Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2013, 13141 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2013, 13141 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
de ambtenaar bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen d. en e., en onderdeel c., met uitzondering van de aspirant, van het Besluit bezoldiging politie;
het bevoegd gezag bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j., van het Besluit bezoldiging politie;
het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem daartoe door het bevoegd gezag is opgedragen;
een of meer door het bevoegd gezag vastgestelde schriftelijke document(en) waarin ten minste duidelijk herkenbaar de wezenlijke onderdelen van de functie op hoofdlijnen zijn vastgelegd, niet zijnde een LFNP functie;
het formulier waarin de motivering van de functievergelijking en de match is vastgelegd;
Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie: het door Onze Minister vastgestelde geheel van functiebeschrijvingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel vv., van het Besluit bezoldiging politie;
het samenstel van de door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;
het vastgestelde resultaat voor de meest vergelijkbare functie zoals opgenomen in de transponeringstabel die door de Minister is vastgesteld in overeenstemming met het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken;
de Minister van Veiligheid en Justitie;
het Ministerie van Veiligheid en Justitie;
het vergelijken op organisatieniveau van functiebeschrijvingen met een LFNP functie;
de overgang naar een LFNP functie gebaseerd op de uitgangspositie op de peildatum 31 december 2011 voor de periode vanaf 1 januari 2012;
de politievakorganisaties vertegenwoordigd in de Commissie voor georganiseerd overleg in politieambtenarenzaken, bedoeld in artikel 2 van het Besluit overleg medezeggenschap politie 1994;
het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching, bedoeld in artikel 4, zesde lid;
het door toekenning vervangen van een functiebeschrijving van een ambtenaar door een LFNP functie voor de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011;
de als bijlage bij deze regeling gevoegde tabel waarin de vastgestelde resultaten van de matching zijn opgenomen;
de werkgroep, bedoeld in artikel 4;
de functie en in samenhang daarmee de functiebeschrijving en de extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken, of specifieke werkzaamheden van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011, zoals vastgelegd in een besluit.
1. De ambtenaar ontvangt een besluit waarin zijn uitgangspositie(s) is of zijn vastgelegd.
2. De ambtenaar ontvangt een aanvullend besluit uitgangspositie waarin – indien van toepassing – de specifieke werkzaamheden zijn vastgelegd op de peildatum 31 december 2011.
3. Zodra de ambtenaar functieonderhoud aanvraagt op basis van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie, komt voor die ambtenaar de uitgangspositie(s) die voorafgaat of voorafgaan aan de werkzaamheden waarvoor functieonderhoud wordt aangevraagd, van rechtswege te vervallen.
1. Bij het proces van organieke matching zijn deze regeling, het reglement en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend.
2. Organieke matching geschiedt uitsluitend op basis van schriftelijke stukken.
3. De matching van alle functies geschiedt door de werkgroep matching.
4. De match wordt op basis van de functiebeschrijving vastgesteld conform de beleidsregel, bedoeld in het eerste lid, en vindt in de hierna aangegeven volgorde plaats:
a. ten eerste door te bepalen welke van de drie domeinen in het LFNP – Leiding, Uitvoering en Ondersteuning – het meest vergelijkbaar is;
b. ten tweede – en voor zover van toepassing – door het meest vergelijkbare vakgebied binnen het gekozen domein te bepalen;
c. ten derde door de meest vergelijkbare LFNP functie in het desbetreffende vakgebied dan wel het domein Leiding te bepalen waarbij geldt dat indien de salarisschaal van de functiebeschrijving overeenkomt met de salarisschaal van een LFNP functie in het gekozen vakgebied dan wel het domein Leiding, die functie wordt beschouwd als de meest vergelijkbare functie.
5. Indien de salarisschaal van de functiebeschrijving niet voorkomt in het gekozen vakgebied dan wel het domein Leiding, wordt de naast hogere of de naast lagere LFNP functie gekozen als de meest vergelijkbare functie.
6. Het resultaat van alle matchingen wordt door de werkgroep matching, conform het reglement voor de werkwijze van die werkgroep, opgenomen in een concept-transponeringstabel met de daarbij behorende functievergelijkingsformulieren.
7. De door de Minister vastgestelde transponeringstabel is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.
1. Er is een werkgroep matching als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.
2. De in het eerste lid bedoelde werkgroep bestaat uit:
a. elf leden, waaronder de voorzitter, benoemd op voordracht van de Minister en
b. elf leden, waaronder de plaatsvervangend voorzitter, benoemd op voordracht van de politievakorganisaties.
3. De werkgroep heeft tot taak:
a) het clusteren van de functies, zorg te dragen voor de matching en deze vast te leggen in de functievergelijkingsformulieren en het opmaken van een concept-transponeringstabel opdat het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken kan komen tot overeenstemming;
b) het gevraagd en ongevraagd voorstellen te doen en te adviseren terzake van aangelegenheden met betrekking tot matching en overgang en
c) het behandelen van matchingszaken nadat de transponeringstabel is vastgesteld.
4. In verband met het derde lid, onderdeel c., bestaat de werkgroep na het vaststellen van de transponeringstabel door de Minister uit drie leden, waaronder de voorzitter, benoemd op voordracht van de Minister en drie leden, waaronder de plaatsvervangend voorzitter, benoemd op voordracht van de politievakorganisaties.
5. Met betrekking tot vergoedingen aan de leden van de werkgroep zijn de Wet en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies van overeenkomstige toepassing.
6. Het reglement over de werkwijze van de werkgroep wordt overeengekomen in het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken en wordt door de Minister vastgesteld.
7. Het beheer van de archiefbescheiden van de werkgroep geschiedt door het Landelijk programma HRM met inachtneming van de terzake geldende bepalingen van het beheersreglement van het Ministerie.
8. Bij opheffing van de werkgroep worden de archiefbescheiden overgedragen aan het centraal archief van het Ministerie.
1. Het bevoegd gezag maakt een voorgenomen besluit kenbaar aan de ambtenaar.
2. Bepalend voor de toekenning van een LFNP functie van de ambtenaar is een uitgangspositie van de ambtenaar vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 en de transponeringstabel.
3. Bepalend voor de overgang naar een LFNP functie van de ambtenaar is de uitgangspositie van de ambtenaar op 31 december 2011 en de transponeringstabel.
4. Indien de toepassing van het tweede of derde lid in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie kan het bevoegd gezag na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie afwijken van het tweede en derde lid.
1. Binnen drie weken na verzending van het in artikel 5 bedoelde voorgenomen besluit kan de ambtenaar bij het bevoegd gezag tegen het voorgenomen besluit schriftelijk en met redenen omkleed zijn bedenkingen indienen.
2. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld om zijn bedenkingen mondeling toe te lichten.
1. Indien de ambtenaar geen gebruik maakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 6, stelt het bevoegd gezag het besluit vast na afloop van een termijn van zes weken na verzending van het voornemen.
2. Het bevoegd gezag neemt binnen zes weken na ontvangst van de bedenkingen, bedoeld in artikel 6, een besluit.
1. Indien een ambtenaar zich niet kan verenigen met een besluit, bedoeld in artikel 7, kan hij bij het bevoegd gezag bezwaar maken.
2. Het horen van de ambtenaar geschiedt door twee hoorambtenaren waarvan een is benoemd op voordracht van het bevoegd gezag en een op voordracht van de politievakorganisaties.
3. De in het tweede lid bedoelde hoorambtenaren maken een verslag van de hoorzitting en doen een aanbeveling ten aanzien van de te nemen beslissing op het bezwaar.
4. Het bevoegd gezag kan een nadere instructie geven ten aanzien van de werkwijze van de hoorambtenaren bedoeld in het tweede lid.
1. De ambtenaar wiens functie is aangewezen onder de Regeling aanwijzing administratief technische functies behoudt bij de invoering van het LFNP zijn aanspraken.
2. De ambtenaar die in het tijdvak van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 een LFNP functie toegekend heeft gekregen die valt onder de Regeling aanwijzing administratief technische functies, ontvangt en behoudt de hierbij behorende aanspraken.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en de bijlage zal ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Het nieuwe stelsel van functies met de daarbij behorende waardering is de resultante van afspraken uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008–2010.
Inmiddels is een stelsel van functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld en voorzien van een waardering per functie. Aan de functies zijn daar waar nodig de werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld, genoemd het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Binnen de organisaties van de regionale politiekorpsen, het Korps landelijke politiediensten, de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) en het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (LSOP) mogen uitsluitend functies gebruikt worden die voorkomen in het LFNP. Dit geldt ook voor de bijzondere ambtenaren van politie (rijksrecherche).
Momenteel is nog sprake van ruim 7000 functies met daarbij behorende functiebenamingen binnen de politie die gewaardeerd zijn op basis van de bestaande waarderingssystematiek.
Het LFNP had in 2009 gereed moeten zijn en per 1 januari 2010 had toekenning van de organieke functies aan politieambtenaren moeten plaatsvinden.
Inmiddels heeft de Minister van Veiligheid en Justitie met de politievakorganisaties een planning afgesproken die ervan uitgaat dat in de loop van 2013 het LFNP wordt ingevoerd.
Tegelijk is ook een nieuw systeem van functiewaardering vastgesteld, waarmee de nieuwe functies zijn gewaardeerd. Omdat de verlate invoering van het nieuwe systeem van functiebeschrijvingen en functiewaardering mogelijk nadelige financiële effecten voor individuele politieambtenaren zou kunnen hebben, is met de politievakorganisaties afgesproken dat het nieuwe systeem rechtspositionele terugwerkende kracht heeft tot en met 1 januari 2010.
Met de korpsbeheerders en de politievakorganisaties is afgesproken dat de invoering van het LFNP in drie stappen geschiedt:
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangspositie van de ambtenaar in de referteperiode van 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Dit houdt in dat de ambtenaar een besluit heeft gekregen waarin hem een overzicht is gegeven van de functies die hij in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 heeft vervuld, inclusief eventuele extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken of specifieke werkzaamheden.
In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 hebben de regionale politiekorpsen, het Klpd, de VtsPN, het LSOP en de rijksrecherche alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd.
Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere ambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
De tweede stap betreft het vergelijken van de bestaande functie(s) en uitgangspositie(s) met de nieuwe LFNP beschrijvingen en het bepalen van een zogenaamde ‘match’, waarbij de salarisschaal van de bestaande functie nadrukkelijk is betrokken.
Op basis van deze stappen is ten slotte de derde stap genomen en is bepaald welke LFNP functie de ambtenaar kan worden toegekend en naar welke functie hij overgaat.
Vervolgens worden de rechtspositionele consequenties in kaart gebracht en wordt bezien of er een recht op nabetaling bestaat.
Vanwege de verwevenheid tussen matching en overgang naar een LFNP functie zijn in deze regeling enkele bepalingen over matching opgenomen. Het proces van matching is in detail beschreven in de beleidsregel Instructie organieke matching met de daarbij behorende bijlagen en het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching. Vanwege de gewenste uniformiteit in het matchingsproces is besloten het gehele matchingsproces over te laten aan een landelijke paritair samengestelde werkgroep die ressorteert onder het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP). Deze werkgroep heeft voor de uitvoering van haar taak gebruik gemaakt van matchingsteams, waarin per matchingsteam twee leden van de werkgroep zitting hebben. Zij wordt ondersteund door het landelijk Programma HRM politie.
De organieke matching op landelijk niveau heeft hiermee plaatsgevonden onder regie en verantwoordelijkheid van het GOP.
De bijlage bij deze regeling is niet alleen ter inzage gelegd bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie maar is ook gepubliceerd op de site www.cao-politie.nl .
Het resultaat van de matchingsoperatie is dat van alle functies en in samenhang daarmee de functiebeschrijvingen en overige opgedragen werkzaamheden is bepaald met welke functie in het LFNP deze het meest vergelijkbaar is en dat er een ‘match’ wordt bepaald.
Bij organieke matching gaat het om opgedragen werkzaamheden en bijvoorbeeld niet het zijn van lid van een ondernemingsraad omdat dit geen onderdeel van de functie is.
In het begrip ‘organieke matching’ is sprake van matching op organisatieniveau.
Hiermee is bedoeld dat niet op persoonlijk niveau wordt gematcht, er geen persoonsgebonden factoren een rol spelen in de functievergelijking en er dus wordt gematcht op inhoud.
Met betrekking tot het begrip ‘overgang naar een LFNP functie’ wordt opgemerkt dat ten gevolge van de overgang naar het LFNP er niets verandert aan de feitelijk opgedragen werkzaamheden.
In de definitie van het begrip ‘uitgangspositie’ is op diverse plaatsen de enkelvoudsvorm gehanteerd waar in het kader van deze regeling ook de meervoudsvorm wordt bedoeld.
De ambtenaar heeft een besluit ontvangen waarin zijn uitgangsposities van 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 zijn vastgelegd, inclusief eventuele extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken of specifieke werkzaamheden. Het vastleggen van deze elementen dient twee doeleinden:
1. het zo volledig maken van de uitgangspositie voor de matching inclusief elementen die regionale politiekorpsen, het Klpd, de VtsPN, het LSOP en de rijksrecherche mogelijk nog niet regulier hadden vastgelegd. Met deze schriftelijke vastlegging door het bevoegd gezag – en instemming daarmee van de ambtenaar – wordt de basis gelegd voor de onlosmakelijk daarmee verbonden matching. De matching kan leiden tot een aantal rechtspositionele gevolgen, waaronder de aanspraak op een hogere salarisschaal, bedoeld in artikel 49f, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie.
2) het vastleggen van de uitgangspositie op een landelijk uniforme wijze.
Uiteraard heeft iedere wijziging van functie tot en met 31 december 2011 geleid tot een nieuwe uitgangspositie. Daarnaast is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere ambtenaar vastgelegd in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden (ook wel taakaccenten genoemd). Met name dit element is in de diverse regionale politiekorpsen en bij het Klpd, de VtsPN, het LSOP en de rijksrecherche voorheen nog niet altijd schriftelijk vastgelegd. Dit is daarom vastgelegd in een aanvullend besluit uitgangspositie, essentieel om met inachtneming daarvan een zo goed mogelijke match te maken met de LFNP functie waar de functie van de ambtenaar naar overgaat. Bijvoorbeeld: indien een senior medewerker in de basispolitiezorg feitelijk het taakaccent hondengeleiding uitoefent maar dit niet in de uitgangspositie als zodanig is vastgelegd dan is in de matching naar een LFNP functie dit element niet betrokken en is uit dien hoofde geen sprake van het werkterrein hondengeleiding. Dit kan op termijn niet alleen consequenties hebben voor de werkzaamheden van de ambtenaar, maar ook voor de aanspraak op voor hondengeleiders specifieke rechtspositionele regelingen, zoals de voor hen geldende tegemoetkoming in reiskosten.
De datum 1 januari 2012 is de facto de datum van de overgang naar de LFNP functie.
Er is echter afgesproken dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
Omdat belangrijk is dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden corresponderen met de bestaande functiebeschrijving bij het regionale politiekorps, het Klpd, de VtsPN, het LSOP en de rijksrecherche heeft de ambtenaar op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie de mogelijkheid gehad om bij het bevoegd gezag functieonderhoud aan te vragen. In het derde lid is opgenomen dat het aanvragen van functieonderhoud niet alleen lusten maar ook lasten met zich mee kan brengen: in het GOP is afgesproken dat de uitgangspositie(s) die voorafgaat of voorafgaan aan de werkzaamheden waarvoor functieonderhoud is aangevraagd, in dat geval komt of komen te vervallen. De ambtenaar heeft daarbij dus uitdrukkelijk de keus. Met de daaraan verbonden consequentie dat met het vervallen van die uitgangspositie(s) een daaruit voortvloeiende eventueel hogere waardering in het systeem van het LFNP ook niet meer aan de orde komt.
De matching is opgedragen aan een paritair samengestelde werkgroep. Dit is een werkgroep als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.
In het reglement wordt de werkwijze van deze werkgroep beschreven.
De processtappen om te komen tot matching zijn beschreven in de beleidsregel Instructie organieke matching.
In het vierde lid zijn de kaders gesteld die uiteindelijk bepalend zijn voor de vraag met welke meest vergelijkbare LFNP functie een functiebeschrijving dient te worden gematcht. De nadere uitwerking van deze kaders is gegeven in de Instructie organieke matching. Het LFNP kent een indeling in drie domeinen, namelijk Leiding, Uitvoering en Ondersteuning. Daarnaast zijn de domeinen Uitvoering en Ondersteuning elk onderverdeeld in meerdere vakgebieden. Een vakgebied – als gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel jj, van het Besluit algemene rechtspositie politie – kent meerdere LFNP functies die onderling in zwaarte verschillen.
Het domein Leiding kent eenzelfde systematiek, maar kent geen onderverdeling in vakgebieden.
Om het proces van matching op objectieve en zuivere wijze te laten plaatsvinden, is voorgeschreven dat bij het bepalen van iedere match allereerst het met de functiebeschrijving meest vergelijkbare domein is bepaald. Vervolgens wordt – met uitzondering van het domein Leiding – aan de hand van de functiebeschrijving het meest vergelijkbare vakgebied bepaald. Pas daarna wordt voor iedere functiebeschrijving tenslotte de meest vergelijkbare LFNP functie vastgesteld in het eerder gekozen vakgebied op basis van de systematiek, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
In het GOP is overeengekomen dat de salarisschaal, zoals deze geldt voor de bestaande functiebeschrijvingen, nadrukkelijk betrokken dient te worden in het proces van matching.
In het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector Politie 2012–2014 zijn in bijlage 1 bij dit Akkoord de salarisschalen vastgesteld voor alle LFNP functies. Deze salarisschalen zijn overeenkomstig de reeds bestaande salarisschalen die zijn vastgelegd in bijlage I van het Besluit bezoldiging politie. Hierin is geen wijziging opgetreden ondanks een nieuw systeem van functiewaardering voor de Nederlandse politie.
Gelet hierop is in het vierde lid, onderdeel c, bepaald dat na de keuze voor het meest vergelijkbare vakgebied, dan wel de keuze voor het domein Leiding, als meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de functie met dezelfde salarisschaal als de oorspronkelijke functiebeschrijving. Deze wijze van matching is niet voor alle functies mogelijk omdat het LFNP qua systematiek niet vergelijkbaar is met de bestaande systematiek van functiebeschrijvingen.
Indien geen horizontale match mogelijk is, dient een verticale match plaats te vinden met een naast hogere of een naast lagere LFNP functie. Dit is vastgelegd in het vijfde lid.
De landelijk paritair samengestelde werkgroep heeft vervolgens in een concreet geval en op gemotiveerde wijze bepaald of de naast hogere dan wel de naast lagere LFNP functie het meest vergelijkbaar is met een functiebeschrijving.
Hiervoor konden geen nadere regels worden gesteld omdat functiebeschrijvingen onderling van elkaar verschillen.
De matching geschiedde onder eindverantwoordelijkheid van het GOP. Het resultaat van de duizenden functies van de regionale politiekorpsen, het Klpd, de VtsPN, het LSOP en de rijksrecherche die worden gematcht met de 92 LFNP functies is vastgelegd in een transponeringstabel nadat hierover overeenstemming is bereikt in het GOP.
Deze werkwijze heeft geleid tot consistentie en strekte ertoe willekeur uit te sluiten.
De transponeringstabel is een bijlage van deze regeling.
Het is van belang om op te merken dat de match volledig is geabstraheerd van de persoon van de ambtenaar. De werkgroep matching heeft dus niet geweten welke ambtenaren welke functie bekleedden c.q. naar welke LFNP functie zij zijn overgaan. Dit was volstrekt irrelevant voor de taak van de werkgroep, bedoeld in artikel 4, derde lid.
Gelet op de omvang van de taak van de werkgroep matching is gekozen voor een grote werkgroep.
Deze was paritair samengesteld om recht te doen aan de gelijkwaardige behartiging van de belangen van werkgevers en werknemers. Dit houdt in dat zowel van werkgevers- als van werknemerszijde een wat betreft fte’s gelijk aantal in de werkgroep wordt benoemd. Het aantal leden kan daarmee hoger zijn dan het aantal fte’s. Dat kan om uiteenlopende redenen zijn, bijvoorbeeld omdat een lid van de werkgroep slechts in deeltijd werkt of tijdelijk niet beschikbaar is. De bedoeling van het tweede lid is dat de daadwerkelijke matching op enig moment gebeurde door een gelijk aantal leden van werkgevers- en werknemerszijde zodat sprake was van evenwicht en daarmee het paritaire karakter gewaarborgd was. Uit de werkgroep werden de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter benoemd. Als voorzitter werd een lid van werkgeverszijde benoemd en als plaatsvervangend voorzitter een lid van werknemerszijde.
Het secretariaat werd belegd bij het Landelijk programma HRM politie. Speciaal voor de landelijke matchingsoperatie was een projectbureau matching door het Landelijk programma HRM ingericht.
De werkgroep heeft tot taak gehad het totstandbrengen van een concept-transponeringstabel met de bijbehorende functievergelijkingsformulieren en het behandelen van zaken nadat de transponeringstabel is vastgesteld.
Na vaststelling van de transponeringstabel door de Minister blijft de werkgroep in afgeslankte vorm bestaan met het oog op het afhandelen van nagekomen zaken en voor het afhandelen van de uitkomst van bezwaar- en beroepsprocedures.
Het voorgenomen besluit is tweeledig: enerzijds bestaat dit uit een voorgenomen besluit toekenning van een LFNP functie en anderzijds uit een voorgenomen besluit overgang naar een LFNP functie. Het voorgenomen besluit toekenning omvat de rechtspositionele consequenties die behoren bij de desbetreffende LFNP functie dan wel LFNP functies over de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
In het GOP is de afspraak gemaakt dat 1 januari 2012 de datum is voor de overgang naar een LFNP functie. In de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 vond de toekenning van een of meerdere LFNP functies plaats. Om deze reden is in het tweede en derde lid de datum van 31 december 2011 genoemd.
Het voorgenomen besluit toekenning is gebaseerd op basis van de uitgangspositie(s) en de transponeringstabel. Het voorgenomen besluit overgang is gebaseerd op de uitgangspositie van de ambtenaar op 31 december 2011 en op de transponeringstabel. In de beide voorgenomen besluiten wordt naast de LFNP functie, tevens indien van toepassing, het werkterrein, het aandachtsgebied en de specifieke functionaliteit, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen kk., ll., en mm., van het Besluit algemene rechtspositie politie opgenomen.
Het is daarom van groot belang dat de in het besluit overgang vastgelegde uitgangspositie klopte. Op het moment van overgang naar een LFNP functie, namelijk 1 januari 2012, konden door de ambtenaar immers geen elementen aan de bestaande vastgelegde uitgangspositie worden toegevoegd, aangezien deze niet zijn meegenomen met de matching.
Met het oog op de bescherming van de belangen van individuele ambtenaren kan het bevoegd gezag zonodig ambtshalve dan wel desgevraagd het vierde lid toepassen. Hiermee wordt in voorkomende gevallen bijgedragen aan de zorgvuldigheid.
De Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:8) verplicht een bestuursorgaan om in gevallen voorafgaand aan het afgeven van een beschikking waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien: a) de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en omstandigheden die de belanghebbende betreffen en b) die gegevens niet door de belanghebbende zelf terzake zijn verstrekt.
In deze regeling wordt iedere ambtenaar in de gelegenheid gesteld bedenkingen in te dienen omdat het initiatief bij de werkgever ligt en er niet van kan worden uitgegaan dat er geen bedenkingen bestaan.
De toekenning van en overgang naar een LFNP functie is een omzetting en leidt voor iedere functie tot een LFNP functie. Het resultaat hiervan is de transponeringstabel. Deze transponeringstabel is een bijlage bij deze regeling en is daarmee eveneens een algemeen verbindend voorschrift. Gelet op artikel 8:2, aanhef en onder de letter a van de Algemene wet bestuursrecht staat hiertegen geen beroep open en daarmee is tevens een bezwaarschrift uitgesloten (zie artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit uitgangspunt lijdt op grond van de jurisprudentie (zie bijvoorbeeld CRvB 23 mei 2002 (LJN: AE4543), 9 juli 2009 (LJN: BJ3439) en 5 januari 2012 (LJN: BV1546) slechts uitzondering indien aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Desondanks kan een belanghebbende niet het recht ontzegd worden om in bezwaar en beroep te gaan. De rechter zal echter op grond van vaste jurisprudentie een ingesteld beroep ongegrond verklaren, tenzij aan deze regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze regeling om die reden niet als grondslag kan dienen voor het besluit, bedoeld in artikel 7.
De match laat zich niet individueel inhoudelijk toetsen.
Enerzijds omdat het systeem van functies beschrijven door invoering van het LFNP ten principale verandert. Zo is bijvoorbeeld de bestaande systematiek taakgericht en wordt het samenstel van werkzaamheden meer concreet benoemd, terwijl het LFNP resultaatgericht is en de functies meer abstract beschreven zijn. Dat is ook de reden dat match is gedefinieerd als het vastgestelde resultaat voor de meest vergelijkbare functie.
Het gehele matchingsproces is daarom in handen gelegd van een paritaire werkgroep die werkzaam is onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister en de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken.
Anderzijds en bovenal is van belang om op te merken dat sprake is van een aantal algemene waarborgen voor alle politieambtenaren.
De waarborgen zijn als volgt en gemaakt in overeenstemming met de politievakorganisaties:
1) In artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie is vastgelegd dat geen enkele ambtenaar door de invoering van het LFNP in salaris erop achteruit gaat. De voor de ambtenaar geldende salarisschaal en de vooruitzichten in die schaal blijven gegarandeerd, alsmede – voor zover van toepassing – de rang van de ambtenaar.
2) Ook de status van de ambtenaar is gewaarborgd. Voor de executieve status: zie artikel 99i van het Besluit algemene rechtspositie politie en voor de aanwijzing als bezwarende functie artikel 9 van deze regeling.
3) Iedere ambtenaar is de mogelijkheid geboden – en hierop door middel van voorlichting ook actief gewezen door het bevoegd gezag – om functieonderhoud aan te vragen op basis van artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie om zodoende zijn uitgangspositie in overeenstemming te brengen met de feitelijk opgedragen werkzaamheden. Uiteraard voor zover de ambtenaar voldaan heeft aan de vereisten, zoals nader genoemd in de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Stcrt. 2012, 3097). Een geheel of gedeeltelijk afgewezen aanvraag functieonderhoud stond open voor bezwaar en beroep.
4) Daarnaast is aan iedere ambtenaar in het voorjaar van 2011 over de referteperiode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 een (voorgenomen) besluit uitgangspositie bekend gemaakt en heeft hij – naast de hiervoor vermelde mogelijkheid van functieonderhoud – desgewenst opgave kunnen doen van extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken, of specifieke werkzaamheden en hiertegen zonodig rechtsmiddelen kunnen aanwenden.
5) Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere ambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden. En uiteraard heeft iedere wijziging van functie tot en met 31 december 2011 geleid tot een nieuwe uitgangspositie door middel van een besluit uitgangspositie.
Het is van belang om op te merken dat de match volledig los staat van de persoon. Dit volgt ook uit artikel 3. In individuele gevallen kan het bevoegd gezag zonodig artikel 5, vierde lid toepassen.
Tijdens het horen van de bezwaarde ambtenaar stellen de hoorambtenaren zich actief op door middel van gerichte vragen ten aanzien van het onderwerp van bezwaar. Het bevoegd gezag kan ten aanzien van de wijze van horen nadere instructie geven.
De ambtenaar die is aangesteld in een functie die is aangewezen op grond van de Regeling aanwijzing administratief technische functies en die door de overgang naar een LFNP functie wordt geplaatst op een functie waaraan deze aanwijzing niet is verbonden, behoudt de betreffende aanspraken.
Ook in het geval dat een ambtenaar in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 een LFNP functie heeft toegekend gekregen die is aangemerkt als een zogenaamde slijtende administratief technische functie heeft hij de daarbij behorende aanspraken verworven en behouden. Dit geldt onverkort als de ambtenaar de functie voor 31 december 2011 alweer heeft verlaten.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-13141.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.