Advies Raad van State betreffende het ontwerpbesluit van 14 november 2012 tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV

Nader Rapport

4 december 2012

Aan de Koningin

Nader rapport inzake het onderwerp van een algemene maatregel van bestuur tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en enige andere wijzigingen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 14 november 2012, nr. 12.002689, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 29 november 2012, nr. No.W12.12.0459/III, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) heeft drie inhoudelijke opmerkingen gemaakt.

De eerste opmerking van de Afdeling betreft het maken van onderscheid binnen het Koninkrijk in het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen (Barbeu). Deze opmerking heeft de Afdeling op 2 november ook gemaakt in haar advies op het Besluit houdende wijziging aanpassing van het Besluit regels export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet. In dat besluit zal het Barbeu op dit punt gewijzigd worden.

Verder maakt de Afdeling een opmerking betreffende Rubrica non est lex. Het in het besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen opgevoerde onderscheid tussen regelgeving voor 2013 en vanaf 2013 bleek slechts uit de opschriften en niet uit de bepalingen zelf. De voorgenomen wijzigingen zijn aangepast aan de opmerkingen van de Afdeling.

De Afdeling merkt ook op dat er een samenloop bestaat van twee besluiten waarmee het Barbeu wordt gewijzigd. Het betreft de samenloop van dit besluit met het Besluit houdende wijziging aanpassing van het Besluit regels export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet. Die twee besluiten zijn goed op elkaar afgestemd, door dit besluit eerder in werking te laten treden dan het genoemd besluit waarmee samenloop bestaat.

De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn overgenomen.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal andere wijzigingen in het besluit op te nemen namelijk:

  • technische wijzigingen in het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen naar aanleiding van het wetsvoorstel vereenvoudiging regelingen UWV;

  • een wijziging in het Besluit kinderopvangtoeslag naar aanleiding van de Wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten naar aanleiding van de Wet uniformering loonbegrip;

  • een wijziging in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten als gevolg van aanpassing van het overgangsrecht voor de per 2012 afgeschafte levensloopregeling wegens het niet doorgaan van de vitaliteitsregeling, en als gevolg van verruiming van de opname van levenslooptegoed in het op 23 november door de Tweede Kamer aangenomen Belastingplan 2013 via een amendement Neppérus.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No. W12.12.0459/III

’s-Gravenhage, 29 november 2012

Bij Kabinetsmissive van 14 november 2012, no.12.002689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit brengt technische wijzigingen aan in vier algemene maatregelen van bestuur. Deze wijzigingen hangen samen met de Wet van 27 september 2012 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s.1 Daarnaast worden in verband met de Wet vereenvoudiging regelingen UWV enkele artikelen toegevoegd aan het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over onder meer het onderscheid dat wordt gemaakt tussen inwoners van Aruba en die van de overige gebieden in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Onderscheid binnen het Koninkrijk

In het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen (Barbeu) wordt thans bij aanspraken op uitkering ingevolge diverse wetten een onderscheid gemaakt tussen personen (1) die buiten Nederland wonen en werkzaamheden van algemeen belang verrichten, (2) die wonen in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba respectievelijk (3) die wonen in Aruba. In artikel I van het ontwerpbesluit wordt ditzelfde onderscheid opnieuw gemaakt. De Afdeling onderkent dat het ontwerpbesluit slechts tot technische wijziging strekt en bestaande constructies onaangetast laat, maar wijst op het volgende.

In het nieuwe hoofdstuk 4 worden voor uitkeringen aan personen die in Aruba woonachtig zijn parallelle regelingen getroffen als voor de in hoofdstuk 3 genoemde personen, die in de voormalige Nederlandse Antillen wonen. Als gevolg van de op 10 oktober 2010 in werking getreden wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten echter zelfstandige landen binnen het Koninkrijk geworden en zijn de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het land Nederland geworden.2 Genoemd onderscheid in het ontwerpbesluit leidt ertoe, dat een verzekerde die bijvoorbeeld in Curaçao woont, wel recht heeft op kinderbijslag voor een kind dat in Sint Maarten woont, maar niet voor een kind in Aruba. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat thans geen rechtvaardiging meer voor het maken van dit onderscheid. In deze zelfde zin heeft de Afdeling op 2 november 2012 geadviseerd3 over een wijziging van het Barbeu ter uitvoering van het wetsvoorstel in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet.4

De Afdeling adviseert om de hoofdstukken 3 en 4 te integreren tot één hoofdstuk met ongedaanmaking van voornoemd onderscheid.

2. Rubrica non est lex

In artikel V wordt in het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een hoofdstuk ingevoegd en worden aan de bestaande tekst een hoofdstukaanduiding en -opschrift toegevoegd. Blijkens de nieuwe opschriften van de hoofdstukken wordt onderscheid gemaakt tussen regelgeving betrekking hebbend op de situatie van voor 2013 en die ingaande per 2013. Dit onderscheid dient echter niet uitsluitend uit de opschriften te blijken, maar in ieder geval uit de tekst van de desbetreffende bepalingen zelf. De Afdeling adviseert om aan beide hoofdstukken bepalingen toe te voegen die bedoeld onderscheid regelen.

3. Opeenvolgende wijzigingen van het Barbeu

De wijziging in artikel I betreft het opnieuw vaststellen van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van het Barbeu. De wijziging is van technische aard en beoogt geen verandering van rechten en plichten te bewerkstelligen.

Tegelijkertijd is, zoals hiervoor opgemerkt, de regering voornemens het Barbeu te wijzigen ter uitvoering van het wetsvoorstel in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet, welk voorstel thans bij de Eerste Kamer voorligt. Dit wetsvoorstel leidt ertoe dat niet langer bij verdrag kan worden afgeweken van het exportverbod.

De samenloop van beide wijzigingen van het Barbeu, zonder dat blijkt welke van de twee als eerste in werking moet treden, roept de vraag op naar de onderlinge afstemming.

De Afdeling adviseert om de samenhang van de opeenvolgende wijzigingen toe te lichten.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W12.12.0459/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft

  • In artikel I, in de nieuwe artikelen 4, 10 en 16 de zinsnede ‘De verzekerde, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid’ vervangen door: ‘Een verzekerde als bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, onderscheidenlijk 19a, eerste lid’, nu het om twee te onderscheiden situaties gaat.

  • In artikel I, in de nieuwe artikelen 5, 11 en 17, telkens in het tweede lid ‘De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c’ vervangen door: ‘Een pensioengerechtigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a of c’, nu het om twee te onderscheiden situaties gaat.

  • In artikel I, in het opschrift van hoofdstuk 4 en elders waar het zich voordoet ‘op Aruba’ vervangen door: in Aruba.

  • In artikel III het voorgestelde tweede lid integreren in de bestaande tekst van artikel 1 van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wet Wajong en de wijziging inhoudelijk toelichten.

  • In artikel III, tweede lid, aanhef, voor ‘toch aangemerkt’ invoegen: wordt.

  • Nu in artikel V het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in hoofdstukken wordt verdeeld, ook de slotbepalingen van dat besluit in een afzonderlijk hoofdstuk onderbrengen.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van 14 november 2012 tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ...., nr 2012-0000041530;

Gelet op de artikelen 7b, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 32a, vijfde lid, 32b, vierde lid, en 63e van de Algemene nabestaandenwet, 8a, vierde lid, 9a, derde lid, en 40 van de Algemene Ouderdomswet, 42a, negende lid, van de Werkloosheidswet, 7a, vijfde lid, en 19a, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 20, vijfde lid, en 43b, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1:4, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 15, twaalfde en dertiende lid, 36, vierde lid, en 45, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en 19a, vierde lid, van de Ziektewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ....);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [..],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

De hoofdstukken 2, 3 en 4 komen te luiden:

HOOFDSTUK 2. RECHT OP UITKERING BIJ WERKEN IN HET ALGEMEEN BELANG EN HET NIET IN NEDERLAND WONEN
Artikel 2. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

De persoon die verzekerd is op grond van de Ziektewet uit hoofde van een dienstbetrekking tot het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang en zijn, in hetzelfde land wonende, gezinslid hebben recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet.

Artikel 3. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De verzekerde, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid heeft recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel van die verzekerde of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken, indien de verzekerde werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

Artikel 3a. Recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid ontstaat of herleeft het recht op een uitkering op grond van die wet dan wel eindigt een dergelijke uitkering niet, indien de verzekerde werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

Artikel 4. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De verzekerde, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid heeft recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel voor die verzekerde of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet indien de verzekerde werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

Artikel 5. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet
  • 1. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft recht op een toeslag indien deze pensioengerechtigde werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

  • 2. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, die niet in Nederland woont en werkzaamheden in het algemeen belang verricht heeft recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont.

Artikel 6. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

De verzekerde, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft recht op kinderbijslag, indien hij werkzaamheden in het algemeen belang verricht en het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind woont in hetzelfde land, Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 7. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
  • 1. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat:

    • a. recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht;

    • b. recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de halfwees woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    • c. recht op halfwezenuitkering, indien de halfwees werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de nabestaande woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 2. Voor het kind, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat recht op wezenuitkering, indien het kind werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

  • 3. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt niet het recht op:

    • a. nabestaandenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht;

    • b. halfwezenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de halfwees woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    • c. halfwezenuitkering, indien de halfwees werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de nabestaande woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 4. Voor het kind, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt het recht op wezenuitkering niet, indien het kind werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

HOOFDSTUK 3. RECHT OP UITKERING IN CURAÇAO, SINT MAARTEN OF OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS OF SABA
Artikel 8. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

De verzekerde, bedoeld in artikel 19a van de Ziektewet, heeft recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet, indien deze verzekerde in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

Artikel 9. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De verzekerde, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft recht op toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel van die verzekerde wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken, indien deze verzekerde in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

Artikel 9a. Recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, ontstaat of herleeft het recht op een uitkering op grond van die wet dan wel eindigt een dergelijke uitkering niet, indien de verzekerde in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

Artikel 10. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De verzekerde, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, heeft recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel voor die verzekerde eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet indien de verzekerde in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

Artikel 11. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet
  • 1. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft recht op een toeslag indien deze pensioengerechtigde in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

  • 2. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, die in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont heeft recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont.

Artikel 12. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

De verzekerde, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft recht op kinderbijslag, indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 13. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
  • 1. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat:

    • a. recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont;

    • b. recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont dan wel in Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 2. Voor het kind, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat recht op wezenuitkering, indien het kind in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

  • 3. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt niet het recht op:

    • a. nabestaandenuitkering, indien de nabestaande in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont;

    • b. halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont dan wel in Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 4. Voor het kind, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt het recht op wezenuitkering niet, indien het kind in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

HOOFDSTUK 4 RECHT OP UITKERING OP ARUBA
Artikel 14. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

De verzekerde, bedoeld in artikel 19a van de Ziektewet, heeft recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet, indien deze verzekerde op Aruba woont.

Artikel 15. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De verzekerde, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel van die verzekerde wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken, indien deze verzekerde op Aruba woont.

Artikel 15a. Recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Voor de verzekerde, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, ontstaat of herleeft het recht op een uitkering op grond van die wet dan wel eindigt een dergelijke uitkering niet, indien de verzekerde op Aruba woont.

Artikel 16. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De verzekerde, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, heeft recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel voor die verzekerde eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet indien de verzekerde op Aruba woont.

Artikel 17. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet
  • 1. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft recht op een toeslag indien deze pensioengerechtigde op Aruba woont.

  • 2. De pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, die op Aruba woont heeft recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont.

Artikel 18. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

De verzekerde, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft recht op kinderbijslag, indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op Aruba woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 19. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
  • 1. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat:

    • a. recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande op Aruba woont;

    • b. recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees op Aruba woont dan wel in Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 2. Voor het kind, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat recht op wezenuitkering, indien het kind op Aruba woont.

  • 3. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt niet het recht op:

    • a. nabestaandenuitkering, indien de nabestaande op Aruba woont;

    • b. halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees op Aruba woont dan wel in Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

  • 4. Voor het kind, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt het recht op wezenuitkering niet, indien het kind op Aruba woont.

B

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit regels export uitkeringen.

ARTIKEL II

Het Besluit vrijwillige verzekering AOW en ANW voor in de Europese Unie wonende uitkeringsgerechtigden wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Artikel 1 van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wet Wajong wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De persoon die, hoewel hij niet op grond van artikel 1:4, eerste lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten als studerende wordt aangemerkt, in verband met onderwijs of een beroepsopleiding lessen of stages volgt van gemiddeld minder dan 213 klokuren per kwartaal, toch aangemerkt als studerende indien deze:

    • a. een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de artikelen 1.8 of 9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, dan wel een daarmee gelijkwaardige opleiding in of buiten Nederland volgt met een studiebelasting van ten minste 1680 uur per jaar;

    • b. een andere studie of opleiding volgt dan genoemd onder a, met een studiebelasting van ten minste 1600 uur per jaar; of

    • c. in het examenjaar van een meerjarige studie of opleiding ten minste gemiddeld 162 klokuren per kwartaal lessen of stages volgt.

ARTIKEL IV

Artikel 12 van het Reïntegratiebesluit vervalt.

ARTIKEL V

Het Besluit loondagen Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt de tekst ingevoegd: Hoofdstuk 1. Bepaling en gelijkstelling loondagen voor 1 januari 2013.

B

Na artikel 3a wordt het volgende ingevoegd:

Hoofdstuk 2. Bepaling en gelijkstelling uren waarover loon is ontvangen vanaf 1 januari 2013.
Artikel 3b
  • 1. Voor de toepassing van artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet en artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen worden uren, waarover de werknemer:

    • a. van zijn werkgever geen loon maar wel vakantiegeld heeft ontvangen; of

    • b. tijdens dienstbetrekking vakantiebonnen of daarmee overeenkomende aanspraken bestemd voor die uren heeft verkregen,

    gelijkgesteld met uren waarover loon is ontvangen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de in onderdeel b van dat lid bedoelde vakantiebonnen of daarmee overeenkomende aanspraken bestemd zijn voor uren, waarover recht op uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet dan wel hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen bestaat of bestemd zijn voor uren, waarin dat recht wegens vakantie of het in aanmerking nemen van deze aanspraken wordt onderbroken.

Artikel 3c

Voor de toepassing van artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet en artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen worden dagen waarover een werknemer geen loon heeft ontvangen wegens werkstaking of uitsluiting gelijkgesteld met dagen waarover loon is ontvangen, waarbij een dag gelijkgesteld wordt met acht uren.

Artikel 3d
  • 1. Voor de toepassing van artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet wordt de persoon, die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van die wet, geacht loon te hebben ontvangen over tijdvakken waarover premie is betaald, waarbij een tijdvak van een dag gelijkgesteld wordt met acht uren.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van die wet, geacht loon te hebben ontvangen over tijdvakken waarover premie is betaald, waarbij een tijdvak van een dag gelijkgesteld wordt met acht uren.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt de persoon die was toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zoals deze wet luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 15 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking is getreden, geacht loon te hebben ontvangen over tijdvakken waarover premie is betaald, waarbij een tijdvak van een dag gelijkgesteld wordt met acht uren.

ARTIKEL VI

  • 1. De artikelen I, II, III en IV treden in werking op het tijdstip waarop de wet van 27 september 2012 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s. (Stb. ...) in werking treedt.

  • 2. Artikel V treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet vereenvoudiging regelingen UWV in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit wordt een aantal technische wijzigingen aangebracht in viertal algemene maatregelen van besluit. Deze technische wijzigingen zijn noodzakelijk naar aanleiding van de wijzigingen in de wet van 27september 2012 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s. (Stb. ...).

Daarnaast worden, vanuit het oogpunt van wetgevings-efficiëntie en de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2013, in verband met de Wet vereenvoudiging regelingen UWV enkele artikelen toegevoegd. Dit heeft te maken met de maatregel om in de WW vanaf 1 januari 2013 voor het bepalen van het arbeidsverleden een kalenderjaar mee te tellen als sprake is van 208 uren waarover loon is ontvangen. Voor de kalenderjaren die liggen voor 1 januari 2013 wijzigt niets en zal een jaar meegeteld worden als er in 52 dagen loon is ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen wordt in dit artikel grotendeels opnieuw vastgesteld. In de wetten die de grondslag vormen voor dit besluit zijn de delegatiebepalingen zodanig gewijzigd dat concreet wordt beschreven wat in dit besluit geregeld mag worden. Daardoor staan er in dit besluit geen afwijkingen meer van de wettelijke bepalingen. Om die reden worden de artikelen waarin wordt gesproken van ‘afwijkingen’ technisch gewijzigd. Dit artikel beoogt geen inhoudelijk wijziging.

Artikel II

Het Besluit vrijwillige verzekering AOW en ANW voor in de Europese Unie wonende uitkeringsgerechtigden is uitgewerkt en wordt op die reden ingetrokken. De artikelen 11 en 12 van dat besluit – die nog wel betekenis hadden – zijn met de bij het algemeen deel genoemde wet overgeheveld naar de artikelen 63a, derde lid, en 63d van de Algemene nabestaandenwet en 35, derde lid, en 40 van de Algemene Ouderdomswet.

Artikel III

Artikel 2 van de Regeling klokuren 2010 is overgeheveld naar artikel 1 van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wet Wajong, omdat de grondslag van artikel 2 van de regeling met de in het algemeen deel genoemde wet is vervallen.

Artikel IV

Artikel 12 van het Reïntegratiebesluit kan vervallen aangezien de inhoud van dat artikel met de in het algemeen deel genoemde wet is overgeheveld naar artikel 36, eerste lid en vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel V

In verband met de Wet vereenvoudiging regelingen UWV zijn enkele artikelen toegevoegd aan het besluit. Vanaf 1 januari 2013 zal in de WW, om het arbeidsverleden te bepalen, een kalenderjaar meetellen als sprake is van 208 uren waarover loon is ontvangen per jaar. Voor de kalenderjaren voor 1 januari 2013 wijzigt niets en zal een jaar meegeteld worden als er in 52 dagen loon is ontvangen. Door een onderverdeling in een hoofdstuk voor het bepalen van het arbeidsverleden voor de situatie van voor 1 januari 2013 en een apart hoofdstuk voor de situatie vanaf 1 januari 2013, is gepoogd het besluit inzichtelijk te maken.

Het bestaande artikel 3a regelt hoe om te gaan met ploegendienst. Als een aaneengesloten nachtdienst bijvoorbeeld ’s nachts en daardoor op twee dagen plaatsvindt dan wordt dit toch maar als 1 dag gerekend. In de situatie vanaf 1 januari 2013, geldt dat sprake moet zijn van een uur waarover loon is ontvangen. Dat brengt met zich mee dat artikel 3a niet wordt overgenomen in hoofdstuk 2 omdat de vraag of er gewerkt is in ploegendienst niet langer relevant is voor het bepalen van het arbeidsverleden, elk uur waarover loon is ontvangen telt mee.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 33 133, nr. 2 (wetsvoorstel bekrachtigd, maar nog niet in het Staatsblad geplaatst).

X Noot
2

Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (Stb. 2010, 333).

X Noot
3

Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 2 november 2012 inzake het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet, no.W12.12.0406/III (nog niet openbaar gemaakt).

X Noot
4

Kamerstukken I 2011/12, 33 162, A (Wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie).

Naar boven