In de Staatscourant van 5 juni 2013, nr. 14907, is het Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 mei 2013,
nummer WBV 2013/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, gepubliceerd.
Abusievelijk is onder Artikel I, sub A, paragraaf C7/14.3.3 (Christenen, bahai’s en
soefi’s) de tekst onjuist weergegeven.
De tekst moet luiden:
De IND beoordeelt welke handelingen voor de vreemdeling persoonlijk een bijzonder
belangrijk onderdeel vormen van zijn geloofsbeleving en waarvan dientengevolge in
redelijkheid kan worden aangenomen dat hij die bij terugkeer in Iran zal verrichten.
Daarbij zal betrokken worden zijn persoonlijke situatie, de wijze waarop hij in het
verleden in Iran uiting heeft gegeven aan zijn religie, hoe hij hieraan in de toekomst
in Iran uiting wil geven en hoe hij dit heeft gedaan nadat hij Iran heeft verlaten.
De IND zal vervolgens mede aan de hand van de informatie uit het ambtsbericht en hetgeen
de vreemdeling in Iran eventueel reeds aan problemen heeft ondervonden als gevolg
van zijn geloofsovertuiging, toetsen of hij bij het verrichten van die specifieke
handelingen een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging.
Personen die in Iran reeds problemen hebben ondervonden als gevolg van de geloofsovertuiging
Christenen, bahai’s en soefi’s worden aangemerkt als groep van bijzondere aandacht.
Dit betekent dat de IND in het geval van christenen, bahai’s en soefi’s minder eisen
stelt aan de aannemelijkheid van het individuele asielrelaas. Dit wil zeggen dat de
asielzoeker het gestelde causale verband tussen de ondervonden problemen en zijn geloofsovertuiging
met geringe indicaties aannemelijk kan maken. Dit betekent ook dat wanneer de individuele
problemen aannemelijk zijn gemaakt, snel zal worden geconcludeerd dat deze problemen
ook voldoende zwaarwegend zijn om, behoudens contra-indicaties, in aanmerking te komen
voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste
lid, aanhef en onder a, Vw.
Personen die in Iran geen problemen hebben ondervonden als gevolg van de geloofsovertuiging
Belangrijk bij de beoordeling is dat uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat in het
bijzonder personen die zich hebben bekeerd tot het christendom en openlijk hun geloof
(willen) belijden, bijvoorbeeld door het bijwonen van kerkdiensten, als ook personen
die (willen) evangeliseren een aanzienlijk risico lopen op vervolging. Asielzoekers
die aannemelijk maken dat hun persoonlijke godsdienstuitoefening ingevolge het vorenstaande
zal leiden tot vervolging kunnen op die grond in aanmerking kunnen voor een verblijfsvergunning
asiel, behoudens contra-indicaties, op grond van artikel 29, eerste lid, onder a,
Vw (zie ook C2/3.2 Vc).