Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 11065 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 11065 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikelen 8, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, derde lid, en 12 van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Economische Zaken;
het besluit van de Minister van Economische Zaken van 19 april 2013, nr. AT-EZ/6807463, inzake de uitgifte van drie vergunningen voor analoge commerciële radio-omroep (voor de kavels A7, B38 en C08) en drie vergunningen voor digitale radio-omroep (Stcrt. 2013, 11036);
vergunning als omschreven in bijlage A van het bekendmakingsbesluit;
vergunning als omschreven in bijlage B van het bekendmakingsbesluit;
vergunning als omschreven in bijlage C van het bekendmakingsbesluit;
vergunning als omschreven in bijlage I van het bekendmakingsbesluit;
vergunning als omschreven in bijlage J van het bekendmakingsbesluit;
een schriftelijke overeenkomst, gesloten tussen een houder van vergunning B38 of van vergunning C08 en een houder van een vergunning voor digitale omroep die betrekking heeft op de frequentieband 219,496-221,208 MHz of op de in de tabel behorende bij nationale voetnoot 002 van het Nationaal Frequentieplan 2005 bedoelde frequentiebanden, voor de gelijktijdige en ongewijzigde doorgifte door de houder van de vergunning voor digitale omroep van radioprogramma’s van de houder van vergunning B38 onderscheidenlijk van vergunning C08;
financieel bod voor de vergunning waarop de aanvraag betrekking heeft, bestaande uit een eerste bod en aanvullende biedingen, zoals bedoeld in de biedkaart die deel uitmaakt van bijlage 1;
een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Onder een groep wordt mede verstaan een rechtspersoon of andere juridische entiteit waarin twee of meer aanvragers gelijke aandelen houden of gelijke juridische zeggenschap hebben.
1. Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de volgende vergunningen beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld:
a. vergunning kavel A7;
b. vergunning kavel B38;
c. vergunning kavel C08.
2. Een aanvraag krachtens deze paragraaf heeft uitsluitend betrekking op:
a. één van de in het eerste lid genoemde vergunningen;
b. vergunning A7 en vergunning C08; of
c. vergunning B38 en vergunning C08.
1. Een aanvraag wordt uiterlijk op 22 mei 2013 om 14.00 uur per post ontvangen op dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:
Agentschap Telecom
Ter attentie van: projectteam uitgifte kavels A7, B38 en C08
Emmasingel 1
9726 AH Groningen
2. De aanvraag omvat een bod voor elke vergunning waarop de aanvraag betrekking heeft. Het bod kan na indiening van de aanvraag niet worden aangepast. Het bod is onvoorwaardelijk voor zover dit het eerste bod, bedoeld in bijlage 1, betreft.
3. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.
4. Met elkaar verbonden instellingen als bedoeld in artikel 6.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 dienen maar één aanvraag in.
5. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het als bijlage 1 bij deze regeling gevoegde model en gaat vergezeld van de in bijlage 1 bedoelde gegevens en bescheiden.
6. Bij de aanvraag maakt de aanvrager van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 kenbaar of hij aan de in nationale voetnoot 004 van het Nationaal Frequentieplan 2005 bedoelde koppeling voldoet en blijft voldoen:
a. door middel van een vergunning allotment 7A; of
b. door middel van doorgifte op basis van een doorgifte-overeenkomst.
7. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.
8. De aanvrager informeert de minister per brief, die wordt geadresseerd op de in het eerste lid genoemde wijze, onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in bijlage 1 bedoelde gegevens en bescheiden, onverlet het tweede lid.
9. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vijfde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
10. Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2005 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor vergunning kavel A7 zijn aanvraag vergezeld gaan van een aanvraag voor vergunning kavel 11C.
Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2005 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08, uitgaand van zijn in het zesde lid bedoelde keuze, zijn aanvraag vergezeld gaan van een aanvraag voor vergunning allotment 7A dan wel een kopie van een door hem gesloten doorgifte-overeenkomst die voldoet aan het gestelde in bijlage 2.
Indien de aanvrager zowel vergunning kavel B38 als vergunning kavel C08 aanvraagt, vraagt hij ten hoogste één vergunning voor allotment 7A aan.
11. Het zesde en tiende lid zijn niet van toepassing op:
a. de aanvrager van vergunning kavel B38 die reeds houder is van een vergunning voor ten minste een achttiende deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 188,160 MHz – 189,696 MHz (allotment 7A), en
b. de aanvrager van vergunning kavel C08 die reeds houder is van een vergunning voor ten minste een achttiende deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 188,160 MHz – 189,696 MHz (allotment 7A) of van een vergunning voor ten minste een negende deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 219,584 MHz – 221,120 MHz (kavel 11C).
1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod voor elk van de aangevraagde vergunningen een waarborgsom of een bankgarantie waarvan de hoogte gelijk is aan een vierde deel van zijn eerste bod voor die vergunning onder vermelding van de desbetreffende vergunning.
2. De zekerheid wordt verstrekt voor de periode tot:
a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing;
b. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald.
3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op 22 mei 2013 om 14.00 uur per aangevraagde vergunning:
a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 569994039, IBAN: NL49RBOS0569994039, SWIFT: RBOSNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van de desbetreffende vergunning, of
b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage 3, is ontvangen op het in artikel 3, eerste lid, genoemde adres.
1. Indien niet is voldaan aan artikel 3, eerste lid, wijst de minister de aanvraag af.
2. Voor zover niet is voldaan aan artikel 3, tweede lid, wijst de minister de aanvraag af.
1. Indien de aanvraag niet is geweigerd op grond van artikel 5 en er is niet voldaan aan de in artikel 3, vierde, vijfde, zesde, zevende en tiende lid, en artikel 4 gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid het verzuim te herstellen.
2. Een aanvrager heeft gedurende acht werkdagen te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.
3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, eerste lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 17.00 uur. Verzuimherstel aangaande een waarborgsom geschiedt binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, en voor de overige aspecten overeenkomstig artikel 4, derde lid.
4. Indien het verzuim niet binnen de termijn vermeld in het tweede lid en op de wijze vermeld in het derde lid, is hersteld of na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, vierde, vijfde, zesde, zevende en tiende lid, en artikel 4 gestelde eisen, kan de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gelaten.
1. Een aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.
2. Een aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:
a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie,
b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd, en
c. er is geen beslag gelegd op het vermogen dan wel op een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager die een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager vormen.
3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en c, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
4. De aanvrager verstrekt een verklaring als bedoeld in bijlage 6 inzake de financiële draagkracht. Dit vereiste geldt niet voor de aanvrager die de in artikel 4, eerste lid, bedoelde zekerheid verstrekt ter hoogte van de helft van zijn eerste bod voor elke aangevraagde vergunning.
Een aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.
1. Een aanvrager van vergunning kavel A7 heeft zich blijkens een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage 4, punt 1, bij deze regeling ertoe verplicht dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling:
a. dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en
b. waarin tussen 07.00 uur en 23.00 uur, voor zover in deze uren wordt uitgezonden, ten minste één maal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen.
2. Een aanvrager van vergunning kavel B38 heeft zich blijkens een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage 4, punt 2, bij deze regeling ertoe verplicht dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.
1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling dat hij en, indien hij behoort tot een groep, de andere leden van de groep waartoe hij behoort, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich voor de datum, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.
2. De minister kan een aanvraag afwijzen als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager of, indien hij behoort tot een groep, andere leden van de groep waartoe hij behoort, afspraken hebben gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.
1. De minister stelt aan de hand van de door de aanvragers ingediende aanvragen vast welke aanvragers het hoogste toewijsbare bod hebben uitgebracht voor vergunning kavel A7, voor vergunning kavel B38 en voor vergunning kavel C08.
2. Als toewijsbaar bod in de zin van het eerste lid wordt aangemerkt een bod:
a. dat deel uitmaakt van een aanvraag die niet is of wordt afgewezen op grond van artikel 5 of artikel 10, tweede lid, of artikel 3.18 van de wet, en die niet buiten behandeling is gelaten overeenkomstig artikel 6 en artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, en
b. dat is gedaan door een aanvrager die voldoet aan de artikelen 7, 8 en 10, eerste lid, en, indien de aanvrager vergunning kavel A7 of vergunning kavel B38 aanvraagt, tevens voldoet aan artikel 9.
3. Bij de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, gaat de minister uit van het eerste bod dat is uitgebracht. Indien meer dan één aanvrager hetzelfde eerste bod als hoogste eerste bod hebben uitgebracht en indien deze biedingen toewijsbaar zijn in de zin van het tweede lid, vindt de vaststelling plaats aan de hand van het eerste aanvullende bod van de desbetreffende aanvragers dat als zodanig is opgenomen op de biedkaart. Indien meer dan één aanvrager hetzelfde eerste aanvullende bod als hoogste eerste aanvullende bod hebben uitgebracht en indien deze biedingen toewijsbaar zijn in de zin van het tweede lid, vindt de vaststelling plaats aan de hand van het tweede aanvullende bod van de desbetreffende aanvragers dat als zodanig is opgenomen op de biedkaart. Indien meer dan één aanvrager hetzelfde tweede aanvullende bod als hoogste tweede aanvullende bod hebben uitgebracht en indien deze biedingen toewijsbaar zijn in de zin van het tweede lid, vindt de vaststelling plaats aan de hand van het derde aanvullende bod van de desbetreffende aanvragers dat als zodanig is opgenomen op de biedkaart.
4. Na de in het eerste lid bedoelde vaststelling worden vergunning kavel A7, vergunning kavel B38 en vergunning kavel C08 verleend aan de in het eerste lid bedoelde aanvragers.
5. Voor zover aanvragen niet op grond van het vierde lid voor toewijzing in aanmerking komen, worden ze afgewezen.
1. Een aanvrager die vergunning kavel A7, vergunning B38 of vergunning kavel C08 verkrijgt, betaalt het door hem voor de vergunning uitgebrachte bod dat op grond van artikel 11 is aangemerkt als hoogste toewijsbare bod, uiterlijk zes weken na het tijdstip van de vergunningverlening.
2. Indien op verzoek van de verkrijger van de vergunning in afwijking van het eerste lid uitstel van betaling wordt verleend, wordt aan de beschikking tot uitstel van betaling het voorschrift verbonden dat het verschuldigde bedrag wordt betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn zes weken na het tijdstip van de vergunningverlening vervalt en de daaropvolgende termijnen steeds jaarlijks vervallen op 1 september, voor het eerst op 1 september 2014.
3. Betalingen worden verricht door overmaking op bankrekeningnummer 569994039, IBAN: NL49RBOS0569994039, SWIFT: RBOSNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van de desbetreffende vergunning.
4. De minister kan een geldschuld jegens de aanvrager die verband houdt met een bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet genomen besluit, verrekenen met een vordering op grond van het eerste of het tweede lid.
1. Indien de aanvraag voor een vergunning wordt toegewezen, vergoedt de minister de rente over de voor die vergunning gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 4, derde lid, tot en met de dag waarop de vergunning wordt verleend.
2. Indien de aanvraag voor een vergunning wordt afgewezen, vergoedt de minister de rente over de voor die vergunning gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 4, derde lid, tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort.
3. De rente wordt berekend volgens actual/360 op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%.
1. Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de volgende vergunningen beschikbaar om te worden verleend:
a. voor een aanvrager van vergunning kavel A7: vergunning kavel 11C;
b. voor een aanvrager van vergunning kavel B38 of van vergunning kavel C08: vergunning allotment 7A.
2. Voor de beschikbaarheid van vergunning allotment 7A gelden de beperkingen die voortvloeien uit artikel 3, tiende en elfde lid.
1. Een aanvraag voor vergunning kavel 11 C of vergunning allotment 7A wordt ingediend met overeenkomstige toepassing van artikel 3, eerste lid, derde tot en met vijfde lid en zevende tot en met negende lid.
2. De artikelen 6 tot en met 10 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ook in het geval dat bij de aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep niet is voldaan aan artikel 3, eerste lid, de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld het verzuim te herstellen overeenkomstig artikel 6.
1. Indien vergunning kavel A7 wordt verleend aan een aanvrager, verleent de minister gelijktijdig aan deze aanvrager vergunning kavel 11C.
2. Indien vergunning kavel C08 of vergunning kavel B38 wordt verleend aan een aanvrager, verleent de minister desgevraagd gelijktijdig aan deze aanvrager vergunning allotment 7A, onverlet het bepaalde in artikel 3, tiende lid, laatste volzin, en artikel 3, elfde lid.
De Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:
2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen de voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bestemde kavels B1 tot en met B38.
B
Artikel 8, eerste lid, onderdeel a komt te luiden:
a. niet meer of andere frequentieruimte in de FM-band wordt gebruikt dan de frequentieruimte van ten hoogste twee van de voor landelijke commerciële radio-omroep bestemde kavels A1 tot en met A9, en.
De Beleidsregel optimalisatie commerciële FM-vergunningen en de Beleidsregel sancties frequentiegebruik radio-omroep worden ingetrokken.
Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 19 april 2013
De Minister van Economische Zaken,
De aanvrager volgt bij de indiening van zijn aanvraag voor vergunning kavel A7, vergunning B38 of vergunning kavel C08, alsmede vergunning kavel 11C respectievelijk vergunning allotment 7A, het format en de schema’s van deze bijlage.
De aanvrager verstrekt de volgende algemene gegevens en documenten:
a. naam;
b. rechtsvorm met vermelding van het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst (bv: ‘besloten vennootschap naar Nederlands recht’);
c. vestigingsplaats, en als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur;
d. statuten van:
1) de aanvrager;
2) eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ;
3) als de aanvrager deel uitmaakt van een groep (zoals bedoeld in artikel 1 van de regeling): de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep.
e. een beschrijving van het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;
f. een uittreksel uit het handelsregister dat niet ouder is dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag:
1) van de aanvrager;
2) eventuele dochtermaatschappijen als bedoel in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ;
3) als de aanvrager deel uitmaakt van een groep (zoals bedoeld in artikel 1 van de regeling), van de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep.
g. een aanduiding van de financiële positie van de aanvrager door beantwoording van de volgende vragen:
1) is de aanvrager ontbonden?
2) is de aanvrager failliet verklaard?
3) is aan de aanvrager surseance van betaling verleend?
4) heeft de aanvrager een eigen aangifte tot faillissement gedaan?
5) is een verzoek tot faillissement van de aanvrager ingediend?
6) heeft de aanvrager aanvraag tot surseance van betaling gedaan?
7) is op goederen als bedoeld in artikel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van de aanvrager beslag gelegd en, zo ja, wat is dan de omvang van het beslag?
Indien de aanvrager alleen vergunning kavel C08 aanvraagt, hoeven de volgende gegevens en bescheiden niet verstrekt te worden: • De punten 2 en 3 van onderdeel d, • Onderdeel e • De punten 2 en 3 van onderdeel f. |
De aanvraag zelf dient aan de hand van het volgende model te worden opgesteld:
Hiermee dien ik een aanvraag in voor:
a □* de vergunning voor kavel A7 alsmede de daaraan gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep (vergunning kavel 11C)
dan wel
b. □* de vergunning voor kavel B38;
en/of
c. □* de vergunning voor kavel C08.
*) u dient voor de aanvraag van de vergunning kavel A7 hokje a aan te kruisen. Voor de aanvraag van vergunning kavel B38 dient u hokje b aan te kruisen. Voor de vergunning kavel C08 dient u hokje c aan te kruisen. Op grond van artikel 2, tweede lid, van deze regeling is het niet mogelijk om zowel de vergunning kavel A7 als de vergunning kavel B38 aan te vragen. U dient te kiezen uit één van beide. De vergunning kavel C08 kunt u in combinatie met hetzij de vergunning kavel A7, hetzij de vergunning kavel B38 aanvragen.
Indien u de vergunning kavel B38 en-of de vergunning kavel C08 aanvraagt en u (lees: de aanvragende rechtspersoon) niet reeds houder bent van ten minste een achttiende deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 188,160 MHz – 189,696 MHz (allotment 7A) of van een vergunning voor ten minste een negende deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 219,584 MHz – 221,120 MHz (kavel 11C), kruist u één van de onderstaande twee digitaliseringsopties aan:
I □ Ik overleg hierbij een kopie van een doorgifte-overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in bijlage 2.
II □ Ik vraag één vergunning allotment 7A aan.
Het bod dient aan de hand van het volgende model te worden opgesteld:
Instructies invulling biedkaart
Een bod wordt uitgebracht voor die vergunning waarvoor ook een aanvraag is gedaan (vergunning kavel A7 en/of vergunning kavel B38 en/of vergunning kavel C08)
Een bod wordt uitgebracht in euro’s en het bedrag van het bod wordt:
– afgerond op hele euro's;
– in cijfers en letters getypt.
Het bod omvat
– een eerste bod: het bedrag dat de aanvrager in eerste instantie biedt voor de desbetreffende vergunning;
– een aanvullend bod: het bedrag waarmee de aanvrager zijn eerste bod verhoogt voor het geval dat zijn bod tezamen met het bod van een andere aanvrager beide worden aangemerkt als hoogste toewijsbaar bod in de zin van artikel 11 van de regeling. Het is strikt genomen denkbaar dat twee partijen hetzelfde aanvullende bod doen, d.w.z. beide een extra bedrag van bijv. € 100.000,– voor de desbetreffende vergunning willen betalen. Om te voorkomen dat ook dan twee aanvragers beide het hoogste toewijsbare bod hebben gedaan, dient ook een tweede aanvullend bod en een derde aanvullend bod te worden gedaan. In de onderstaande tabel wordt als tweede of derde aanvullend bod aangemerkt het bedrag dat de aanvrager in tweede resp. in derde instantie bereid is te bieden in aanvulling op het eerste bod. Indien twee partijen een eerste aanvullend bod doen van € 100.000,– zal hun tweede aanvullend bod dus meer dan € 100.000 moeten bedragen.
Deelnemer (Naam): ......
Door de deelnemer in te vullen gegevens:
A. Eerste bod |
Bedrag in € |
Bedrag voluit geschreven in de Nederlandse taal |
---|---|---|
voor vergunning kavel A7: |
||
voor vergunning kavel B38: |
||
voor vergunning kavel C08: |
Indien ik én één of meer andere aanvragers hetzelfde hoogste toewijsbare bod hebben geboden, uitgaand van het eerste bod, verhoog ik mijn eerste bod voor de vergunning kavel A7 en/of voor de vergunning kavel B38 en/of voor de vergunning kavel C08 in eerste instantie met:
B. eerste aanvullend bod |
Bedrag in € |
Bedrag voluit geschreven in de Nederlandse taal |
---|---|---|
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel A7 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel B38 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel C08 met: |
Indien het bod met inbegrip van het eerste aanvullende bod van mij én van één of meer andere aanvragers hetzelfde hoogste toewijsbare bod vormt, verhoog ik mijn eerste bod voor de vergunning kavel A7 en/of vergunning kavel B38 en/of voor de vergunning kavel C08 in tweede instantie met:
C. tweede aanvullend bod |
Bedrag in € Dit bedrag moet hoger zijn dan het hiervoor onder B ingevulde aanvullende bod. |
Bedrag voluit geschreven in de Nederlandse taal |
---|---|---|
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel A7 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel B38 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel C08 met: |
Indien het bod met inbegrip van het tweede aanvullende bod van mij én van één of meer andere aanvragers hetzelfde hoogste toewijsbare bod vormt, verhoog ik mijn eerste bod voor de vergunning kavel A7 en/of vergunning kavel B38 en/of voor de vergunning kavel C08 in derde instantie met:
D. derde aanvullend bod |
Bedrag in € Dit bedrag moet hoger zijn dan het hiervoor onder C ingevulde aanvullende bod. |
Bedrag voluit geschreven in de Nederlandse taal |
---|---|---|
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel A7 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel B38 met: |
||
Verhoging van het eerste bod voor vergunning kavel C08 met: |
In de aanvraag maakt de aanvrager kenbaar of hij, voor het geval dat zijn bod als hoogste toewijsbare bod is aangemerkt,
a. zijn bod in één keer betaalt, binnen zes weken na de vergunningverlening;
b. een verzoek doet om uitstel van betaling, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de regeling (*).
(*) uitstel van betaling houdt kort samengevat in dat het bod in vier gelijke termijnen dient te worden betaald. Een kwart van het bod dient binnen zes weken na de vergunningverlening te worden betaald, terwijl op uiterlijk 1 september van de jaren 2014, 2015 en 2016 ook steeds een kwart van het bod moet worden betaald. In dit geval blijft de gestelde zekerheid gelden totdat ook het laatste deel van het bod is betaald.
Indien de aanvrager de in artikel 4, eerste lid, van de regeling bedoelde zekerheid verschaft door de verstrekking van een bankgarantie, voegt hij de bankgarantie – opgesteld overeenkomstig het model, opgenomen in bijlage 3 bij de regeling – bij de aanvraag.
De aanvrager voegt bij de aanvraag een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 8 van de regeling).
Deze paragraaf geldt alleen als de aanvrager vergunning kavel A7 of vergunning kavel B38 aanvraagt. De beschrijving die op grond van deze paragraaf gevraagd wordt hoeft derhalve niet gegeven te worden als de aanvrager alleen vergunning kavel C08 aanvraagt. |
Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen
Bij de aanvraag wordt gevoegd een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere partijen, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is met andere aanvragers van vergunning kavel A7 of vergunning B38 of met bestaande houders van een FM-vergunning dat er sprake is van eenzelfde instelling in de zin van artikel 6.24, tweede lid, van de Mediawet 2008.
De beschrijving bevat in elk geval gegevens over (voor zover van toepassing):
a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders;
b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;
c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;
d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie);
e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten met andere rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochtervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen.
Bij te voegen documenten
De aanvrager voegt in verband met de hiervoor bedoelde toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):
a. een kopie van het aandeelhoudersregister die niet ouder is dan een maand gerekend vanaf de datum van aanvraag;
b. een kopie van verleende geldige volmachten;
c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;
d. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.
A. De aanvrager voegt bij zijn aanvraag in elk geval de volgende schriftelijke verklaringen:
a. Algemene verklaring aanvrager
Bij de aanvraag wordt gevoegd een ondertekende schriftelijke verklaring van de aanvrager dat de door hem verstrekte gegevens en documenten volledig en juist zijn.
b. Verklaring inzake mededinging
Voor deze, in artikel 10 van de regeling bedoelde verklaring gebruikt de aanvrager het model van bijlage 5.
B. Indien vergunning kavel A7 of vergunning B38 wordt aangevraagd voegt de aanvrager bij zijn aanvraag ook de volgende schriftelijke verklaringen:
c. Verklaring notaris
Indien de aanvrager vergunning kavel A7 of vergunning B38 aanvraagt, wordt bij de aanvraag een verklaring gevoegd van de notaris betreffende de volledigheid en juistheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens die voldoet aan het volgende model:
Verklaring notaris
Ondergetekende, notaris te ........ (plaatsnaam)
Verklaart, zonder voorbehoud, dat:
i. de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder paragraaf 1, sub a, b, c, d, onderdelen 1 en 2, en g, onderdelen 1, 2 en 3, en paragraaf 2b door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;
ii. de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder paragraaf 1, sub d, onderdeel 3, f en g, onderdelen 4, 5, 6 en 7, en paragraaf 5 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;
Naam:.....
Plaats.....
Datum: ....
Handtekening: .....
d. Verklaring inzake eisen ten aanzien van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen
Voor deze, in artikel 9 van de regeling bedoelde verklaring gebruikt de aanvrager het model van bijlage 4.
Indien de aanvrager van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 bij de aanvraag om verlening gekozen heeft voor de optie van digitalisering door middel van doorgifte, dient hij bij zijn aanvraag een kopie van een doorgifte-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onder h, van de regeling, te overleggen welke voldoet aan de in deze bijlage gestelde eisen.
Dit betekent dat de doorgifte-overeenkomst ten tijde van de aanvraag om verlening reeds dient te zijn gesloten. Wel kan de overeenkomst gesloten zijn onder de voorwaarde dat de gevraagde vergunning wordt verleend.
De aanvrager van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 (verder: de vergunninghouder) dient de doorgifte-overeenkomst te hebben gesloten met een partij die houder is van een vergunning voor digitale radio-omroep die betrekking heeft op de frequentieband 219,496-221,208 MHz (kavel 11C) of op een van de frequentiebanden die zijn bedoeld in de tabel behorende bij nationale voetnoot 002 van het Nationaal Frequentieplan 2005 (verder: de opdrachtnemer).
De doorgifte-overeenkomst dient aan de volgende eisen te voldoen:
1. De opdrachtnemer verspreidt met gebruikmaking van zijn vergunning voor digitale radio-omroep vanaf 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2017 één programmakanaal, bestaande uit een aanbod van radioprogramma’s, een en ander in de zin van artikel 1.1 Mediawet 2008, dat hem door de vergunninghouder ter beschikking wordt gesteld, zijnde het aanbod dat de vergunninghouder uitzendt met gebruikmaking van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08. Het programmakanaal wordt verspreid in het gebied, c.q. de gebieden, bedoeld onder 2, waarbij wordt voldaan aan de eisen, bedoeld onder 3.
2a. Indien de doorgifte-overeenkomst de digitalisering betreft van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08, wordt het in punt 1 bedoelde radioprogrammakanaal verspreid in een of meer gebieden:
a. met vanaf 1 september 2015 (gezamenlijk) een grootte van ten minste:
i. het voorspelde maximale theoretische verzorgingsgebied van de te verlenen vergunning overdag, zoals berekend op basis van de van toepassing zijnde planningsnorm (*) (verder: het analoge verzorgingsgebied);
of, indien dat kleiner is:
ii.
– gedurende de periode 1 september 2015 tot en met 31 december 2016: 2988,4 km2 (=8% van Nederland) (**);
– gedurende de periode 1 januari 2017 tot en met 1 september 2017: 5976,8 km2 (=16% van Nederland) (**);
en
b. waarvan (tezamen) ten minste 80% overlapt met het analoge verzorgingsgebied.
2b. Indien de doorgifte-overeenkomst de digitalisering betreft van vergunning kavel B38 én vergunning kavel C08, wordt het in punt 1 bedoelde radioprogrammakanaal uitgezonden in een of meer gebieden:
a. met vanaf 1 september 2015 gezamenlijk een grootte van ten minste:
i. de voorspelde maximale theoretische verzorgingsgebieden van de te verlenen vergunningen overdag, zoals berekend op basis van de van toepassing zijnde planningsnorm (*), met dien verstande dat theoretische verzorgingsgebieden voor zover zij elkaar overlappen maar één keer meetellen bij de berekening van de grootte van de gebieden waar die dienst moet worden aangeboden (verder: het analoge verzorgingsgebied);
of, indien dat kleiner is,
ii.
– gedurende de periode 1 september 2015 tot en met 31 december 2016: 2988,4 km2 (=8% van Nederland) (**);
– gedurende de periode 1 januari 2017 tot en met 1 september 2017: 5976,8 km2 (=16% van Nederland) (**);
en
b. waarvan (tezamen) ten minste 80% overlapt met het analoge verzorgingsgebied.
3. Het radioprogrammakanaal, bedoeld onder 1:
a. kan op ten minste 98 procent van de locaties in de gebieden, bedoeld onder 2, op iedere tijdstip waarop een radioprogramma wordt uitgezonden met gebruikmaking van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08, zonder storingen of onderbrekingen worden ontvangen, waarbij in motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 de ontvangst moet kunnen worden gerealiseerd met een gangbare ontvanger die bestemd is voor ontvangst in motorrijtuigen en een standaardantenne en waarbij in andere gevallen de ontvangst op een hoogte van anderhalve meter boven het maaiveld moet kunnen worden gerealiseerd met een gangbare ontvanger voor portable ontvangst, en
b. wordt uitgezonden in een geluidskwaliteit die gelijk is aan 192 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruikt wordt gemaakt van MPEG 2, in een geluidskwaliteit die gelijk is aan 48 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruik wordt gemaakt van AAC+, of, indien gebruik wordt gemaakt van een andere techniek, met een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de kwaliteit die met stereo kan worden behaald door middel van de twee genoemde technieken, en
c. bevat de radioprogramma’s die tevens door middel van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 worden uitgezonden, met dien verstande dat die radioprogramma’s gelijktijdig en ongewijzigd digitaal dienen te worden uitgezonden.
4. De doorgifte-overeenkomst bevat een passend boetebeding voor gevallen waarin de opdrachtnemer in gebreke is bij het nakomen van de onder 1 bedoelde verplichting.
(*) Planningsnormen
De van toepassing zijnde planningsnorm voor vergunning B38 is de planningsnorm die is gebruikt bij de uitgifte van FM-vergunningen in 2003 en nadien. Deze planningsnorm is als volgt:
Parameter |
|
---|---|
Propagatiemodel |
ITU Recommendation 370 met TCA en morfo |
Ontvangstantenne |
Non-directief |
Hoogte ontvangstantenne |
1,5 meter; met een morfografisch afhankelijke correctie om van 10 m. naar 1,5 m. om te rekenen |
Polarisatiediscriminatie |
Geen |
Gewenst signaalniveau |
50% plaats 50% tijd |
Ongewenst signaalniveau |
50% plaats 10% tijd & 50% tijd (worst case) |
Terrein-oneffenheid |
Terrain Clearance Angle (TCA) conform ITU rec. 370-7 |
Protectieverhoudingen conventioneel geplande zenders voor respectievelijk continue / troposferische storing |
0 kHz 40 dB / 32 dB 100 kHz 30 dB / 22 dB 200 kHz –2 dB 300 kHz –15 dB 400 kHz –25 dB |
Protectieverhoudingen voor SFN en NSF geplande zenders |
0 kHz 2 .. 25 dB (afhankelijk van looptijd) 100 kHz 5 dB 200 kHz –5 dB 300 kHz –15 dB 400 kHz –25 dB |
Berekening interferentie |
Methode sterkste stoorder |
Ontvangst |
Stereo |
Minimum bruikbare veldsterkte |
37 tot 43,5 dBμV/meter op 1,5 meter hoogte; afhankelijk van de morfografie. |
De van toepassing zijnde planningsnorm voor vergunning C08 is de planningsnorm die is gebruikt bij de uitgifte van de middengolfvergunningen in 2003 en nadien. Deze planningsnorm is als volgt:
Propagatiemodel |
Grondgolf propagatie conform GE 75 met bodemgeleidbaarheid conform ITU-R Recommendatie P.832-2 |
Protectieverhoudingen |
30 dB voor 0 kHz 5 dB voor +/- 9 kHz |
---|---|
Berekening interferentie |
Conform GE75 |
Nominale veldsterkte |
Dagverzorging 66 dB μV/m Nachtverzorging 77 dBμV/m |
(**) Deze minimumnormen kunnen als volgt worden toegelicht. Het digitale verzorgingsgebied behoeft slechts voor 80% het ‘analoge’ verzorgingsgebied te overlappen. Omdat de hiervoor bedoelde dekkingsnorm voor vergunninghouders met een relatief groot verzorgingsgebied, bijvoorbeeld middengolfvergunninghouders met een landelijk bereik, onevenredig zwaar zou zijn, wordt ook de mogelijkheid geboden te voldoen aan een oppervlaktenorm in vierkante kilometers. Voor de periode van 1 september 2015 tot 1 januari 2017 moet het verzorgingsgebied minimaal 2988,4 km2 groot zijn en voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 september 2017 minimaal 5976,8 km2. Dit komt overeen met een dekking van respectievelijk 40% en 80% van de gemiddelde grootte van een allotment (dus resp. 40% en 80% van een vijfde deel van Nederland). Deze minimumnormen sluiten aan bij de voorschriften die zijn bepaald voor de digitale vergunningen voor gezamenlijke exploitatie van de bovenregionale kavel.
.... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ...., hierna te noemen: ‘de Bank’;
In aanmerking nemende:
A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);
B. dat de Minister met betrekking tot de verlening van de vergunningen voor de kavels A7, B38 en C08 onder gelijktijdige verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en verdeelprocedure vergunningen kavels A7, B38 en C08 met bijbehorende vergunningen voor digitale radio-omroep (hierna: Regeling aanvraag);
C. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 4 van de Regeling aanvraag verplicht is voor elke aangevraagde vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van een vierde van zijn (eerste) financiële bod voor die vergunning te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald. De aanvrager kan ervoor kiezen om in de plaats van een bankverklaring als bedoeld in bijlage 6 van de Regeling aanvraag een bankgarantie te verstrekken ter grootte van de helft van het eerste financiële bod. In dat geval dient het bedrag, onder II, punt 2, de helft van het eerste financiële bod te bedragen;
D. dat bij de vergunningaanvraag een verzoek om uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden gedaan met gebruikmaking van paragraaf 2c van bijlage 1 van de Regeling aanvraag, voor het geval dat de aanvrager de vergunning verkrijgt. Indien de vergunning en ook dit uitstel van betaling wordt verleend, vervalt de laatste betalingstermijn op 1 september 2016. Met het oog hierop dient de aanvrager die uitstel van betaling vraagt, zorg te dragen voor een zekerheid die ten minste geldt tot deze datum en ten hoogste totdat het bod volledig is voldaan (zie onder II, punt 4);
E. dat .......... (naam aanvrager van de vergunningen), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, statutair gevestigd te ..........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;
F. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;
1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ...... (zegge: .....) (invullen een vierde deel van het bedrag van het (eerste) financiële bod, dan wel de helft van het (eerste) financiële bod, overeenkomstig I.C), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.
2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat, zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.
3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.
4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval op 1 november .... (invullen ‘2013’ indien de aanvrager geen uitstel van betaling als bedoeld in paragraaf 2c van bijlage 1 van de Regeling aanvraag heeft gevraagd en verkregen; invullen ‘2016’ indien de aanvrager een dergelijk uitstel van betaling wel heeft verkregen), tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.
5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.
6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.
Plaats: .....
Datum: .....
Naam bank en ondertekening
......
Dit model dient te worden gebruikt voor het stellen van een bankgarantie op grond van artikel 4 van de regeling. De bankgarantie geldt in beginsel tot aan het tijdstip waarop de aanvraag is afgewezen of tot aan het tijdstip waarop in geval van een toewijzing het financiële bod moet worden voldaan. Als de aanvrager desgevraagd uitstel van betaling wordt verleend, dan geldt de bankgarantie totdat ook het laatste deel van het bod is voldaan, in beginsel uiterlijk 1 september 2016. Er is enige tijd nodig om te kunnen bepalen of aan de betalingsverplichting is voldaan en zo nodig een verklaring als bedoeld onder II.4 af te geven dat de bankgarantie niet vervalt. In verband hiermee is in dit model bepaald dat de bankgarantie een looptijd heeft tot 1 november 2013 of tot 1 november 2016.
Let op! Deze verklaring hoeft alleen ingevuld te worden, indien u vergunning kavel A7 aanvraagt. |
Ondergetekende verklaart dat hij, indien aan hem vergunning kavel A7 wordt verleend, hij deze vergunning zal gebruiken voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat:
1°. voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en
2°. waarin tussen 07.00 uur en 23.00 uur, voor zover in deze uren wordt uitgezonden, ten minste één maal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen.
Naam aanvrager:
Handtekening:
Let op! Deze verklaring hoeft alleen ingevuld te worden, indien u vergunning kavel B38 aanvraagt. |
Ondergetekende verklaart dat hij, indien aan hem vergunning kavel B38 wordt verleend, hij deze vergunning zal gebruiken voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.
Naam aanvrager:
Handtekening:
Ondergetekende verklaart dat hij en, indien hij behoort tot een groep, de andere leden van de groep waartoe hij behoort, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich tot en met de datum, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.
Naam aanvrager:
Handtekening:
Instructie: per aangevraagde vergunning dient een afzonderlijke verklaring verstrekt te worden Op grond van artikel 7, vierde lid, tweede volzin, van de Regeling aanvraag hoeft deze verklaring niet verstrekt te worden voor die aangevraagde vergunning waarvoor een zekerheid als bedoeld in artikel 4 van die regeling is geboden ter grootte van de helft van het eerste financiële bod. |
.... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ...., hierna te noemen: ‘de Bank’;
In aanmerking nemende:
A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);
B. dat de Minister met betrekking tot de verlening van de vergunningen voor de kavels A7, kavel B38 en C08 onder gelijktijdige verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en verdeelprocedure vergunningen kavels A7, B 38 en C08 met bijbehorende vergunningen voor digitale radio-omroep (hierna: Regeling aanvraag);
C. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 4 van de Regeling aanvraag verplicht is voor elke aangevraagde vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van een vierde van zijn eerste bod voor die vergunning te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken;
D. dat de verkrijger van een vergunning het krachtens artikel 12, eerste lid, van de Regeling aanvraag verschuldigde bedrag binnen zes weken na vergunningverlening dient te betalen, tenzij uitstel van betaling is verleend. In dat laatste geval dient het verschuldigde bedrag in vier gelijke termijnen betaald te worden, waarbij geldt dat de eerste termijn binnen zes weken na vergunningverlening betaald dient te worden.
E. dat bij een verzoek om uitstel van betaling de onder C bedoelde zekerheidstelling mede strekt als zekerheid voor de betaling van de tweede tot en met vierde termijn.
Verklaart hiermee dat
Naam aanvrager voor een vergunning .....
Gevestigd te .....
over zodanige financiële draagkracht beschikt, dat hij
– indien geen uitstel van betaling is gevraagd: een bedrag van ..... (zegge: ......) (invullen: een bedrag ter grootte van het eerste bod) kan betalen in de periode die gelegen is tussen 22 mei 2013 en 31 augustus 2013; dan wel,
– indien uitstel van betaling is gevraagd: een bedrag van ..... (zegge: .....) (invullen: een bedrag ter grootte van een vierde deel van het eerste bod) kan betalen in de periode die gelegen is tussen 22 mei 2013 en 31 augustus 2013 en tegelijkertijd kan voldoen aan de in artikel 4 van de Regeling aanvraag bedoelde verplichting dat de voor de aanvraag vereiste zekerheidstelling (een waarborgsom ter grootte van een vierde deel van het eerste bod of een bankgarantie voor datzelfde bedrag) mede strekt als zekerheid voor de periode dat uitstel van betaling wordt gegeven.
Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor de Staat der Nederlanden en kan daarom niet door enig ander persoon dan wel voor enig ander doel worden gebruikt.
Deze verklaring wordt verstrekt naar beste weten, onder uitsluiting van iedere aansprakelijkheid of verplichting van de bank jegens derden
Naar waarheid ingevuld,
Naam bank: |
|
Naam ondertekenaar: |
|
Functie: |
|
Handtekening: |
|
Datum: |
In september 2011 zijn zeven van de negen landelijke commerciële FM-vergunningen met een verplichting tot digitalisering verlengd voor een periode tot 1 september 2017. Voor de kavels A7 en A8 is in de zomer van 2011 een uitgifteprocedure gestart. De vergunning voor kavel A8 is tijdens deze verdeelprocedure verleend, de vergunning voor kavel A7 is onverdeeld gebleven, omdat geen van de aanvragers aan de gestelde voorwaarden voldeed. Deze kavel is sindsdien braak blijven liggen en is na de branden in de masten van Lopik en Smilde gedeeltelijk ingezet om de ontstane verzorgingsproblemen van publieke en commerciële omroepen te verminderen. Kavel B38 betreft een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep. De vergunning voor kavel B38 is op verzoek op 10 augustus 2010 ingetrokken. Kavel C08 betreft een vergunning voor commerciële radio-omroep in de middengolfband. Deze kavel is sinds maart 2010 niet meer in gebruik. Vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik is het wenselijk om de drie kavels, met een verplichting tot digitalisering, alsnog uit te geven voor de resterende periode tot en met 31 augustus 2017. Hierbij wordt vastgehouden aan de uitgangspunten van het beleid zoals beschreven in de brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 24 095, nr. 241). De kavels A7, B38 en C08 zijn ingevolge dit beleid bestemd voor omroepen die een bijdrage willen leveren aan de ontwikkeling van digitale etherradio, in beginsel door gebruik van een vergunning voor digitale radio-omroep in band III.
Deze regeling strekt ertoe de vergunningen voor commerciële radio-omroep betreffende kavels A7, B38 en C08 (analoge radio-omroep) te verdelen met toepassing van een veiling waarbij tevens de verdeling van de vergunningen voor digitale radio-omroep plaatsvindt. Voor de redenen om te kiezen voor de veiling als verdeelmethode wordt verwezen naar het zogenaamde bekendmakingsbesluit, gebaseerd op artikel 3.10, derde lid, van de Telecommunicatiewet (verder: de wet). Dat besluit bevat mede de ontwerp-vergunningen voor de kavels A7, B38 en C08, voor zover die reeds zijn vast te stellen. Deze vergunningen worden niet substantieel gewijzigd ten opzichte van de eerder voor deze kavels verleende vergunningen.
De in paragraaf 1 bedoelde digitaliseringsverplichting houdt in dat de houder van een analoge radiovergunning de met die vergunning uitgezonden programma’s ook via digitale radio moet uitzenden. In verband hiermee is in het Nationaal Frequentieplan 2005 bepaald dat commerciële frequentieruimte in de FM- en middengolfband in beginsel alleen beschikbaar is voor wie ook een vergunning heeft in de frequentieband voor digitale radio-omroep. Meer concreet geldt dat de aanvrager van de vergunning voor kavel A7 tevens een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep in de band van 219,584 MHz – 221,120 MHz (allotment 11C) moet indienen. Er zijn in die band in totaal negen vergunningen, waarvan één beschikbaar is voor de toekomstige houder van de vergunning voor kavel A7. De overige acht vergunningen voor digitale radio-omroep zijn reeds verleend en gekoppeld met de vergunningen voor kavels A1 tot en met A6, A8 en A9.
Houders van een middengolfvergunning of een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep hoeven ingevolge het NFP niet per se te beschikken over een eigen vergunning voor digitale radio-omroep maar kunnen ook via een andere vergunninghouder digitale radio-uitzendingen (laten) verzorgen. De toekomstige vergunninghouders voor kavel B38 en kavel C08 kunnen dus op verschillende manieren voldoen aan hun digitaliseringsverplichting. In de eerste plaats kan betrokkene houder worden van een vergunning voor digitale radio-omroep in de band van 188,160 MHz – 189,696 MHz (allotment 7A), waarvan het verzorgingsgebied min of meer samenvalt met de provincies Noord-Brabant en Limburg. Hiertoe moet hij tegelijk met zijn aanvraag voor vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 een aanvraag indienen voor de vergunning voor allotment 7A die vervolgens gelijktijdig met de vergunning voor kavel B38 respectievelijk kavel C08 verleend wordt. In de tweede plaats kan hij een doorgifte-overeenkomst sluiten met de houder van een vergunning voor digitale-omroep als genoemd in voetnoot HOL005 van het NFP. In de derde plaats geldt dat een aanvrager die reeds houder is van een vergunning voor allotment 7A of, indien hij een landelijke commerciële radio-omroep is, een vergunning voor allotment 11C, reeds langs deze weg voldoet aan de digitaliseringsplicht. In dat geval hoeft hij geen aanvullende digitaliseringsmaatregelen te nemen (eigen vergunning of doorgifte).
Het voorgaande betekent dat (afgezien van de hiervoor bedoelde situaties van doorgifte of een reeds bestaande vergunning voor digitale radio-omroep) de verdeling van de commerciële radiovergunningen voor de kavels A7, B38 en C08 gekoppeld is aan en daarom tegelijkertijd plaats vindt met de uitgifte van frequentieruimte voor digitale radio-omroep.
Voor een nadere toelichting van de digitaliseringsverplichting voor de kavels B38 en C08 wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting bij de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM) (Stcrt 2011, nr. 9438, d.d. 6 juni 2011).
De in deze regeling beschreven veiling is zodanig vorm gegeven dat de aanvraag en de bieding gelijktijdig plaatsvinden. Een dergelijke één rondeveiling is materieel vergelijkbaar met de verdeelmethode die sinds 2003 voor commerciële radio-omroep is toegepast. In eerdere verdelingen diende immers ook bij de aanvraag in het kader van een vergelijkende toets een financieel bod te worden uitgebracht. Voor kavel A7 is het enige verschil dat geen bedrijfsplan meer overlegd dient te worden en voor de kavels B38 en C08 is het enige verschil dat er geen toets meer plaats vindt op de mate van regiogerichtheid respectievelijk op technische geschiktheid.
Om verschillende redenen verdient een meerrondenveiling niet de voorkeur. Om te beginnen heeft een meerrondenveiling geen duidelijke toegevoegde waarde. Dit zou anders zijn indien verscheidene vergelijkbare vergunningen zouden worden uitgegeven of indien vergunningen zouden worden uitgegeven met een nog niet in de markt bekende business case. Beide situaties zijn niet aan de orde. Er wordt slecht één landelijke FM-vergunning, één regionale FM-vergunning, en één middengolfvergunning uitgegeven. Daarnaast is er sinds 2003 zeer veel informatie over de specifieke vergunningen en de radiomarkt beschikbaar gekomen. Het rapport van SEO Economisch Onderzoek over de waarde van de commerciële radiovergunningen en het addendum op dit rapport geven een goed beeld van de radiomarkt. Gelet hierop moeten aanvragers voldoende in staat worden geacht om een bod uit te brengen dat past bij hun eigen businesscase, rekening houdend met hun eigen programmatische invulling. Het is aan de aanvragers zelf een beoordeling te maken van de sinds die tijd gewijzigde marktomstandigheden. Zodoende is het risico op een winner’s curse, zoals aangegeven door enkele partijen tijdens de consultatie, klein. De aanvrager kan, op basis van zijn eigen specifieke business case, zelf het beste inschatten wat een reëel bod op de betreffende kavel is. Overigens is hierbij mogelijk ook relevant dat mede afhankelijk van de uitkomst van de veiling van kavel A7 eventueel een neerwaartse correctie zal plaatsvinden van de eenmalige bedragen die verschuldigd zijn door andere houders van landelijke commerciële FM-vergunningen, dit teneinde qua financiële verplichtingen een gelijk speelveld te realiseren voor de houders van ongeclausuleerde commerciële landelijke FM-vergunningen. Het valt niet uit te sluiten dat een dergelijke correctie gevolgen kan hebben voor de concurrentiepositie van de verkrijger van kavel A7.
Voor de keuze voor een één rondeveiling pleit verder dat een één rondeveiling relatief eenvoudig is en een kortere doorlooptijd heeft. Dit komt ten goede aan de toekomstig vergunninghouders van de kavels A7, B38 en C08 omdat daarmee de tijd dat hij de vergunning kan exploiteren langer is. De ontwikkeling van een meer complex model voor een (elektronische) meerrondenveiling is tijdrovend hetgeen de looptijd van de onderhavige vergunningen significant zou verkorten.
De in de consultatie gedane suggestie van een second-price veiling waarbij de aanvrager met het hoogste bod de veiling wint maar voor de vergunning het bedrag betaalt dat is geboden door de een na hoogste bieder, is niet overgenomen. Een second pricemechanisme is niet nodig omdat er, zoals hiervoor is aangegeven, voldoende informatie in de markt aanwezig is. Daarnaast zou toepassing van een second-pricemechanisme in het veilingmodel ook collusie in de hand kunnen werken, omdat de te betaling vergoeding dan mede afhangt van derden.
Er wordt niet voorzien in een verplichting tot betaling van een eenmalig bedrag door de verkrijger van de vergunning. Nu is gekozen om de vergunningen voor de kavels A7, B38 en C08 te verdelen door middel van een veiling – in lijn met het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan artikel 3.10 van de wet om primair te kiezen voor de veiling als verdeelinstrument – en gelet op het belang van een marktconforme prijs, zou dat niet zinvol zijn. Een goed verlopende veiling leidt er immers toe dat de verkrijger van de vergunning daarvoor de economische waarde vergoedt.
De aanvraag- en verdeelprocedure is als volgt ingericht. Een marktpartij kan deelnemen aan de veiling door voor vergunning kavel A7, vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 en voor de bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep een aanvraag in te dienen met gebruikmaking van het bij deze regeling gevoegde aanvraagmodel. Bij de aanvraag dient hij met een biedkaart voor elke aangevraagde vergunning een financieel bod uit te brengen. Dit bod is onvoorwaardelijk en indien de aanvrager de gevraagde vergunning verkrijgt, dient hij het bod dan ook zonder meer gestand te doen. Dit geldt overigens niet voor de aanvullende biedingen zoals hieronder wordt toegelicht. Om (enige) zekerheid te verkrijgen dat de aanvrager ook feitelijk zijn bod gestand kan doen, dient hij een waarborgsom of een bankgarantie te verstrekken waarvan de hoogte gelijk is aan een vierde deel van zijn bod.
De vergunningen voor kavel B38 en kavel A7 kunnen niet gezamenlijk worden aangevraagd. Daaraan ligt ten grondslag dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden op niet-landelijk niveau, de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen zich niet op elkaars markt dienen te begeven.
Het is wel mogelijk een aanvraag in te dienen voor zowel kavel A7 als kavel C08 en ook voor zowel kavel B38 als kavel C08. In dat geval dient voor beide een bod te worden uitgebracht en dient in beginsel voor beide een bijbehorende radiovergunning voor digitale radio-omroep te worden aangevraagd. Een bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep hoeft niet te worden aangevraagd indien de aanvrager reeds op een andere wijze aan zijn digitaliseringsverplichting voldoet en, in geval van een aanvraag voor kavel B38 en C08, kan (en moet) de aanvrager volstaan met het aanvragen van één vergunning voor allotment 7A.
Voor de analoge radiovergunningen is van belang dat geen doublure in de uitzending mag plaatsvinden in het geval dat een vergunninghouder beschikt over zowel een (landelijke) FM-vergunning als een middengolfvergunning. In de middengolfvergunningen is namelijk bepaald dat gelijktijdige uitzending van hetzelfde programma niet is toegestaan, indien het voorspelde verzorgingsgebied van de middengolfvergunning (in de nacht) overlapt met het voorspelde verzorgingsgebied van een andere analoge commerciële vergunning voor radio-omroep (zie artikel 4 van de vergunning voor kavel C08).
Na afloop van de aanvraagperiode wordt beoordeeld of de (tijdig ingediende) aanvragen compleet zijn en voldoen aan de overige vormvoorschriften. Zo nodig kunnen dergelijke gebreken binnen een periode van acht werkdagen worden hersteld, in het bijzonder door ontbrekende gegevens of bescheiden alsnog aan te leveren. Dit zogenaamde verzuimherstel is niet mogelijk indien een aanvraag, met inbegrip van het bod, niet tijdig is ingediend. Indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn zijn aanvraag completeert, kan zijn aanvraag buiten behandeling worden gesteld. De aanvragen die voldoen aan de vormvoorschriften, komen voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking. Zo moet worden getoetst of de aanvrager voldoet aan de in de regeling genoemde vereisten. Het betreft ten eerste de gebruikelijke eisen ten aanzien van de rechtsvorm, de financiële positie, de toestemming van het Commissariaat voor de Media en de verklaring inzake gebruik van de Nederlandse of Friese taal en, bij landelijke omroep, de uitzending van nieuws. De aanvrager dient in dit kader ook middels een bankverklaring of anderszins duidelijk te maken dat hij in elk geval het bedrag kan betalen dat hij meteen na de vergunningverlening is verschuldigd. Ten tweede wordt getoetst op collusie: als aannemelijk is dat een aanvrager met anderen heeft samengespannen om de uitkomst van de veiling te beïnvloeden, is dat grond voor afwijzing van de aanvraag. Van de aanvrager wordt overigens bij voorbaat gevraagd een verklaring te ondertekenen dat er geen sprake is geweest van samenspanning. Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van deze verklaring en indien een dergelijk verzuim ook niet tijdig wordt hersteld, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Indien de verklaring wel bij de aanvraag is gevoegd, is er alleen grond voor afwijzing vanwege collusie indien er aanwijzingen zijn dat toch sprake is (geweest) van samenspanning. Verder is van belang of zich niet een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 3.18 van de Telecommunicatiewet voordoet. In dat kader wordt in het bijzonder door het Commissariaat van de Media voor de kavels A7 en B38 getoetst of bij de aanvragers sprake is van verbondenheid zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008, gelet op de beperking van het gebruiksrecht ingevolge artikel 6.24 van de Mediawet 2008. In de volgende paragraaf wordt op dit aspect nader ingegaan. Voor kavel C08 geldt deze toets niet omdat artikel 6.24 Mediawet 2008 niet geldt voor de middengolfband.
Om te bepalen welke aanvrager de vergunningen verwerft, dient te worden bepaald welke van de aanvragers het hoogste bod heeft uitgebracht. Er kunnen pragmatische redenen zijn om eerst te bepalen welke van de aanvragers het hoogste bod heeft uitgebracht en ten aanzien van de desbetreffende aanvraag en aanvrager te beoordelen of wordt voldaan aan de inhoudelijke vereisten. Indien dan blijkt dat het hoogste bod niet toewijsbaar is omdat de aanvraag of de aanvrager niet voldoet aan de inhoudelijke vereisten, dient dezelfde beoordeling ten aanzien van het een na hoogste bod plaats te vinden, enzovoorts.
Het valt niet uit te sluiten dat meer dan één aanvrager hetzelfde hoogste toewijsbaar bod heeft uitgebracht. In verband hiermee dient de aanvrager op de biedkaart ook aanvullende biedingen op te nemen. Daarmee geeft hij te kennen dat in het geval van twee of meer hoogste toewijsbare eerste biedingen, hij een aanvullend bod doet opdat aan de hand daarvan het hoogste toewijsbare bod kan worden bepaald. Zekerheidshalve dient de aanvrager in totaal drie aanvullende biedingen te doen, zodat zo nodig een tweede of derde aanvullend bod de doorslag kan geven. De verplichting om het bod gestand te doen geldt mede voor een of meer aanvullende biedingen voor zover deze bepalend zijn geweest voor het verkrijgen van de vergunning. De aanvullende biedingen zijn dan ook voorwaardelijke biedingen, in tegenstelling tot het primaire bod.
Degene die de vergunning verkrijgt, is gehouden zijn bod alsdan geheel gestand te doen, tenzij hij uitstel van betaling heeft gevraagd. In dat geval dient hij na de vergunningverlening een vierde deel van zijn bod te betalen en met ingang van 2014 aan het begin van elk vergunningsjaar steeds een vierde deel van zijn bod. Bovendien moet dan de in het kader van de aanvraag gestelde zekerheid geldig zijn totdat de laatste termijn is betaald.
De regels inzake verbondenheid zijn alleen relevant, indien de aanvrager (mede) vergunning kavel A7 of vergunning kavel B38 aanvraagt. Als alleen vergunning C08 wordt aangevraagd, is deze paragraaf dus niet relevant.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (gebaseerd op de Mediawet, inmiddels op de Mediawet 2008), gelden er beperkingen ten aanzien van de hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële omroepinstelling ten hoogste mag verwerven. Eén commerciële omroepinstelling mag ten hoogste beschikken over twee landelijke commerciële kavels, waarbij als aanvullende voorwaarde geldt dat een omroepinstelling ten hoogste over één geclausuleerde kavel mag beschikken en ten hoogste over één ongeclausuleerde kavel. Een niet-landelijke commerciële FM-omroep mag ingevolge artikel 8, tweede lid, van genoemde regeling over ten hoogste een demografisch bereik van 30% beschikken. Dit betekent dat een niet-landelijke commerciële FM-omroep in deze procedure geen vergunning voor kavel A7 kan verkrijgen. Aanvragers worden in verband met de beperkingen die gelden voor het verwerven van frequentie-ruimte getoetst op verbondenheid onderling en met bestaande vergunninghouders, teneinde na te gaan of voldaan wordt aan voornoemde regeling en daarmee aan artikel 6.24 van de Mediawet 2008. Indien hier niet aan wordt voldaan, dient krachtens artikel 3.18, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet de vergunning te worden geweigerd. Voor een nadere toelichting op dit punt wordt verwezen naar het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007, de Mededeling over toets op verbondenheid verdeling frequentieruimte commerciële radio-omroep 2007 (Stcrt. 2007, 208, p. 22).
Kavel A7 bevindt zich in het commerciële deel van de FM-frequentieband van 87,5 tot 104,8 MHz. Kavel A7 is bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. De frequentietechnische parameters van de vergunningen voor de kavels A7, B38 en C08 komen grotendeels overeen met de parameters die golden bij een eerdere verdeling van deze kavels, zoals de uitgifteprocedure van 2011 inzake onder meer vergunning kavel A7 en de uitgifteprocedure van 2007 inzake onder meer vergunning kavel C08. De vergunningen voor digitale radio-omroep betreffen elk een deel van de capaciteit van een zogenaamde multiplex. Voor landelijke FM-radio is de digitale radiovergunning een vergunning in het landelijke kavel 11 C (174 MHz tot 230 MHz). Voor niet-landelijke FM-radio en middengolfradio betreft het een vergunning in de zogenaamde bovenregionale kavel, waarvan allotment 7A (de frequentieband van 188,160 MHz – 189,696 MHz) deel uitmaakt. De aan de vergunningen voor kavels B38 en C08 gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep betreft dit allotment 7A, waarvan het verzorgingsgebied min of meer samenvalt met de provincies Noord-Brabant en Limburg.
De vergunningen voor de kavels A7, B38, C08, 11C en voor allotment 7A, met inbegrip van de technische parameters maar uitgezonderd de financiële verplichtingen van de vergunninghouder, zijn vastgesteld in het zogenaamde bekendmakingsbesluit van de Minister van Economische Zaken, genomen op grond van artikel 3.10, derde lid, van de wet.
Een ontwerp van deze regeling is tezamen met het ontwerp-bekendmakingsbesluit geconsulteerd van 22 augustus 2012 tot en met 19 september 2012. Uit een aantal ingebrachte zienswijzen bleek dat de voorgestelde toevoeging van kavel B38 aan kavel A7 niet op steun kon rekenen van de regionale omroepsector. Er is daarom besloten kavel B38 niet toe te voegen aan kavel A7 en alsnog als afzonderlijk kavel uit te geven. De bestemming van deze kavel blijft zodoende ongewijzigd en deze kavel blijft beschikbaar voor de regionale commerciële radiomarkt.
Enkele reacties hadden betrekking op de looptijd van de vergunningen. Met name werd een langere looptijd dan tot 1 september 2017 bepleit voor vergunning kavel A7. Op dit punt is de regeling niet aangepast. Het is wenselijk dat de looptijd van vergunning kavel A7 niet afwijkt van de andere vergunningen voor commerciële radio en een verlenging van de looptijd van alle vergunningen zou niet passen in het digitaliseringsbeleid. Zoals vermeld in de hiervoor bedoelde brief aan de Tweede Kamer over het digitaliserings- en verlengingsbeleid van 23 juni 2009 wordt voor het einde van de looptijd van de vergunningen op 1 september 2017, mede op basis van een tussenevaluatie naar de uitrol en het gebruik van digitale radio, bepaald of er reden is voor een verlenging van de vergunningen. Verder is van belang dat – juist nu is gekozen voor toepassing van het veilinginstrument – de aanvrager de looptijd van ruim vier jaar kan verwerken in zijn bod.
Verder waren er enkele zienswijzen die specifiek betrekking hadden op het voorgestelde veilingmodel. Zo is de suggestie gedaan te kiezen voor een andere veilingsystematiek bestaande uit meerdere ronden al dan niet gecombineerd met een mechanisme waarbij niet het hoogste bod betaald dient te worden maar het bod dat door de een na hoogste aanvrager is geboden. Op dit punt is hiervoor in paragraaf 3 reeds ingegaan en om de daar genoemde redenen is besloten de regeling op dit punt niet aan te passen.
Een aantal respondenten vond een zekerheidstelling van een vijfde deel van het bod (zoals voorzien in de geconsulteerde ontwerpregeling) onvoldoende en stelde voor alsnog een bedrijfsplantoets te introduceren. Deze regeling is zodanig vorm gegeven dat de verdeling leidt tot het verlenen van vergunningen aan bestendige vergunninghouders, dit in het belang van de luisteraar en de radio-sector. Daarom is, zoals te doen gebruikelijk, gekozen voor een zekerheidstelling op basis van een bankgarantie of waarborgsom. De kosten die daarmee gemoeid zijn betreffen verwervingskosten die kunnen worden verdisconteerd in het bod door de aanvrager. De zekerheidstelling die vereist is op grond van artikel 4 van de regeling is een serieuze drempel voor partijen die onvoldoende financiële middelen hebben. Gelet op het feit dat de looptijd inmiddels korter is, is de hoogte van de zekerheidstelling thans gelijkgesteld aan een vierde deel van het (eerste) bod. Mede naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is nog een extra voorwaarde opgenomen. Die houdt in dat elk aanvrager tevens een bankverklaring moet overleggen waaruit blijkt dat hij in elk geval het bedrag kan betalen dat hij meteen na de vergunningverlening is verschuldigd dan wel zekerheid moet verschaffen voor de helft van het eerste bod. Hiermee zijn er voldoende waarborgen dat de aanvrager in staat is zijn bod gestand te doen. Van het toevoegen van een bedrijfsplantoets is afgezien omdat in dit geval, ook gelet op de keuze voor een veiling, de toegevoegde waarde hiervan als waarborg voor de bestendigheid van de desbetreffende onderneming beperkt is. Bovendien zou toepassing van deze toets leiden tot extra administratieve lasten en een langere doorlooptijd en daarmee een kortere looptijd van de vergunningen.
Ten aanzien van de inbreng van een belanghebbende dat rekening moet worden gehouden met het feit dat vergunning kavel A7 onderdeel is van een gerechtelijke procedure is van belang dat deze gerechtelijke procedure inmiddels heeft geleid tot een uitspraak die op geen enkele wijze de uitgifte van vergunning kavel A7 in de weg staat. Er is tegen deze uitspraak hoger beroep aangetekend maar dat feit is op zich onvoldoende reden de uitgifte van kavel A7 op te schorten totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan.
Overige reacties en vragen waren goeddeels van technische aard en hebben niet geleid tot een wijziging van de regeling.
Bij de aanvraagprocedure ontstaan administratieve lasten. De in deze regeling vastgelegde verdeelprocedure is zodanig vormgegeven dat voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten resulteert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag, een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris op te nemen. Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege kan blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.
Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is er van uitgegaan dat maximaal tien belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of, voor zover dit is toegestaan, meerdere vergunningen voor commerciële radio-omroep. De totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen zijn naar verwachting maximaal circa € 900.000,–. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten.
Het is van groot belang voor de marktpartijen en voor de luisteraars dat de uitgifte van de vergunningen voor kavels A7, B38 en C08 en voor digitale radio-omroep zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Voor de vergunningen voor de voornoemde kavels is in het bijzonder relevant dat deze reeds geruime tijd niet in gebruik zijn. Voor de vergunningen voor digitale radio-omroep geldt dat een spoedige verdeling van belang is voor het digitaliseringsbeleid in welk kader per 1 september 2011 een zogenaamde landelijke kavel in band III aan commerciële, landelijke FM-partijen en een zogenaamd bovenregionaal kavel aan andere partijen beschikbaar is gesteld voor digitale radio-omroep. Het is voor de gezamenlijke exploitatie van deze kavels gewenst dat ook de houders van de vergunningen voor kavels A7, B38 en C08 zo spoedig mogelijk daaraan kunnen deelnemen. Met het oog hierop is afgeweken van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten omdat sprake is van de uitzonderingsgrond hoge casu quo buitensporige private of publieke voor- en nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering.
Voor de omschrijving van de vergunningen die met deze regeling worden verdeeld, wordt in dit artikel verwezen naar het besluit dat strekt tot vaststelling van (onder meer) deze vergunningen, met inbegrip van de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen. Dit zogenaamde bekendmakingsbesluit wordt afzonderlijk in de Staatscourant gepubliceerd.
Verder wordt in artikel 1 een omschrijving van het begrip doorgifte-overeenkomst gegeven. De vergunninghouder die in het kader van deze regeling een aanvraag om vergunning B38 of vergunning kavel C08 doet, kan om te voldoen aan de digitaliseringsverplichting een doorgifte-overeenkomst sluiten met de houder van een nader bepaalde vergunning voor digitale omroep. Verwezen wordt naar de vergunningen voor (een deel van) kavel 11C (de frequentieband 219,496-221,208 MHz, ofwel de landelijke kavel voor digitale radio-omroep waarvoor vergunningen zijn verleend in het kader van de verlenging van de landelijke commerciële FM-vergunningen) en naar de vergunningen voor bij voetnoot 002 van het NFP genoemde frequentiebanden. Wat dit laatste betreft gaat het concreet om de vergunning van Mobiele TV Nederland B.V. (betreffende de z.g. regionale kavel). De vergunning van Callmax Global B.V. (betreffende de L-band) is op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken. Hierdoor is feitelijk de mogelijkheid komen te vervallen om te digitaliseren via de L-band.
Ingevolge de desbetreffende begripsomschrijving bestaat een bod uit zowel een eerste bod als uit aanvullende biedingen. Zoals hiervoor beschreven in paragraaf 4 strekken de aanvullende biedingen er toe het hoogste bod te bepalen in gevallen waarin meer dan één aanvrager hetzelfde hoogste (toewijsbare) bod heeft uitgebracht.
Het begrip groep is omschreven met het oog op de mededingingsnorm van artikel 10, welke norm mede ziet op afspraken of gedragingen van andere leden van de groep van de aanvrager. Hierbij is ingevolge het tweede lid het groepsbegrip van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek uitgebreid met juridische entiteiten waarin twee of meer aanvragers gelijkelijk deelnemen (in het bijzonder joint ventures) om te vermijden dat dergelijke sterk gelieerde partijen niet onder de mededingingsnorm zouden vallen.
In dit artikel wordt ten eerste bepaald welke vergunningen voor verdeling door middel van een veiling beschikbaar zijn en ten tweede welke combinaties van vergunningen kunnen worden aangevraagd. Zoals toegelicht in paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting kunnen de vergunningen voor kavel B38 en kavel A7 niet gezamenlijk worden aangevraagd om te voorkomen dat landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen zich op elkaars markt begeven.
Commerciële radio-omroepen kunnen blijkens het eerste lid van artikel 3 vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot 22 mei 2013, 14:00 uur een aanvraag indienen voor de vergunningen voor de kavels A7, B38 of C08. Aanvragen die later zijn ontvangen of die slechts op een andere wijze zijn ontvangen (bijvoorbeeld per fax of per e-mail) of op een ander adres, worden afgewezen ingevolge artikel 5.
In het vierde lid is bepaald dat met elkaar verbonden instellingen in de zin van artikel 6.24, tweede lid, Mediawet 2008, slechts één aanvraag indienen. Dit houdt verband met de mediawettelijke beperking van het gebruiksrecht. Voor een nadere toelichting van het aspect van verbondenheid wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting en het hiervoor reeds genoemde besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007.
De aanvraag moet blijkens het vijfde lid worden gedaan met gebruikmaking van het voorgeschreven model en moet vergezeld gaan van de in dit model bedoelde bijlagen, waaronder een verklaring van de aanvrager dat hij in staat voor de volledigheid en juistheid van de aangeleverde gegevens en documenten. Andere bijlagen betreffen onder meer de statuten, relevante uittreksels uit het handelsregister, een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media en verklaringen inzake de randvoorwaarden inzake programmatische aspecten en inzake mededingingsaspecten. Overigens is de aanvrager op grond van het achtste lid gehouden de minister onmiddellijk te informeren over wijzigingen na indiening van de aanvraag inzake gegevens, opgenomen in de aanvraag of de bijlagen daarbij. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in geval van een aan de aanvrager verleende of door hem aangevraagde surseance van betaling. De aanvrager moet de minister over dergelijke wijzigingen informeren, en wel per brief, te versturen naar het in het eerste lid, genoemde adres of op dat adres te bezorgen. Blijkt informatie uit de aanvraag onvolledig of onjuist te zijn, dan kan dat reden zijn de gevraagde vergunning te weigeren of de verleende vergunning in te trekken.
Vanwege de digitaliseringsverplichting (zie paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting) moet tegelijk met een aanvraag voor vergunning kavel A7 ook steeds een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep (kavel 11C) worden gedaan, terwijl de aanvrager van vergunning kavel C08 of vergunning kavel B38 in beginsel hetzij een aanvraag voor vergunning allotment 7A moet doen, hetzij een kopie van een doorgifte-overeenkomst moet overleggen. Dit is vastgelegd in het zesde en tiende van artikel 3. Zoals bepaald in het elfde lid van artikel 3 geldt deze eis voor aanvragers van een vergunning voor kavel C08 niet indien zij reeds houder zijn van een vergunning voor kavel 11C of een vergunning voor allotment 7A. En voor aanvragers van vergunning kavel B38 geldt de eis om een vergunning aan te vragen niet, indien zij reeds houder zijn van een vergunning voor allotment 7A. Dit is in lijn met het beleid dat uitgangspunt is voor de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM) en dat is gericht op een doelmatig gebruik van de bovenregionale kavel. Om dezelfde reden kan degene die zowel vergunning kavel B38 als vergunning kavel C08 aanvraagt, slechts één vergunning allotment 7A verwerven, dit in lijn met artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de voornoemde verlengingsregeling. De capaciteit in allotment 7A die resteert wordt overigens via een aparte uitgifteprocedure verdeeld, tezamen met de resterende capaciteit in andere allotments van de bovenregionale kavel.
Omdat de vergunningen voor digitale radio-omroep zoals met deze regeling uit te geven in het bijzonder ten aanzien van de looptijd enigszins verschillen van de eerder uitgegeven vergunningen voor commerciële digitale radio-omroep, wordt in het elfde lid niet gesproken over de vergunning kavel 11C en de vergunning allotment 7A maar worden de vergunningen materieel omschreven.
Als zekerheid voor de betaling van zijn (eerste) bod dient de aanvrager een zekerheid te stellen door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie. Indien de aanvraag betrekking heeft op twee vergunningen en dus twee (eerste) biedingen zijn gedaan, dient de aanvrager voor beide zekerheid te stellen, waarbij hij voor elk één waarborgsom of bankgarantie dient te verstrekken. De zekerheidstelling dient geëffectueerd te zijn aan het einde van de aanvraagtermijn en geldt voor de periode tot aan de afwijzing van de aanvraag of totdat, bij toewijzing van de aanvraag, het bod volledig is betaald. Indien de aanvrager bij zijn aanvraag uitstel van betaling heeft gevraagd en dat uitstel ook verleend wordt, geldt deze zekerheidstelling op grond van het in bijlage 3 opgenomen model tot na het vervallen van de laatste termijn op 1 september 2016. Er is enige tijd nodig om te kunnen bepalen of aan de betalingsverplichting is voldaan en zo nodig een verklaring af te geven dat de bankgarantie niet vervalt. In verband hiermee is in dit model bepaald dat de bankgarantie een looptijd heeft tot 1 november 2013 of, indien uitstel van uitstel van betaling is verleend, tot 1 november 2016.
Als een vergunningaanvraag niet op tijd, op het verkeerde adres of niet op de juiste wijze is ontvangen, wordt de aanvraag ingevolge artikel 5 afgewezen. Een dergelijk verzuim kan dus niet worden hersteld: er geldt een fatale termijn. De indieningtermijn is bepaald in het hiervoor reeds genoemde bekendmakingsbesluit, alsmede in artikel 3, eerste lid, van deze regeling. Iedereen kan daarmee dus rekening houden.
Ook wordt een aanvraag afgewezen, indien niet voldaan is aan artikel 3, tweede lid, omdat de aanvraag niet een financieel bod bevat. Mocht voor één vergunning wél en voor een andere vergunning niet voldaan zijn aan artikel 3, tweede lid, dan wordt de aanvraag gedeeltelijk geweigerd en wel voor die vergunning waarvoor niet voldaan is aan artikel 3, tweede lid.
Indien de aanvraag met inbegrip van het bod tijdig, op het goede adres en op de juiste wijze is ontvangen, wordt bezien of de aanvraag aan de overige formele eisen voldoet. Het betreft de vereisten inzake de indiening van één aanvraag door verbonden instellingen (artikel 3, vierde lid), inzake het gebruik van het model voor de aanvraag en de bijvoeging van bijlagen (artikel 3, vijfde lid), inzake de kennisgeving door aanvragers van vergunning kavel B38 of vergunning kavel C08 van de wijze van digitalisering (artikel 3, zesde lid), inzake de indiening van een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep dan wel bijvoeging van een doorgifte-overeenkomst (artikel 3, tiende lid) en inzake de zekerheidstelling (artikel 4). Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen binnen een periode van acht werkdagen. Verzuimherstel is onder meer mogelijk indien op de biedkaart die deel uitmaakt van het aanvraagmodel weliswaar een eerste bod is ingevuld maar indien de invulling van de biedkaart niet eenduidig is gebeurd (bijvoorbeeld omdat het bedrag in cijfers niet overeenkomt met het bedrag in lettters) of niet compleet (bijvoorbeeld omdat aanvullende biedingen ontbreken). Indien de gegevens en bescheiden die ten behoeve van het verzuimherstel nodig zijn, niet binnen die termijn op het adres, genoemd in artikel 3, eerste lid, zijn ontvangen, kan de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gelaten. Voor waarborgsommen geldt dat deze tijdig moeten worden gestort op de in artikel 4, derde lid, vermelde bankrekening.
Deze artikelen bevatten enkele materiële vereisten ten aanzien van de aanvrager en de aanvraag, gebaseerd op de artikelen 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013. Het betreft ten eerste de voor de uitgifte van frequentievergunningen gebruikelijke vereisten ten aanzien van rechtspersoonlijkheid en financiële positie (artikel 7), de toestemming van het Commissariaat voor de Media (artikel 8) en de programmatische randvoorwaarden inzake taalgebruik en nieuwsuitzendingen (artikel 9). Zoals is aangeduid in het algemene deel van de toelichting, wordt betreffende de financiële positie een bankverklaring geëist tenzij de aanvrager voorziet in een zekerheidstelling die niet een kwart maar de helft van het eerste bod betreft. Op deze wijze wordt een vergelijkbaar inzicht in de financiële positie van de aanvrager verkregen. Onder omstandigheden, in het bijzonder bij lage biedingen, is deze werkwijze voor aanvragers kostenbesparend omdat geen bankverklaring hoeft te worden verkregen. Hierbij geldt dat als de aanvrager zekerheid voor de helft van het eerste bod stelt, de in artikel 4 opgenomen eisen gelden voor de gehele zekerheidstelling. Indien bijvoorbeeld een bankgarantie wordt verstrekt, dient dus hiervoor ook de modelverklaring, opgenomen in bijlage 3, te worden gebruikt, en wel zodanig dat de bankgarantie de helft van het financiële bod betreft. Verder bevat artikel 10 een vereiste ter waarborging van een goed verloop van de verdeling vanuit de optiek van mededinging. Indien marktpartijen in de aanvraagfase afspraken maken over hun deelname of biedgedrag of anderszins samenspannen (collusie), heeft dat nadelige gevolgen voor derden en verhindert het de totstandkoming van een marktconforme prijs. Dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zijn in zijn algemeenheid verboden op grond van het in artikel 6 van de Mededingingswet neergelegde kartelverbod. In aanvulling hierop is in artikel 10 van deze regeling bepaald dat de aanvrager moet verklaren dat hij noch andere leden van zijn groep door afspraken of gedragingen afbreuk hebben gedaan of zullen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en dat een aanvraag kan worden afgewezen indien aannemelijk is dat toch van dergelijke afspraken of gedragingen sprake is geweest. Het vereiste inzake de verklaring zorgt dit er voor dat de aanvrager zich bewust is van het belang van eerlijke mededinging en van de (mogelijke) gevolgen van mededingingsbeperkende gedragingen. In het geval naderhand blijkt dat dergelijke gedragingen wel hebben plaatsgevonden, kan de aanvraag worden afgewezen of kan de vergunning, indien deze reeds is verleend, worden ingetrokken in verbinding met artikel 3.18, tweede lid, van de wet. Dat de verklaring dan ten onrechte is ondertekend, kan overigens een rol spelen in een eventuele civiele procedure van de Staat of een derde om schade te verhalen op de overtreder.
Het voor de verdeling van de vergunningen kavel A7 en kavel C08 gekozen veilingmodel brengt met zich dat de vergunning wordt verleend aan de aanvrager die het hoogste bod heeft uitgebracht, althans het hoogste toewijsbare bod. Blijkens het tweede lid van artikel 11 is geen sprake van een toewijsbaar bod indien de aanvraag waarvan het bod deel uitmaakt is of wordt afgewezen of buiten behandeling is gesteld. Het betreft mede afwijzingen op grond van artikel 3.18 van de wet dat weigeringsgronden bevat zoals inzake de mediawettelijke gebruiksbeperking of het niet voldaan hebben aan verplichtingen ingevolge een eerder verleende vergunning. In het derde lid is een voorziening getroffen voor het geval meer dan één aanvrager een zelfde hoogste toewijsbaar (eerste) bod heeft uitgebracht. Alsdan is bepalend wie van deze aanvragers een hoogste (eerste) aanvullend bod heeft uitgebracht. Voor het (onwaarschijnlijke) geval dat ook dan verscheidene aanvragers ex aequo eindigen, kan nog gebruik worden gemaakt van een tweede aanvullend bod, of zelfs een derde aanvullend bod. Op deze wijze wordt voorkomen dat alsnog een loting de beslissing moet bieden aan wie van de aanvragers de vergunning moet worden verleend.
Voor zover aanvragen (geheel of gedeeltelijk) niet worden toegewezen, worden ze afgewezen, zo is bepaald in het vijfde lid. Voor de goede orde zij vermeld dat dit alleen geldt voor zover deze aanvragen niet reeds zijn afgewezen op grond van artikel 5 of buiten behandeling zijn gelaten.
Op grond van het eerste lid geldt als uitgangspunt dat de verkrijger van de vergunning zijn winnende bod uiterlijk zes weken na de vergunningverlening betaalt, overeenkomstig het regime van de Algemene wet bestuursrecht voor bestuursrechtelijke geldschulden (artikel 4:87 Awb). De vergunninghouder is dus het eerste bod verschuldigd en tevens, indien dat bod niet het enige hoogste toewijsbare bod was, de aanvullende bieding aan de hand waarvan het hoogste toewijsbare bod is vastgesteld overeenkomstig de regeling van artikel 11, derde lid. Iedere aanvrager die voor een kavel een vergunning verleend krijgt, is gehouden om zijn bod te betalen. Dit betekent dat ook als er slechts één aanvrager een bod heeft uitgebracht dat voor toewijzing in aanmerking komt, deze zijn financieel bod gestand dient te doen. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 17, eerste lid, onder d, van het Frequentiebesluit 2013 dat uitdrukkelijk hierin voorziet.
Er bestaat de mogelijkheid bij de aanvraag een verzoek in te dienen om uitstel van betaling overeenkomstig artikel 4:94 Awb. Op grond van deze bepaling kan uitstel van betaling worden verleend, waaraan voorschriften kunnen worden verbonden ten aanzien van onder meer de betalingstermijnen. Ingevolge artikel 12, tweede lid, wordt bij verlening van uitstel van betaling een betalingsregeling getroffen met vier termijnen. Met het oog daarop dient de aanvrager in een voorkomend geval er krachtens artikel 4, tweede lid, voor zorg te dragen dat de voor de aanvraag geboden zekerheid geldig is totdat het laatste deel van het bod is betaald. Met dit vereiste wordt het risico weggenomen dat de invordering van een jaartermijn niet mogelijk is. Voor de invordering van het verschuldigde bedrag geldt het regime voor bestuursrechtelijke geldschulden van titel 4.4 Awb.
Degene die gebruik maakt van de mogelijkheid een betalingsregeling te treffen is rente verschuldigd over het nog niet betaalde deel van het bod. Op grond van artikel 4:101 Awb wordt over het deel van het bod waarvoor uitstel van betaling is gegeven, jaarlijks rente geheven op de voet van de wettelijke rente, thans 3%.
Indien voor de verkrijging van uitstel van betaling zekerheid wordt verschaft in de vorm van een waarborgsom, ontvangt de overheid hierover rente. Om die reden zal in dat geval geen wettelijke rente in rekening worden gebracht over het deel van het verschuldigde en nog niet betaalde bedrag dat wordt gedekt door de waarborgsom – tenzij sprake is van betalingsachterstand. Overeenkomstig artikel 4:101 Awb zal dit in de beschikking tot uitstel van betaling worden vastgelegd.
Tenslotte geeft het vierde lid de minister de bevoegdheid in voorkomend geval een geldschuld jegens de vergunninghouder met de vordering inzake het bod te verrekenen. Verrekening is op grond van artikel 4:93 Awb slechts mogelijk met een expliciete wettelijke grondslag. Deze bepaling biedt een grondslag voor verrekening in het geval een vergunninghouder in gebreke blijft (een betalingstermijn van) het bod te betalen maar anderzijds wel een vordering jegens de staat heeft die verband houdt met de uitvoering van het frequentiebeleid.
Na de aanvraagprocedure blijkt welke aanvrager de vergunning kavel A7, de vergunning kavel B38 of de vergunning C08 verkrijgt en welke niet. In het eerste geval kan de aanvrager, indien hij zijn bod in een keer betaalt, er voor kiezen dat de in het kader van de aanvraag gestelde zekerheid wordt aangewend voor de betaling van het bod. Indien een aanvrager niet de gevraagde vergunning heeft verkregen, wordt hem de verstrekte zekerheid teruggegeven.
Indien zekerheid was gesteld door middel van een waarborgsom ontvangt de aanvrager op grond van het eerste en tweede lid een vergoeding voor de rente over het gestorte bedrag. Dit geldt alleen voor de zekerheidstelling in het kader van de aanvraag. Daarom loopt de renteperiode voor degene die een vergunning heeft verkregen slechts tot aan het tijdstip van verlening van de vergunning.
Als een aanvrager verscheidene vergunningen heeft aangevraagd en slechts één van deze vergunningen heeft verkregen, geldt het voorgaande mutatis mutandis.
Ingevolge het derde lid wordt voor de rentevergoeding over de waarborgsom hetzelfde percentage gehanteerd als geldt voor de berekening van de rentevergoeding die het Ministerie van Financiën over de rekening-couranttegoeden van Agentschap Telecom betaalt. Op deze wijze wordt voorkomen dat over de op de rekening-courant geplaatste waarborgsom aan de aanvrager een hoger rentebedrag moet worden vergoed dan wordt ontvangen van voornoemd ministerie.
Deze artikelen betreffen de uitgifte van de vergunningen voor digitale radio-omroep die zijn gekoppeld aan de vergunningen voor de kavels A7, B38 en C08. Voor een nadere toelichting van de digitaliseringsverplichting wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemene deel van de toelichting. In artikel 14 is bepaald dat vergunning kavel 11C en vergunning allotment 7A beschikbaar zijn voor de desbetreffende aanvragers. In het tweede lid is vastgelegd dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 in bepaalde gevallen geen of slechts één vergunning allotment 7A kan worden verkregen. Ingevolge artikel 15 zijn de vereisten van artikel 3 e.v. van overeenkomstige toepassing op de aanvraag van de vergunningen voor digitale radio-omroep. Feitelijk wordt voor deze vergunningen dezelfde aanvraagprocedure doorlopen als voor de vergunningen voor analoge radio-omroep, in het bijzonder omdat de aanvragen voor de beide gekoppelde vergunningen tegelijk en met gebruikmaking van hetzelfde aanvraagmodel dienen te worden gedaan. Indien een aanvraag van een vergunning voor analoge radio-omroep kan worden toegewezen en terzake het hoogste toewijsbare bod bevat, voldoet ook de aanvraag voor de gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep aan de procedure en materiële vereisten. In lijn hiermee is in artikel 16 bepaald dat bij verlening van vergunning kavel A7, vergunning B38 of vergunning kavel C08 ook de bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep wordt verleend. Daarbij is voor de duidelijkheid bepaald dat dit niet afdoet aan het bepaalde in artikel 3, tiende lid, laatste volzin, en artikel 3, elfde lid. Een aanvraag voor vergunning allotment 7A dient immers te worden afgewezen als niet is voldaan aan die bepalingen betreffende randvoorwaarden voor de aanvraag van vergunning allotment 7A.
Omdat kavel A7 ten opzichte van de in het verleden uitgegeven kavel A7 is gewijzigd, zoals vermeld in het algemeen deel van de toelichting, dient de in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 opgenomen bepaling inzake de gebruiksbeperking te worden aangepast. In het betreffende artikel 8 wordt namelijk in onderdeel a bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling ten hoogste twee kavels kan gebruiken van de kavels zoals omschreven in de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 en, wat betreft de kavels A7 en A8, in het besluit tot vaststelling van twee vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep (kavels A7 en A8) alsmede twee vergunningen voor digitale radio-omroep (Stcrt. 2011, 7602). De aanpassing van dit onderdeel is zodanig vormgegeven dat niet langer wordt verwezen naar een specifieke omschrijving van de kavels A1 tot en met A9. Volstaan wordt met aan te duiden dat het deze kavels voor landelijke commerciële radio betreft. Voor kavel B38 is een vergelijkbare wijziging van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 doorgevoerd. Hiervoor is gekozen mede in verband met de invoering van een nieuw hoofdstuk 3 Telecommunicatiewet en de hiermee samenhangende wijzigingen in de procedure van uitgifte van frequentievergunningen. De onderhavige kavels, en in het bijzonder ook hun karakteristiek qua frequenties en opstelpunten, zijn genoegzaam bekend. Bovendien is gebleken dat deze kavels op hoofdlijnen ongewijzigd blijven. Door te volstaan met een aanduiding van de kavels zonder verwijzing naar een specifieke omschrijving wordt bereikt dat niet langer aanpassing van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 nodig is telkens als er een (geringe) wijziging is van een van de betreffende kavels voor commerciële radio.
De Beleidsregel optimalisatie commerciële FM-vergunningen betreft de afwikkeling van ontvangstklachten die in een periode in 2006 zijn ingediend. Deze beleidsregel is uitgewerkt en is derhalve ingetrokken.
De Beleidsregel sancties frequentiegebruik radio-omroep is ingetrokken omdat hij niet langer bijdraagt aan een effectief handhavingsbeleid. Hiervoor zijn twee redenen. In de eerste plaats hield de beleidsregel geen rekening met het digitaliseringsbeleid. Vanaf 1 september 2013 dienen de landelijke commerciële vergunninghouders hun analoge programma ook digitaal uit te zenden en vanaf 1 september 2015 geldt die verplichting ook voor de niet-landelijke commerciële vergunninghouders en de commerciële middengolfomroepen. Digitale radio is een nieuwe techniek en vergt maatwerk op het vlak van het toezicht. In de tweede plaats bepaalde deze beleidsregel dat in de meeste gevallen alleen een last onder dwangsom kon worden opgelegd en geen bestuurlijke boete. Dit had bijvoorbeeld als ongewenst bijeffect dat een ernstige overtreding kon worden gepleegd zonder dat dit (negatieve) financiële consequenties had voor de overtreder als hij de overtreding beëindigde voor het verstrijken van de aan de last verbonden hersteltermijn. Daarom ging van de beleidsregel onvoldoende generale en specifieke preventie uit.
De Minister van Economische Zaken,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-11065.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.