32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders)

I BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, MEDE NAMENS DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2012

Op 9 oktober jl. is het wetsvoorstel verbetering positie pleegouders (32 529) plenair behandeld in de Eerste Kamer. Na afronding van de eerste termijn heeft de Eerste Kamer besloten om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden. Daarbij spelen de conclusies van het rapport van de commissie Samson een rol en een aantal andere onderwerpen. U vroeg een nadere schriftelijke reactie op het onderwerp screening van pleegouders en met name de zwarte lijst, de pleegvergoeding en de verplichte begeleiding van pleegoudervoogden.

Ik ga eerst in op het rapport van de commissie Samson. Ik heb op 8 oktober tezamen met de bewindslieden van Veiligheid en Justitie het rapport van de commissie Samson met een eerste reactie aan de beide Kamers aangeboden1. Zoals vermeld in deze brief bestuderen wij thans de aanbevelingen van de commissie en wij hebben de Tweede Kamer toegezegd hen zo spoedig mogelijk een uitgebreide reactie op alle aanbevelingen te doen toekomen. Ik kan hier bij de behandeling van het wetsvoorstel in Uw Kamer niet op vooruitlopen. Ik vertrouw op uw begrip daarvoor en zeg u toe dat u tegelijk met de Tweede Kamer onze reactie op de aanbevelingen onmiddellijk zult ontvangen.

Screening en met name de zwarte lijst

Uw Kamer heeft in aanvulling op de bestaande en de door mij toegevoegde maatregelen gevraagd om een zwarte lijst voor pleegouders die «in de fout zijn gegaan». Met deze zwarte lijst moet, in aanvulling op de hieronder beschreven screeningsprocedure, nog beter worden geborgd dat ongeschikte pleegouders niet opnieuw als pleegouders worden aangemerkt. Ik werk nu een voorstel uit voor een zwarte lijst voor pleegouders van wie is komen vast te staan dat zij aan een pleegkind geen veilige leefomgeving kunnen bieden. Zoals u weet zijn waarborgen vereist bij het hanteren van een zwarte lijst, omdat de informatie over de betreffende personen vaak zonder hun toestemming wordt verstrekt. Het CBP heeft als taak te toetsen of aan deze waarborgen is voldaan qua subsidiariteit, proportionaliteit en de eisen van gegevensbescherming. Het CBP eist dat de criteria daarvoor eenduidig en concreet zijn. Dit betekent dat vooraf voor betrokkenen duidelijk moet zijn op grond van welke gedragingen zij op de zwarte lijst terecht kunnen komen, en dat achteraf te toetsen moet zijn of de plaatsing op de zwarte lijst rechtmatig is. Mijn voorstel houdt in dat op de lijst moeten worden geplaatst:

  • a. Pleegouders die door een pleegzorgaanbieder uit het pleegouderbestand zijn verwijderd

  • b. Pleegouders bij wie de plaatsing van een pleegkind door de pleegzorgaanbieder is beëindigd,

    waarbij in beide gevallen de reden is gelegen in het feit dat de pleegouders naar het oordeel van de pleegzorgaanbieder niet in staat zijn het pleegkind een veilige leefomgeving te bieden.

Ik zal met het oog op toetsing door het CBP zo spoedig mogelijk contact met hen opnemen over het bovengenoemde voorstel.

Daarnaast heeft u mij gevraagd nog eens in te gaan op de bestaande werkwijze rond screening van pleegouders.

Per 1 januari 2012 is het Kwaliteitskader «Voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders» in werking getreden. Het kwaliteitskader bevat uniforme afspraken over hoe pleegouders voorbereid en gescreend moeten worden en welke criteria daarbij gelden. Daarnaast volgen de pleegouders een 9 maanden durend traject van voorbereiding en selectie. De pleegzorgaanbieder verzoekt bij de Raad voor de Kinderbescherming om afgifte van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) en vraagt of er al eerder een VGB voor de aspirant-pleegouder is gevraagd. De Raad raadpleegt de Justitiële documentatie (JDR) van de aspirant-pleegouders en alle op dat adres inwonende personen vanaf 12 jaar. De VGB wordt geweigerd als plaatsing van een pleegkind gevaar voor diens welzijn zou opleveren. Teneinde te voorkomen dat personen die in het verleden door een pleegzorgaanbieder als ongeschikt zijn beoordeeld, bij een andere pleegzorgaanbieder als pleegouder worden ingezet, heb ik een element toegevoegd aan de VGB procedure. Indien een aspirant-pleegouder al eerder een VGB heeft aangevraagd, wordt dit door de Raad aan de pleegzorgaanbieder meegedeeld. Indien een aspirant-pleegouder eerder bij een andere pleegzorgaanbieder actief is geweest als pleegouder of de selectieprocedure bij een andere pleegzorgaanbieder heeft doorlopen zonder positief resultaat, wordt dit bij de nieuwe pleegzorgaanbieder bekend, vanwege de kennis over een eerdere VGB aanvraag. De pleegzorgaanbieder vraagt dan toestemming aan de pleegouder om informatie op te vragen bij de collega-instelling. Indien een aspirant-pleegouder hier niet mee akkoord gaat, is dit voor de pleegzorgaanbieder reden om niet verder in zee te gaan met deze persoon waardoor deze niet opnieuw als pleegouder kan fungeren. Tenslotte sluiten de pleegzorgaanbieder en de pleegouders, voordat een pleegkind geplaatst wordt in het pleeggezin, een pleegcontract. Dit contract bevat de afspraken die gelden tussen de pleegzorgaanbieder en de pleegouders. Uw Kamer heeft gevraagd om een pleegouderverklaring, waarin staat dat de pleegouder in het verleden niets heeft gedaan dat het pleegouderschap in de weg kan staan. De meerwaarde van een pleegouderverklaring zou zijn dat er sneller ingegrepen kan worden als iemand de verklaring onjuist heeft ingevuld. Ik ben bereid deze verklaring te laten opnemen in het pleegcontract.

Pleegvergoeding

Van de zijde van uw Kamer is aangedrongen op een spoedige verhoging van de pleegvergoeding. Net als u gaat het mij aan het hart dat deze verhoging nog steeds niet is gerealiseerd. Ik zou de pleegouders graag tegemoet willen komen, maar ik ben daar onder de gegeven omstandigheden niet in geslaagd. De gewenste verhoging van de pleegvergoeding laat helaas op zich wachten. Wat ik wel doe is het volgende: ik heb met de provincies afgesproken dat zij zich meer zullen inzetten om inning van de ouderbijdrage te verbeteren. De meeropbrengst die dit oplevert wordt ingezet voor de verhoging van de pleegvergoeding. Zoals toegezegd in het plenaire debat met uw Kamer heb ik naar een tussentijdse oplossing gezocht, maar ik heb tot mijn spijt moeten constateren dat er geen structurele middelen zijn die op dit moment kunnen worden ingezet voor de verhoging van de pleegvergoeding.

Begeleiding van pleegoudervoogden

In het plenaire debat hebben diverse leden bezwaar gemaakt tegen verplichte begeleiding voor pleegoudervoogden, omdat dit strijdig zou zijn met Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 20 van het Kinderrechtenverdrag is de Staat verplicht om kinderen die niet bij hun eigen ouders wonen bijzondere bescherming en bijstand te bieden. Plaatsing van het kind in een pleeggezin en, als duidelijk is dat er bij de eigen ouders geen toekomstperspectief meer is, uiteindelijk voogdijoverdracht aan de pleegouders vormt een groot deel van de invulling van deze bijzondere bescherming en bijstand. Maar die bijzondere bescherming houdt daarmee niet helemaal op: een kinderbeschermingskind heeft er recht op dat de Staat zich om hem of haar blijft bekommeren, ook als sprake is van voogdijoverdracht, dus ook in de situatie van pleegoudervoogdij.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer is door mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie een pragmatische benadering van het punt van de begeleiding van pleegoudervoogden voorgesteld die recht doet aan de inbreng van de leden van uw Kamer en aan de opmerkingen uit de brief van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen. De begeleiding van pleegoudervoogden wordt in beginsel beperkt tot één gesprek per jaar. Dit zal worden opgenomen in een bijzonder pleegcontract voor pleegoudervoogden. Ter gelegenheid van dat gesprek kan worden vastgesteld dat het kind daadwerkelijk in het pleeggezin verblijft en kan worden besproken hoe het met het kind gaat. Op deze wijze kan een vinger aan de pols worden gehouden. Indien de pleegoudervoogd behoefte heeft aan intensievere begeleiding, zal deze uiteraard worden aangeboden.

Ik ga er vanuit dat met deze brief uw vragen voldoende beantwoord zijn.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

TK 2012–2013, 33 435, nr. 1.

Naar boven