Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2012, nr. I&S/2012/17936, tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen naar aanleiding van de Wijziging van de Wet inburgering en het Besluit inburgering in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1, tweede lid, en 50, tweede lid, van de Wet inburgering, de artikelen 2.1, vierde lid, 2.3, eerste lid, onderdeel f, en tweede lid, 2.4, derde lid, 2.8, vijfde lid, 2.10, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, eerste lid, 3.3, eerste en tweede lid, 3.5, vierde lid, 3.13, 4.1a, vijfde en zevende lid, 4.5, eerste en tweede lid, 4.7, eerste en derde lid, 4.8, tweede lid, en 4.10, derde lid, van het Besluit inburgering, artikel X, zesde lid, van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) en artikel V, zevende lid, van het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432), artikel 15, vierde lid, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, artikel 48r van de Wet Justitie-subsidies, artikel 3, derde lid, Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de artikelen 4, tweede lid, en 7, tweede en vierde lid, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. In onderdeel e wordt ‘artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, van het besluit’ vervangen door: artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

B

In artikel 1.2 wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de wet’ vervangen door ‘artikel 4.1a, vijfde lid, van het besluit.

C

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het verrichten van arbeid als geestelijke bedienaar’ vervangen door: het verrichten van arbeid als geestelijke voorganger of godsdienstleraar.

2. In het tweede en het derde lid wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de wet’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet.

D

In artikel 2.2 wordt ‘de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

E

Artikel 2.2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘het betreffende deel van het inburgeringsexamen’ vervangen door: de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het besluit.

2. In onderdeel a vervalt de zinsnede: indien de inburgeringsplichtige geen oudkomer is in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

3. Onderdeel b en de aanduiding ‘a.’ voor onderdeel a vervallen onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel a door een punt.

F

Artikel 2.2b komt te luiden:

Artikel 2.2b

Van de verplichting om mondelinge vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel d, van het besluit te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die voor het onderdeel spreekvaardigheid van het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a, derde lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 ten minste 37 punten heeft behaald.

G

In artikel 2.2c wordt ‘het betreffende deel van het inburgeringsexamen’ vervangen door: de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het besluit.

H

Na artikel 2.2c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2d

Van de verplichting om mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, te behalen is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over een certificaat dat is afgegeven ter afronding van het examenonderdeel lezen, schrijven, luisteren respectievelijk spreken van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.

I

Artikel 2.3 vervalt.

J

Artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden op het inburgeringsexamen, of.

K

In artikel 2.5 wordt ‘het examen in de’ vervangen door ‘het onderdeel van het inburgeringsexamen’ en vervalt ‘, eerste lid,’.

L

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1

Het examengeld, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van het besluit, bedraagt:

  • a. € 50,– voor elk van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van het besluit;

  • b. € 60’ voor het onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel d, van het besluit;

  • c. € 40’ voor het onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel e, van het besluit.

M

In artikel 3.2 worden onder vervanging van ‘, en’ door een puntkomma aan het slot van onderdeel g en de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel h twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. typen in plaats van schrijven;

  • ii. voorleesfunctie.

N

De artikelen 3.4 tot en met 3.7 vervallen.

O

In het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 3, vervalt: en commissies van beroep.

P

Artikel 3.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De deskundigheid van de examinatoren, bedoeld in artikel 3.13, onderdeel c, van het besluit blijkt uit een afgeronde door de minister vast te stellen Examentraining schrijfvaardigheid.

2. In het derde lid wordt ‘1 januari 2013’ vervangen door: 1 januari 2015.

3. In het vijfde lid wordt ‘het certificaat, bedoeld in het tweede lid’ vervangen door: het certificaat, bedoeld in het vierde lid.

Q

Artikel 3.9 vervalt.

R

Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister stelt een examenreglement vast.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een ieder die zich overeenkomstig de daartoe gestelde regels heeft aangemeld, het verschuldigde examengeld heeft voldaan en zich overeenkomstig artikel 3.4 van het besluit heeft geïdentificeerd, wordt toegelaten tot de tot het inburgeringsexamen behorende onderdelen.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De kwaliteit van de examinering wordt gewaarborgd door:

    • a. transparantie van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de examinering;

    • b. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de examen- en persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

    • c. het beschrijven van de procedure van verwerking van examenresultaten en de gegevensverstrekking ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering;

    • d. de naleving van het examenreglement, bedoeld in het eerste lid;

    • e. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de kwaliteit van de processen rondom de afname en de beoordeling van examens te waarborgen.

S

De artikelen 3.11 en 3.12 vervallen.

T

Artikel 3.13 komt te luiden:

Artikel 3.13

  • 1. In het examenreglement, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, wordt in ieder geval vermeld:

    • a. de procedure van aanmelding en identificatie van de inburgeringsplichtige;

    • b. de wijze waarop het examengeld wordt geïnd;

    • c. de wijze van bekendmaking van de uitslagen van de onderdelen van het inburgeringsexamen;

    • d. de procedure en sancties bij fraude, en

    • e. de procedure voor de afhandeling van klachten.

U

Artikel 3.14 vervalt.

V

De paragrafen 6 en 7 van hoofdstuk 3 vervallen.

W

Artikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1

  • 1. Van het bedrag van de lening, bedoeld in artikel 4.1a, eerste lid, van het besluit wordt twee maal de vastgestelde draagkracht, als vastgesteld op grond van artikel 4.9, tweede tot en met vijfde lid, afgetrokken.

  • 2. Indien het bedrag van de lening minder dan €180’ bedraagt, wordt dit op nul gesteld.

X

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘inburgeringsexamen’ vervangen door: onderdelen van het inburgeringsexamen.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘het staatsexamen Nederlands als tweede taal’ ingevoegd: en het door hem af te leggen of afgelegde examen.

3. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de door hem te volgen of gevolgde alfabetiseringscursus, indien hij op grond van artikel 4.1a, derde lid, onderdeel a of b, van het besluit in aanmerking komt voor een lening ten behoeve van het volgen van een alfabetiseringscursus.

4. In het tweede lid vervallen de onderdelen d en e. De onderdelen f tot en met h worden geletterd d tot en met f.

Y

In artikel 4.3 wordt ‘het jaar 2012: 2,46 procent’ vervangen door: het jaar 2013: 0,60 procent.

Z

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst en voor ‘de terugbetalingsperiode’ wordt ingevoegd ‘de eerste vijf jaren van de’.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 1. Voor de resterende terugbetalingsperiode na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn wordt het rentepercentage opnieuw vastgesteld overeenkomstig artikel 4.5, eerste lid, van het besluit.

AA

In artikel 4.6, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien de draagkracht overeenkomstig artikel 4.9 is vastgesteld op minder dan € 180’ per jaar, wordt het maandelijkse termijnbedrag op nul gesteld.

BB

Artikel 4.8 komt te vervallen.

CC

Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en vierde lid wordt ‘van de debiteur uit inkomen’ telkens vervangen door: de debiteur.

2. In het vierde lid wordt ‘8%’ vervangen door: 12%.

DD

De paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk 4 vervallen.

EE

Hoofdstuk 5 vervalt.

FF

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 6 van de wet’ vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de artikelen 29, 30, 31, of 33 van de wet’ vervangen door: artikel 31 of 33 van de wet.

3. Het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

GG

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens, bedoeld in artikel 6.1, onderdeel a, is in ieder geval noodzakelijk voor de beoordeling van de inburgeringsplicht van een geestelijke bedienaar overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

2. In het derde lid wordt ‘de artikelen 7, eerste lid, 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, 23, eerste lid, 23, derde lid, 25, vierde lid, of 32 van de wet’ vervangen door: de artikelen 7 of 32 van de wet.

3. In het vijfde lid vervalt de eerste volzin.

HH

In artikel 6.3, tweede lid, wordt ‘De verantwoordelijke, bedoeld in artikel 6.8 van het besluit’ vervangen door: De minister.

II

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt ‘het persoonsgebonden dossier en’.

2. In de onderdelen b en c wordt ‘de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 6.8, van het besluit’ vervangen door: de minister.

JJ

Artikel 6.5 vervalt.

KK

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan ‘4. LBO: Lager beroepsonderwijs’ wordt toegevoegd:

EPB:

Educacion Profesional Basico (Aruba)

2. Aan ‘5. MBO: Middelbaar Beroepsonderwijs’ wordt toegevoegd:

EPI:

Educacion Profesional Intermedio (Aruba)

IFE:

Instituto pa Formashon den Enfermeria (Curacao)

(verpleegkundige en ziekenverzorgende)

LL

De bijlagen 3 en 7 tot en met 16 vervallen.

MM

Bijlagen 4, 6 en 17 worden vervangen door de bijlagen 4, 6 en 17 bij deze regeling.

ARTIKEL II

In de Regeling van 13 oktober 2010 tot wijziging van de Regeling inburgering (aanpassing modern migratiebeleid) (Stcrt. 2010, 16517) wordt de bijlage behorende bij artikel 2.1 van de Regeling inburgering als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

BIJLAGE 1 (TIJDELIJKE VERBLIJFSDOELEN) BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.1 VAN DE REGELING INBURGERING.

2. Onderdeel s vervalt; onderdeel t wordt geletterd: s.

3. In onderdeel s (nieuw) wordt voor de punt ingevoegd: , Indien bij de verlening van een verblijfsvergunning is bepaald dat het verblijfsrecht tijdelijk van aard is.

Artikel III

Artikel 2 van de Regeling inhoudelijk verslag nieuwkomers 2007 (niet-G31) en 2008 (G31 en niet-G31) en de bij dit artikel behorende bijlage 2 vervallen.

ARTIKEL IV

Artikel 1 van de Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel a wordt ‘Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel m worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • n. Wet inburgering: Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012;

  • o. Besluit inburgering: Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;

  • p. Regeling inburgering: Regeling inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel a wordt ‘Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. In onderdeel b wordt voor de puntkomma ingevoegd: , zoals deze luidde op 31 december 2012.

3. In onderdeel c wordt voor de puntkomma ingevoegd: , zoals dit luidde op 31 december 2012.

ARTIKEL VI

In artikel 9a, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt ‘het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet’ vervangen door: het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van die wet.

ARTIKEL VII

De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel k wordt ‘de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. In de onderdelen s, u, v, w en bb wordt na ‘de Wet inburgering’ ingevoegd: zoals die luidde op 31 december 2012.

3. In onderdeel aa wordt na ‘Besluit inburgering’ ingevoegd: zoals dit luidde op 31 december 2012.

B

In artikel 9a, eerste lid, onderdelen O en P, en artikel 13d, derde lid, onderdeel c, wordt na ‘Besluit inburgering’ ingevoegd: zoals dit luidde op 31 december 2012.

C

In artikel 13c, derde lid, wordt na ‘Regeling inburgering’ ingevoegd: zoals deze luidde op 31 december 2012.

ARTIKEL VIII

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat:

    • a. op de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, onderdeel, b, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, voor wie de termijn voor het behalen van het examen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet op grond van artikel 7, eerste lid, of 26 van die wet is aangevangen, de artikelen 1.2 tot en met 2.2c, 2.4, 2.5, hoofdstuk 4, paragrafen 1 tot en met 3 en artikel 5.1 van de Regeling inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, van toepassing blijven en artikel 4.3 van de Regeling inburgering als gewijzigd door deze regeling van toepassing is;

    • b. op de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van die wet, artikel 4.25 van de Regeling inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, van toepassing blijft, voor zover hij uiterlijk op 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden;

    • c. op de oudkomer, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, ten aanzien van wie geen inburgeringstermijn op grond van artikel 26 van die wet, is aangevangen, hoofdstuk 4, paragraaf 3, van toepassing blijft tot en met 31 december 2015.

  • 2. De personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, en de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, die vóór die datum met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de vrijwillige inburgeraar woonplaats heeft in de zin van titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, op grond van artikel 24d van de Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, een overeenkomst hebben gesloten tot het volgen van een inburgeringsvoorziening, kunnen tot en met 31 december 2014 het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet afleggen.

  • 3. Op de personen die van de mogelijkheid, bedoeld in het vierde lid, gebruikmaken, blijven hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering en hoofdstuk 3 van de Regeling inburgering, zoals die luidden op 31 december 2012, van toepassing tot en met 31 december 2014 en is artikel 2.2d van de Regeling inburgering als gewijzigd door deze regeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a. de bijlage behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, wordt vervangen door de bijlage 6 behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, bij deze regeling;

    • b. het examengeld in die gevallen bedraagt:

      • 1°. € 110’ voor het praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit inburgering ,zoals dat luidde op 31 december 2012;

      • 2°. € 40’ voor het elektronisch praktijkexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;

      • 3°. € 60’ voor de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;

      • 4°. € 40’ voor het examen kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

BIJLAGE 4 BIJ ARTIKEL 2.4, DERDE LID, VAN DE REGELING INBURGERING (VANAF 1 JANUARI 2013)

Protocol medische advisering 2013

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

 

1.

Algemeen

 
 

1.1

Inleiding

 

1.2

Protocol

 

1.3

Wettelijk kader

 

1.4

Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur

 

1.5

Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

 

1.6

Bezwaar en beroep

 

1.7

Het inburgeringsexamen

 

2.

Medisch protocol

 
 

2.1

Begrippen

 

2.2

Algemeen

 

2.3

Beperkingen

 

2.4

Anamnese en lichamelijk onderzoek

 

2.5

Weging en beoordeling

 

2.1

Bijzondere examenomstandigheden

 

Bijlage 1 Begrippen- en afkortingenlijst

 

Bijlage 2 Modelformulier medisch advies inburgeringsexamen

 

Bijlage 3 Machtiging voor het opvragen van medische informatie

Voorwoord

Vanaf 1 januari 2013 is de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige van kracht geworden. Een belangrijke wijziging voor het Protocol medische advisering is de verschuiving van de uitvoering van de inburgering, waar onder het nemen van beslissingen over medische ontheffingen, van gemeenten naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Het onderhavige Protocol is onder andere hierop aangepast. Het aldus gewijzigde protocol geldt voor de medische advisering ten behoeve van vreemdelingen die na 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden. Het gewijzigde protocol geldt niet voor vreemdelingen die voor die datum inburgeringsplichtig zijn geworden. Voor hen geldt het overgangsrecht en voor hen is de gemeente nog het uitvoerend orgaan.

Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf regulier of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel) of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie) moeten vreemdelingen, tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringvereiste1. Iemand voldoet hieraan als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de desbetreffende regelgeving. Betrokkene kan een ontheffing van dit vereiste aanvragen bij DUO of bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) door aan te tonen dat hij door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen (zijnde het minimumniveau om te voldoen aan het inburgeringsvereiste) te behalen. Over de vraag of de belemmering of handicap dusdanig is dat betrokkene het inburgeringsexamen niet kan behalen, wordt een advies uitgebracht door een door de Minister aangewezen onafhankelijk medisch adviseur zijnde een onafhankelijk arts die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Voor een dergelijk medisch advies zijn er kaders en uitgangspunten geformuleerd voor de medisch adviseur, DUO en de IND en neergelegd in dit protocol.

Het protocol is oorspronkelijk tot stand gekomen in samenwerking met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en de VIA (Vereniging Indicerende en Adviserende Artsen) en in 2012 aangepast door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Het bestuur van de VIA heeft ook haar medewerking verleend aan de totstandkoming van het aangepaste protocol. Het protocol is een bijlage bij de ministeriële regeling inburgering .

1. ALGEMEEN

1.1 Inleiding

In dit protocol wordt de procedure rond de medische advisering in het kader van het inburgeringsexamen nader uitgewerkt.

Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd) of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie) moeten vreemdelingen, tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringsvereiste. Iemand voldoet aan deze plicht als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de regelgeving. Hoewel er in de wet- en regelgeving dus uitgegaan wordt van verschillende mogelijkheden om aan het inburgeringsvereiste te voldoen, wordt bij de ontheffing uitgegaan van het inburgeringsexamen. Dit, omdat het inburgeringsexamen het minimuminburgeringsvereiste is.

Een ontheffing van het inburgeringsvereiste kan op aanvraag van betrokkene, afhankelijk van op grond van welke wetgeving de aanvraag wordt gedaan, door DUO (namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) of door de IND (namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) worden verleend, als betrokkene aantoont blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen door een:

  • psychische belemmering, of

  • lichamelijke belemmering, of

  • verstandelijke handicap.

In onderstaande tabel staat vermeld in welke situatie welke wet van toepassing is, welke eisen de wet stelt wat betreft inburgering en tot wie betrokkene zich moet wenden om medische ontheffing aan te vragen.

Tabel 1 inburgeringsplicht/vereiste en medische ontheffing

situatie

wet

welke eisen stelt de wet wat betreft inburgering?

bij wie medische ontheffing aanvragen?

Nieuwkomer in Nederland, niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten of Turkije, met een niet tijdelijk verblijfsdoel

of

Geestelijke bedienaren niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten of Turkije

Wet inburgering

Moet voldoen aan de inburgeringsplicht: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

DUO

Bij aanvraag van een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf regulier of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier

Vreemdelingenwet 2000

Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

IND voor zover de persoon niet al in het kader van de Wet inburgering medische ontheffing heeft gekregen

en asiel

   

Voor zover de persoon inburgeringsplichtig is in het kader van de Wet inburgering en hij in dat kader al medische ontheffing heeft gekregen van DUO, is deze ontheffing ook in dit kader geldig.

Bij een aanvraag tot naturalisatie

Rijkswet op het Nederlanderschap

Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

Als onderdeel van naturalisatieverzoek bij IND

De minister wijst de medische adviseurs aan. DUO contracteert de medische adviseurs. Voor zover de IND beslist over de medische ontheffing maakt zij gebruik van de adviezen van de door DUO gecontracteerde medische adviseurs.

De geraadpleegde medisch adviseur zal omtrent de toestand van betrokkene een advies opmaken, waarbij de medisch adviseur een relatie legt tussen de medische stoornissen en beperkingen, de belemmering ten aanzien van het inburgeringsexamen en het uiteindelijke medische advies over het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen. De kosten voor dit medisch advies komen voor rekening van de betrokkene. Is het voor betrokkene mogelijk om het examen wel aangepast af te leggen, dan zal de medisch adviseur in zijn advies aangeven onder welke bijzondere examenomstandigheden het examen door betrokkene gemaakt kan worden.

In de beoordeling van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen neemt de medisch adviseur ook (in algemene termen) het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject in zijn overwegingen mee. Is het niet mogelijk om het voorbereidingstraject zonder aanpassingen te volgen of zijn er voor het voorbereidingstraject meer dan slechts lichte aanpassingen nodig, dan zal de medisch adviseur dit in zijn advies aangeven. In het protocol wordt dus steeds waar er wordt gesproken over het inburgeringsexamen ook het voorbereidingstraject bedoeld.

1.2 Protocol

Het protocol beoogt uniformiteit te bevorderen in de beoordeling door de medisch adviseur van de medische toestand (voor zover relevant voor de beoordeling in het kader van het behalen van het inburgeringsexamen) van een aanvrager van een ontheffing voor het inburgeringsexamen en uniformiteit in de opbouw van het medisch advies. Uniformiteit draagt bij aan een gelijke behandeling van gelijke gevallen.

Het protocol is opgesteld in de wetenschap dat het periodiek zal moeten worden geactualiseerd. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, medische technologie, hulpmiddelen en de examens kunnen een aanpassing van het protocol tot gevolg hebben.

Het protocol kent een algemeen deel en een medisch deel. De volgende bijlagen maken onderdeel uit van het protocol:

  • begrippen- en afkortingenlijst,

  • het modeladvies dat door de medisch adviseur moet worden gebruikt bij zijn medische advisering in het kader van het inburgeringsexamen,

  • een model machtiging voor het opvragen van medische informatie in het kader van het inburgeringsexamen.

1.3 Wettelijk kader

Verschillende groepen personen hebben een inburgeringsplicht of moeten voldoen aan het inburgeringsvereiste.

Dit geldt voor:

  • A. Een vreemdeling die in het kader van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is;

  • B. De aanvrager van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking voortgezet verblijf of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel in het kader van de Vreemdelingenwet 2000;

  • C. Een vreemdeling die wil naturaliseren in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Voor betrokkenen uit deze groepen is het mogelijk om te worden ontheven van deze verplichting/dit vereiste door aan te tonen dat hij door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Hieronder wordt voor de verschillende groepen het wettelijk kader aangegeven.

Ad A. Wet inburgering

Het protocol Medische advisering inburgeringsexamen is een verdere uitwerking van de Wet inburgering en het Besluit inburgering.

Artikel 6, 1e lid onder a van de Wet inburgering luidt:

  • 1. Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien:

    • a. de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen;

In artikel 2.8 van het Besluit inburgering is artikel 6 van de Wet inburgering uitgewerkt:

  • 1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a , van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

  • 2. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

  • 3. Indien Onze Minister, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.

  • 4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan zijn voldaan.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat bij regeling door de minister nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de verlening van ontheffing alsmede omtrent het advies.

In artikel 2.4 (Ontheffing wegens medische belemmering) van de ministeriële regeling staat:

Artikel 2.4
  • 1. Het advies, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een oordeel met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, noodzakelijke bijzondere examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3.2.

  • 2. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:

    • a. op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet niet in staat is zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen , of

    • b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend zijn.

  • 3. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, stelt het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Ad B. Vreemdelingenwet 2000

Het vreemdelingenrecht voorziet in een koppeling met de Wet inburgering om de naleving van het inburgeringsvereiste te versterken.

Op grond hiervan is het voldoen aan het inburgeringsvereiste als voorwaarde gesteld voor de verlening van een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf en voor verlening van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd.2

Vanaf 1 januari 2013 geldt tevens dat het niet voldoen aan het inburgeringsvereistekan leiden tot intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

De groep vreemdelingen die wordt geconfronteerd met dit vereiste is veelal al inburgeringsplichtig in het kader van de Wet inburgering, er zijn echter uitzonderingen.

De medische ontheffing is verder uitgewerkt in de volgende artikelen:

  • artikel 3.80a, tweede lid, aanhef en onder d, juncto derde lid,Vreemdelingenbesluit 2000;

  • artikel 3.96a, tweede lid , aanhef en onder d, juncto derde lid,Vreemdelingenbesluit 2000;

  • artikel 3.107a, tweede lid, aanhef en onder d, juncto derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

In deze onderdelen is de situatie geregeld dat de vreemdeling wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Inburgeringsplichtige vreemdelingen worden op deze grond door DUO van het inburgeringsvereiste ontheven (artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering), nadat een onafhankelijke arts terzake een medisch advies heeft uitgebracht (zie in dit verband artikel 2.8 van het Besluit inburgering). Deze beslissing van DUO heeft voor deze (gewezen) inburgeringsplichtige op grond van de onderdelen d en aanheffen van het tweede lid van de artikelen 3.80a, 3.96a, 3.107a van het Vreemdelingenbesluit 2000 dus ook tot gevolg dat het inburgeringsvereiste niet wordt gesteld in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voortgezet verblijf of onbepaalde tijd. De verleende ontheffing zal blijken uit een afschrift van de beschikking waarbij DUO de ontheffing heeft verleend, dat de vreemdeling bij de aanvraag zal moeten overleggen. In dit verband wordt er nog op het derde lid van de genoemde artikelen van het Vreemdelingenbesluit 2000 gewezen. Betreft het een volgens de Wet inburgering niet-inburgeringsplichtige vreemdeling die wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen, dan wordt de ontheffing niet verleend door DUO maar door de IND die bij de beoordeling eveneens gebruik maakt van het medische advies van de onafhankelijke arts (artikel 2.8 van het Besluit inburgering).

Ad C. Rijkswet op het Nederlanderschap

Voor de verlening van het Nederlanderschap komt slechts in aanmerking de verzoeker die in de Nederlandse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, alsmede van de Nederlandse staatsinrichting en maatschappij en hij zich ook overigens in de Nederlandse samenleving heeft doen opnemen.

De vreemdeling die wil naturaliseren moet aan het inburgeringsvereiste voldoen. De verzoeker hoeft de naturalisatietoets niet af te leggen indien hij heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. De verzoeker moet hiertoe een medisch advies overleggen van een door DUO aangewezen onafhankelijke arts. Hiermee zal zijn gewaarborgd dat dezelfde kring van artsen die adviseert over medische ontheffingen in het kader van de Wet inburgering, ook over medische belemmeringen bij het afleggen van het inburgeringsexamen in het kader van de naturalisatieprocedure adviseert.

1.4 Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur

In het kader van de Wet inburgering

De inburgeringsplichtige is zelf verantwoordelijk voor het op tijd voldoen aan het inburgeringsvereiste (i.e. het behalen van het inburgeringsexamen of één van de andere genoemde examens).

De inburgeringsplichtige kan (conform artikel 6 Wet inburgering) door DUO worden ontheven van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de inburgeringsplichtige het examen blijvend niet zal kunnen behalen.

DUO zal over deze aanvraag een besluit nemen op basis van een medisch advies over betrokkene.

Dit medisch advies wordt opgesteld door de medisch adviseur die daartoe door DUO is gecontracteerd. De medisch adviseur dient een onafhankelijk arts te zijn – derhalve niet zijnde een behandelend arts van betrokkene – die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De medisch adviseur dient op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen (waarvan het medisch protocol deel uit maakt) en van de mogelijke examenomstandigheden. Daarnaast kan DUO extra eisen stellen aan de medisch adviseur, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van scholing. DUO en de medisch adviseur kunnen werkafspraken maken over onder andere de wijze van betaling van het medisch advies (voor rekening van betrokkene), informatieverschaffing aan betrokkene en de verdere gang van zaken.

Op het moment dat een inburgeringsplichtige zich meldt bij DUO of de IND met het verzoek om ontheffing, zal deze de betrokkene verwijzen naar deze medisch adviseur.

De medisch adviseur stelt vervolgens vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is waardoor de betrokkene het examen binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan behalen. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.

De inburgeringsplichtige zal vervolgens het medisch advies bij zijn aanvraag tot ontheffing moeten voegen, waarna DUO conform artikel 2.8, tweede lid Besluit inburgering binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking geeft. DUO heeft een vergewisplicht (conform art. 3:9 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies. De vergewisplicht houdt in dat DUO naast het controleren van de formulieren op het juist en volledig invullen hiervan, zich er van moet vergewissen dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap

De uitwerking en toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap gebeurt door de IND namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, resp. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De desbetreffende Minister beslist formeel op de aanvraag voor een verblijfsvergunning en het verzoek om naturalisatie.

Betrokkene kan door DUO of de IND op basis van een medisch advies worden ontheven van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de betrokkene het inburgeringsexamen blijvend niet zal kunnen behalen. Degene die een ontheffing van het inburgeringsexamen wil, kan voor een medisch advies naar de medisch adviseur waarmee DUO afspraken heeft gemaakt. DUO en de IND verstrekken betrokkene hier desgewenst informatie over. Betrokkene richt zich voor een medisch advies rechtstreeks tot de medisch adviseur. De medisch adviseur zal vervolgens een advies opstellen over de medische toestand van betrokkene in het kader van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen binnen een termijn van vijf jaar.

Het advies wordt rechtstreeks aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal dit advies voegen bij de aanvraag tot een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf, een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel of regulier of bij het verzoek om naturalisatie. Het advies mag op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder zijn dan zes maanden.

Betrokkene kan, indien hij reeds door DUO is ontheven, een afschrift van de betreffende beschikking tezamen met zijn verzoek voor een verblijfsvergunning of voor naturalisatie overleggen aan de IND. Deze beslissing van DUO geldt tevens als ontheffing van het inburgeringsvereiste in het kader van een aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf,een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en in het kader van een naturalisatieverzoek. In beide situaties mag de beschikking niet ouder zijn dan drie jaar op de dag van indiening van de aanvraag voor een van de genoemde verblijfsvergunningen respectievelijk het naturalisatieverzoek.

De IND heeft net als DUO een vergewisplicht (conform art. 3:10 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies.

Verificatie medisch advies door DUO of IND

Het medisch advies wordt door de medisch adviseur aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal vervolgens het medisch advies overleggen aan DUO of aan de IND. Mocht er bij DUO of de IND twijfel bestaan over de authenticiteit van het advies dan kan er contact gezocht worden met de medisch adviseur. DUO of de IND zal het advies waarover twijfel bestaat aan de medisch adviseur toesturen, waarna de medisch adviseur de authenticiteit kan vaststellen.

De medisch adviseur bewaart de gegeven adviezen tenminste tien jaar.

Verkorte procedure

Een verkorte procedure kan volstaan indien aan de hand van medische stukken of bekendheid bij DUO een advies kan worden opgesteld. Dit betekent dat naar het oordeel van de medisch adviseur evident vaststaat dat betrokkene niet in staat zal zijn om het inburgeringsexamen te behalen, zodat betrokkene niet (apart hiervoor) in persoon behoeft te worden gezien.

Voor de niet evidente situaties is het gebruikelijk dat betrokkene tijdens een spreekuur in persoon door de medisch adviseur wordt opgeroepen. De te volgen procedure is ter beoordeling aan de medisch adviseur die het advies opstelt.

1.5 Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

Aangezien ontheffing op grond van een wezenlijke belemmering of handicap gedurende de gehele periode waarin het inburgeringsvereiste op grond van de Wet inburgering bestaat relevant is en ook op ieder moment tijdens de periode kan ontstaan, worden geen regels gesteld over de termijn waarbinnen een ontheffingsverzoek moet worden ingediend. De aanvraag kan dus aan het begin, tijdens of aan het einde van de termijn waar binnen aan het inburgeringsvereiste moet zijn voldaan worden ingediend.

De medisch adviseur adviseert over de vraag of betrokkene blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Op grond van artikel 2.8, vierde lid, van het Besluit inburgering is sprake van het blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen te behalen, indien in redelijkheid verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de belemmering of verstandelijke handicap zodanig zijn dat het behalen van het inburgeringsexamen binnen vijf jaar niet mogelijk is. Deze termijn van vijf jaar wordt gerekend vanaf het moment van de aanvraag van het advies.

Indien te verwachten is dat de betrokkene wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap niet binnen vijf jaar het examen kan behalen, dan wordt er vanuit gegaan dat er reden tot ontheffing bestaat.

1.6 Bezwaar en beroep

Beschikking ontheffing i.h.k.v. de Wet inburgering

Tegen een negatieve beschikking van DUO kan de inburgeringsplichtige binnen zes weken in bezwaar gaan. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking geïnformeerd.

DUO kan conform artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht een adviescommissie ten behoeve van de beslissing op het bezwaar instellen

Deze commissie gaat na of DUO op zorgvuldige wijze en in redelijkheid en billijkheid tot de beslissing is gekomen. De commissie oordeelt hierbij niet inhoudelijk over het medisch advies dat aan de beschikking ten grondslag ligt. De medisch adviseur kan wel gevraagd worden om een nadere toelichting bij het medisch advies te geven door bijvoorbeeld aan te geven hoe het protocol is toegepast. Een overweging hiertoe kan zijn dat vanuit de behandelende sector verklaringen worden overlegd waardoor twijfel ontstaat of DUO de juiste beslissing heeft kunnen nemen. Daarnaast kan sprake zijn van een inmiddels gewijzigde medische situatie waarop de medisch adviseur kan reageren.

De commissie brengt een advies uit aan DUO, waarna DUO het uiteindelijke besluit neemt.

Inburgeringsplichtige kan bezwaar maken tegen het besluit. De afdeling Bezwaar en beroep van DUO draagt zorg voor de afhandeling van het bezwaar. Bij een negatieve beslissing op bezwaar kan de inburgeringsplichtige in beroep bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking op bezwaar geïnformeerd.

Beschikking ontheffing i.h.k.v. verblijfsvergunning of naturalisatie

Bij de aanvraag om één van de genoemde verblijfsvergunningen of een naturalisatieverzoek is de situatie anders. Daar is het medisch advies een onderdeel van het verzoek tot een verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De beschikking gaat over de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De verzoeker kan bij de IND in bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek, waarbij er argumenten tegen onderdelen, bijvoorbeeld geen ontheffing van het inburgeringsvereiste, van de beschikking kunnen worden gegeven.

1.7 Het inburgeringsexamen

Met het inburgeringsexamen wordt getoetst of betrokkene voldoende is ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Bij het examen is een aantal uitgangspunten van belang:

  • Inburgering moet perspectief bieden op integratie en vormt een eerste stap naar volwaardige deelname aan de samenleving. Basis voor het kunnen functioneren in de samenleving is het beheersen van de Nederlandse taal op een bepaald niveau, om in de dagelijkse omgang te kunnen communiceren in het Nederlands, en bekendheid te verkrijgen met de Nederlandse samenleving, waaronder vigerende normen en waarden.

  • Het inburgeringsexamen is voor alle betrokkenen van gelijke opzet.

  • De vereiste mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid is gesteld op het niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen (Common European Framework of Reference for Languages, CEF).

Het taalverwervingniveau A2 is in het CEF als volgt geformuleerd:

Betrokkene kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Hij kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. In eenvoudige bewoordingen kan hij aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

Het inburgeringsexamen wordt centraal afgenomen en bestaat uit de volgende vijf onderdelen:

  • KNS = Kennis van de Nederlandse Samenleving (netto 45 minuten)

  • TGN = Toets Gesproken Nederlands (netto 15 minuten)

  • Lezen (netto 50 minuten)

  • Luisteren (netto 35 minuten)

  • Schrijven (netto 35 minuten)

  • De totale afnametijd van het examen, inclusief 15 minuten instructietijd per examen, bedraagt 255 minuten. De kandidaat mag alle onderdelen op één dag afleggen; hij kan er ook voor kiezen de verschillende onderdelen over meerdere dagen te verspreiden.

De verschillende examenonderdelen worden als volgt afgenomen:

  • het examenonderdeel KNS wordt met een computer afgenomen. De kennis van de Nederlandse samenleving op verschillende domeinen als werk en inkomen, gezondheidszorg, onderwijs, geschiedenis en staatsinrichting, normen en waarden, wordt aan de hand van meerkeuzevragen getoetst. De examenkandidaat leest de vragen op het beeldscherm en hoort ze tevens via een hoofdtelefoon. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel TGN toetst op directe wijze de spreekvaardigheid waarbij de kandidaat door een hoofdtelefoon mondelinge opdrachten krijgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een telefoonverbinding met een (sprekende) computer. De kandidaat moet in een microfoon zinnen nazeggen, vragen kort beantwoorden, een woord met een tegenovergestelde betekenis noemen en in eigen woorden een kort verhaal navertellen.

  • Het examenonderdeel Lezen wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de leesvaardigheid getoetst. De examenkandidaat leest teksten op het beeldscherm en krijgt daarover vragen. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Luisteren wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de luistervaardigheid getoetst. De examenkandidaat hoort via een koptelefoon gesproken tekstfragmenten en krijgt daarover vragen. De mogelijke antwoorden worden ook getoond op het beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Schrijven wordt op papier afgenomen. Middels het aanvullen van zinnen, het invullen van formulieren en het maken van korte schrijfopdrachten wordt de schrijfvaardigheid getest. De examenkandidaat krijgt bij aanvang van het examenonderdeel een ‘boekje’ met daarin de vragen / opdrachten. De antwoorden dient de kandidaat in het zelfde ‘boekje’ op te schrijven.

Afname van de examens

Het examen wordt afgelegd bij DUO op één van de examenlocaties in Amsterdam, Rotterdam, Rijswijk , Eindhoven, Nijmegen en Zwolle.

Bijzondere examenomstandigheden

Een kandidaat die door een belemmering of handicap niet in staat is om het inburgeringsexamen op de gebruikelijke wijze af te leggen, kan door DUO in de gelegenheid worden gesteld om het examen op een aan zijn belemmering of handicap aangepaste manier af te leggen. De mogelijke bijzondere omstandigheden waarin DUO kan voorzien, worden genoemd en beschreven in hoofdstuk 2.

2. MEDISCH PROTOCOL

2.1 Begrippen

2.2 Algemeen

Dit medisch protocol bevat ten behoeve van de medisch adviseur aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van het inburgeringsexamen.

De medisch adviseur kan al dan niet tot de overtuiging komen dat betrokkene op grond van medische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is het gehele inburgeringsexamen, binnen vijf jaar, ondanks de bijzondere examenomstandigheden (succesvol) te behalen.

Bij deze beoordeling wordt ook het voorbereidingstraject tot het afleggen van het inburgeringsexamen betrokken. Wanneer betrokkene niet zonder lichte aanpassingen in dit voorbereidingstraject het inburgeringsexamen kan behalen, zal hij moeten worden ontheven. Zijn de aanpassingen in het voorbereidingstraject gering, dan is dat geen reden voor een ontheffing.

Er wordt vanuit gegaan dat voor het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject dezelfde vaardigheden van belang zijn als bij het kunnen behalen van het inburgeringsexamen. Mochten lichte aanpassingen nodig zijn voor het afleggen van het voorbereidingstraject dan zal de medisch adviseur dit in het advies aangeven.

Naast het protocol gelden uiteraard de gedragsregels van artsen zoals die door de KNMG zijn vastgesteld en tevens de in de medische adviespraktijk gangbare inzichten (indicerende en adviserende artsen, verzekeringsartsen). Zo zal het onderzoek door de medisch adviseur op een voor betrokkene zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden. Lichamelijk onderzoek zal achterwege kunnen blijven indien de medisch adviseur op grond van de anamnese voldoende overtuiging voor zijn oordeel heeft verkregen. Bovendien zal reeds beschikbare informatie van de behandelsector in de overwegingen worden betrokken en kan indien nodig en met gerichte toestemming van betrokkene nadere informatie bij de behandelaar worden ingewonnen. De medisch adviseur zal (verdere) medicalisering zoveel mogelijk vermijden.

Bij evidente gronden voor ontheffing kan sprake zijn van een verkorte procedure. De medisch adviseur stelt een medisch advies op aan de hand van bekendheid bij DUO, eerdere sociaal-medische adviezen en/of medische documentatie waaruit blijkt dat iemand niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In het geval betrokkene bijvoorbeeld doof en/of blind is of het syndroom van Down heeft, kan sprake zijn van een evidente ontheffing. Bij evidente gronden voor ontheffing is het niet nodig dat betrokkene persoonlijk door de medisch adviseur wordt gezien.

2.3 Beperkingen

Er zijn meerdere beperkingen die tot gevolg kunnen hebben dat betrokkene het voorbereidingstraject op het afleggen van het inburgeringsexamen niet kan doen of het inburgeringsexamen niet kan halen.

Er zijn vele verschillende stoornissen waaruit beperkingen kunnen voortkomen die invloed kunnen hebben op de stem en/of de spraak, de visus, het gehoor, de motoriek en/of het cognitief functioneren.

De aard en de ernst van de stoornissen en beperkingen dienen altijd geobjectiveerd te worden door de medisch adviseur. In het advies zal worden gemotiveerd in hoeverre deze stoornissen en beperkingen leiden tot belemmeringen en kan een advies voor ontheffing voor deelname aan het inburgeringsexamen worden gegeven.

2.4 Anamnese en lichamelijk onderzoek

Hieronder zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de gerichte anamnese. Deze vragen zijn niet uitputtend. Per geval zullen de specifieke vragen verschillen. De medisch adviseur zal tot de overtuiging moeten komen dat betrokkene wel, niet of met aanpassingen in staat is zich voor te bereiden op het afleggen van het examen en het examen zelf met goed gevolg af te leggen.

Inleiding

Waarom een aanvraag voor ontheffing op dit moment?

Specifiek

Ter bepaling van de subjectieve belemmering:

  • Wat is volgens betrokkene de oorzaak van de belemmering?

  • Hoe redt betrokkene zich in het dagelijks leven?

  • Welke problemen/belemmeringen ondervindt betrokkene door stoornis of beperking?

Ter objectivering van de beperkingen:

  • Sinds wanneer heeft betrokkene de stoornis of beperking?

  • Wat is de medische voorgeschiedenis?

  • Wat is het medicijngebruik?

  • Is de stoornis/beperking van blijvende aard?

  • Wanneer en door welke arts is de oorzaak vastgesteld?

  • Is betrokkene onder behandeling voor de stoornis of beperking?

  • Welke hulpmiddelen zijn in gebruik (bril, loep, hoortoestel etc)?

  • Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd (wanneer, waar, diploma)?

  • Welke werkzaamheden zijn of worden verricht, voor/na de stoornis?

Gevolgen beperkingen

Welke beperkingen ondervindt betrokkene ten aanzien van:

  • Visus: inschatting mate gezichtsverlies

Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een voorbeeld van het beeldscherm dat betrokkene zal moeten kunnen aflezen.

  • Gehoor: inschatting mate gehoorverlies

Maakt betrokkene gebruik van een hoortoestel? Beoordeling verstaanbaarheid gewone spraak tijdens spreekuur.

  • Spraak: beschrijving waaruit spraakproblemen bestaan;

Is het mogelijk om een gesprek te voeren waarin beide personen in staat zijn elkaar te begrijpen.

  • Motoriek voor computerbediening en schrijfvaardigheid: beschrijving problemen motoriek;

Is het mogelijk om een muis en toetsenbord te bedienen, en pen en papier te gebruiken. Mocht betrokkene geen pen en papier kunnen gebruiken maar wel kunnen typen, dan kan de schrijfvaardigheid met behulp van de computer worden getoetst3.

  • Tekst/beeldbegrip: beschrijving problemen tekst/beeldbegrip.

Is het mogelijk om de tekst en beelden goed waar te nemen op een beeldscherm.

Heeft betrokkene een dyslexieverklaring.

  • Verstandelijke handicap: beschrijving verstandelijke handicap.

Is het mogelijk om met de verstandelijke handicap alle facetten van het inburgeringsexamen goed af te ronden. Is reeds verblijf in een instelling geïndiceerd, wordt speciaal onderwijs gevolgd, is een IQ test gedaan.

  • Psychiatrische stoornis: beschrijving stoornis

Is het mogelijk om met de geestelijk stoornis alle onderdelen van het inburgeringsexamen succesvol af te ronden.

2.5 Weging en beoordeling

Beoordelingsnormen

Naast aandoeningen die blijvend van aard zijn, zijn er aandoeningen die tijdelijk zijn. Het is hierbij van belang om vast te stellen op welke termijn een dermate verbetering zal optreden waarna iemand wel in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In sommige gevallen zullen behandeling en/of hulpmiddelen nodig zijn om een verbetering te bewerkstelligen. Hierbij wordt alleen uitgegaan van algemeen gebruikelijke behandelingen en/of hulpmiddelen. Er mag niet van betrokkene verwacht worden dat hij buitensporige inspanningen zal verrichten ten aanzien van de (medische) behandeling.

Er komen situaties voor waarbij het zeer onduidelijk is hoe de prognose zal zijn, als een ziekte binnen korte termijn aanzienlijk kan verbeteren of verslechteren. De medisch adviseur kan in zo’n geval met toestemming van betrokkene besluiten het medisch advies eenmalig voor maximaal drie maanden aan te houden. Het aanhouden van het advies – in feite het opschorten van de conclusie van het advies – is alleen mogelijk indien de medisch adviseur dit redelijkerwijs noodzakelijk acht en kan motiveren.

Prognose van de beperkingen

Het gaat bij de medische advisering niet primair om het stellen van een diagnose met de daarbij behorende prognose. Aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen stelt de medisch adviseur een advies op ten aanzien van het wel of niet kunnen voorbereiden op het inburgeringsexamen (met lichte aanpassingen), het behalen van het examen, dan wel het examen afleggen met gebruikmaking van bijzondere examenomstandigheden. Het gaat hierbij, zoals eerder gesteld, om de overtuiging van de medisch adviseur.

2.6 Bijzondere examenomstandigheden

De volgende bijzondere examenomstandigheden zijn mogelijk:

  • a. Aangepaste locatie

Het examen wordt in een andere locatie dan de standaard examenlocatie afgenomen (te denken valt aan vestiging Visio, ziekenhuis, ander "soort" gebouw). Van belang is te onderkennen dat de specifieke technische mogelijkheden ter plaatse moeten voldoen aan de eisen van de digitale examens.

Daarnaast is het mogelijk dat het examen in een andere examenzaal dan de standaardexamenzaal (examen in apart lokaal) wordt afgenomen. Deze voorziening is standaard aanwezig in de toetslocaties van de DUO.

  • b. Verlenging examentijd

De examenkandidaat mag, indien mogelijk, langer over het examen doen. Dit kan bij de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven. Bij het examenonderdeel TGN is dit niet mogelijk.

  • c. Onderbroken examenafname

De kandidaat mag rustmomenten tijdens de examenonderdelen nemen. Dit kan bij de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven . Bij het examenondedeel TGN kan dit niet.

  • d. Aangepaste inroostering

De kandidaat wordt bijvoorbeeld aan het begin van de dag of juist aan het eind van de dag ingeroosterd, de kandidaat krijgt meer tijd tussen de examensessies door, de kandidaat wordt apart gehouden van andere kandidaten. Dit is bij alle examens mogelijk. De aangepaste inroostering kan tot gevolg hebben dat de kandidaat niet alle examens op een of twee dagen kan afleggen.

  • e. Examenhulp;

Een medewerker van DUO dan wel een door DUO aangewezen begeleider die de kandidaat helpt bij het examen. Voorbeelden hiervan zijn hulp bij inloggen, muisklikken, headset opzetten als mede persoonlijke begeleiding. Dit is bij alle examens mogelijk.

  • f. Grootbeeld;

De kandidaat kan het examen maken achter een groter beeldscherm dan standaard is voorzien. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren. Het standaard beeldscherm is 15 of 17 inch.

  • g. Grootschrift;

Het examenonderdeel Schrijven, evenals de instructie voor het examenonderdeel TGN, kunnen in de papieren versie worden vergroot.

  • h. Loepfunctie;

Bij de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren kan met behulp van een loep via een standaard Windows functionaliteit een gedeelte van een scherm worden uitvergroot. Bij deze aanpassing kan gebruik worden gemaakt van 2 monitoren.

  • i. Typen in plaats van schrijven;

Bij het examenonderdeel Schrijven kan de kandidaat het examen afleggen met behulp van (een regulier) toetsenbord en monitor. Dit in plaats van de gebruikelijke wijze van afnemen middels pen op papier.

  • j. Voorleesfunctie;

In dit geval krijgt de kandidaat de geschreven teksten op het beeldscherm voorgelezen middels een koptelefoon. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren

Een en ander is vervat in het volgende overzicht:

 

KNS

Lezen

Luisteren

Schrijven

TGN

a. aangepaste

         

locatie 

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

b. verlenging

         

examentijd

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

c. onderbroken

         

examenafname

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

d. aangepaste

         

inroostering

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

e. examenhulp

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

f. grootbeeld

mogelijk

mogelijk

mogelijk

nvt

nvt

g. grootschrift

         

(papier)

nvt

nvt

nvt

mogelijk

Mogelijk (alleen instructie)

h. loepfunctie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

niet mogelijk

i. typen i.p.v.

         

schrijven

nvt

nvt

nvt

mogelijk

nvt

j. voorleesfunctie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

nvt

BIJLAGE 1

Begrippen- en afkortingenlijst

Betrokkene:

Degene die het inburgeringsexamen moet afleggen in het kader van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Inburgeringsexamen:

Examen waarmee aan het minimum inburgeringsvereiste kan worden voldaan. In het examen worden zowel de Nederlandse taalvaardigheid (spreken, lezen, luisteren, schrijven) op taalniveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen getoetst, als kennis van de Nederlandse samenleving.Het examen wordt afgenomen door DUO.

IND:

Immigratie- en Naturalisatiedienst.

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs

KNS:

Examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving.

Lezen:

Examenonderdeel lezen

Luisteren:

Examenonderdeel luisteren

Schrijven:

Examenonderdeel schrijven

Taalniveau

Het inburgeringsexamen wordt voor het onderdeel Nederlands als Tweede taal op taalniveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen afgenomen. Op dit niveau wordt er vanuit gegaan dat iemand zich sociaal redt.

TGN

Examenonderdeel Toets Gesproken Nederlands. Toetst spreek- en luistervaardigheid.

WI

Wet Inburgering

BIJLAGE 2

BIJLAGE 3

BIJLAGE 6 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.3 VAN DE REGELING INBURGERING

BIJLAGE 6 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.3. VAN DE REGELING INBURGERING, ZOALS DEZE LUIDDE OP 31 DECEMBER 2012

BIJLAGE 17 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.8, VIERDE LID, VAN DE REGELING INBURGERING

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen in verband met de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) (hierna: de wetswijziging) en het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432) (hierna; het wijzigingsbesluit). De wetswijziging bevat – voor zover hier relevant – de volgende wijzigingen:

  • De inburgeringsplicht geldt voor vreemdelingen die vanaf de inwerkingtreding van de wetswijziging rechtmatig verblijf in Nederland hebben verkregen en (direct of op een later moment) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben verkregen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

  • De inburgeringsplichtige is zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering en kan daarbij een keuze maken voor een opleidingsniveau dat bij hem past, waarbij een minimum taalniveau geldt (A2 van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen).

  • Het verplichte gemeentelijke aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de daarmee gepaard gaande uitvoeringskosten voor gemeenten vervallen.

  • Inburgeringsplichtigen die over onvoldoende middelen beschikken om hun cursus te betalen, kunnen in aanmerking komen voor een sociale lening. De lening staat, onder bepaalde voorwaarden, ook open voor EU-onderdanen en Turkse onderdanen. Zij zijn niet inburgeringsplichtig, maar zij kunnen desgewenst een cursus volgen die opleidt tot het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • De vormgeving van het inburgeringsexamen is vereenvoudigd.

De wetswijziging noopte tot wijziging van het Besluit inburgering voor wat betreft de beperking van de doelgroep, het vervallen van de rol van de gemeente bij de uitvoering en de handhaving van de wet, het vervallen van de inburgeringsvoorziening, de aanpassing van het inburgeringsexamen, de aanpassing van het leenstelsel en het vervallen van het vergoedingenstelsel. Voor een verdere toelichting op de inhoud en achtergronden van het nieuwe inburgeringsstelsel wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de wetswijziging (Kamerstukken II 2011/12, 33 086, nr. 3) en de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (Stb. 2012, 432). In paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting bij de wetswijziging en paragraaf 10 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is tevens uitvoerig ingegaan op de gevolgen van de wijziging van het inburgeringsstelsel voor de administratieve lasten en de nalevingskosten.

Bovengenoemde wijzigingen werken door in de Regeling inburgering voor wat betreft de vrijstelling van de inburgeringsplicht, de aanpassing van het inburgeringsexamen, de aanpassing van de leenfaciliteit, het vervallen van de vergoedingenfaciliteit en het vervallen van het gemeentelijk aanbod van inburgeringsvoorzieningen aan geestelijke bedienaren. De wetswijziging en het wijzigingsbesluit leiden verder tot een aantal wijzigingen van technische aard van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen.

2. Inburgeringsexamen

De vormgeving van het inburgeringsexamen is gewijzigd. Het praktijkdeel waarin op basis van een gekozen profiel een portfolio moest worden samengesteld en de kandidaat een aantal assessmentopdrachten moest verrichten, is komen te vervallen, evenals het elektronisch praktijkexamen. De verschillende profielen zijn ook komen te vervallen. Alle examenonderdelen worden nu alleen nog centraal afgenomen en voor alle kandidaten gelden daarbij dezelfde eindtermen. Deze wijzigingen werken door in de Regeling inburgering. De eindtermen van het praktijkdeel en van het elektronisch praktijkexamen komen te vervallen. Als eindtermen voor de onderdelen lezen, luisteren, schrijven en spreken van het inburgeringsexamen geldt niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (in de Nederlandse vertaling uitgegeven door de Nederlandse Taalunie, 2008). De eindtermen van het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving blijven ongewijzigd. Verder zijn, met het komen te vervallen van het portfolio en het assessment, ook de voorschriften en modellen voor het portfolio en de handleiding voor het assessment in de regeling komen te vervallen.

Ook is de inzet van examinatoren gewijzigd. In het vroegere inburgeringsexamen namen examinatoren het praktijkdeel van het examen af waarbij het portfolio werd beoordeeld en/of een assessment werd afgenomen. In het gewijzigde examen worden examinatoren uitsluitend ingezet voor de beoordeling van het onderdeel schrijven van het inburgeringsexamen. Dientengevolge komt er voor de nieuwe taak van de examinatoren een nieuwe training en komt de bestaande examinatorentraining te vervallen. Het vereiste profiel voor kandidaten van de examinatorentraining blijft ongewijzigd.

Voorts is de Commissie van Beroep komen te vervallen. Deze commissie was ingesteld vanwege de decentrale opzet van het praktijkdeel van het examen en de belangrijke rol van examinatoren in het praktijkdeel. Nu alle examenonderdelen uitsluitend centraal worden afgenomen en de beoordeling grotendeels geautomatiseerd geschiedt, komt de instelling van een Commissie van Beroep te vervallen. Voor het onderdeel schrijven, waarvoor nog wel examinatoren worden ingezet, wordt een methode van beoordeling gekozen die de nodige objectiviteit en controle waarborgt.

Omdat het examen uitsluitend nog centraal wordt afgenomen, komt ook de aanwijzing van verschillende exameninstellingen en het toezicht daarop te vervallen. Wel komt er een examenreglement waarin de procedure met betrekking tot de afname van het examen (aanmelding, identificatie, betaling, wijze van bekendmaking van de uitslag, wijze van afhandeling van klachten) nauwkeurig wordt vastgelegd.

Tot slot komt ook het bijzondere aanbod van inburgeringsvoorzieningen aan de geestelijke bedienaar te vervallen. Voor alle inburgeringsplichtigen gelden thans dezelfde eindtermen.

3. Vrijstelling

In het Besluit inburgering is geregeld in welke gevallen vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht kan worden verkregen. In artikel 2.3, eerste lid, van dit besluit is opgesomd welke documenten leiden tot vrijstelling van de inburgeringsplicht. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling kan worden voorzien in vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van andere diploma’s, certificaten of documenten dan genoemd in het eerste lid. In de artikelen 2.2a tot en met 2.2c van de Regeling inburgering is voorzien in (gedeeltelijke) vrijstelling van het inburgeringsexamen. In deze regeling is in het nieuwe artikel 2.2d daaraan toegevoegd een gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen, indien de inburgeringsplichtige de betreffende onderdelen op het niveau van het Staatsexamen NT2 I of II met goed gevolg heeft afgelegd. Hiermee krijgt de inburgeringsplichtige de mogelijkheid om bepaalde onderdelen op een hoger niveau dan het inburgeringsexamen af te leggen. Deze vrijstelling geldt ook voor personen die op grond van het overgangsrecht het oude inburgeringsexamen willen afleggen.

4. Faciliteiten

Lening

Bij het vaststellen van de hoogte van het leenbedrag wordt een inkomenstoets gehanteerd. Op basis van het verzamelinkomen of het belastbaar loon wordt de draagkracht per jaar bepaald. Aangezien de kosten van een inburgeringscursus gemiddeld genomen over 2 jaar worden gespreid, wordt verondersteld dat de inburgeraar een bedrag van 2 maal de vastgestelde draagkracht zelf kan betalen. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op het maximale leenbedrag van € 5.000, -. Wordt bijvoorbeeld op basis van het toetsinkomen berekend dat de inburgeraar € 250’ per jaar zelf kan betalen, dan is het maximale leenbedrag € 4.500’ (€ 5.000’ minus 2 maal € 250’). In verband met de kosten van de inning van de lening geldt een minimumbedrag van € 180’.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in artikel 4.1a, vierde lid, van het besluit is bepaald dat de inkomenstoets niet geldt voor de asielgerechtigde en zijn gezinsleden. Zij kunnen op grond van artikel 4.1a, derde lid, van het besluit maximaal € 10.000’ lenen, welk bedrag zij ook kunnen aanwenden voor het volgen van een alfabetiseringscursus.

Voor deze inburgeringsplichtigen wordt verondersteld dat zij niet beschikken over enige financiële draagkracht om (een deel van) hun inburgering zelf te bekostigen. Zij komen om die reden in aanmerking voor het maximale leenbedrag bij gegeven kosten van cursus en examen.

Vergoedingen

Met de inwerkingtreding van de wetswijziging is de mogelijkheid vervallen om een financiële vergoeding uit te keren aan inburgeringsplichtigen die op eigen initiatief de voorbereiding op het inburgeringsexamen ter hand nemen en binnen drie jaar het examen behalen. Het uitkeren van een vergoeding strookt niet met het uitgangspunt dat inburgeringsplichtigen zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering en hiervoor zelf moeten betalen. De personen die inburgeringsplichtig blijven op grond van het overgangsrecht, blijven in aanmerking komen voor een vergoeding. Oudkomers die geen inburgeringsvoorziening van de gemeente aangeboden hebben gekregen en die zich zelfstandig op het inburgeringsexamen voorbereiden, kunnen tot uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging in aanmerking komen voor een vergoeding.

5. Overgangsrecht

In de wetswijziging is geregeld dat in een aantal gevallen de bepalingen van de Wet inburgering zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van die wetswijziging van toepassing blijven. Dit overgangsrecht werkt door in het Besluit inburgering en in de Regeling inburgering. De bepalingen (met bijbehorende bijlagen) betreffende de inburgeringsplicht, de vrijstellingen, de ontheffingen, het niveau van kennis en vaardigheden, de leenfaciliteit, de vergoedingfaciliteit, de handhaving en de gegevensregistratie in het Informatiesysteem Inburgering, blijven van toepassing op alle inburgeringsplichtigen, ten aanzien van wie de termijn om aan de inburgeringsplicht te voldoen uiterlijk 31 december 2012 bij beschikking van de gemeente is vastgesteld of van rechtswege is gestart, en die nog niet hebben voldaan aan hun inburgeringsplicht.

Verder blijft van toepassing de gemeentelijke verplichting om een inburgeringsaanbod te doen aan de asielgerechtigde die uiterlijk op 31 december 2012 een verblijfsstatus heeft verkregen, en aan de geestelijke bedienaar die uiterlijk op deze datum een verblijfsvergunning heeft gekregen. Dit betekent voor de Regeling inburgering dat de daarin opgenomen bepalingen over het gemeentelijke aanbod en het persoonlijk inburgeringsbudget voor die inburgeringsplichtigen ook van toepassing blijven. Oudkomers voor wie vóór 1 januari 2013 de inburgeringstermijn niet is vastgesteld door de gemeente, kunnen tot drie jaar na die datum in aanmerking komen voor de vergoedingenfaciliteit.

De bepalingen over de vergoedingenfaciliteit in de Regeling inburgering blijven daarom op deze groep personen van toepassing tot 3 jaar na inwerkingtreding van deze regeling. Tot slot is in de wetswijziging geregeld dat personen die onder het overgangsrecht vallen, binnen een door de minister bij regeling vast te stellen termijn, ervoor kunnen kiezen om het oude of het nieuwe inburgeringsexamen af te leggen en is in het wijzigingsbesluit geregeld dat hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering binnen een door de minister vast te stellen termijn van toepassing blijft. In deze regeling is bepaald dat het oude inburgeringsexamen tot en met 31 december 2014 kan worden afgelegd, waarbij hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering en de betreffende bepalingen in de Regeling inburgering van toepassing blijven. Naast inburgeringsplichtigen kunnen ook vrijwillige inburgeraars het oude inburgeringsexamen afleggen. Van de nieuwe gedeeltelijke vrijstelling in artikel 2.2d van de Regeling inburgering in de gevallen waarin de inburgeringsplichtige een of meer onderdelen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal met goed heeft afgelegd, kan ook door deze personen gebruik worden gemaakt. Voorts is het model van het inburgeringsdiploma voor het afleggen van het oude inburgeringsdiploma aangepast aan de departementale herindeling en de verwijzing naar de Wet inburgering. Tot slot zijn de bedragen voor het afleggen van de verschillende onderdelen van het oude inburgeringsexamen aangepast aan prijsstijgingen. Omdat de examengelden voor het inburgeringsexamen vanaf 2007 niet zijn aangepast aan prijsstijgingen heeft er een bijstelling van die bedragen plaatsgevonden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De wijziging van artikel 1, onderdeel b, houdt verband met de overgang van het inburgeringsbeleid naar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In onderdeel e is de verwijzing naar het staatsexamen Nederlands als tweede taal aangepast.

Onderdeel B

Artikel 1.2 is aangepast naar aanleiding van de wijzigingen van de Wet inburgering en het Besluit inburgering voor wat betreft de grondslag voor de aanwijzing van het keurmerk. Deze is thans opgenomen in artikel 4.1a, vijfde lid, van het besluit.

Onderdeel C

In het eerste lid van artikel 1.3 is aangesloten bij artikel 3.4, eerste lid, onderdeel g, van het Vreemdelingenbesluit 2000 voor wat betreft de formulering van de beperking verband houdende met het verrichten van arbeid als geestelijke voorganger of godsdienstleraar.

De verwijzing naar de definitie van de geestelijke bedienaar is aangepast naar aanleiding van de wijziging van de betreffende bepaling in de Wet inburgering.

Onderdeel D

Artikel 2.2 is aangepast aan de formulering van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel f, van het besluit, dat aan de staatkundige wijzigingen binnen het Koninkrijk is aangepast.

Onderdeel E

De verwijzing naar de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 2.2a, eerste lid, is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit.

Onderdeel b van het eerste lid vervalt in verband met de beperking van de doelgroep tot nieuwkomers.

Onderdeel F

De verwijzing in artikel 2.2b is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit. Verder is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de formulering beter aan te laten sluiten bij de formulering van artikel 3.98a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 voor wat betreft de onderdelen van het basisexamen inburgering.

Onderdeel G

De verwijzing in artikel 2.2c naar het inburgeringsexamen is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit.

Onderdeel H

Op grond van het nieuwe artikel 2.2d is de inburgeringsplichtige vrijgesteld van een onderdeel van het inburgeringsexamen, indien hij een soortgelijk onderdeel van het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.

Onderdeel I

Artikel 2.3 vervalt in verband met het vervallen van artikel 2.7 van het besluit, waarin de korte vrijstellingstoets was geregeld.

Onderdeel J

Artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, is aangepast, omdat er geen voorbereidingstraject voor het inburgeringsexamen van overheidswege wordt aangeboden. Inburgeringsplichtigen kiezen in het nieuwe inburgeringsstelsel zelf hoe zij aan hun inburgeringsplicht voldoen. Voor het verlenen van ontheffing blijft echter het uitgangspunt dat bekeken wordt of de inburgeringsplichtige in staat kan worden geacht ten minste het taalniveau A2 van het Raamwerk NT2 te verwerven door middel van het afleggen van het inburgeringsexamen. Uitgangspunt blijft ook dat bekeken wordt of de inburgeringsplichtige zich, al dan niet met lichte aanpassingen, op dat examen kan voorbereiden. Met de termijn van 5 jaar wordt aangesloten bij de termijn, genoemd in artikel 2.8, vierde lid, van het besluit.

Het in het derde lid bedoelde medisch protocol dat in bijlage 4 van de regeling is opgenomen, is ook aangepast aan het nieuwe inburgeringsstelsel.

Onderdeel K

De formulering van artikel 2.5 is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen. De eindtermen als opgenomen in bijlage 5 van de regeling hoeven niet te worden gewijzigd.

Onderdeel L

Omdat de examengelden voor de onderdelen van het inburgeringsexamen vanaf 2007 niet zijn aangepast aan prijsstijgingen heeft er een bijstelling van de bedragen plaatsgevonden.

Het examengeld voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid van het inburgeringsexamen bedraagt per onderdeel € 50, -. Voor het onderdeel spreekvaardigheid bedraagt het examengeld € 60’ en voor het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving is dat € 40, -.

Onderdeel M

Voor het onderdeel schrijfvaardigheid is typen als bijzondere examenomstandigheid opgenomen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan personen die vanwege hun lichamelijke beperking niet in staat zijn het examen af te leggen met pen en papier, maar die wel in staat zijn het examen op de computer af te leggen. Personen die moeite hebben met lezen, omdat ze bijvoorbeeld dyslectisch zijn, kunnen gebruikmaken van de zogenoemde voorleesfunctie. De tekst wordt dan automatisch voorgelezen als de betrokkene daar met de cursor overheen gaat.

Onderdeel N

De artikelen 3.4 tot en 3.7 vervallen in verband met het vervallen van het praktijkexamen.

Onderdeel O

Het opschrift van paragraaf 3 is gewijzigd in verband met het vervallen van de bepalingen betreffende de commissies van beroep.

Onderdeel P

De wijzigingen van artikel 3.8 houden verband met het vervallen van de bepalingen in het besluit betreffende de exameninstellingen en de examencommissies.

Onderdeel Q

Artikel 3.9 vervalt in verband met het vervallen van de bepalingen in het besluit betreffende de commissies van beroep.

Onderdelen R, S, T, U en V

De wijzigingen van de artikelen 3.10 en 3.13 en het vervallen van de artikelen 3.11, 3.12, 3.14, paragraaf 6 en paragraaf 7 van hoofdstuk 3 houden verband met het vervallen van de rol van de exameninstellingen bij de examinering van het inburgeringsexamen en het vervallen van het toezicht door het Kwaliteitscentrum examinering inburgering.

Onderdeel W

In artikel 4.1a, eerste lid en derde lid, van het besluit zijn thans de maximale leenbedragen opgenomen. Om deze reden hoeft dat in artikel 4.1 van de regeling niet te worden bepaald. In artikel 4.1 van de regeling is bepaald dat van de lening tweemaal de draagkracht wordt afgetrokken. Hierbij is de aanname gehanteerd dat de kosten voor inburgering gemiddeld in twee jaar worden gemaakt. De draagkrachttoets geldt niet voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden en hun gezinsleden. Daarom wordt alleen verwezen naar artikel 4.1a, eerste lid, van het besluit. Indien hieruit een maximaal bedrag van € 180’ volgt, wordt vanwege de kosten van de inning geen lening verstrekt.

Onderdeel X

De wijziging van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdelen d en e, houdt verband met de nieuwe formulering van het inburgeringsexamen. De wijziging van onderdeel c houdt verband met het vervallen van de inburgeringsplicht voor oudkomers. In onderdeel c is thans opgenomen dat diegenen die een alfabetiseringscursus volgen en in aanmerking komen voor een lening voor het volgen van die cursus, de betreffende facturen verstrekken ten behoeve van de betaling van de lening. Het gaat dan om asielgerechtigden of hun gezinsleden die op grond van artikel 4.1a, derde lid, de lening ook kunnen aanwenden voor het volgen van een alfabetiseringscursus.

De onderdelen d en e in het tweede lid vervallen. De vermelding van de codes om het staatsexamen te onderscheiden van het inburgeringsexamen en om de wijze waarop de inburgeringsplichtige zich heeft aangemeld voor het inburgeringsexamen zijn niet relevant voor het uitbetalen van de lening.

Onderdeel Y

Op grond van artikel 4.5 van het Besluit inburgering wordt het rentepercentage dat gehanteerd wordt voor de terugbetaling van leningen die zijn verstrekt op grond van artikel 16, eerste lid, van de Wet inburgering voor het volgen van inburgeringscursussen, jaarlijks vastgesteld. In artikel 4.3 is het rentepercentage voor 2013 vastgesteld.

Onderdeel Z

Het rentepercentage wordt voor de aanloopfase en de eerste vijf jaar van de terugbetalingstermijn vastgesteld. Daarna wordt het dan geldende rentepercentage vastgesteld voor de resterende terugbetalingsperiode van maximaal vijf jaar.

Hiermee is aangesloten bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd in het kader van de vaststelling van het rentepercentage bij het terugbetalen van studiefinanciering.

Onderdeel AA

Indien uit de draagkrachtberekening blijkt dat de debiteur minder dan € 180’ per jaar kan terugbetalen, wordt het maandelijkse termijnbedrag vastgesteld op nihil.

Onderdeel BB

De voorwaarden voor het sociaal leenstelsel zijn voor alle debiteuren gelijk. Er worden geen uitzonderingen gemaakt voor debiteuren die algemene bijstand ontvangen. Om deze reden vervalt artikel 4.8.

Onderdeel CC

De wijziging van het tweede lid is technisch van aard. In het vierde lid wordt naast een technische wijziging de draagkracht verhoogd van 8% naar 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije voet. Hiermee is aangesloten bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd voor het vaststellen van de draagkracht bij de verlening van studiefinanciering.

Onderdeel DD

De artikelen 4.18 tot en met 4.21 vervallen in verband met het vervallen van de vergoedingenfaciliteit.

Onderdeel EE

Hoofdstuk 5 en daarmee artikel 5.1 vervallen in verband met de beperking van de doelgroep tot nieuwkomers en het vervallen van de rol van de gemeente bij het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen.

Onderdeel FF

De wijziging van artikel 6.1 betreft de aangepaste verwijzingen naar de gewijzigde artikelen in de wet.

Onderdeel GG

Het eerste lid, onderdeel b, van artikel 6.2 vervalt in verband met het vervallen van artikel 52 van de wet. De wijziging van het derde lid houdt verband met de wijziging van artikel 7 van de wet en het vervallen van de artikelen 23 en 25 van de wet. De eerste volzin van het vijfde lid vervalt, omdat de minister, anders dan de gemeenten, niet werkt met persoonsgebonden dossiers.

Onderdeel HH

In artikel 6.8 van het besluit is reeds bepaald dat de minister de verantwoordelijke is in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. De omschrijving in artikel 6.3, tweede lid, van de verantwoordelijke wordt om deze reden aangepast.

Onderdeel II

In artikel 6.4, onderdeel a vervalt ‘het persoonsgebonden dossier en’ omdat de minister, anders dan de gemeenten, niet werkt met persoonsgebonden dossiers.

In de onderdelen b en c wordt de omschrijving van de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens gewijzigd in ‘de minister’ omdat in artikel 6.8 van het besluit is reeds bepaald dat de minister de verantwoordelijke is.

Onderdeel JJ

Van de grondslag in artikel 50 van de wet om bij algemene maatregel van bestuur andere instanties dan de minister aan te wijzen die bijzondere persoonsgegevens kunnen verwerken is geen gebruikgemaakt. Om deze reden kan artikel 6.5 komen te vervallen.

Onderdeel KK

In bijlage 2 is het overzicht van de diploma’s, certificaten en andere documenten, behaald in het Nederlandstalig onderwijs op Bonaire, Sint Eustatius, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, op grond waarvan de inburgeringsplichtige vrijgesteld wordt van de inburgeringsplicht, geactualiseerd.

Onderdeel LL

De bijlagen 3 en 7 tot en met 16 vervallen in verband met het vervallen van de korte vrijstellingstoets en het praktijkexamen.

Onderdeel MM

Het medisch protocol in bijlage 4, het model van het inburgeringsdiploma in bijlage 6 en de modelverklaring examinator in bijlage 17 zijn aangepast aan de wijzigingen van de betreffende bepalingen in de wet, het besluit en de regeling.

Artikelen II

Met de wijziging van de bijlage bij artikel 2.1 van de Regeling inburgering zoals die komt te luiden nadat het Besluit modern migratiebeleid in werking treedt, worden enkele onvolkomendheden in de verwijzing naar de verblijfsdoelen in het Besluit modern migratiebeleid hersteld.

Artikelen III tot en met VII

De artikelen III tot en met VIII Bevatten enkele wijzigingen van technische aard in verband met de verwijzingen naar de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering.

Artikel VIII

In overeenstemming met het systeem van vaste verandermomenten treedt deze regeling met ingang van 1 januari 2013 in werking, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de wetswijziging en het wijzigingsbesluit. Er kon niet worden voldaan aan de eis van publicatie in de Staatscourant minimaal twee maanden voor de inwerkingtreding van de regeling. Het rentepercentage in artikel 4.3 van de Regeling inburgering wordt vastgesteld aan de hand van cijfers over de maand oktober die eerst half november bekend worden. Deze regeling volgt verder op de wetswijziging en het wijzigingsbesluit die op 25 september 2012 in het Staatsblad zijn bekendgemaakt. Over de wijziging van het inburgeringsstelsel is voorts steeds uitvoerig met de uitvoeringsorganisaties overleg gevoerd en het ministerie is nauw betrokken bij de implementatie van het nieuwe stelsel door DUO en de uitfasering van het oude stelsel door de gemeenten.

Artikel II bevat verder overgangsrecht. Een aantal rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering zoals deze luidden op 31 december 2012 blijven van toepassing op inburgeringsplichtigen voor wie de termijn voor het behalen van het inburgeringsexamen uiterlijk op die datum is aangevangen. In de Regeling inburgering blijft verder het gemeentelijk aanbod van een bijzondere inburgeringsvoorziening aan de geestelijke bedienaar die uiterlijk op 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden en nog geen inburgeringsvoorziening aangeboden heeft gekregen, van toepassing. Verder blijven de bepalingen over de vergoedingfaciliteit ook nog drie jaar gelden voor de oudkomer. Hij kan, indien hij uiterlijk op 31 december 2015 alsnog het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald, in aanmerking komen voor een vergoeding. Voorts is in deze regeling bepaald dat het inburgeringsexamen zoals dit op 31 december 2012 was vormgegeven, nog twee jaar kan worden afgelegd door de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar. Van de nieuwe gedeeltelijke vrijstelling in artikel 2.2d van de Regeling inburgering voor personen die een of meer examenonderdelen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II hebben afgelegd, kan ook door deze personen gebruik worden gemaakt. Tot slot is het inburgeringsdiploma voor het oude inburgeringsexamen aangepast aan de departementale herindeling en de wijziging van de Wet inburgering en zijn de examengelden voor dat examen verhoogd in verband met een prijsbijstelling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.


X Noot
1

In de genoemde wetten wordt, afhankelijk van de desbetreffende wet, de ene keer de term ‘inburgeringsplicht’ gebruikt en de andere keer de term ‘inburgeringsvereiste’. Materieel gezien komen de beide termen op hetzelfde neer. In dit protocol wordt de term ‘inburgeringsvereiste’ gebruikt.

X Noot
2

Bij de zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf gaat het voornamelijk om de (huwelijks)partner van een persoon die voor een niet-tijdelijk doel in Nederland verblijft. Aan deze (huwelijks)partner kan na drie jaar verblijf in Nederland een zelfstandige verblijfsvergunning worden verleend onder de beperking verband houdend met voortgezet verblijf.

De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de asielgerechtigde persoon die vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de persoon die vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad en in het bezit is van een niet-tijdelijke verblijfsvergunning. Voor de overige voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de genoemde verblijfsvergunningen wordt verwezen naar de Vreemdelingenwet 2000.

X Noot
3

Onder voorbehoud van technische realisatie door DUO.

Naar boven