Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 mei 2013, nr. I&S/2013-0000052732, tot wijziging van de Regeling inburgering en een andere regeling in verband met nadere regels inzake ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn, alsmede in verband met de reparatie van enkele onvolkomenheden

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2.8a, tweede lid, 2.8b, derde lid, 2.12, vierde lid, 3.5, vierde lid, en 3.13 van het Besluit inburgering;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2d wordt ‘artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a, b, c of d,’ vervangen door ‘artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a, b, c of d, van het besluit’ en wordt ‘inburgeringsplichtige’ vervangen door: degene.

B

Het opschrift van Hoofdstuk 2, paragraaf 3, komt te luiden:

§ 3. Ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn

C

Na artikel 2.4 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4a

De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8a van het besluit, indien:

  • a. de inburgeringsplichtige ten minste 10 jaar onafgebroken als ingezetene ingeschreven is geweest in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; én

  • b. de inburgeringsplichtige naar het oordeel van de minister aantoonbaar gedurende ten minste 5 jaar betaald werk of vrijwilligerswerk heeft verricht in Nederland; én

  • c. in een gesprek is vastgesteld dat de inburgeringsplichtige de vaardigheden in de Nederlandse taal, bedoeld in artikel 2.9, onderdelen a en b, van het besluit, beheerst op het in dat artikel bedoelde niveau.

Artikel 2.4b

De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8b van het besluit, indien de inburgeringsplichtige:

  • a. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op werk keurmerk en ten minste vier maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; of

  • b. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en uit een door de minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

Artikel 2.4c

  • 1. De minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de wet, indien de inburgeringsplichtige ten minste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en ten minste twee maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen.

  • 2. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ten hoogste twee jaar verleend.

D

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘artikel 4.4, eerste lid, van het besluit’ vervangen door: artikel 4.4 van het besluit.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De minister betaalt per kwartaal de bedragen van de lening aan de hand van de facturen met een maximum van € 1.250,–. Indien het bedrag van de facturen, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan € 1.250,– wordt de inburgeringsplichtige verzocht nieuwe facturen te overleggen van nog verschuldigde bedragen voor gevolgde cursussen of voor examens als bedoeld in het eerste lid.

E

Bijlage 6 wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2012, nr. I&S/2012/17936, tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen naar aanleiding van de Wijziging van de Wet inburgering en het Besluit inburgering in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stcrt. 2012, 26740) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, aanhef, wordt ‘bedoeld in het vierde lid’ vervangen door: bedoeld in het tweede lid.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Op het toezicht op de exameninstellingen voor de examinering van de personen, bedoeld in het derde lid, blijven hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Besluit inburgering en de artikelen 3.15 tot en 3.18 van de Regeling inburgering, zoals die luidden op 31 december 2012, van toepassing betreffende de uitvoering van het toezicht op de exameninstellingen en het Kwaliteitscentrum Examinering en de subsidiëring van het Kwaliteitscentrum Examinering, tot en met 31 december 2014 voor zover het gaat om de personen die van de mogelijkheid, bedoeld in het tweede lid, gebruik maken.

B

Bijlage 6 behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

BIJLAGE A, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

Bijlage 6, behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering

BIJLAGE B, BEHORENDE BIJ ARTIKEL II, ONDERDEEL B

Bijlage 6, behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling worden enkele omissies hersteld in de Regeling inburgering en het overgangsartikel in de laatste wijziging van deze Regeling. Deze worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting. Voorts wordt nader inhoud gegeven aan de toepassing van de ontheffing en verlenging van de inburgeringsplicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt een kleine omissie te herstellen in artikel 2.2d. Doordat dit artikel alleen betrekking had op inburgeringsplichtigen, gold de vrijstelling van bepaalde examenonderdelen niet voor anderen dan inburgeringsplichtigen, die wel deelnemen aan het inburgeringsexamen. Nu wordt verwezen naar de examenkandidaten waar het in dit artikel om gaat. Tevens is verduidelijkt dat de verwijzing naar ‘artikel 3.9’ betrekking heeft op het Besluit inburgering.

Artikel I, onderdelen B en C

Bij de Tweede Kamerbehandeling in 2012 van de wijziging van de Wet inburgering is een motie van het lid Ortega-Martijn aangenomen die betrekking heeft op de in de wet opgenomen mogelijkheden om:

  • a. een ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen aan een inburgeringsplichtige die zich aantoonbaar heeft ingespannen om aan de inburgeringsplicht te voldoen;

  • b. een verlenging van de inburgeringstermijn te verlenen indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft terzake van het niet voldoen aan de inburgeringsplicht.

In de motie Ortega-Martijn wordt de regering verzocht om hiervoor heldere criteria op te stellen en de Kamer hierover te informeren. Middels deze wijziging wordt uitvoering gegeven aan die motie. De artikelen 2.8b en 2.12 van het Besluit inburgering geven de bevoegdheid nadere regels te stellen bij ministeriële regeling inzake het verlenen de onder a en b genoemde onderwerpen. Ook artikel 2.8a van het besluit geeft de mogelijkheid nadere regels te stellen inzake de ontheffing van de inburgeringsplicht bij het oordeel dat een inburgeringsplichtige aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. In de artikelen 2.4a, 2.4b en 2.4c van de Regeling wordt aan bovenstaande artikelen uit het Besluit nadere invulling gegeven.

Deze criteria zijn mede bepaald op basis van de ervaringen van opleidingsinstellingen. Een studiebelasting van 600 lesuren is zwaar maar niet onredelijk. Gemiddeld genomen heeft een inburgeraar 300 lesuren nodig om het inburgeringsdiploma te behalen. Een verzoek tot een ontheffing van de inburgeringsplicht of een verlenging van de inburgeringstermijn dient vergezeld te gaan van een verklaring van de cursusinstelling waarin informatie wordt gegeven over de deelname aan de cursus. Gegevens over de deelname aan het inburgeringsexamen worden herleid uit het Informatiesysteem Inburgering.

Artikel I, onderdeel D

Aan artikel 4.2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat ertoe strekt dat per kwartaal (d.w.z. de periode januari-maart, april-juni etc.) niet meer dan € 1.250 gedeclareerd kan worden op de sociale lening. Achtergrond hiervan is dat in het verleden is voorgekomen dat het bedrag van de cursusgelden ineens werd gedeclareerd bij vooruitbetaling, en vervolgens de cursusinstelling failliet ging. Om de inburgeringsplichtige hiertegen te beschermen is besloten dat grote bedragen niet in een keer gedeclareerd kunnen worden. De cursusinstelling dient daardoor periodiek een factuur te sturen in plaats van in één keer.

Tot slot wordt in het vierde lid een foutieve verwijzing hersteld.

Artikel I, onderdeel E

Het diplomamodel, dat als bijlage 6 is opgenomen bij de regeling, wordt vervangen in verband met een foutieve verwijzing naar artikel 7 van de wet.

Artikel II, onderdeel A

Abusievelijk is in het overgangsrecht van de laatste wijziging van de regeling geen bepaling opgenomen dat voor de personen die het oude examen doen, het toezicht op de exameninstellingen, die het praktijkdeel van dit examen afnemen, gehandhaafd blijft, en dat de subsidie aan de toezichthouder op deze instellingen, het Kwaliteitscentrum examinering inburgering, gedurende overgangstermijn in stand blijft. Dat wordt in artikel II, onderdeel A hersteld door in lijn met de andere artikelen in dit overgangsartikel te bepalen dat deze bepalingen van toepassing blijven. Op grond daarvan kan tot en met het jaar 2014 subsidie worden verstrekt op grond van het (oude)artikel 3.16 van de Regeling inburgering voor de taken, genoemd in artikel 2.17 van het Besluit. Het Kwaliteitscentrum examinering inburgering heeft tot taak het verrichten van onderzoek naar de mate waarin: a. een instelling die voornemens is een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.14 in te dienen, voldoet aan de bij en krachtens de wet aan een exameninstelling gestelde eisen; b. de exameninstellingen en de examinering voldoen aan de bij en krachtens de wet gestelde eisen.

Tevens wordt een foutieve verwijzing hersteld in het derde lid.

Artikel II, onderdeel B

Op het model van het diploma (oude stijl), opgenomen als bijlage bij de wijzigingsregeling, werd abusievelijk een foutief jaartal vermeld, hetgeen hierbij wordt hersteld.

Artikel III

Omdat artikel II het herstel van enkele technische onvolkomenheden betreft in de laatste wijziging van de Regeling inburgering, werkt deze wijziging terug tot en met 1 januari 2013, het tijdstip dat die wijziging in werking trad.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Naar boven