Vergunning voor de aanleg van een 8'' pijpleiding van Q1D naar Hoorn, Ministerie van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop:

  • Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te Rijswijk, heeft op 22 maart 2013 een aanvraag ingediend om een vergunning ingevolge artikel 94 van het Mijnbouwbesluit (Stb. 2002, 604), voor het aanleggen van een pijpleiding met een diameter van 20,3 cm (8 inch) op het continentaal plat in het hieronder in artikel 1, tweede lid, omschreven traject binnen blok Q1 van het continentaal plat, welk blok is aangegeven op de als bijlage 3 bij de Mijnbouwregeling (Stcrt. 2002, 245), gevoegde kaart.

  • Het Q1-D platform is het P6S platform dat verplaatst is naar Q1-D. Van Q1-D wordt een nieuwe 8” pijpleiding van 2,5 km aangelegd naar het aansluitpunt, coördinaten 52˚52’ 21.437” NB 04˚12’ 30.294” OL (ED50), op de 16” pijpleiding van Q1 Hoorn naar Q4-C;

  • De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft op 26 maart 2013 advies uitgebracht (kenmerk 13051896). Van de zijde van Rijkswaterstaat-Noordzee is te kennen gegeven dat geen bezwaar is tegen de aanleg van deze leiding.

Overwegingen:

  • De pijpleiding zal op grond van artikel 93 van het Mijnbouwbesluit moeten bestaan uit pijpen die voldoende sterk zijn en op doelmatige wijze met elkaar zijn verbonden, en tegen corrosie en uitwendige krachten moeten worden beschermd.

  • De ligging van de pijpleiding zal op grond van voornoemd artikel zodanig moeten zijn dat geen schade wordt veroorzaakt of dat schade zoveel mogelijk wordt voorkomen.

  • De eigenschappen, de aanleg, de ligging en het onderhoud van de leiding moeten op grond van voornoemd artikel voldoen aan de bij artikel 10.1 van de Mijnbouwregeling gestelde eisen.

  • Met het bij de aanvraag overlegde rapport van het voorontwerp van de pijpleiding is aangetoond dat zal worden voldaan aan NEN 3650. Uit de aanvraag blijkt derhalve dat de pijpleiding zal voldoen aan de bij en krachtens artikel 93, derde lid, van het Mijnbouwbesluit gestelde eisen.

  • Het advies van de Inspecteur-generaal der Mijnen ten aanzien van de aanvraag en aan het besluit te verbinden voorschriften is in dit besluit verwerkt.

Gelet op de artikelen 92, 93 en 94 van het Mijnbouwbesluit, alsmede op de artikelen 1.7.1 en 10.1 van de Mijnbouwregeling;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Aan Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te Rijswijk, wordt vergunning verleend voor het aanleggen van een pijpleiding met een diameter van 20,3 cm (8 inch) op het continentaal plat in het hieronder in het tweede lid omschreven traject.

  • 2. De vergunning geldt voor een traject tussen platform Q1-D en het aansluitpunt op de 16” pijpleiding van Q1 Hoorn naar Q4-C.

    De coördinaten van het begin en eindpunt zijn:

    Q1-D: 52° 52’ 20.098” NB en 04° 10’ 16.611” OL

    Aansluitpunt : 52° 52’ 21.437” NB en 04° 12’ 30.294” OL

  • 3. De ligging van de in het tweede lid bedoelde punten is uitgedrukt in geografische coördinaten volgens het stelsel van de Europese vereffening (ED 50).

Artikel 2

  • 1. De beheerder als bedoeld in artikel 92, onderdeel d, van het Mijnbouwbesluit, meldt uiterlijk 14 dagen voorafgaande aan de beoogde uitvoering van de aanlegwerkzaamheden de startdatum, tijdsduur, locatie, gebied en traject, betrokken schepen en 24 uurs contactpersonen aan de Inspecteur-generaal der Mijnen en de Chef Hydrografie.

  • 2. De beheerder als bedoeld in artikel 92, onderdeel d, van het Mijnbouwbesluit, meldt uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de daadwerkelijke uitvoering van de aanlegwerkzaamheden de tijdsduur, locatie, gebied en traject, betrokken schepen en 24 uurs contactpersonen aan de Inspecteur-generaal der Mijnen en de directeur van de Kustwacht.

  • 3. De bij de aanlegwerkzaamheden betrokken schepen melden zich voor de daadwerkelijke aanvang en bij beëindiging van de werkzaamheden bij het Kustwachtcentrum te Den Helder.

Artikel 3

In de periode tussen leggen en begraven van de pijpleiding dient voor het op afstand houden van de scheepvaart minimaal 1 wachtschip aanwezig te zijn.

Artikel 4

De minimale gronddekking voor de pijpleiding bedraagt 0,4 meter top of pipe.

Artikel 5

Bij gebruik van stortsteen of grind voor gronddekking geldt als maximum korreldiameter voor de afsluitende bovenlaag D90=85 mm.

Artikel 6

De vrije waterkolom boven de pijleiding, kabel, stortsteen, grind en matrassen is te allen tijde minimaal -19 meter LAT.

Artikel 7

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: Y. Peters MT-lid directie Energiemarkt

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag, waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven