Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken d.d. 6 juni
2013, kenmerk 3124211;
Gelet op artikel 44 van de Grondwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Onze Minister van Veiligheid en Justitie wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden
betreffende de verlening van visa met het oog op de toegang voor een verblijf met
een duur van meer dan drie maanden, voor zover deze zorg voor de datum van inwerkingtreding
van dit besluit was opgedragen aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
Artikel 2
De taken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken worden dienovereenkomstig gewijzigd.
Artikel 3
De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in de artikelen
1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg
tussen Onze Minister van Veiligheid en Justitie, Onze Minister van Buitenlandse Zaken
en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2013.
Wassenaar, 10 juni 2013
Willem Alexander
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte.
TOELICHTING
Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan het in paragraaf 3.3.7 van de Hoofdlijnennotitie
Visumwet (Kamerstukken II, 2000–2001, 26 106, nr. 4) opgenomen voornemen om de bevoegdheid tot het verlenen van machtigingen tot voorlopig
verblijf over te hevelen van de minister van Buitenlandse Zaken naar de minister van
Veiligheid en Justitie en dat voor het overige de minister van Buitenlandse Zaken
de bevoegde autoriteit blijft.
Deze aanpassing is ingegeven door de overweging dat het merendeel van de aangevraagde
machtigingen tot voorlopig verblijf niet raakt aan het buitenlandse beleid maar in
hoofdzaak wordt beoordeeld aan de hand van toegangs- en toelatingscriteria voor vreemdelingen.
Tot de aangelegenheden betreffende visa als instrument van het toegangs- en toelatingsbeleid
voor verblijven langer dan drie maanden worden ook gerekend de zogenoemde terugkeervisa.
Het terugkeervisum is immers een document in de vorm van een visum voor de toegang
tot Nederland, waaruit blijkt dat de houder ervan, die Nederland tijdelijk zal verlaten,
recht heeft op terugkeer naar Nederland. Een zodanige vreemdeling heeft derhalve als
regel al rechtmatig verblijf in Nederland, voor een duur langer dan drie maanden.
De organisatorische alsmede personele en rechtspositionele aspecten van de overgang
van de verantwoordelijkheid voor het genoemde beleidsterrein worden nader uitgewerkt
in overleg tussen de Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister van Buitenlandse
Zaken en de Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2013. De
reden voor toekenning van terugwerkende kracht aan het besluit is gelegen in het feit
dat de wet die de aanleiding vormt voor de overheveling van de bevoegdheid tot het
verlenen van machtigingen tot voorlopig verblijf van de minister van Buitenlandse
Zaken naar de minister van Veiligheid en Justitie (Wet van 24 mei 2012 tot wijziging
van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen
(Stb. 2012, 258)), op 1 juni 2013 in werking is getreden.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte.