samenwerkingsverbanden Etnische Minderheden (BSEM): € 93.616.

HOOFDSTUK IV VOORSCHRIFTEN INZAKE DE FINANCIËLE EN INHOUDELIJKE VERANTWOORDING EN DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 8

  • 1. Het financieel verslag en het activiteitenverslag van een samenwerkingsverband, dan wel de gezamenlijke rechtspersoon maken onderscheid in de artikel 2, tweede lid, genoemde categorieën van activiteiten.

  • 2. In de toelichting op het jaarverslag worden de waarderingsgrondslagen van actief- en passiefposten vermeld. Vaste activa worden gewaardeerd op basis van aanschafprijzen.

Artikel 9

  • 1. De aanschaffingsprijzen van onroerende goederen en overige duurzame goederen, alsmede de kosten van verbouwing of groot onderhoud van deze goederen worden als activa in de balans van een samenwerkingsverband en van de gezamenlijke rechtspersoon opgenomen.

  • 2. De afschrijvingen, bestemmingsgiften en ontvangen subsidies met betrekking tot de in het eerste lid genoemde posten komen in de balans tot uitdrukking.

Artikel 10

  • 1. De afschrijvingen van inventarisgoederen, m.u.v. computerapparatuur, van een samenwerkingsverband en van de gezamenlijke rechtspersoon met een aanschaffingsprijs van meer dan € 500 bedraagt per jaar ten hoogste 20% van de aanschaffingsprijs, nadat daarop de ontvangen bestemmingsgiften en investeringssubsidies in mindering zijn gebracht.

  • 2. De afschrijvingen van computerapparatuur van een samenwerkingsverband en van de gezamenlijke rechtspersoon bedragen ten hoogste 33,3% van de aanschaffingsprijs, nadat daarop de ontvangen bestemmingsgiften en investeringssubsidies in mindering zijn gebracht.

  • 3. De hoogte van afschrijvingen van onroerend goed van een samenwerkingsverband en van de gezamenlijke rechtspersoon wordt in overleg met de Minister vastgesteld.

Artikel 11

  • 1. Bij de vaststelling van het deel van de subsidie, dat bestemd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan, bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt de subsidie voor wat betreft dat deel vastgesteld op het bedrag dat daadwerkelijk benodigd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan, genoemd in artikel 2, tweede lid, onder c.

  • 2. Voor zover de uitvoering van het Sociaal plan, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de periode na 31 december 2014 worden de in die periode te verwachten uitgaven aangetoond bij de aanvraag van de vaststelling van de subsidie over het jaar 2014.

Artikel 12

De in artikel 4:78, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde opdracht, strekt tevens tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 13

Bij te late indiening van het financiële verslag en het activiteitenverslag kan een korting worden toegepast welke maximaal 5% bedraagt van de voor dat verslagjaar vast te stellen subsidie.

HOOFDSTUK V TOEZICHT OP DE NALEVING

Artikel 14

De ambtenaren van de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën en van de Algemene Rekenkamer zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de subsidie opgelegde verplichtingen. Door de subsidie-ontvanger wordt op eerste vordering alle informatie verstrekt die zij noodzakelijk achten. De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant meewerkt aan door of namens de departementale accountantsdienst in te stellen onderzoek naar de door de accountant verrichte werkzaamheden.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Aanvragen met betrekking tot subsidiëring over de perioden tot en met het kalenderjaar 2012 worden afgehandeld met toepassing van de Regeling subsidiëring samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 16

De Regeling subsidiëring samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling afbouw subsidiëring overleg minderhedenbeleid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juli 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Algemeen

De intrekking van de bestaande regeling en vervanging door een nieuwe regeling vloeit voort uit het feit dat per 1 januari 2015 de subsidies aan de samenwerkingsverbanden van minderheden en de gezamenlijke rechtspersoon samenwerkingsverbanden die door de Minister zijn toegelaten tot het Landelijk overleg minderheden, alsmede de door de Minister erkende gezamenlijke rechtspersoon, zullen worden beëindigd. Als gevolg van de beëindiging van de subsidie per 1 januari 2015 hebben deze organisaties een Sociaal Plan opgesteld.

De subsidiëring van de samenwerkingsverbanden van minderheden en de gezamenlijke rechtspersoon dient er toe dat zij in staat worden gesteld om het Sociaal Plan uit te voeren, hun verplichtingen af te bouwen met het oog op beëindiging van de subsidie per 1 januari 2015, hun wettelijke taken uit te voeren en hun netwerk en expertise te borgen gelet op de motie van Dam/Sterk (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 VII, nr. 83) Het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid (Kamerstukken II 2011–2012, 33 297, nrs. 2 en 3) is inmiddels aangenomen door het parlement. Na de intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid zal deze regeling zijn gebaseerd op artikel II van dat wetsvoorstel, zodat de subsidiëring kan worden voortgezet tot en met 2014.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude regeling zijn:

  • De subsidiëring heeft niet meer betrekking op de periode van een jaar, maar op de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Omdat afdeling 4.2.8 van de Awb (boekjaarsubsidies) van toepassing is, wordt de subsidie op grond van artikel 4:73 van de Awb jaarlijks vastgesteld, en wordt met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, van de Awb aan de subsidieverlening de plicht verbonden ook tussentijds de gegevens te verstrekken die voor de vaststelling over het jaar 2013 van belang zijn.

  • In verband met de afbouw van de subsidie worden de subsidiebedragen verhoogd om het Sociaal plan en de afbouw van lopende verplichtingen te kunnen betalen.

  • De subsidiabele activiteiten zijn borging van expertise en netwerk, afbouw van de lopende verplichtingen, uitvoering van het Sociaal Plan en de uitvoering van wettelijke taken zo lang de wet niet is ingetrokken.

  • Voor wat betreft het deel van de subsidie, dat bestemd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan, mogen de uitgaven ook doorlopen na 31 december 2014. De na die datum te verwachten uitgaven dienen in het kader van de vaststelling van de subsidie over het jaar 2014 te worden aangetoond. Het deel van de subsidie dat bestemd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan mag niet worden aangewend voor de andere subsidiabele doelen. Dat deel van de subsidie wordt vastgesteld op het bedrag dat in december 2014 werkelijk benodigd blijkt te zijn voor de uitvoering van het Sociaal Plan. De besteding van de subsidie voor de uitvoering van het Sociaal Plan dient gespecificeerd te zijn met bijvoorbeeld betaalbewijzen vanwege toepassing van de kantonrechtersformule of financiële afspraken met een uitvoeringsorganisatie voor uitbetaling van wachtgelden, in de eindverantwoording.

Artikelsgewijs

Artikel 2, tweede lid, onder b,

De lopende verplichtingen zijn geïnventariseerd in een rapport dat in de tweede helft van 2011 opgesteld is in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die toen verantwoordelijk was voor integratiebeleid.

Artikel 3

Afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht regelt per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze afdeling, die alleen van toepassing is als dat expliciet bepaald wordt in de betreffende subsidieregeling, wordt van toepassing verklaard op de subsidiëring van de samenwerkingsverbanden van minderheidsgroepen en de gezamenlijke rechtspersoon. Dit was ook zo onder de oude, hierbij in te trekken subsidieregeling.

In deze afdeling worden de subsidieaanvraag, de subsidieverlening, de verplichtingen van de subsidie-ontvanger en de subsidievaststelling van subsidies die per boekjaar worden verstrekt, geregeld. Daarnaast zijn – zoals bij alle subsidies – de overige bepalingen uit titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4

De aanvraag voor subsidie door zowel een samenwerkingsverband als door de gezamenlijke rechtspersoon dient vergezeld te gaan van een activiteitenplan en een begroting. De aanvraag over de afbouw-periode 2013–2014 moet binnen één maand na publicatie van deze regeling zijn ingediend.

Artikel 5

Artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het activiteitenplan een overzicht behelst van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en van de daarmee nagestreefde doelstellingen en dat per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen vermeld worden. In aanvulling en ter specificatie hiervan is voor de samenwerkingsverbanden artikel 5 in deze regeling opgenomen, dat bij de activiteiten vermeld dient te worden in welke van de in artikel 2, tweede lid, genoemde categorieën van activiteiten ze vallen. Dit geldt ook voor de begroting. Artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de begroting met dien verstande dat de begroting van een samenwerkingsverband en van de gezamenlijke rechtspersoon opgebouwd dient te zijn uit de volgende onderdelen: personele kosten (en de personeelsformatie), apparaatskosten en activiteitenkosten.

Artikel 6

In verband met de afloop van de subsidieregeling wordt als voorwaarde gesteld dat de te verrichten activiteiten plaats moeten vinden in 2013 en 2014. Deze voorwaarde geldt niet voor het deel van de subsidie, dat bestemd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan, omdat die uitgaven ook doorlopen in de periode na 31 december 2014.

Artikel 7

Duidelijkheidshalve is gekozen de hoogte van de maximale subsidie per organisatie vast te leggen in de subsidieregeling. De hoogte van de maximale subsidie is onder meer afgeleid aan de te verwachten kosten voor de uitvoering van het Sociaal Plan, dat de betrokken organisatie heeft gesloten en de afbouw van de lopende verplichtingen.

Artikel 8

Evenals bij de aanvraag voor de verlening van de subsidie moet in het financieel verslag en het activiteitenverslag het onderscheid worden aangebracht tussen de categorieën van activiteiten, genoemd in artikel 2, tweede lid.

Artikel 11

Omdat het deel van de subsidie, dat bestemd is voor de uitvoering van het Sociaal Plan, bedoeld in artikel 7, tweede lid, ook kan worden uitgegeven in de periode na 31 december 2014 en er over de vervolgperiode geen vaststelling meer plaatsvindt, moet er bij de vaststelling van de subsidie over het jaar 2014 worden aangetoond welke uitgaven na 31 december 2014 nog zullen worden gedaan. Aan de hand van die opgave zal bij de vaststelling over 2014 worden bepaald of de subsidie voor wat betreft dat deel kan worden vastgesteld op het volledige budget.

Artikel 12

De in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde opdracht strekt tot onderzoek van het financiële verslag door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De accountant kan zowel een registeraccountant als een Accountant-Administratieconsulent zijn ten aanzien van wie bij de inschrijving in het in artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde register een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van die wet.

Conform artikel 4:79, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, wordt in de accountantsverklaring aangegeven of de subsidieverplichtingen zijn nageleefd.

Artikel 13

Aangezien de inlevering van het financiële- en het activiteitenverslag aan termijnen is gebonden en de subsidieontvangers geacht worden zich aan deze termijnen te houden, is ter bevordering van een tijdige indiening een sanctie expliciet opgenomen. Zowel het financiële- als het activiteitenverslag dienen conform artikelen 4:74 en 4:75 van de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar tezamen met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij de Minister te worden ingediend.

Artikelen 15 en 16

Subsidies tot en met 2012 worden afgehandeld op grond van de in te trekken oude subsidieregeling. Deze regeling is dan ook alleen van toepassing op de subsidiëring over de jaren 2013 en 2014. De vaststelling van de subsidie over eerdere jaren vindt plaats conform de oude regeling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven