Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2013, 1802 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2013, 1802 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 1.12, 2.3, 2.10, achtste lid, 7.8, tiende lid, 7.9, vierde lid, en 7.21 van de Binnenvaartregeling en artikel 3, tweede lid, van bijlage 4 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen;
BESLUIT:
Het algemeen examenreglement CCV, alsmede de examenprogramma’s voor de volgende diploma’s van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk, opgenomen in bijlage 1, worden goedgekeurd:
a. Schipper alle binnenwateren;
b. Schipper rivieren, kanalen en meren;
c. Schipper zeilvaart;
d. Radar;
e. Ondernemer in de Binnenvaart;
f. Vervoer gevaarlijke stoffen (ADNR);
g. Praktijkexamen schipper;
h. Praktijkexamen matroos.
De examenreglementen en de examenprogramma’s voor de volgende diploma’s van de Stichting VAMEX te Den Haag, opgenomen in bijlage 2, worden goedgekeurd:
a. klein vaarbewijs alle binnenwateren;
b. klein vaarbewijs alle rivieren, kanalen en meren;
c. CWO groot motorschip.
De Examenregeling cursus Zoute Veren Nautisch en de Examenregeling cursus Zoute Veren Technisch, houdende de examenprogramma’s en examenvoorschriften voor de diploma’s Zoute Veren Nautisch en Zoute Veren Technisch van het Maritiem Instituut Willem Barentsz. te West-Terschelling, opgenomen in bijlage 3, worden goedgekeurd.
Het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 1 juli 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/732 sector SCH, tot goedkeuring van de examenreglementen en examenprogramma’s voor de binnenvaart in verband met de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet1 wordt ingetrokken.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, De Directeur Maritieme Zaken, R.W. Huyser
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag, waarop dit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:
a. naam en adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;
d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Voor het behalen van het diploma schipper alle binnenwateren moeten de volgende examenonderdelen zijn behaald:
– Kennis schip en Motorkennis;
– Kennis vaarwater;
– Laden en lossen;
– Navigatie 1;
– Navigatie 2;
– Reglementen 1;
– Reglementen 2;
– Veiligheid en Milieu.
De eindtermen, cesuur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijs alsmede de tijdsduur van het examen zijn terug te vinden op de website van het CBR. Een kandidaat is voor een onderdeel geslaagd als tenminste een voldoende is behaald. De examenresultaten blijven geldig voor een termijn van twee jaar na de examendatum.
Een kandidaat krijgt vrijstelling van een examenonderdeel of een gedeelte daarvan als hij in het bezit is van een of meer diploma’s en/of vaarbewijzen die daartoe in de vrijstellingsregeling zijn genoemd.
De directie van CCV kan beslissingen nemen over vrijstellingen in geval een diploma niet in de vrijstellingsregeling is genoemd.
Voor deelname aan examenonderdeel Navigatie 1 moet een vaartijd zijn opgebouwd van drie jaar. Als vaartijd wordt aangemerkt de vaartijd die na het bereiken van de 16 jarige leeftijd wordt opgebouwd als lid van de dekbemanning van een schip dat bestemd is voor de bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren, en/of van een schip met een lengte van 15 meter of meer dat bestemd is voor de niet-bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren. Een jaar vaartijd bestaat uit 180 effectieve vaardagen. Binnen een periode van 365 opeenvolgende dagen kunnen maximaal 180 dagen als vaartijd worden meegerekend.
De vereiste vaartijd kan met maximaal drie jaar verminderd worden als een kandidaat een beroepsopleiding met praktijkgedeelten op het gebied van de binnenvaart heeft voltooid. Afhankelijk van de gevolgde opleiding wordt de termijn van vrijstelling bepaald.
De vereiste vaartijd is met maximaal twee jaar te verminderen als de kandidaat aantoont te hebben gevaren als lid van de dekbemanning van een schip:
– bestemd voor de bedrijfsmatige vaart op zee met een lengte van 15 meter of meer, bestemd voor de niet-bedrijfsmatige vaart op zee. Hierbij gelden 250 zeedagen als één jaar vaartijd.
De kandidaat moet de vaartijd aantonen door middel van zijn dienstboekje indien het bezit ervan op grond van wettelijke voorschriften verplicht is. Indien hij niet in het bezit is van voornoemd dienstboekje, bepaalt CCV de wijze waarop de vaartijd moet worden aangetoond.
Een kandidaat die zowel een diploma van een opleiding in de binnenvaart heeft behaald als op zee heeft gevaren, kan de vaartijdvermindering zoals hierboven bedoeld bij elkaar optellen tot een maximum van drie jaar.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Voor het behalen van het diploma Schipper rivieren, kanalen en meren moeten de volgende examenonderdelen zijn behaald:
– Kennis schip en Motorkennis;
– Kennis vaarwater;
– Laden en lossen;
– Navigatie 1;
– Reglementen 1;
– Veiligheid en Milieu.
De eindtermen, cesuur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijs alsmede de tijdsduur van het examen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Een kandidaat is voor een onderdeel geslaagd als tenminste een voldoende is behaald.
De examenresultaten blijven geldig voor een termijn van twee jaar na de examendatum.
Een kandidaat krijgt vrijstelling van een examenonderdeel of een gedeelte daarvan als hij in het bezit is van een of meer diploma’s en/of vaarbewijzen die daartoe in de vrijstellingsregeling zijn genoemd.
De directie van CCV kan beslissingen nemen over vrijstellingen in geval een diploma niet in de vrijstellingsregeling is genoemd.
Voor deelname aan examenonderdeel Navigatie 1 moet een vaartijd zijn opgebouwd van drie jaar. Als vaartijd wordt aangemerkt de vaartijd die na het bereiken van de 16 jarige leeftijd wordt opgebouwd als lid van de dekbemanning van een schip dat bestemd is voor de bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren, en/of van een schip met een lengte van 15 meter of meer dat bestemd is voor de niet-bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren. Een jaar vaartijd bestaat uit 180 effectieve vaardagen. Binnen een periode van 365 opeenvolgende dagen kunnen maximaal 180 dagen als vaartijd worden meegerekend.
De vereiste vaartijd kan met maximaal drie jaar verminderd worden als een kandidaat een beroepsopleiding met praktijkgedeelten op het gebied van de binnenvaart heeft voltooid. Afhankelijk van de gevolgde opleiding wordt de termijn van vrijstelling bepaald.
De vereiste vaartijd is met maximaal twee jaar te verminderen als de kandidaat aantoont te hebben gevaren als lid van de dekbemanning van een schip:
– bestemd voor de bedrijfsmatige vaart op zee;
– met een lengte van 15 meter of meer, bestemd voor de niet-bedrijfsmatige vaart op zee.
Hierbij gelden 250 zeedagen als één jaar vaartijd.
De kandidaat moet de vaartijd aantonen door middel van zijn dienstboekje indien het bezit ervan op grond van wettelijke voorschriften verplicht is. Indien hij niet in het bezit is van voornoemd dienstboekje, bepaalt CCV de wijze waarop de vaartijd moet worden aangetoond.
Een kandidaat die zowel een diploma van een opleiding in de binnenvaart heeft behaald als op zee heeft gevaren, kan de vaartijdvermindering zoals hiervoor bedoeld, bij elkaar optellen tot een maximum van drie jaar.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Voor het behalen van het diploma Schipper Zeilvaart moeten de volgende examenonderdelen zijn behaald:
– Kennis schip en Motorkennis;
– Kennis vaarwater;
– Navigatie Zeilvaart 1;
– Navigatie 2;
– Reglementen 1;
– Reglementen 2;
– Veiligheid en Milieu;
– Zeilvaart.
De eindtermen, cesuur, tijdsduur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijzen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Een kandidaat is voor een onderdeel geslaagd als tenminste een voldoende is behaald.
De examenresultaten blijven geldig voor een termijn van twee jaar na de examendatum.
Een kandidaat krijgt vrijstelling van een examenonderdeel of een gedeelte daarvan als hij in het bezit is van een of meer diploma’s en/of vaarbewijzen die daartoe in de vrijstellingsregeling zijn genoemd.
De directie van CCV kan beslissingen nemen over vrijstellingen in geval een diploma niet in de vrijstellingsregeling is genoemd.
Voor deelname aan examenonderdeel Navigatie Zeilvaart 1 moet een vaartijd van twee jaar zijn opgebouwd. De kandidaat moet een vaartijd hebben opgebouwd van twee jaar als lid van de dekbemanning van een zeilschip dat bestemd is voor de bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren en/of van een zeilschip met een lengte van 15 meter of meer dat bestemd is voor de niet-bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren. Een jaar vaartijd bestaat uit 180 effectieve vaardagen. Binnen een periode van 365 opeenvolgende dagen kunnen maximaal 180 dagen als vaartijd worden meegerekend.
CCV bepaalt of een kandidaat aan de vereiste vaartijd voldoet en bepaalt in voorkomende gevallen eventueel in overleg met de voorzitter de wijze waarop de vaartijd moet worden aangetoond.
De vereiste vaartijd is met maximaal een jaar ter verminderen als de kandidaat aantoont te hebben gevaren als lid van de dekbemanning van een zeilschip:
– bestemd voor de bedrijfsmatige vaart op zee
– met een lengte van 15 meter of meer, bestemd voor niet-bedrijfsmatige vaart op zee.
De kandidaat moet de vaartijd aantonen door middel van zijn dienstboekje indien het bezit ervan op grond van wettelijke voorschriften verplicht is. Indien hij niet in het bezit is van voornoemd dienstboekje, bepaalt CCV de wijze waarop de vaartijd moet worden aangetoond.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Voor het behalen van het diploma Ondernemer in de binnenvaart moeten de volgende examenonderdelen zijn behaald:
– Kennis schip;
– Nationale- en internationale vervoersmarkt;
– Veiligheid en Milieu.
Tevens moet de kandidaat in het bezit zijn van het diploma AOV of gelijkwaardig, het Ondernemersdiploma of de deelcertificaten ‘Financiering’, ‘Organisatie’ en ‘Administratie’ van het Ondernemersexamen of een door STEVES 1 afgegeven ‘Bewijs van vrijstelling’ voor genoemde opleidingen.
De eindtermen, cesuur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijs alsmede de tijdsduur van het examen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Een kandidaat is voor een onderdeel geslaagd als tenminste een voldoende is behaald.
De examenresultaten blijven geldig voor een termijn van twee jaar na de examendatum.
Een kandidaat krijgt vrijstelling van een examenonderdeel of een gedeelte daarvan als hij in het bezit is van een of meer diploma’s en/of vaarbewijzen die daartoe in de vrijstellingsregeling zijn genoemd.
De directie van CCV kan beslissingen nemen over vrijstellingen in geval een diploma niet in de vrijstellingsregeling is genoemd.
Geen.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Voor het behalen van het diploma Radar moeten de volgende examenonderdelen zijn behaald:
– Theorie Radar;
– Praktijk Radar.
De eindtermen, cesuur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijs alsmede de tijdsduur van het examen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Een kandidaat is voor een onderdeel geslaagd als tenminste een voldoende is behaald.
De examenresultaten blijven geldig voor een termijn van één jaar na de examendatum.
Een kandidaat krijgt vrijstelling van een examenonderdeel of een gedeelte daarvan als hij in het bezit is van een of meer diploma’s en/of vaarbewijzen die daartoe in de vrijstellingsregeling zijn genoemd.
De directie van CCV kan beslissingen nemen over vrijstellingen in geval een diploma niet in de vrijstellingsregeling is genoemd.
De kandidaat moet op de examendatum in het bezit zijn van een geldig schipperspatent als bedoeld in het Besluit Reglement radarpatenten en een geldig basiscertificaat marifonie.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CCV.
Het ADN kent de volgende examenmogelijkheden en de daarbij behorende diploma’s:
Basis examens: |
|
Droge lading schepen |
diploma ADNR droge lading |
Tankschepen |
diploma ADNR tankvaart |
Drogeladingschepen en tankschepen gecombineerd |
diploma ADNR droge lading en tankvaart |
Vervolg examens: |
|
Gasschepen |
diploma ADNR gas |
Chemieschepen |
diploma ADNR chemie |
Herhalingstoetsen: |
|
Drogelading schepen |
diploma ADN droge lading |
Tankschepen |
diploma ADN tankvaart |
Drogeladingschepen en tankschepen gecombineerd |
diploma ADN droge lading en tankvaart |
De eindtermen, cesuur en vorm van het examen staan per examenonderdeel in de vigerende CBR/CCV-toetsmatrijs vermeld. De toetsmatrijzen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Een kandidaat moet voorafgaande aan de eerste maal dat het Basis examen wordt afgelegd, hebben deelgenomen aan een ADN-opleiding.
Het examen ADN basisopleiding kan of onmiddellijk of binnen zes maanden na het einde van de opleiding plaatsvinden (8.2.2.7.1.1).
De opleidingen moeten zijn erkend door CCV.
Conform 8.2.2.7.2 kunnen kandidaten die geslaagd zijn voor het examen ADN Basisopleiding een vervolgcursus gassen of chemicaliën volgen. Deze cursus moet afgerond worden door een examen.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CBR.
Een kandidaat die het praktijkexamen schipper binnenvaart, zoals bedoeld in artikel 7.19a van de Binnenvaartregeling, met goed gevolg aflegt, ontvangt een Verklaring Praktijkexamen Vaartijd afgegeven door CBR. De Verklaring Praktijkexamen Vaartijd is onbeperkt geldig en geeft recht op vermindering van de vaartijd, bedoeld in artikel 7.18, eerste lid, van de Binnenvaartregeling, met drie jaar.
Het praktijkexamen schipper binnenvaart bestaat uit minimaal 180 dagen vaartijd, een portfolio en vier praktijktoetsen:
Praktijktoets 1;
Praktijktoets 2;
Praktijktoets 3;
Praktijktoets 4.
Voor het behalen van de Verklaring Praktijkexamen Vaartijd moet de kandidaat voor alle vier de praktijktoetsen zijn geslaagd, een goedgekeurd portfolio hebben en 180 dagen vaartijd kunnen aantonen.
Voor iedere praktijktoets is een toetsmatrijs vastgesteld. De toetsmatrijs bestaat uit competenties/eindtermen, die aangeven waar een kandidaat aan moet voldoen. Tevens staan de cesuur en de vorm van de toetsen in de toetsmatrijs. De toetsmatrijzen zijn terug te vinden op de website van het CBR.
Het portfolio moet voldoen aan het format van het CBR. Dit vaste format staat op de website van het CBR.
De praktijktoetsen 1, 2 en 3 worden namens het CBR afgenomen door een organisatie, vermeld op de website van het CBR.
Praktijktoets 4 wordt afgenomen door een CBR-examinator. Deze toets wordt afgenomen op een schip van een organisatie, genoemd op de website van het CBR.
Het praktijkexamen start op de dag dat een kandidaat zich aanmeldt bij één van de organisaties, die praktijktoets 1 tot en met 3 afneemt.
Alle praktijktoetsen bestaan uit een aantal deeltoetsen. Alle deeltoetsen moeten zijn behaald om te zijn geslaagd voor de betreffende praktijktoets. Een kandidaat is voor een deeltoets geslaagd als tenminste een voldoende is behaald. De resultaten van de praktijktoetsen zijn geldig voor een termijn van twee jaar na de examendatum.
Een kandidaat die slaagt voor praktijktoets 1, minimaal 60 dagen vaartijd kan aantonen, en in het bezit is van het CBR-diploma Aspirant Schipper kan de functie Matroos aanvragen in zijn dienstboekje.
De Verklaring Praktijkexamen Vaartijd geeft vrijstelling voor het CBR-examen Navigatie 1. De Verklaring geeft geen vrijstelling voor de overige theorie-examens.
Een herkansing kan niet eerder plaatsvinden dan wanneer de onderdelen waar de kandidaat voor is gezakt opnieuw zijn aangetoond in het portfolio.
De kandidaat moet minimaal 21 jaar oud zijn.
De kandidaat moet een schriftelijk overeenkomst hebben met een officieel erkend leerbedrijf voor het invullen van zijn portfolio.
De kandidaat moet minimaal het volgende aantal vaardagen hebben opgebouwd (binnen het praktijkexamentraject), voordat hij deel mag nemen aan een praktijktoets:
Praktijktoets 1: 45 dagen;
Praktijktoets 2: 90 dagen;
Praktijktoets 3: 135 dagen;
Praktijktoets 4: 180 dagen.
De kandidaat moet per praktijktoets een door de assessor goedgekeurd portfolio hebben. Alleen assessoren van organisaties, die op de website van het CBR vermeld staan, mogen deze beoordelen.
De kandidaat moet voor alle theorie-examens behorende bij het diploma Schipper AB of het diploma Schipper RKM, met uitzondering van Navigatie 1, zijn geslaagd voordat hij praktijktoets 4 mag afleggen.
Voor praktijktoets 2, 3 en 4 geldt dat de kandidaat voor de daaraan voorafgaande toetsen is geslaagd.
Zie algemeen examenreglement CCV op de website van CBR.
Een kandidaat die het praktijkexamen matroos binnenvaart, zoals bedoeld in artikel 2.9, zevende lid, onderdeel b, onder 2⁰, van de Binnenvaartregeling, met goed gevolg aflegt, ontvangt een Verklaring Praktijkexamen Matroos afgegeven door het CBR.
Het praktijkexamen matroos binnenvaart bestaat uit een portfolio en een praktijktoets.
Voor het behalen van de Verklaring Praktijkexamen Matroos moet de kandidaat voor de praktijktoets zijn geslaagd, een goedgekeurd portfolio hebben en 60 dagen vaartijd binnen het examentraject kunnen aantonen.
Voor de praktijktoets is een toetsmatrijs vastgesteld. De toetsmatrijs bestaat uit competenties/eindtermen, die aangeven waar een kandidaat aan moet voldoen. Tevens staan de cesuur en de vorm van de toetsen in de toetsmatrijs. De toetsmatrijs is terug te vinden op de website van het CBR.
Het portfolio moet voldoen aan het format van het CBR. Dit vaste format staat op de website van het CBR.
De praktijktoets wordt namens het CBR afgenomen door een organisatie, vermeld op de website van het CBR. De praktijktoets wordt afgenomen op een schip van eerder genoemde organisatie.
De praktijktoets bestaat uit een aantal deeltoetsen. Alle deeltoetsen moeten zijn behaald om te zijn geslaagd voor de praktijktoets. Een kandidaat is voor een deeltoets geslaagd als tenminste een voldoende is behaald.
Een herkansing kan niet eerder plaatsvinden dan wanneer de onderdelen waar de kandidaat voor is gezakt opnieuw zijn aangetoond in het portfolio.
De kandidaat moet minimaal 19 jaar oud zijn.
De kandidaat moet een schriftelijk overeenkomst hebben met een officieel erkend leerbedrijf voor het invullen van zijn portfolio.
De kandidaat moet minimaal 60 dagen vaartijd binnen het examentraject hebben opgebouwd, voordat hij kan deelnemen aan de praktijktoets.
De kandidaat moet een door de assessor goedgekeurd portfolio hebben. Alleen assessoren van organisaties die op de website van het CBR vermeld staan, mogen deze beoordelen.
Zie de reglementen voor de examens voor het klein vaarbewijs en het diploma CWO groot motorschip op de website van VAMEX.
Het examen KVB1 omvat de volgende onderdelen:
A. De wettelijke bepalingen voor zover deze van belang zijn voor de veiligheid van de vaart op die wateren.
1. Scheepvaartverkeerswet (SVW)
SVW als basis voor de scheepvaartreglementen.
2. Binnenvaartwet (BVW)
Het belang van de BVW voor de recreatievaart.
3. Wetboek van Koophandel
Verplichting tot hulpverlening in gevaarsituaties en bij aanvaring en tot het verstrekken van gegevens bij aanvaring.
4. Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)
Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Kentekens op schepen.
Lichten en dagtekens. Geluidsseinen en regels voor marifoon. Vaarregels. Regels voor het stilliggen.
Bijzondere bepalingen voor snelle motorboten en andere kleine schepen.
5. Het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR)
Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Lichten, dagtekens, geluidsseinen en vaarregels, in het bijzonder voor zover afwijkend van het Binnenvaartpolitiereglement.
BPR-bepalingen die van toepassing zijn op RPR-gebied.
6. Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT)
Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Lichten, Dagtekens, Geluidsseinen.
Vaarregels.
B. De behandeling van de voortstuwingswerktuigen; de veiligheidsmaatregelen.
1. Enige basis motorkennis en de behandeling van de voortstuwingswerktuigen
Zorg te besteden aan de voortstuwingswerktuigen vóór, tijdens en ná het varen.
2. De veiligheidsmaatregelen
Maatregelen in acht te nemen ter voorkoming van brand en explosie.
Bekend zijn met de blusmethoden en te gebruiken blusstof bij brand in:
vaste stoffen, brandbare vloeistoffen, flessengas en in onder elektrische spanning staande apparaten.
Plaatsing en gebruik van brandblusmiddelen.
Plaatsing en gebruik van reddingsmiddelen.
Plaatsing van radarreflectoren.
3. Milieu
Emissie.
Geluid.
Vuilwaterafvoer.
C. De waterwegen, de omstandigheden van het vaarwater; elementaire meteorologie
1. De waterwegen, de omstandigheden van het vaarwater
De op kanalen, rivieren en meren voorkomende bebakening, betonning en verlichting, alsmede de verkeerstekens langs of boven de vaarwateren.
Het NAP en andere vergelijkingsvlakken.
Diepten en brughoogten, peilschalen en hoogteschalen.
Het gebruik van de waterkaarten, nautische boekwerken en wateralmanakken.
2. Elementaire meteorologie
Het ontvangen van weerberichten via de diverse beschikbare communicatiekanalen en het interpreteren van de verkregen informatie.
De schaal van Beaufort en de daarin gebruikte begrippen.
D. Het varen en manoeuvreren, de onder bijzondere omstandigheden te nemen maatregelen
1. Theoretische kennis van het varen en manoeuvreren
Schroef- en roerwerking.
Draaicirkel en ronddraaien in een beperkte ruimte.
Aankomen, afvaren, meren en ontmeren, afhankelijk van wind en/of stroom, met en zonder boegschroef.
Stopweg.
2. Bijzondere omstandigheden
Effect van varen in nauw en ondiep vaarwater (zuiging, oeverbeschadiging).
Ankeren.
Schutten in sluizen.
Manoeuvre ‘man over boord’.
Slepen en gesleept worden.
Maatregelen te nemen na aan de grond lopen.
Beperkingen in manoeuvreerbaarheid van bepaalde categorieën van schepen, zoals zeilschepen, sleep- en duweenheden.
Het examen KVB2 omvat de volgende onderdelen:
E. De wettelijke bepalingen voor zover deze van belang zijn voor de veiligheid van de vaart op de Westerschelde, de Eems en de Dollard.
1. Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 (SRW)
Toepassingsgebied. Algemene begripsomschrijvingen. Verantwoordelijkheid. Voorschriften betreffende uitwijken. Lichten en dagmerken. Geluid- en lichtseinen. Bijzondere bepalingen voor het redegebied Vlissingen. Bepalingen voor kleine vaartuigen.
2. Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE) en Internationale Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op zee 1972 (BVA)
Toepassingsgebied SRE. Van belang zijnde voorschriften uit de BVA.
De op de BVA aanvullende en de van de BVA afwijkende bepalingen in het SRE, voor zover van toepassing op kleine vaartuigen.
F. Navigatie
1. Meteorologie
Beginselen van de meteorologie. Benutten van weerberichten ten behoeve van een veilige vaart.
2. Nautische bescheiden
Het kunnen lezen en gebruiken van officiële zeekaarten voor de Nederlandse kust- en binnenwateren en de daarop betrekking hebbende publicaties uitgegeven door de Dienst der Hydrografie van het Ministerie van Defensie (Koninklijke Marine).
3. Koers- en plaatsbepaling
Betonningssysteem IALA-A en Signi gebruikt op de ruime binnenwateren.
Lichten aan de wal.
Gebruik van het kompas bij koersen en peilingen.
Invloed van aard- en scheepsmagnetisme op de aanwijzing van het magnetische kompas en de daaruit voortvloeiende correcties bij koersen en peilingen.
Herleiding van een koers, mede in verband met de invloed van wind en/of stroom.
Merktekens ten behoeve van het bepalen van de positie.
Horizontale en verticale getijbeweging en het benutten daarvan voor de navigatie.
Het kunnen bepalen van een geografische (gis) positie met behulp van gegevens als koers, vaart, invloed wind en/of stroom of kompaspeilingen van kenbare punten aan de wal.
Enige kennis van de werking, mogelijkheden, gebruik en de beperkingen van het Global Positioning System (GPS).
Het diploma CWO groot motorschip wordt uitgereikt aan personen die blijk hebben gegeven de onderdelen, zoals omschreven bij het CWO groot motorschip, onder alle omstandigheden (windkracht tot 6 Beaufort) op de Nederlandse binnenwateren te beheersen, varende met een motorschip van 25 tot 40 meter uitsluitend bestemd voor de pleziervaart. Alle vereiste vaarmanoeuvres dienen te kunnen worden uitgevoerd.
Men functioneert als schipper van een motorschip van 25 tot 40 meter en kan onder de gestelde omstandigheden verantwoord en veilig varen en manoeuvreren. Daarnaast kan men leiding geven aan de bemanning en zelfstandig navigeren. Hij of zij draagt onder alle omstandigheden de eindverantwoordelijkheid voor schip en bemanning, ook in juridische zin. Hij of zij beschikt over het klein vaarbewijs II en een certificaat om de marifoon te mogen bedienen.
1. Wet en regelgeving
2. Onderdelen schip en terminologie
3. Reddingmiddelen
4. EHBO
5. Drenkeling aan boord
6. Calamiteiten
7. Onderhoud schip en eenvoudige storingen
8. Schiemanswerk
9. Onbeheerd achterlaten
10. Reisvoorbereiding
11. Techniek (motoren, aandrijvingen en dekwerktuigen)
12. Stabiliteit
13. Elektronische navigatie-instrumenten
14. Marifoon
15. Vaarproblematiek (andersoortige) schepen
16. Kompas
1. Voorzorgen
2. Controle schip, motor en (veiligheid)uitrusting
3. Vaststellen van manoeuvreereigenschappen, schroef- en roerwerking
4. Meren en ontmeren
5. Manoeuvreren
6. Afvaren
7. Aankomen
8. Het schip gaande houden
9. Ankeren
10. Navigatie en meteorologie
11. Elektronische navigatie-instrumenten
12. Loskomen van aan de grond
13. Bunkeren en brandstof
14. Achteruit varen
15. Draaien in nauw vaarwater
16. Passeren van bruggen, sluizen en objecten, alsook het in en uitvaren van havens
17. Vlagvoering en scheepspapieren
18. Techniek aan boord
19. Toepassing reglementen
20. Man over boord
21. Afstoppen, noodstop
22. Schiemanswerk
23. Slepen
24. Leidinggeven
25. Varen van een tocht
26. Sturen op het kompas
Een kandidaat kan vrijstelling voor het theorie-examen aanvragen op basis van één van de volgende documenten:
– Schippersdiploma groot vaarbewijs RKM of alle binnenwateren
– Schippersdiploma beperkt groot vaarbewijs RKM of alle binnenwateren
– Schippersdiploma zeilvaart
– Schippersdiploma Rijnvaart groot of klein (behaald na 1 juli 2001)
Een kandidaat kan vrijstelling voor het praktijkexamen aanvragen op basis van één van de volgende documenten:
– Groot vaarbewijs RKM of alle binnenwateren
– Beperkt groot vaarbewijs RKM of alle binnenwateren
– Zeilbewijs
– Klein of groot rijnpatent (behaald na 1 juli 2001)
N.B.: Een kandidaat die denkt op basis van andere diploma’s aanspraak te kunnen maken op vrijstelling van het theorie- en/of praktijkexamen kan hiervoor een verzoek, onderbouwd met kopieën van de betreffende diploma’s, bij de examencommissie van de Stichting VAMEX indienen.
West-Terschelling, september 2010, versie 1.0
Het examen voor verkrijging van het diploma Zoute Veren omvat de volgende vakken:
1. Zeevaartkunde
2. Zeemanschap
3. Hulpverlening, communicatie en wettelijke voorschriften
4. Bridge Resource Management
5. Radarnavigatie
Ten aanzien van de in het examenprogramma genoemde onderdelen, dient de betrokkene te voldoen aan de volgende normen.
• De kandidaat moet praktische kennis bezitten van de verticale en horizontale getijbeweging; hij moet de getij- en waterstandgegevens voor zover deze op zijn vaargebied betrekking hebben, kunnen gebruiken en voldoende kennis bezitten van vergelijkingsvlakken en peilschalen; hij moet de stroomhoek kunnen bepalen.
• De kandidaat moet voldoende praktische kennis bezitten van positiebepaling (P.I.Track).
• De kandidaat moet de kompasfout kunnen bepalen.
• De kandidaat moet kennis hebben van de luchtdruk en wind, de vorming van mist en wolken en de vorming van neerslag; dit alles in hun onderlinge samenhang.
• Hij moet inzicht hebben in de kenmerkende eigenschappen van depressies, de frontpassages en de daarbij behorende weersverschijnselen.
• Hij moet de weerberichten zoals deze voor zijn gebied worden uitgezonden, goed kunnen beluisteren en weerkaarten kunnen lezen.
• Hij moet op de hoogte zijn met de storm- en waarschuwingsseinen.
• Hij moet kennis hebben van de karakteristieken van zeegolven en deiningsgolven.
De kandidaat moet praktische kennis hebben van de inrichting en het gebruik voor manoeuvreer- en plaatsbepalingsdoeleinden van de instrumenten en systemen zoals deze aan boord van de veerschepen worden gebruikt, alsmede van de wettelijke eisen m.b.t. onderhoud en controles.
De kandidaat moet in staat zijn de belangrijkste hydrografische publicaties te gebruiken.
De kandidaten moeten praktische kennis bezitten van de onderstaande onderwerpen, voor zover deze van belang zijn aan boord van de schepen in de betreffende veerdiensten.
• De dwarsscheepse stabiliteit bij kleine hellingen. Inzicht in de boordgegevens voor de verschillende beladingstoestanden. Invloed van een vrij vloeistofoppervlak op de GM-waarde.
• De dwarsscheepse stabiliteit bij grotere hellingen. Het beoordelen van de stabiliteitskromme. De invloed van breedte en vrijboord. De invloed van wind en zeegang.
De veranderingen van de stabiliteit bij het lek worden of het anderszins ontstaan van vrije-vloeistofoppervlakken en de gevaren die hierbij optreden. De kritische gevaarshoek. Middelen ter vermindering van deze gevaren.
Stabiliteitgegevens eigen schip en het gebruik daarvan. De waterdichte indeling en de veiligheidsmaatregelen in verband met laaddeuren en poorten. De middelen tot vergroting van het reservedrijfvermogen en het verkleinen van de permeabiliteit.
• Vervoer gevaarlijke stoffen aan boord van veerboten met en zonder passagiers en de wettelijke voorschriften.
• Maximaal toelaatbare dekbelasting. Krachten op transporteenheden bij slingerend en stampend schip. Te nemen maatregelen om schade te voorkomen.
De kandidaat moet een goed inzicht bezitten in:
• de manoeuvreerkarakteristieken van zijn schip;
• de werking van schroef en roer;
• enkele belangrijke noodmanoeuvres;
• het verschijnsel zuiging en squat in nauwe en ondiepe vaarwaters;
• te nemen maatregelen bij opkomend slecht weer;
• de invloed van wind en stroom op het manoeuvreren.
Van de kandidaten wordt theoretische kennis verlangd met betrekking tot:
• doel en werking van VTS-systemen, de cornmunicatieprocedures en positie-informatie;
• de samenwerkingsovereenkomst ongevallenbestrijding Waddenzee; melding, verificatie en alarmering door eerstverantwoordelijke instanties, communicatieprocedures;
• de kustwacht als operationeel coördinatiecentrum; procedures bij hulpverlening op de Waddenzee;
• de bepalingen ter voorkoming van aanvaringen m.b.t. het gedrag in nauwe vaarwaters en bij mist (ZAR en BPR); lichten en seinen.
De kandidaat toont aan kennis en vaardigheden te hebben m.b.t. het aansturen van bemanningsleden en het inzetten van middelen, protocollen en procedures op de brug van het schip.
Van kandidaten wordt theoretische kennis en praktische toepassing verlangd van de volgende onderwerpen:
• houding en managementvaardigheden;
• situatiebewustheid;
• communicatie en briefings;
• vraag en reactie;
• besluitvorming, korte termijn strategie;
• leiding geven;
• gezag en assertiviteit;
• menselijke factoren bij fouten en overtredingen.
Van de kandidaten wordt praktische kennis verlangd met betrekking tot:
• de bepalingen ter voorkoming van aanvaringen m.b.t. het gedrag in nauwe vaarwaters en bij mist (ZAR en BPR);
• het interpreteren van de bewegingen van echo's op het radarscherm (radarsimulator);
• radarpresentaties; Relative Motion, True Motion en Course Direct, North Up, Course Up en Head Up, o.a. voor- en nadelen van de verschillende presentaties;
• parallel index varen;
• berekende bocht maken;
• functie en doelen van de knoppen voor de beeldinstelling.
Deze regeling verstaat onder:
cursus Zoute Veren module nautisch georganiseerd door het MIWB
degene die zich voor deelname aan een examen heeft gemeld
een door het Maritiem Instituut, op grond van zijn/haar deskundigheid, aangewezen persoon, die als zodanig is betrokken bij het afsluitend examen
Aan deelnemers van de cursus wordt de gelegenheid geboden om ter verkrijging van een diploma Zoute Veren, een examen af te leggen volgens de bepalingen van deze regeling.
1. De examens van de diverse onderdelen van de cursus wordt afgenomen door een examencommissie bestaande uit de directeur van het instituut en de docenten die betrokken zijn bij de opleiding.
2. De directeur is voorzitter van de in het eerste lid bedoelde examencommissie en verantwoordelijk voor het goede verloop van het eindexamen.
Twee leden van de examencommissie zullen optreden als secretaris en als plaatsvervangend voorzitter.
1. De examens zullen bestaan uit dan wel een praktisch, schriftelijk of een mondeling examen.
2. De examens omvatten de volgende onderdelen:
• examen zeevaartkunde;
• examen zeemanschap;
• examen hulpverlening, communicatie en wettelijke voorschriften;
• examen Bridge Resource Management;
• examen radarnavigatie.
1. Het examen wordt, met inachtneming van hetgeen bij deze regeling is bepaald, afgenomen door de examencommissie. De voorzitter van de examencommissie verstrekt, voor het begin van de betreffende cursus aan iedere kandidaat een exemplaar van deze regeling.
2. Het schriftelijke examen in een vak geschiedt door het afnemen van een toets. De toets beslaat de gehele stof waarover het vakgebied zich uitstrekt.
3. Wanneer een toets op schriftelijke wijze wordt afgenomen, worden de opgaven opgesteld door de examinator(en) en vastgesteld door de examencommissie.
4. De voorzitter van de examencommissie regelt het toezicht tijdens de toetsen die op schriftelijke wijze worden afgenomen.
5. Op elke toets is een herkansing mogelijk. De voorzitter van de examencommissie bepaalt of een kandidaat aan de herkansing deel mag nemen. Het cijfer, behaald bij de herkansing, komt in de plaats van het cijfer behaald bij de oorspronkelijke toets.
6. Bij een toets wordt het oordeel omtrent de kennis, inzicht en vaardigheid van de kandidaat uitgedrukt in een cijfer, berekend op een decimaal, dat ten minste 1 en ten hoogste 10 is.
7. Het eindcijfer voor een vak, deel uitmakend van het examen, wordt vastgesteld door het bepalen van het cijfer dat voor de onderscheiden toets in dat vak is toegekend en dit vervolgens af te ronden op een geheel getal waarbij 0,5 of meer naar boven en minder dan 0,5 naar beneden wordt afgerond.
8. De examinator vult het door de kandidaten behaalde cijfer in op twee lijsten, ondertekent beide lijsten en levert deze, indien van toepassing, tezamen met het schriftelijke werk en/of verslagen in bij de voorzitter van de examencommissie.
9. Voor de aanvang van een examen wordt het overleggen van een legitimatiebewijs gevorderd.
1. De voorzitter van de examencommissie regelt het examen.
2. Tijdig, voorafgaande aan het examen, doet de voorzitter van de examencommissie aan de deskundige(n) een ontwerp van een rooster voor het (praktische) examen toekomen.
3. De voorzitter van de examencommissie draagt er voorts zorg voor dat het rooster voor de (praktische examens) zo spoedig mogelijk ter kennis van de examinatoren en de kandidaten wordt gebracht.
Het examen wordt door de deskundigen geëvalueerd op niveau en overeenstemming met het leerplan. Deze evaluatie vindt achteraf plaats en in overleg met de directeur van de opleiding.
1. Het praktische examen wordt afgenomen door de examinator.
2. Direct na afloop van elk praktisch examen wordt het cijfer door de examinator vastgesteld.
Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter van de examencommissie, verhinderd is bij enig vak of enig deel van het examen aanwezig te zijn, wordt hem de gelegenheid geboden, zonder kosten, bij een volgende gelegenheid in dat vak of in dat deel alsnog geëxamineerd te worden.
Indien het examen bedoeld in dit hoofdstuk niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of indien twijfel bestaat of het examen op regelmatige wijze heeft plaats gehad, kan de voorzitter van de commissie van deskundigen, na overleg met de voorzitter van de examencommissie, besluiten dat het examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw worden afgenomen. Hij bepaalt daarbij tevens zo spoedig mogelijk op welk tijdstip dit zal plaatsvinden. MIWB 10
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheden schuldig maakt kan de voorzitter van de examencommissie hem de deelneming of de verdere deelneming aan het eindexamen ontzeggen, dan wel minder vergaande maatregelen nemen.
2. Alvorens een beslissing te nemen, hoort de voorzitter de examencommissie en de kandidaat. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk aan de kandidaat medegedeeld.
3. De kandidaat kan tegen de beslissing in beroep gaan bij een in te stellen commissie van beroep. Het beroep dient binnen zeven dagen na de schriftelijke beslissing te worden ingediend. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om het schoolonderzoek of examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen.
De examencommissie stelt in een vergadering vast welke kandidaten zijn geslaagd en welke zijn afgewezen.
Een kandidaat die deelneemt aan het eindexamen ter verkrijging van het diploma Zoute Veren is geslaagd indien hij voor alle vakken van het eindexamen ten minste het cijfer zes heeft behaald en het praktisch gedeelte met voldoende resultaat heeft doorlopen.
1. Zo spoedig mogelijk nadat de in artikel 12 bedoelde vergadering is geëindigd wordt de uitslag door of namens de voorzitter van de examencommissie aan de kandidaten meegedeeld.
2. Aan de geslaagde kandidaten wordt het certificaat uitgereikt. De verklaring is getekend door of namens de voorzitter en een van de leden van de examencommissie.
3. Iedere kandidaat ontvangt een cijferlijst. Op deze lijst worden de vakken van het schriftelijk en praktisch examen en de voor deze vakken behaalde eindcijfers zowel in cijfers als voluit geschreven alsmede de uitslag van het examen vermeldt.
De cijferlijst is ondertekend door de voorzitter van de examencommissie en het lid van de examencommissie dat het diploma heeft mede ondertekend.
1. Vrijstellingen dienen schriftelijk te worden aangevraagd bij de examencommissie.
2. Vrijstellingen worden uitsluitend verleend op grond van een diploma van een opleiding of cursus certificaat. Daarbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd:
a. T.a.v. opleidingen worden uitsluitend vrijstellingen verleend op basis van minimaal een zeevaartopleiding op MBO(4) niveau en het bezit van een geldige vaarbevoegdheid als eerste stuurman alle schepen.
b. T.a.v. cursussen worden uitsluitend vrijstellingen verleend voor certificaten die maximaal 5 jaar oud zijn en waarbij de cursist kan aantonden de betreffende kennis en vaardigheden in de tussenliggende periode actief gebruikt te hebben.
3. Er worden geen vrijstellingen verleend op onderdelen van het programma die betrekking hebben op het specifieke vaargebied of het type schip.
4. Afgewezen kandidaten krijgen bij deelneming aan een volgend examen vrijstelling voor de onderdelen die bij een vorig eindexamen voldoende werden afgerond. Het cijfer wordt op de nieuwe cijferlijst overgenomen. Deze vrijstellingen hebben een geldigheidsduur van 5 jaar.
1. De voorzitter van de examencommissie draagt er zorg voor dat van het eindexamen, de daarbij behorende opgaven, beoordelingsnormen en cijfers, de processen-verbaal en alle andere van belang zijnde stukken tijdens het eindexamen voor de deskundigen ter inzage liggen.
2. De voorzitter van de examencommissie bewaart alle examenstukken gedurende een half jaar na afloop van het eindexamen en draagt zorg dat eventuele schriftelijke opgaven ten minste een half jaar bewaard blijven in het archief van de cursusadministratie.
3. De voorzitter van de examencommissie draagt zorg dat van elke kandidaat de bij het eindexamen behaalde eindcijfers en de uitslag bewaard blijven in het archief van de cursusadministratie.
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is beslist de voorzitter van de examencommissie. Hij pleegt daarbij zonodig overleg met de voorzitter van de commissie van deskundigen.
Deze regeling kan worden aangehaald als Examenregeling cursus Zoute Veren Nautisch.
West-Terschelling, september 2010, versie 1.0
Het eindexamen voor de verkrijging van het diploma Zoute Veren (techniek) omvat de volgende vakken:
1. Stabiliteit;
2. Automatiseringstechniek;
3. Hulpsystemen.
De kandidaten moeten theoretische kennis bezitten en kunnen toepassen van onderstaande onderwerpen voor zover voor de schepen in de onderscheidene veerdiensten van belang.
• De dwarsscheepse stabiliteit bij kleine hellingen.
Waterverplaatsing en deplacement.
• Zwaartepunt, drukkingspunt, aanvangsmetacentrum, en stabiliteitskoppel.
Invloed van een vrij vloeistofoppervlak op de GM-waarde.
• De veranderingen van de stabiliteit bij het lek worden of het anderszins ontstaan van vrije vloeistofoppervlakken en de gevaren die daarbij optreden.
• De basisprincipes van de waterdichte indeling van het schip, mede in verband met het dokken. De middelen ter vergroting van het drijfvermogen en het verkleinen van de permeabiliteit.
• Doel, werking en inrichting van de verschillende transmitters en versterkers.
• Regelsysteemschema en basissymbolen procesinstrumentatie volgens NEN.
• Blokschema en het bepalen van de overbrengsverhouding van eenvoudige schema’s.
• Doel, werking en inrichting van verschillende typen regelaars; begrippen en gedrag.
• Verschillende kleptypen.
• Verschillende regelsystemen.
• Persluchtvoorziening; werking en inrichting van pneumatische cilinders en ventielen.
• Logische functies
• Pneumatische symbolen en tekenregels voor schema’s.
• Tijd-,druk- en wegafhankelijk schakelen.
• Hydro-pneumatische systemen.
• Electro-pneumatiek.
• Basisschakelingen.
• Het lezen van eenvoudige pneumatische schema’s.
• Kenmerken en toepassingen diverse soorten hydraulische stuur- en regelapparatuur.
• Werking en inrichting cilinders.
• Hydraulische stuur- en regelapparatuur.
• Toebehoren en accessoires hydraulische systemen.
• Hydraulische symbolen en tekenregels voor schema’s.
• Pomp- en motorregelingen.
• Hydraulische basisschakelingen.
• Het lezen van eenvoudige schema’s.
• Doel, opbouw en werking van brandstof- en smeeroliecentrifuges; storing en onderhoud.
• Doel, inrichting en werking van vacuumverdampers werkend met stoom en motorkoelwater; omgekeerde osmose en waterbehandeling van drinkwater en motorkoelwater.
• Doel en kringloop van het koelmiddel in, en de werking van vriesinstallaties; uitvoering van vriescompressoren en de in de installatie voorkomende toestellen; inrichting automatische vriesinstallatie, directe en indirecte koeling, warmtehuishouding en leveringsfactor.
• Inrichting en werking van luchtbehandelingsinstallaties.
• Het gebruik van de lenswaterolieafscheider en meters ter bepaling van het oliegehalte van het te lozen water.
• Het gebruik en behandeling van zware brandstoffen voor verbrandingsmotoren.
• De lensinrichting.
• Doel, inrichting, toepassing en onderhoud van de verschillende typen elektrische/hydraulische stuurmachines, alsmede ankerlieren en -winches.
Deze regeling verstaat onder:
cursus Zoute Veren module technisch georganiseerd door het MIWB
degene die zich voor deelname aan een examen heeft gemeld
een door het Maritiem Instituut, op grond van zijn/haar deskundigheid, aangewezen persoon, die als zodanig is betrokken bij het afsluitend examen
Aan deelnemers van de cursus wordt de gelegenheid geboden om ter verkrijging van een diploma Zoute Veren, een examen af te leggen volgens de bepalingen van deze regeling.
1. De examens van de diverse onderdelen van de cursus wordt afgenomen door een examencommissie bestaande uit de directeur van het instituut en de docenten die betrokken zijn bij de opleiding.
2. De directeur is voorzitter van de in het eerste lid bedoelde examencommissie en verantwoordelijk voor het goede verloop van het eindexamen.
Twee leden van de examencommissie zullen optreden als secretaris en als plaatsvervangend voorzitter.
1. De examens zullen bestaan uit dan wel een praktisch, schriftelijk of een mondeling examen.
2. De examens omvatten de volgende onderdelen:
• examen hulpsystemen;
• examen automatiseringstechniek;
• examen stabiliteit.
1. Het examen wordt, met inachtneming van hetgeen bij deze regeling is bepaald, afgenomen door de examencommissie. De voorzitter van de examencommissie verstrekt, voor het begin van de betreffende cursus aan iedere kandidaat een exemplaar van deze regeling.
2. Het schriftelijke examen in een vak geschiedt door het afnemen van een toets. De toets beslaat de gehele stof waarover het vakgebied zich uitstrekt.
3. Wanneer een toets op schriftelijke wijze wordt afgenomen, worden de opgaven opgesteld door de examinator(en) en vastgesteld door de examencommissie.
4. De voorzitter van de examencommissie regelt het toezicht tijdens de toetsen die op schriftelijke wijze worden afgenomen.
5. Op elke toets is een herkansing mogelijk. De voorzitter van de examencommissie bepaalt of een kandidaat aan de herkansing deel mag nemen. Het cijfer, behaald bij de herkansing, komt in de plaats van het cijfer behaald bij de oorspronkelijke toets.
6. Bij een toets wordt het oordeel omtrent de kennis, inzicht en vaardigheid van de kandidaat uitgedrukt in een cijfer, berekend op een decimaal, dat ten minste 1 en ten hoogste 10 is.
7. Het eindcijfer voor een vak, deel uitmakend van het examen, wordt vastgesteld door het bepalen van het cijfer dat voor de onderscheiden toets in dat vak is toegekend en dit vervolgens af te ronden op een geheel getal waarbij 0,5 of meer naar boven en minder dan 0,5 naar beneden wordt afgerond.
8. De examinator vult het door de kandidaten behaalde cijfer in op twee lijsten, ondertekent beide lijsten en levert deze, indien van toepassing, tezamen met het schriftelijke werk en/of verslagen in bij de voorzitter van de examencommissie.
9. Voor de aanvang van een examen wordt het overleggen van een legitimatiebewijs gevorderd.
1. De voorzitter van de examencommissie regelt het examen.
2. Tijdig, voorafgaande aan het examen, doet de voorzitter van de examencommissie aan de deskundige(n) een ontwerp van een rooster voor het (praktische) examen toekomen.
3. De voorzitter van de examencommissie draagt er voorts zorg voor dat het rooster voor de (praktische examens) zo spoedig mogelijk ter kennis van de examinatoren en de kandidaten wordt gebracht.
Het examen wordt door de deskundigen geëvalueerd op niveau en overeenstemming met het leerplan. Deze evaluatie vindt achteraf plaats en in overleg met de directeur van de opleiding.
1. Het praktische examen wordt afgenomen door de examinator.
2. Direct na afloop van elk praktisch examen wordt het cijfer door de examinator vastgesteld.
Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter van de examencommissie, verhinderd is bij enig vak of enig deel van het examen aanwezig te zijn, wordt hem de gelegenheid geboden, zonder kosten, bij een volgende gelegenheid in dat vak of in dat deel alsnog geëxamineerd te worden.
Indien het examen bedoeld in dit hoofdstuk niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, of indien twijfel bestaat of het examen op regelmatige wijze heeft plaats gehad, kan de voorzitter van de commissie van deskundigen, na overleg met de voorzitter van de examencommissie, besluiten dat het examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw worden afgenomen. Hij bepaalt daarbij tevens zo spoedig mogelijk op welk tijdstip dit zal plaatsvinden.
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheden schuldig maakt kan de voorzitter van de examencommissie hem de deelneming of de verdere deelneming aan het eindexamen ontzeggen, dan wel minder vergaande maatregelen nemen.
2. Alvorens een beslissing te nemen, hoort de voorzitter de examencommissie en de kandidaat. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk aan de kandidaat medegedeeld.
3. De kandidaat kan tegen de beslissing in beroep gaan bij een in te stellen commissie van beroep. Het beroep dient binnen zeven dagen na de schriftelijke beslissing te worden ingediend. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken en stelt zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om het schoolonderzoek of examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen.
De examencommissie stelt in een vergadering vast welke kandidaten zijn geslaagd en welke zijn afgewezen.
Een kandidaat die deelneemt aan het eindexamen ter verkrijging van het diploma Zoute Veren is geslaagd indien hij voor alle vakken van het eindexamen ten minste het cijfer zes heeft behaald en het praktisch gedeelte met voldoende resultaat heeft doorlopen.
1. Zo spoedig mogelijk nadat de in artikel 12 bedoelde vergadering is geëindigd wordt de uitslag door of namens de voorzitter van de examencommissie aan de kandidaten meegedeeld.
2. Aan de geslaagde kandidaten wordt het certificaat uitgereikt. De verklaring is getekend door of namens de voorzitter en een van de leden van de examencommissie.
3. Iedere kandidaat ontvangt een cijferlijst. Op deze lijst worden de vakken van het schriftelijk en praktisch examen en de voor deze vakken behaalde eindcijfers zowel in cijfers als voluit geschreven alsmede de uitslag van het examen vermeldt.
De cijferlijst is ondertekend door de voorzitter van de examencommissie en het lid van de examencommissie dat het diploma heeft mede ondertekend.
1. Vrijstellingen dienen schriftelijk te worden aangevraagd bij de examencommissie.
2. Vrijstellingen worden uitsluitend verleend op grond van een diploma van een opleiding of cursus certificaat. Daarbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd:
a. T.a.v. opleidingen worden uitsluitend vrijstellingen verleend op basis van minimaal een zeevaartopleiding op MBO(4) niveau en het bezit van een geldige vaarbevoegdheid als eerste stuurman alle schepen.
b. T.a.v. cursussen worden uitsluitend vrijstellingen verleend voor certificaten die maximaal 5 jaar oud zijn en waarbij de cursist kan aantonden de betreffende kennis en vaardigheden in de tussenliggende periode actief gebruikt te hebben.
3. Er worden geen vrijstellingen verleend op onderdelen van het programma die betrekking hebben op het specifieke vaargebied of het type schip.
4. Afgewezen kandidaten krijgen bij deelneming aan een volgend examen vrijstelling voor de onderdelen die bij een vorig eindexamen voldoende werden afgerond. Het cijfer wordt op de nieuwe cijferlijst overgenomen. Deze vrijstellingen hebben een geldigheidsduur van 5 jaar.
1. De voorzitter van de examencommissie draagt er zorg voor dat van het eindexamen, de daarbij behorende opgaven, beoordelingsnormen en cijfers, de processen-verbaal en alle andere van belang zijnde stukken tijdens het eindexamen voor de deskundigen ter inzage liggen.
2. De voorzitter van de examencommissie bewaart alle examenstukken gedurende een half jaar na afloop van het eindexamen en draagt zorg dat eventuele schriftelijke opgaven ten minste een half jaar bewaard blijven in het archief van de cursusadministratie.
3. De voorzitter van de examencommissie draagt zorg dat van elke kandidaat de bij het eindexamen behaalde eindcijfers en de uitslag bewaard blijven in het archief van de cursusadministratie.
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is beslist de voorzitter van de examencommissie. Hij pleegt daarbij zo nodig overleg met de voorzitter van de commissie van deskundigen.
Deze regeling kan worden aangehaald als Examenregeling cursus Zoute Veren Technisch.
Op grond van de artikelen 1.12, 2.3, 2.10, achtste lid, 7.8, tiende lid, 7.9, vierde lid, en 7.21 van de Binnenvaartregeling en artikel 3, tweede lid, van bijlage 4 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen kunnen de daarin genoemde binnenvaartexamens slechts worden afgenomen met ministerieel goedgekeurde examenreglementen en examenprogramma’s. Dit besluit strekt tot die goedkeuring en komt in de plaats van het voorgaande goedkeuringsbesluit nr. CEND/HDJZ-2009/732 sector SCH van 1 juli 20092. De redenen voor de vervanging van dat besluit was dat de toevoeging van de nieuwe goed te keuren examenprogramma’s van het CBR (Praktijkexamen schipper en Praktijkexamen matroos) en het Maritiem Instituut Willem Barentsz. (Zoute Veren Nautisch en Technisch) dermate omvangrijk zijn dat omwille van de duidelijkheid een geheel nieuw besluit was te verkiezen.
Wat de goedkeuring van de examenreglementen van het CBR onderscheidenlijk van de Stichting VAMEX betreft geschiedt deze met een verwijzing naar die reglementen op de websites van het CBR onderscheidenlijk van de Stichting VAMEX. Aangezien de examenvoorschriften voor de examens Zoute Veren Nautisch en Technisch van het Maritiem Instituut Willem Barentsz. geïntegreerd zijn met de desbetreffende examenprogramma’s was een vergelijkbare aanpak voor die examenvoorschriften niet mogelijk. Een dynamische verwijzing naar de examenreglementen op een website heeft tot voordeel dat bij tussentijdse wijzigingen van die reglementen het onderhavige besluit niet telkens hoeft te worden aangepast.
Een soortgelijke verwijzingstechniek is nadrukkelijk niet toegepast voor de examenprogramma’s. Deze zijn in het goedkeuringsbesluit volledig uitgeschreven aangezien de overheid nadrukkelijk zijn goedkeuring moet kunnen blijven geven aan de inhoud van de examens. Een wijziging van de examenreglementen daarentegen betreft hoofdzakelijk de organisatie van de examens, wat in zekere mate aan de exameninstellingen zelf kan worden overgelaten.
Wat betreft tot de inhoud van de examenprogramma’s wordt naar deze programma’s verwezen.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, De Directeur Maritieme Zaken, R.W. Huyser
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-1802.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.