Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 april 2012, houdende instelling van een bestuurlijk afstemmingsoverleg zoönosen

Nr. PG/CI 3104527

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Besluit:

Artikel 1

Er is een bestuurlijk afstemmingsoverleg zoönosen (hierna: het BAO-Z).

Artikel 2

  • 1. In het geval van een (potentiële) crisis op het terrein van zoönosen beoordeelt het BAO-Z de maatregelen die worden geadviseerd door de directeur van het Centrum infectieziektebestrijding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna resp.: het Centrum infectieziektebestrijding en het ministerie van VWS), op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid.

  • 2. In overige gevallen pleegt het BAO-Z overleg over de bestuurlijke aspecten betreffende de bestrijding van zoönosen,

  • 3. Naar aanleiding van het overleg, bedoeld in het eerste en tweede lid, brengt het BAO-Z zijn bevindingen over aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister van VWS), en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de minister van EL&I).

Artikel 3

  • 1. Het BAO-Z bestaat uit de volgende leden:

    • a. de Directeur-Generaal Volksgezondheid van het ministerie van VWS, tevens voorzitter;

    • b. de Directeur Publieke Gezondheid van het ministerie van VWS, tevens plaatsvervangend voorzitter;

    • c. de Directeur-Generaal AGRO van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: Ministerie van EL&I);

    • d. de directeur van het Centrum infectieziektebestrijding;

    • e. een vertegenwoordiger van de Directie Publieke Gezondheid van het ministerie van VWS, tevens secretaris;

    • f. de Chief Veterinary Officer van het Ministerie van EL&I;

    • g. een vertegenwoordiger van de Inspectie voor de Gezondheidszorg;

    • h. een vertegenwoordiger van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

    • i. door de minister te benoemen vertegenwoordiger van het Veiligheidsberaad, GGD-Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    • j. de bij het onderwerp van de vergadering betrokken decentrale bestuurders;

    • k. zij die op uitnodiging van de voorzitter van het BAO-Z de vergaderingen bijwonen.

  • 2. De minister benoemt de in het eerste lid, onderdeel i, genoemde personen en hun plaatsvervangers, op voordracht van de organisaties die zij vertegenwoordigen, voor een periode van vier jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming. Bij eventuele tussentijdse benoeming wegens vervanging geldt de benoeming voor de resterende periode.

  • 3. De Directeur-Generaal Volksgezondheid van het ministerie van VWS kan worden vervangen door de Directeur Publieke Gezondheid van het ministerie van VWS. De directeur van het Centrum infectieziektebestrijding kan worden vervangen door een andere deelnemer van het Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z). In dat geval neemt ook het hoofd van de afdeling Landelijke Coordinatie Infectieziektebestrijding van het CIb deel aan het BAO-Z.

Artikel 4

  • 1. Het BAO-Z komt op verzoek van de voorzitter bijeen als de directeur van het Centrum infectieziektebestrijding naar aanleiding van een (potentiële) crisis op het terrein van zoönosen een advies als bedoeld in artikel 2 heeft uitgebracht.

  • 2. Buiten de situatie, bedoeld in het eerste lid, komt het BAO-Z op verzoek van de voorzitter bijeen:

    • a. indien de voorzitter daartoe besluit naar aanleiding van een verzoek van een burgemeester of een voorzitter van een veiligheidsregio;

    • b. om overleg te plegen over de bestuurlijke aspecten betreffende de zoönosenbestrijding.

  • 3. Het BAO-Z vergadert zo nodig telefonisch.

  • 4. Vertegenwoordigers van de betrokken veehouderijsectoren of het bedrijfsleven zullen worden gevraagd om bij het begin van de BAO-Z-vergadering hun expertise in te brengen. De voorzitter van het BAO-Z kan ook expertise inroepen van vertegenwoordigers van een patiëntenorganisatie.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit bestuurlijk afstemmingsoverleg zoönosen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

TOELICHTING

Op 6 oktober 2010 heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Tweede Kamer geïnformeerd over het beleid rond zoönotische risico’s voor de volks- en diergezondheid, naar aanleiding van een rapport van een consortium van onderzoeksinstellingen onder leiding van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (Tweede Kamer, 2010–2011, 29 683, nr. 60). Daarin is aangeven dat het beleid voor dier- en volksgezondheid integraal moet worden ontwikkeld. De diverse aspecten van de volksgezondheid, diergezondheid, ecologische belangen en publieksperceptie moeten bij de beleidsvorming worden betrokken. Op 26 november 2010 hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) aan de voorzitter van de Tweede Kamer de kabinetsreactie op het rapport ‘Van verwerping tot verheffing’ gestuurd (Tweede Kamer 2010–2011, 28286 nr. 445). Het rapport betreft een evaluatie van de Q-koorts uitbraak en beslaat de periode van 2005 tot mei 2010.

Het kabinet heeft aangegeven de conclusies en aanbevelingen van het rapport te betrekken bij, dan wel op te nemen in het toekomstig beleid bij uitbraken van zoönosen (infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan). De minister van VWS en de staatssecretaris van EL&I hebben de Tweede Kamer op 18 mei 2011 geïnformeerd over maatregelen die leiden tot een geïntegreerde humaan-veterinaire risicoanalysestructuur voor de aanpak van zoönosen (Tweede Kamer, 2010–2011, 28286 nr. 505).

Het belang van een gedegen systeem waarmee infectieziekten verdenkingen en besmettingen in zowel het humane als veterinaire veld snel kunnen worden opgepikt, gemeld en kunnen worden aangepakt is reeds lange tijd onderkend. Beide beleidsvelden kennen een goed functionerend systeem van beheers- en bestrijdingsmanagement. Een belangrijke aanbeveling in het laatstgenoemde rapport, die door het kabinet ook wordt onderschreven, is de beide systemen van signalering, beoordeling en management van zoönosen verder te integreren zodat dreigingen en crises effectief kunnen worden beheerst.

Het instellen van een Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoönosen (BAO-Z) is één van de uitwerkingen van de aanbevelingen op het punt van de managementadviesstructuur.

Voor wat betreft de zoönotische risicobeoordeling is behoefte aan een deskundigenadvies, waarbij zowel veterinaire als volksgezondheidsdeskundigen betrokken zijn, maar ook deskundigheid uit ecologische of entomologische hoek, omdat bij zoönosen ook vectoren (muggen, knutten, teken, etc.) een rol kunnen spelen. In het geval van crises kan daartoe een Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z) bijeenkomen bestaande uit een vaste kerngroep deskundigen afkomstig uit in ieder geval het RIVM- CIb, het Centraal Veterinair Instituut, de Gezondheidsdienst voor Dieren, de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en de NVWA. Afhankelijk van de zoönose, wordt deze vaste kerngroep aangevuld met specifiek benodigde deskundigheid. Het OMT-Z staat onder voorzitterschap van de directeur van het CIb van het RIVM.

Het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Infectieziektebestrijding (BAO) is een bestaande overlegstructuur tussen vertegenwoordigers van het rijk en van partijen die lokaal verantwoordelijkheid dragen voor de (humane) infectieziektebestrijding. Met het uitgangspunt dat bij de aanpak van zoönosen op alle niveaus samengewerkt moet worden ligt het voor de hand om de bestuurlijke afstemming te combineren voor zoönosen. Daartoe wordt met dit besluit een BAO-Z ingesteld met bestuurlijke vertegenwoordigers uit het veterinaire en het volksgezondheidsdomein.

Het ministerie van EL&I heeft het basisoverleg. Hierin zijn de verschillende doelgroepen vertegenwoordigd die te maken hebben met de bestrijding van een besmettelijke dierziekte zoals het rijk, bedrijfsleven, hobbyhouders, etc. Het basisoverleg is geen besluitvormend of bestuurlijk overleg, maar is een wederzijds informerend orgaan en heeft als doel inzicht te krijgen in de consequenties van maatregelen, het uitleggen van maatregelen en het creëren van draagvlak. Het basisoverleg blijft bestaan naast het BAO-Z.

De taak van het BAO-Z is om in het geval van een (dreigende) uitbraak van een zoönosen die een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt, de geadviseerde maatregelen te beoordelen op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid en de minister van VWS en de staatssecretaris van EL&I hierover te adviseren. De genoemde geadviseerde maatregelen zijn afkomstig van het OMT-Z.

De directeur van het CIb, lid van het BAO-Z, is voorzitter van het OMT-Z en heeft als voornaamste taak in het BAO-Z het advies van het OMT-Z toe te lichten. Indien niet de directeur van het CIb, maar een andere deskundige uit het OMT-Z voorzitter is van het OMT-Z, dan neemt laatstgenoemde deskundige ook deel aan het BAO-Z. In dat geval neemt ook het hoofd van de afdeling Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het CIb deel aan het BAO-Z met het oog op mogelijke humane bestrijdingsmaatregelen.

Een van de aanbevelingen in het genoemde rapport over Q-koorts betreft het betrekken van het bedrijfsleven in de risicomanagmentstructuur. De inbreng van de veehouderijsector over technische mogelijkheden, communicatie met de achterban en kosteneffectiviteit van de voorgestelde maatregelen is van groot belang. Vertegenwoordigers van de betrokken veehouderijsectoren of het bedrijfsleven zullen daarom worden gevraagd om bij het begin van het BAO-Z hun expertise in te brengen om zo tot een breed gedragen advies aan de bewindspersonen te komen. Afhankelijk van de specifieke problematiek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bestuurslid belast met diergezondheid van de Land en Tuinbouw Organisatie of van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders.

De voorzitter van het BAO-Z kan, als de voorgestelde maatregelen daar aanleiding toe geven, ook expertise inroepen van vertegenwoordigers van een patiëntenorganisatie. Bijvoorbeeld patiënten met een aandoening of beperking die een verhoogd risico geeft op infectie met, of complicaties van, de betreffende zoönose. De vertegenwoordigers van de veehouderijsectoren en patiëntenorganisaties worden dus geraadpleegd door het BAO-Z maar maken daar geen deel van uit. Om tot een zuivere bestuurlijke afweging te komen stellen de leden van het BAO-Z hun advies aan de bewindspersonen op zonder de aanwezigheid van belanghebbende partijen uit de veehouderijsector en patiëntenorganisaties.

Overigens kan, conform de Departementale Handboeken Crisisbeheersing, de bestuurlijke crisis- resp. rampenstructuur in werking treden, en is het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming van toepassing.

De hierboven genoemde taak is veruit de belangrijkste taak van het BAO-Z. Daarnaast is er evenwel ook een beperkt rol voor het BAO-Z weggelegd om overleg te plegen over de bestuurlijke aspecten betreffende de zoönosenbestrijding anders dan na een OMT-Z advies.

Tijdens de parlementaire behandeling van de evaluatie van de Q-koorts uitbraak heeft de Tweede Kamer aangegeven dat het voor de toekomstige signalering en tijdige aanpak van dierziekten belangrijk is dat er voor regionale instanties een alarmprocedure wordt ingericht, die snel leidt tot een besluit over het al dan niet instellen van een aantal voorzorgsmaatregelen (motie Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen Scheppink, Tweede Kamer 28 286, nr. 457). Daarom is in de risicoanalysestructuur vastgelegd dat een GGD de directeur RIVM-CIb kan vragen een OMT-Z bijeen te roepen en de expertise samen te brengen. In dit besluit is geregeld dat een burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio de directeur-generaal Volksgezondheid kan vragen om een BAO-Z bijeen te roepen.

De voorzitter van het BAO-Z kan daarnaast in omstandigheden buiten een (dreigende) crisis besluiten tot het bijeenroepen van een BAO-Z. Het gaat in het laatstgenoemde geval dan vooral over het evalueren van het bestuurlijk optreden tijdens eerdere (potentiële) crises, en het bespreken van deskundigenadviezen naar aanleiding van opkomende zoönosen.

De taken en samenstelling van het BAO-Z zullen twee jaar na instelling worden geëvalueerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Naar boven