Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2012, nr. IENM/BSK-2012/48207, houdende de aanwijzing van toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het gebied van de vervoerswetgeving

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op de artikelen 43, onderdeel c, van de Wet goederenvervoer over de weg, artikel 3, eerste lid, van het Besluit van 7 april 1995 houdende aanwijzingen van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart, artikel 7, onderdeel c, van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot en artikel 87, eerste en vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport belast met toezicht worden aangewezen als de ambtenaren van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bedoeld in:

  • a. artikel 43, onderdeel c, van de Wet goederenvervoer over de weg;

  • b. artikel 3, eerste lid, van het Besluit van 7 april 1995 houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 247);

  • c. artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart;

  • d. artikel 7, onderdeel c, van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot;

  • e. artikel 11, eerste lid, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart;

  • f. artikel 87, eerste en vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 12 tot en met 14 en hoofdstuk II van de Wet personenvervoer 2000 voorzover dit betrekking heeft op concessies door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleend voor openbaar vervoer per trein.

Artikel 2

Het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het gebied van de vervoerswetgeving wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het gebied van de vervoerswetgeving.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Bezwaarschrift

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Om twee redenen wordt dit besluit vastgesteld, waarbij de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden aangewezen als toezichthouders en opsporingsambtenaren op het gebied van de vervoerswetgeving.

In de eerste plaats vanwege de naamswijziging van de Inspectie. Ingevolge de tot nu toe geldende aanwijzing zijn de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) reeds aangewezen als toezichthouders en opsporingsambtenaren op het gebied van de vervoerswetgeving (zie Staatscourant 17 juli 2006, nr. 136). Sinds 1 januari 2012 vormen de IVW en de VROM-Inspectie samen de nieuwe Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Reden om het aanwijzingsbesluit opnieuw vast te stellen, met de aanwijzing van de ambtenaren van de ILT als toezichthouders en opsporingsambtenaren op het gebied van de vervoerswetgeving.

De tweede reden tot vaststelling van dit besluit is inhoudelijk van aard en is gelegen in de – tijdelijke – uitbreiding van de toezichthoudende taken van de ILT op het terrein van de passagiersrechten op het spoor. De Minister van Infrastructuur en Milieu wijst op grond van artikel 87, vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000, de personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij Verordening 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (hierna: Verordening passagiersrechten spoor). Ingevolge de Verordening passagiersrechten spoor worden aan reizigers in het treinverkeer een aantal basisrechten toegekend die door de spoorwegondernemingen moeten worden nageleefd. Deze rechten zien bijvoorbeeld op de door spoorwegondernemingen te verstrekken informatie, de aansprakelijkheid en de verzekeringsverplichtingen voor reizigers en hun bagage, de verplichtingen ten aanzien van de reizigers in geval van vertraging en de bescherming van en bijstand aan per spoor reizende gehandicapte personen of personen met beperkte mobiliteit. Ter handhaving van de bepalingen van de Verordening passagiersrechten spoor is de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom (zie artikel 93, tweede lid, Wet personenvervoer 2000). Met dit besluit wordt onderhavige toezichtstaak belegd bij de ILT.

Deze uitbreiding van de toezichtstaken van de ILT is tijdelijk van aard. Op dit moment wordt onderzocht aan welke organisatie deze toezichtstaak definitief moet worden opgedragen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven