Regeling van de Minister van Financiën van 3 juli 2013, FM 2013/507 M, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Wft, de Vrijstellingsregeling Wft en de Regeling grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 1:51e, 1:65, zesde lid, 1:69, derde lid, 1:105, 2:66a, 3:3, 3:7, 4:7, 5:68, 5:81 en 5:87 van de Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders wordt als volgt gewijzigd:

A

Tabel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Tabel 1. Grensoverschrijdende samenwerking en informatieverstrekking toezichthouders.

2. In de tabel wordt na het onderdeel Banken een onderdeel ingevoegd, luidende:

Beleggingsinstellingen

Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen:

art. 24, vijfde lid

Informatie inzake beheersing systeemrisico’s

art. 25

Informatie inzake hefboomfinanciering

art. 38, zesde lid

Informatie inzake naleving richtsnoeren en aanbevelingen ESMA

 

art. 45, vierde tot en met negende lid

Informatie inzake niet-naleving regels door beheerder

 

art. 46, derde lid

Informatie inzake niet-naleving regels door beheerder derde land

 

art. 48, derde lid

Informatie inzake opgelegde sancties

 

art. 50, eerste lid

Algemene samenwerkingsverplichting

 

art. 50, vierde en vijfde lid

Informatie inzake samenwerkingsregelingen

 

art. 52

Informatie-uitwisseling met derde landen

 

art. 53

Informatie-uitwisseling inzake potentiële systeemimplicaties van activiteiten van beheerders

 

art. 54, eerste, tweede en derde lid

Verificatie en inspectie ter plaatse

 

art. 67, derde lid

Informatie ten behoeve van advies ESMA derdelandenbeleid

B

In tabel 2 wordt na het onderdeel Banken een onderdeel ingevoegd, luidende:

Beleggingsinstellingen

Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen:

art. 45, tiende lid

Voorleggen aan ESMA van geschil tussen toezichthouders over toezichtsmaatregelen

art. 55

Samenwerking en coördinatie in de zin van de richtlijn

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Deze regeling berust mede op de artikelen 1:51e en 1:65, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht.

ARTIKEL II

Artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede ‘2:67, vijfde lid, 2:68, vierde lid,’.

2. In het tweede lid wordt ‘4:44, derde lid’ vervangen door ‘4:37j, tweede lid, 4:44, tweede lid’ en wordt na ‘4:49, tweede lid’ ingevoegd: 4:50, tweede lid,.

3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met twaalfde lid tot vierde tot en met elfde lid.

ARTIKEL III

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.3 vervalt.

B

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

  • 1. Nederlandse beheerders van beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 2:66a, eerste en tweede lid, van de wet zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van hetgeen in artikel 3:7, van de wet is bepaald.

  • 2. Bewaarders van beleggingsinstellingen als bedoeld in het eerste lid zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet is bepaald voor zover zij belast zijn met de bewaring van de activa van die beleggingsinstellingen.

C

De artikelen 28 en 29 komen te luiden:

Artikel 28

Beleggingsinstellingen en icbe’s die zijn opgericht door een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, beleggingsinstellingen en icbe’s die een beheerder hebben die tot dezelfde groep behoort als een zodanige financiële onderneming en beleggingsinstellingen en icbe’s waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van een zodanige financiële onderneming aan het publiek worden aangeboden, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien:

  • a. zij een beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten bepaalt;

  • b. zij een beleggingsinstelling of icbe zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, de beheerder van het beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten is;

  • c. zij een beleggingsinstelling of icbe zijn waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, aan het publiek worden aangeboden en die financiële onderneming daartoe een overeenkomst heeft gesloten met de beleggingsinstelling of icbe, of met de beheerder van die beleggingsinstelling of icbe;

  • d. zij de naam van de financiële onderneming in hun naam voeren; en

  • e. uit hun naam duidelijk blijkt dat het om een beleggingsinstelling of icbe gaat.

Artikel 29

  • 1. Vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, zijn:

    • a. beleggersgiro’s die rekeningen beheren voor beleggingsinstellingen of icbe’s die ingevolge artikel 28 zijn vrijgesteld, welke beleggingsinstellingen of icbe’s door het openen van de rekening vorderingen hebben verkregen, luidende in effecten of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe, door middel van welke rekening transacties in effecten of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe kunnen worden bewerkstelligd;

    • b. beleggingsondernemingen die werkzaamheden verrichten, gericht op het aanbieden van de mogelijkheid om door het openen van een rekening vorderingen te verkrijgen, luidende in effecten of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe, door middel van welke rekening transacties in effecten of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe kunnen worden bewerkstelligd, welke werkzaamheden worden verricht voor beleggingsinstellingen of icbe’s die ingevolge artikel 28 zijn vrijgesteld; en

    • c. door een bank ingevolge artikel 4:87, derde lid, van de wet opgerichte bewaarinstellingen of beleggersgiro’s die rekeningen in financiële instrumenten beheren waarmee transacties in financiële instrumenten kunnen worden bewerkstelligd ten behoeve van klanten van die bank.

  • 2. De in artikel 28, onderdelen d en e, bedoelde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijstelling in het eerste lid.

D

Paragraaf 4.2 vervalt.

E

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘beleggingsinstelling’ ingevoegd ‘of icbe’ en wordt na ‘beleggingsinstellingen’ ingevoegd: of icbe’s.

2. In het derde lid wordt ‘instellingen voor collectieve belegging in effecten’ vervangen door: icbe’s.

F

Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

  • 1. Van artikel 5:68 van de wet zijn vrijgesteld:

    • a. beleggingsinstellingen of icbe’s die een startersfonds zijn als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

    • b. beleggingsinstellingen of icbe’s waarvan:

      • 1°. het balanstotaal voor minder dan vijftig procent bestaat uit beleggingen, en

      • 2°. minder dan vijftig procent van de totale gerealiseerde opbrengsten gegenereerd wordt uit beleggingen;

    • c. beleggingsinstellingen of icbe’s waarvan alleen rechten van deelneming zijn aangeboden aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van die beleggingsinstelling, of aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van een met die beleggingsinstelling in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden rechtspersoon, vennootschap of instelling;

    • d. beleggingsinstellingen of icbe’s waarvan rechten van deelneming worden aangeboden aan minder dan honderdvijftig personen die geen gekwalificeerde belegger zijn; of

    • e. beheerders van beleggingsinstellingen of icbe’s als bedoeld in de onderdelen a tot en met d.

  • 2. Van artikel 5:68 van de wet zijn vrijgesteld degenen op wie artikel 3:2 van de wet van toepassing is.

G

In artikel 56c wordt na ‘ingekocht of terugbetaald’ ingevoegd: of in een icbe.

H

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

Van artikel 5:86, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld beheerders van beleggingsinstellingen of icbe’s:

  • a. waarvan de rechten van deelneming slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100.000 per deelnemer;

  • b. waarvan de rechten van deelneming een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100.000;

  • c. die rechten van deelneming aanbieden aan minder dan 150 personen die geen gekwalificeerde belegger zijn;

  • d. die rechten van deelneming uitsluitend aanbieden aan gekwalificeerde beleggers;

  • e. die een startersfonds zijn als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

  • f. waarvan:

    • 1°. het balanstotaal voor minder dan vijftig procent bestaat uit beleggingen, en

    • 2°. minder dan vijftig procent van de totale gerealiseerde opbrengsten gegenereerd wordt uit beleggingen; of

  • g. waarvan alleen rechten van deelneming zijn aangeboden aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van die beleggingsinstelling, of aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van een met die beleggingsinstelling in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden rechtspersoon, vennootschap of instelling.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 22 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling hangt samen met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFM-richtlijn).1 Met deze regeling worden de relevante bepalingen uit die richtlijn inzake informatie-uitwisseling en samenwerking tussen toezichthouders geïmplementeerd. Daarnaast worden de Vrijstellingsregeling Wft en de Uitvoeringsregeling Wft aangepast naar aanleiding van de wet ter implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.2 Daarbij vervallen regels en vrijstellingen waarvoor de richtlijn geen ruimte biedt.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Artikel I wijzigt de Regeling grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders. De titel van tabel 1 wordt aangepast van ‘Samenwerking en informatieverstrekking in Europees verband’ naar ‘grensoverschrijdende samenwerking en informatieverstrekking toezichthouders’. In die tabel worden namelijk ook verplichtingen geïntroduceerd ten aanzien van samenwerking met autoriteiten in derde landen, zoals artikel 52 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. Verder worden in tabel 1 verplichtingen van de toezichthouders tot informatie-uitwisseling en samenwerking geïmplementeerd. Deze verplichtingen volgen uit de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. Het gaat daarbij onder meer om samenwerking in het kader van het derde landen beleid en informatie-uitwisseling in het kader van het beheersen van mogelijke systeemrisico’s die beleggingsinstellingen kunnen opleveren.

B

Met dit onderdeel worden de bepalingen van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen die betrekking hebben op het schikken van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties opgenomen in de Regeling grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders. De procedure zoals omschreven in artikel 19, eerste lid, van verordening 1093/2010, onderscheidenlijk artikel 19, eerste lid, van verordening 1094/2010 en artikel 19, eerste lid, van verordening 1095/2010 wordt van toepassing verklaard.

C

De Regeling grensoverschrijdende samenwerking voorziet al in de samenwerking van de toezichthouders AFM en DNB met de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, het Europees Comité voor systeemrisico’s en de Europese Commissie. In de Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen worden ook regels gesteld ten aanzien van de samenwerking tussen nationale toezichthouders en toezichthouders uit andere lidstaten of derde landen. In onderdeel C wordt hiertoe in artikel 5 van de te wijzigen regeling bepaald dat de regeling mede berust op de artikelen 1:51e en 1:65, zesde lid, van de wet.

Artikel II

Dit artikel wijzigt artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Wft. Met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen wijzigen in de Wet financieel toezicht (Wft) een aantal mogelijkheden tot ontheffing voor beheerders van beleggingsinstellingen. Deze wijziging strekt ertoe de corresponderende bepalingen in artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Wft daarmee in overeenstemming te brengen.

Artikel III

A

De richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen biedt in lijn met de doelstelling om een dekkend stelsel van toezicht te bewerkstelligen geen ruimte meer voor volledige vrijstellingen voor beheerders van beleggingsinstellingen. Beheerders van beleggingsinstellingen dienen een vergunning aan te vragen of, als ze onder de lichtere regeling vallen, zich te registreren. Beheerders van icbe’s vallen onder de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten, deze kent geen uitzonderingen (een entiteit die niet onder deze richtlijn valt, kwalificeert daarmee als beleggingsinstelling die onder de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen valt). Voor verdere toelichting hierover wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting bij de wet waarmee de AIFM-richtlijn is geïmplementeerd.3

Vanwege het ontbreken van ruimte voor volledige vrijstellingen in de beide richtlijnen vervalt de vrijstelling die in artikel 4 van de Vrijstellingsregeling Wft was opgenomen voor beheerders van beleggingsinstellingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals het aanbieden van deelnemingsrechten van ten minste € 100.000 per deelnemer. In verband hiermee kan ook de paragraaf waarin artikel 4 was opgenomen, vervallen.

B

Nederlandse beheerders van beleggingsinstellingen die onder de lichtere regeling vallen (artikel 2:66a, eerste en tweede lid, Wft) zijn op grond van artikel 4:1 Wft reeds vrijgesteld van de vergunningsplicht in artikel 2:65 Wft en van hetgeen ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet is bepaald. Deze beheerders dienen echter ook vrijgesteld te zijn van hetgeen is bepaald ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet. Dit gebeurt in artikel 15. Hetzelfde geldt voor bewaarders voor zover zij belast zijn met de bewaring van de activa van de beleggingsinstellingen van die beheerders.

C, E en G

De artikelen 28, 29, 46 en 56c van de Vrijstellingsregeling Wft worden hier technisch aangepast omdat met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen het begrip ‘beleggingsinstelling’ alleen nog van toepassing is op beleggingsinstellingen, niet zijnde icbe’s, en het begrip ‘instelling voor collectieve belegging in effecten’ wordt vervangen door het begrip ‘icbe’. Dit is uitgebreider toegelicht in de memorie van toelichting bij de wet waarmee de AIFM-richtlijn is geïmplementeerd.4 Vanwege het grote aantal wijzigingen worden de artikelen 28 en 29 opnieuw vastgesteld. Er zijn hierbij geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

D

Vanwege het ontbreken van ruimte voor volledige vrijstellingen vervalt de vrijstelling die in artikel 34 van de Vrijstellingsregeling Wft was opgenomen. In verband hiermee kan ook de paragraaf waarin artikel 34 was opgenomen, vervallen.

F

Artikel 56 wordt technisch aangepast. Dit artikel verwees naar artikel 4 van de Vrijstellingsregeling Wft en artikel 1:12 van de Wet op financieel toezicht. Omdat deze artikelen met de implementatie van de richtlijn komen te vervallen, wordt de inhoud van de relevante leden integraal overgenomen in artikel 56.

H

De aanpassing van artikel 57 betreft een technische aanpassing in verband met het feit dat het verwees naar de beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met e. Artikel 4 komt echter te vervallen door deze regeling, daarom worden de in artikel 4 bedoelde beleggingsinstellingen genoemd in artikel 57.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174).

X Noot
2

Wet van 25 juni 2013 tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174) (Stb.2013, 228).

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 33 235, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II 2011/12, 33 235, nr. 3, p. 41.

Naar boven