TOELICHTING
Algemeen
Artikel 28b, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: de wet) bepaalt dat bij
regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels kunnen worden
gesteld ten aanzien van het pleegcontract. Artikel 28d, tweede lid, biedt de mogelijkheid
om bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels te stellen
omtrent het verstrekken van inlichtingen door de Stichting die een bureau jeugdzorg
in stand houdt en de pleegzorgaanbieder aan de pleegouder, welke in het belang is
van de verzorging en de opvoeding van de jeugdige en die noodzakelijk zijn voor de
uitoefening van de taak van de pleegouder. De onderhavige regeling strekt ter uitvoering
van de genoemde artikelen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Pleegoudervoogd
De rechter kan bepalen dat een of twee pleegouders worden belast met de voogdij over
een jeugdige. De pleegoudervoogd wordt daardoor niet onderhoudsplichtig en kan aanspraak
blijven maken op de pleegvergoeding.
Pleegzorgaanbieder
Er zijn thans 28 pleegzorgaanbieders verspreid over het hele land. Zij zijn onderdeel
van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp, aangesloten bij Jeugdzorg Nederland.
De pleegzorgaanbieders zijn belangrijk bij het voorbereidings- en screeningstraject
van de aspirant-pleegouder. De pleegzorgaanbieder geeft invulling aan dit traject.
De pleegzorgaanbieder is verantwoordelijk voor de plaatsing van de jeugdige in het
pleeggezin. Hierbij streeft de pleegzorgaanbieder naar een zo goed als mogelijke match
tussen de jeugdige en het pleeggezin. Hierbij worden de (wensen van) de ouders van
het pleegkind zoveel mogelijk betrokken. Bij het zoeken naar een pleeggezin waarin
de jeugdige geplaatst kan worden, wordt rekening gehouden met allerlei factoren waarbij
de hulpvraag van het kind centraal staat. Hierbij gaat het om factoren als opvoedingsvaardigheden
van pleegouders, de woonplaats, de samenstelling van het pleeggezin, de religieuze
achtergronden en de sociaal-culturele achtergronden. Op basis van onder andere deze
factoren draagt de pleegzorgaanbieder zorg voor een zo goed mogelijke match tussen
het pleeggezin en de jeugdige.
Bij een pleegzorgaanbieder zijn verschillende pleegzorgbegeleiders werkzaam. De pleegzorgbegeleider
ondersteunt de pleegouder en het pleegkind. Een pleegzorgbegeleider is belast met
de begeleiding van de pleegouder en is alert op signalen van onveilige situaties voor
het pleegkind. De pleegzorgbegeleider legt regelmatig bezoeken af aan het pleeggezin.
Pleegzorgbegeleiders krijgen door hun periodieke contacten met het gezin een goed
beeld van het dagelijkse leven binnen het gezin. In afwijking van het vorenstaande
houdt de begeleiding van een pleegoudervoogd in principe slechts één jaarlijks gesprek
in, tenzij de pleegoudervoogd behoefte heeft aan meer begeleiding.3 Het jaarlijkse gesprek zal plaatsvinden bij de pleegouder thuis, waarbij de pleegzorgmedewerker
ook de gelegenheid moet krijgen met het pleegkind apart te spreken.
Artikel 2
Ingevolge artikel 28b, eerste lid, van de wet, moeten de pleegzorgaanbieder en de
betrokken pleegouder een pleegcontract sluiten voor de verzorging en opvoeding van
de jeugdige. Een contract is een schriftelijk vastgelegde overeenkomst. In het pleegcontract
worden de wederzijdse verplichtingen van de pleegzorgaanbieder enerzijds en de pleegouder(s)
anderzijds geregeld.
Pleegzorgaanbieders kunnen pleegcontracten sluiten met pleegouders die aan de wettelijke
eisen voldoen en die zorg dragen voor de opvoeding en verzorging van een jeugdige
die aanspraak heeft op pleegzorg. In de praktijk worden verschillende soorten pleegouders
onderscheiden, zoals de bestandpleegouders (de reguliere pleegouders) en netwerkpleegouders.
Een netwerkpleegouder is een pleegouder als bedoeld in artikel 28a, vierde lid van
de wet. Bij netwerkpleegouderschap is sprake van een situatie waarin familie, vrienden
of bekenden van de betrokken jeugdige reeds voorafgaand aan het tot gelding brengen
van diens aanspraak op pleegzorg, zorg dragen voor de opvoeding en verzorging van
die jeugdige. In dat geval kan niet voldaan worden aan de in artikel 28a, eerste en
tweede lid, van de wet opgenomen voorwaarden dat de pleegouder voorafgaand aan de
aanvang van de opvoeding en verzorging over een verklaring van geen bezwaar beschikt
én voorafgaand aan de plaatsing de procedure van artikel 28a, derde lid, van de wet
met goed gevolg heeft afgerond. Daarom heeft de wetgever bepaald dat in zodanig geval
aan de betrokken voorwaarden moet worden voldaan binnen 13 weken nadat de aanspraak
op pleegzorg tot gelding wordt gebracht. Gedurende ten hoogste 13 weken is sprake
van een netwerkpleegouder. Na die periode wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen
een netwerkpleegouder en een bestandpleegouder.
Onder het begrip pleegouder vallen daarnaast ook de pleegouders van een pleegkind
dat aanspraak heeft op pleegzorg in het kader van artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit
Wet op de jeugdzorg (zogeheten crisisplaatsingen). Ten slotte vallen ook de pleegoudervoogden
onder het begrip pleegouder. In artikel 28b, derde lid, wordt bepaald dat de Minister
van VWS regels kan stellen ten aanzien van het pleegcontract. In dit artikel en de
daarop gebaseerde bijlagen 1 en 2 worden deze regels gesteld.
In bijlage 1 zijn de eisen opgenomen die gelden voor een pleegcontract met een pleegouder
die niet belast is met de voogdij. Bijlage 2 bevat eisen waaraan een pleegcontract
met een pleegoudervoogd moet voldoen.
Overigens kunnen pleegcontracten ook bepalingen bevatten die niet in de bijlagen zijn
opgenomen. Voorwaarde hiervoor is uiteraard dat deze niet in strijd zijn met de eisen
die in de bijlage staan én dat beide partijen met deze aanvullende voorwaarden instemmen.
Voor een toelichting op de eisen die aan de pleegcontracten worden gesteld, wordt
verwezen naar de toelichting op de bijlagen.
Tweede lid
Voor pleegoudervoogden is sprake van een andere situatie dan bij de overige pleegouders.
Pleegoudervoogden zijn door de rechter geschikt bevonden om het gezag over het pleegkind
uit te oefenen. Een voogd moet in staat worden gesteld de opvoeding en verzorging
van een pleegkind naar eigen inzicht en op eigen wijze in te vullen. Een intensieve
begeleiding of bemoeiing door de pleegzorgaanbieder past daar niet bij. Voor de schriftelijke
contracten die de pleegzorgaanbieder met pleegoudervoogden sluit, zijn daarom aparte
vereisten geformuleerd, die zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.
Artikel 3
Informatievoorziening aan de pleegouder is belangrijk. Om een goede invulling te kunnen
geven aan zijn rol als pleegouder en de hulpverlening aan het pleegkind is het van
belang dat de pleegouder relevante informatie krijgt inzake feiten en omstandigheden
die de jeugdige of diens verzorging en opvoeding betreffen. De informatie die verstrekt
moet worden betreft in ieder geval de NAW-gegevens van de jeugdige, de medische informatie
over de jeugdige, de achtergrond van de jeugdige (hierbij kan onder andere gedacht
worden aan de culturele en religieuze achtergrond van het pleegkind), de reden van
uithuisplaatsing en informatie omtrent de dagbesteding van het pleegkind. Dit artikel
geeft derhalve aan welke informatie ten minste dient te worden verstrekt aan de pleegouder.
De Wet bescherming persoonsgegevens in combinatie met artikel 28d, eerste lid, van
de wet, bieden daar de mogelijkheid toe. De informatie kan zo nodig zonder toestemming
en indien mogelijk voorafgaand aan de plaatsing worden verstrekt.
De informatie die verstrekt wordt, dient wel relevant te zijn voor de uitoefening
van de taak van de pleegouder. Welke informatie naast de in dit artikel opgenomen
onderdelen noodzakelijk is voor de pleegouder om te weten, wordt ter beoordeling van
de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg gelaten. Waar mogelijk worden de ouders
betrokken.
Artikel 4
Voor alle contracten die na inwerkingtreding van deze regeling worden gesloten, is
deze regeling onverkort van toepassing. De contracten die gesloten zijn vóór de inwerkingtreding
van deze regeling tussen een pleegzorgaanbieder en een (netwerk)pleegouder, dan wel
een pleegoudervoogd, blijven hun geldigheid behouden, doch dienen wel zo spoedig mogelijk
aan de vereisten van de regeling te worden aangepast. Gezien het grote aantal bestaande
(netwerk)pleegcontracten zal de verplichting om deze contracten te herzien leiden
tot een grote hoeveelheid aan administratieve handelingen die door de pleegzorgaanbieders
uitgevoerd moeten worden. Deze bepaling biedt de mogelijkheid voor pleegzorgaanbieders
om deze administratieve handelingen over een langere periode te spreiden. Na de inwerkingtreding
van deze regeling per 1 juli 2013 hebben pleegzorgaanbieders achttien weken de tijd
om alle bestaande contracten van de (netwerk)pleegouder en de pleegoudervoogd aan
de wettelijke vereisten te laten voldoen. Per 1 november 2013 dienen alle contracten
voor de (netwerk)pleegouder en de pleegoudervoogd te zijn aangepast. Het aanpassen
van de contracten zal leiden tot een initiële verhoging van de administratieve lasten.
Alle bestaande contracten moeten worden aangevuld met een pleegouderverklaring. Daarnaast
dient de pleegzorgaanbieder per contract na te gaan of er nog andere bepalingen dienen
te worden aangepast.
Er zijn op dit moment ongeveer 22.000 pleegkinderen. Voor elk kind heeft de pleegzorgaanbieder
een pleegcontract afgesloten met de pleegouders. Van de 22.000 pleegkinderen worden
ongeveer 2.000 kinderen ondergebracht bij een pleegoudervoogd. Het aanvullen van de
contracten van de pleegoudervoogd met een pleegouderverklaring en het omzetten van
de contracten voor de pleegoudervoogd zal een gemiddelde aanpassingstijd van 2 uur
hebben. Derhalve bedragen de administratieve lasten wat betreft de contracten met
de pleegoudervoogden ongeveer: 2.000 contracten x 120 minuten x € 28 (uurtarief) =
€ 112.000.
Daarnaast geldt voor de overige 20.000 pleegcontracten een gemiddelde aanpassingstijd
van een half uur. Hiermee komen de administratieve lasten voor het aanvullen van de
reguliere pleegcontracten met een pleegouderverklaring en het omzetten van de reguliere
pleegcontracten op ongeveer: 20.000 contracten x 30 minuten x € 28 (uurtarief) = € 280.000.
In totaal komen de totale administratieve lasten derhalve op € 392.000.
Toelichting op bijlage 1
In bijlage 1 zijn de vereisten opgenomen die gelden voor een pleegcontract dat wordt
afgesloten tussen een pleegzorgaanbieder en een pleegouder, niet zijnde een pleegoudervoogd.
Ten aanzien van de onderscheiden onderdelen van de bijlage het volgende:
Ad 3
Het pleegcontract kan om verschillende redenen beëindigd worden. In ieder geval zal
het pleegcontract eindigen in de gevallen, genoemd in onderdeel 3 van deze bijlage.
Ten aanzien van de genoemde gevallen het volgende:
-
a. Voor wat betreft de duur van pleegcontract wordt aangesloten bij de aanspraak op pleegzorg
van een pleegkind. Indien een pleegkind geen aanspraak op pleegzorg meer heeft, zoals
vastgelegd in een door Bureau Jeugdzorg afgegeven indicatiebesluit, zal ook het pleegcontract
eindigen, met inachtneming van het bepaalde in onderdeel 4. Er hoeft geen nieuw contract
te worden gesloten als er in aansluiting op het voorgaande indicatiebesluit een herindicatiebesluit
voor pleegzorg wordt afgegeven. Het contract duurt dan voort voor de duur van dit
herindicatiebesluit. Het herindicatiebesluit kan bijvoorbeeld aan het pleegzorgcontract
worden gehecht.
In geval van een crisisplaatsing kan de plaatsing en daarmee het contract, maximaal
vier weken duren.
-
b. Het pleegcontract kan ook beëindigd worden met wederzijds goedvinden. Hiervoor dient
goed overleg tussen de pleegouders en de pleegzorgaanbieder plaats te vinden.
-
c. De pleegzorgaanbieder kan de plaatsing bij een pleegouder beëindigen. Hiervoor dient
de pleegzorgaanbieder te voldoen aan hetgeen is opgenomen in onderdeel 5.
-
d. Ook de pleegouder kan tussentijds eenzijdig opzeggen. Hiervoor dient hij te voldoen
aan hetgeen is opgenomen in onderdeel 6.
-
e. Indien een pleegouder wordt belast met de voogdij over een pleegkind, eindigt het
pleegcontract dat is afgesloten met inachtneming van de vereisten, opgenomen in dit
artikel. Vervolgens dient een pleegcontract als bedoeld in artikel 2, tweede lid,
te worden gesloten dat voldoet aan de vereisten, opgenomen in bijlage 2 van deze regeling.
Ad 5
De pleegzorgaanbieder kan, ingevolge onderdeel 3, onder c, het pleegcontract eenzijdig
beëindigen. Dit kan slechts indien het belang van het kind dit vergt. Of het belang
van het kind de beëindiging van het pleegcontract vergt, is ter beoordeling van de
pleegzorgaanbieder. Het is noodzakelijk dat de pleegzorgaanbieder, indien hij voornemens
is het contract te beëindigen, eerst in overleg treedt met de pleegouder. Overleg
met de pleegouder is in twee gevallen niet vereist, namelijk wanneer de pleegzorgaanbieder
ernstige vermoedens heeft dat de pleegouder het pleegkind opvoedt in strijd met het
hulpverleningsplan of dat het verblijf bij de pleegouder schadelijk is voor de ontwikkeling
van het pleegkind. In het eerste geval is sprake van een -ernstig vermoeden van
-
– een toerekenbare tekortkoming (contractbreuk): de pleegouder komt de afspraken in
het plaagcontract niet na. Voorafgaand overleg met de pleegouder is evenmin nodig
als de pleegzorgaanbieder ernstig vermoedt dat het verblijf in het pleeggezin schadelijk
is voor de ontwikkeling van de jeugdige. Het pleegcontract kan dan onverwijld eenzijdig
beëindigd worden. Een pleegouder beschikt hier niet over een blokkaderecht. Het beëindigen
van het pleegcontract door de pleegzorgaanbieder, is wel een besluit waartegen bezwaar
en beroep mogelijk is.
Ad 6
Een pleegouder kan, ingevolge onderdeel 3, onder d, het contract eenzijdig opzeggen.
Ook hier geldt het uitgangspunt dat een tussentijdse opzegging niet plaatsvindt voordat
hierover eerst overleg heeft plaatsgevonden tussen de pleegzorgaanbieder en de pleegouder.
Eenzijdige opzegging door de pleegouder kan ieder geval plaatsvinden wanneer de pleegzorgaanbieder
nalatig is in het nakomen van het pleegzorgcontract (contractbreuk pleegt). In zulk
geval dient de pleegouder zijn bezwaren aan de pleegzorgaanbieder kenbaar te maken
en de pleegzorgaanbieder de gelegenheid te geven om de uitvoering binnen 3 weken te
verbeteren.
De pleegzorgaanbieder krijgt in iedere situatie waarin de pleegouder het contract
wenst te beëindigen, ten minste één week de tijd om te zorgen voor een andere plek
voor de jeugdige, mits het indicatiebesluit hiertoe de mogelijkheid biedt.
Ad 8
Het pleegcontract bevat in ieder geval de vereisten, gemeld onder 8. De pleegouder
dient ervoor te waken dat ook derden waarmee het pleegkind te maken heeft, niet in
strijd handelen met het hulpverleningsplan en de in dit artikel vermelde vereisten.
Ad. a
De pleegouder dient bij de dagelijkse verzorging en opvoeding de lichamelijke en geestelijke
integriteit en zelfstandigheid van de jeugdige te respecteren. Het pleegkind moet
worden beschermd tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of
misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling
of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik. Met de zelfstandigheid van de
jeugdige dient hierbij rekening te worden gehouden.
Ad. b
Voor bureau jeugdzorg en de pleegzorgaanbieder dienen bij hun handelen uit te gaan
van godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van
de jeugdige en zijn biologische ouders.
Deze eis houdt niet in dat een jeugdige per se verzorgd en opgevoed moet worden door
iemand (lees in dit geval: pleegouder of pleegzorgbegeleider) die deze achtergrond
met de jeugdige deelt. Wel moet bureau jeugdzorg, en daarmee de zorgaanbieder en de
pleegouder, er voor zorgen dat er geen beslissingen worden genomen die haaks staan
op de religie, levensovertuiging of culturele achtergrond van de jeugdige.
Ad 10
Het hulpverleningsplan is de basis voor de begeleiding van de pleegouder. De doelen
uit het hulpverleningsplan zijn daarbij leidend. De pleegzorgaanbieder ondersteunt
het pleeggezin (pleegouder en andere in het gezin verblijvende kinderen) bij de uitvoering
van het hulpverleningsplan en draagt daarvoor de verantwoordelijkheid. De begeleiding
start bij de aanvang van de kennismaking met de jeugdige of zijn ouders.
De frequentie van de begeleiding hangt samen met de doelen in het hulpverleningsplan.
Bij de begeleiding geeft de pleegouder de pleegzorgaanbieder in ieder geval de gelegenheid
het pleegkind afzonderlijk te spreken. De pleegzorgaanbieder ondersteunt de pleegouder
in het contact met de ouders van de jeugdige. Daarnaast begeleidt de pleegzorgaanbieder
de omgangsregeling, indien het contact tussen de jeugdige en zijn ouder plaatsvindt
in het pleeggezin.
Indien er verschil van inzicht bestaat betreffende de noodzaak of vorm van begeleiding
tussen bureau jeugdzorg en de pleegzorgaanbieder/pleegouder zal de pleegzorgaanbieder
een bemiddelende rol spelen en een gesprek arrangeren met alle betrokkenen om tot
een besluit te komen.
De (gezins)voogdijwerker van bureau jeugdzorg heeft tijdens de plaatsing contact met
de jeugdige, indien dat is vastgesteld in het hulpverleningsplan, of indien bureau
jeugdzorg de voogdij over de jeugdige heeft verkregen.
Ad 11
Een uitgangspunt van de jeugdzorg is het behoud van of het herstel van de relatie
met de ouders, ook als de hulpverlening niet gericht is op het weer door de ouders
zelf laten verzorgen en opvoeden van het kind. In verband hiermee zal vaak sprake
zijn van een bezoekregeling met de ouders en eventuele andere verwanten van het pleegkind,
tenzij dit kennelijk schadelijk is voor het pleegkind. Op grond van dit vereiste dient
in het pleegcontract te worden opgenomen dat de pleegouder in voorkomende gevallen
medewerking zal geven aan de omgangsregeling tussen de ouder en de jeugdige.
Het omgangsrecht in het kader van voogdij is geregeld in titel 15 van boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek (art. 377a t/m 377e en 377g) en in het kader van een ondertoezichtstelling
in de artikelen 263a en 263b van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
In geval van een pleegzorgplaatsing behouden ouders en kinderen het recht contact
met elkaar te hebben. Zowel met de ouder met gezag als met de ouder zonder gezag (of
een derde) kan in onderling overleg een omgangsregeling worden afgesproken. Indien
hierover geen overeenstemming wordt bereikt kunnen de ouders (of de derde) zich met
behulp van een advocaat tot de rechter wenden. Ook kan het zijn dat er al eerder een
rechterlijke beslissing inzake de omgang is genomen, bijvoorbeeld na echtscheiding
van de ouders.
Een door de rechter vastgestelde omgangsregeling dient door bureau jeugdzorg te worden
gevolgd. Ook de pleegouders zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de uitvoering
van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling. Indien Bureau jeugdzorg wijziging
van een door de rechter vastgestelde regeling nodig acht, dient bureau jeugdzorg de
rechter te verzoeken de regeling te wijzigen. De wijziging behoeft niet altijd een
beperking van het contact in te houden, maar kan bijvoorbeeld ook wijziging van de
tijdstippen betreffen.
Ad 12
Het is in het belang van de gezonde ontwikkeling van de jeugdige dat de pleegzorgaanbieder
en de pleegouder een open communicatierelatie hebben. Een pleegzorgaanbieder beschikt
doorgaans over informatie over een jeugdige en zijn ouders. Het is belangrijk dat
een pleegouder van de pleegzorgaanbieder in ieder geval de informatie ontvangt over
feiten en omstandigheden die van invloed zijn op de verzorging en opvoeding van de
jeugdige. Dergelijke informatie stelt de pleegouder in staat om verantwoorde opvoeding
en verzorging aan de jeugdige te bieden. De pleegzorgaanbieder weegt af welke informatie
de pleegouder volgens hem nodig heeft om het pleegkind goed te kunnen verzorgen en
opvoeden. Zo zal verstrekking van informatie over het pleegkind sneller noodzakelijk
zijn dan verstrekking van informatie over de ouders.
Ook de pleegouder heeft de plicht om de pleegzorgaanbieder te informeren over relevante
zaken omtrent de ontwikkeling van de jeugdige. Met de informatie waarover de pleegzorgaanbieder
beschikt, dient hij zorgvuldig om te gaan. De pleegzorgaanbieder neemt daarbij de
wettelijke regelingen inzake privacybescherming in acht. De pleegouder moet met de
verkregen informatie vervolgens ook zorgvuldig en vertrouwelijk omgaan.
Ad 15
Voor het verzorgen en opvoeden van een jeugdige krijgt de pleegouder een vergoeding
van de pleegzorgaanbieder, bedoeld in artikel 28c van de wet. De vergoeding is gekoppeld
aan het contract; wanneer het contract eindigt, eindigt daarmee ook de aanspraak op
de vergoeding. De pleegzorgaanbieder stelt de hoogte van de pleegvergoeding en de
eventuele toeslag vast. Om de hoogte te kunnen vaststellen dient de pleegzorgaanbieder
over bepaalde informatie te beschikken. Het pleegcontract bevat een regeling van de
informatie die de pleegouder aan de pleegzorgaanbieder dient te verschaffen, in verband
met vaststelling van de pleegvergoeding en de eventuele toeslag.
Ad 16
Het pleegkind wordt betrokken bij voor hem belangrijke aangelegenheden en beslissingen
als hij kan inschatten wat voor hem belangrijk is. Het gaat dan onder andere om zaken
als school- en studiekeuze, de omgangsregeling met zijn ouders, medische zaken etc.
Ad 17
Het opnemen van de pleegouderverklaring in het pleegcontract is in overeenstemming
met de toezegging in de Eerste Kamer.4
Ad 18
Dit onderdeel regelt bijzondere bepalingen voor een pleegouder als bedoeld in artikel
28a, vierde lid, van de wet. Dit zijn de zogenoemde netwerkpleegouders. Een netwerkpleegouder
is reeds met de verzorging en opvoeding van een pleegkind gestart, alvorens deze pleegouder
het screenings- en selectietraject heeft doorlopen. Nadat bekend is dat het kind bij
de netwerkpleegouders verblijft, dient bureau jeugdzorg zo snel mogelijk, doch uiterlijk
binnen een week, een tijdelijk indicatiebesluit op te stellen. Uiterlijk binnen 4
weken dient er een indicatie te worden afgegeven. Het onderzoek naar de geschiktheid
van de pleegouders zal dan nog wel voortduren. Dit onderzoek vindt in een periode
van maximaal 13 weken plaats. Het pleegcontract zal in dit geval aanvullende bepalingen
dienen te bevatten. Zo dient de netwerkpleegouder zijn medewerking te verlenen aan
de onderzoeken die plaatsvinden. Net als bij de bestandpleegouders zal het pleegcontract
met een netwerkpleegouder dienen te eindigen indien de pleegzorgaanbieder van mening
is dat het verblijf van het pleegkind bij de pleegouder schadelijk is. Daarnaast kan
het contract eindigen wanneer er binnen genoemde termijn van 13 weken vast komt te
staan dat er geen verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven of dat het screenings-
en selectietraject binnen die termijn niet met goed gevolg kan worden afgerond.
Toelichting op bijlage 2
Bijlage 2 vermeldt de vereisten die gelden voor een pleegcontract tussen een pleegzorgaanbieder
en de pleegoudervoogd. In geval van pleegoudervoogdij staat het pleegkind onder gezag
van een van de pleegouders. De pleegouders zijn als voogd bevoegd beslissingen over
het kind te nemen. Zij nemen hierdoor een andere positie in ten opzichte van het pleegkind
en de pleegzorgaanbieder dan de reguliere pleegouder. Daarom zijn er voor de pleegoudervoogd
aparte vereisten opgenomen.
Ten aanzien van de onderscheiden onderdelen van het pleegcontract het volgende:
Ad 3
Indien de pleegoudervoogd niet in staat is om het kind een veilige leefomgeving te
bieden kan de rechter besluiten om de pleegoudervoogd van het gezag te ontzetten en
daarmee neemt de voogdij een eind.
Ad 4
Voogdij betekent dat de pleegoudervoogd gezag heeft over het kind. De pleegoudervoogd
is daarmee bevoegd om beslissingen te nemen over het kind. Hierbij hoort dat de pleegoudervoogd
op zijn eigen manier het pleegkind kan verzorgen en opvoeden. In het pleegcontract
worden geen bepalingen opgenomen die in strijd zijn met dit artikel.
Ad 5
De voogdij-overdracht betekent niet dat de pleegzorgaanbieder geen enkele verantwoordelijkheid
meer heeft voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige. Indien de voogdij van
bureau jeugdzorg wordt overgedragen aan de pleegouder blijft immers nog steeds sprake
van geïndiceerde jeugdzorg in de vorm van pleegzorg. Ook na voogdij-overdracht dient
de begeleiding van de pleegouder bij de verzorging en opvoeding van de jeugdige daarom
door de pleegzorgaanbieder te worden voortgezet.
De begeleiding van pleegoudervoogden wordt, conform de afspraken met de Eerste Kamer,
beperkt tot één gesprek per jaar bij de pleegouders thuis, tenzij de pleegoudervoogd
meer begeleiding wenst.5 Bij dit jaarlijkse gesprek moet de pleegoudervoogd de pleegzorgaanbieder in ieder
geval de gelegenheid geven het pleegkind afzonderlijk van de pleegouders te spreken.
Een veiligheidscheck maakt onderdeel uit van de begeleiding.
Ad 6
Het kan voorkomen dat de pleegzorgaanbieder over informatie beschikt die van belang
is voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige en waarvan de pleegoudervoogd niet
op de hoogte is. Deze informatie dient de pleegzorgaanbieder te verstrekken aan de
pleegoudervoogd.
Ad 9
Voor het verzorgen en opvoeden van een jeugdige verkrijgt de pleegoudervoogd een vergoeding
van de pleegzorgaanbieder, zoals bedoeld in artikel 28c van de wet. De vergoeding
is gekoppeld aan het contract; wanneer het contract eindigt, eindigt daarmee ook de
vergoeding. De pleegzorgaanbieder stelt de hoogte van de pleegvergoeding (inclusief
de eventuele toeslag) vast, ingevolge de regeling pleegvergoeding. Om de hoogte te
kunnen vaststellen dient de pleegzorgaanbieder over bepaalde informatie te beschikken.
Het pleegcontract moet regelen welke informatie de pleegoudervoogd aan de pleegzorgaanbieder
dient te verschaffen in verband met vaststelling van de pleegvergoeding. Het verschaffen
van informatie gaat om voortijdig vertrek van het pleegkind of beëindiging van voogdij.
Van deze informatie stelt de pleegoudervoogd de zorgaanbieder onmiddellijk op de hoogte.
Ad 10
Het opnemen van de pleegouderverklaring in het pleegcontract is in overeenstemming
met de toezegging in de Eerste Kamer.6
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn.