Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 maart 2012, nr. WJZ/322662 (2778), houdende wijziging van de Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen in verband met het verlengen van de werkingsduur van de regeling tot en met schooljaar 2014–2015

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING LOONKOSTENSUBSIDIE ONDERSTEUNEND PERSONEEL BASISSCHOLEN

De Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Vaststelling subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is met ingang van het schooljaar 2012–2013 een bedrag van € 19,4 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt voor de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 per 1 augustus van het schooljaar aangepast aan de genormeerde gemiddelde personeelslasten in het basisonderwijs.

B

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘50%’ vervangen door: 41,5%.

2. In het vierde lid wordt ‘2011–2012’ vervangen door: 2014–2015.

C

In artikel 10 wordt ‘2011–2012’ vervangen door: 2014–2015.

D

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘2011–2012’ vervangen door: 2014–2015.

E

In artikel 15, tweede lid, wordt ‘de schooljaren 2009–2011 en 2011–2012’ vervangen door: de schooljaren 2009–2010 tot en met 2014–2015.

F

In artikel 16 wordt ‘1 augustus 2012’ vervangen door: 1 augustus 2015.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 juli 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen (hierna: Conciërgeregeling) is in 2008 voor een periode van vier jaar vastgesteld, tot 1 augustus 2012. In de toelichting bij die regeling is gesteld dat er structureel middelen beschikbaar werden gesteld voor ondersteuning in het basisonderwijs en dat in 2012 zou worden bezien hoe de middelen na afloop van de Conciërgeregeling beschikbaar zouden worden gesteld.1

In het regeerakkoord is opgenomen dat specifieke subsidies zoveel mogelijk omgezet zullen worden in een lumpsumtoekenning. Dat geldt ook voor deze loonkostensubsidie, die uiteindelijk in de vorm van een vast bedrag voor iedere basisschool aan het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid zal worden toegevoegd. Voor de huidige subsidieontvangers betekent deze omzetting in een vast subsidiebedrag een vermindering. Aan de huidige toekenning heeft over het algemeen een specifieke problematiek bij de desbetreffende aanvrager ten grondslag gelegen. Om daaraan recht te doen, zal de omzetting in een vast bedrag per basisschool eerst plaatsvinden per 1 augustus 2015; tot dat moment wordt de huidige regeling verlengd. Daarmee geef ik de huidige subsidie-ontvangers naar mijn overtuiging voldoende mogelijkheid om daarop te anticiperen.

Verlenging subsidie tot en met schooljaar 2014–2015

Voornoemde verlenging van de werkingsduur van de Conciërgeregeling tot 1 augustus 2015 is opgenomen in de onderhavige wijzigingsregeling. Er kunnen geen nieuwe aanvragen gedaan worden, maar de huidige subsidieontvangers ontvangen drie jaar langer subsidie, tot en met schooljaar 2014–2015. Wel is het subsidiebedrag met ingang van schooljaar 2012–2013 enigszins verlaagd. Deze verlaging is onderdeel van de herziening subsidiebeleid onderwijssubsidies. Enerzijds heeft de herziening van het subsidiebeleid als doel dat de uitvoering daarvan met verhoogde efficiëntie wordt gedaan. Anderzijds geef ik er de voorkeur aan om te korten op subsidies in plaats van op de lumpsum van de onderwijsinstellingen.

Hoogte subsidiebedrag

Ten opzichte van het voorheen in de Conciërgeregeling opgenomen subsidieplafond van € 30 miljoen, was er sprake van een onderuitputting: over het schooljaar 2011–2012 is in totaal circa € 23,4 miljoen aan subsidie uitgekeerd. Het subsidieplafond voor de schooljaren 2012–2013 tot en met 2014–2015 ligt, met € 19,4 miljoen per jaar, 17% lager dan het subsidiebedrag voor het schooljaar 2011–2012.

De hoogte van het subsidiebedrag is overeenkomstig het lagere beschikbare subsidieplafond aangepast. In plaats van 50% van de genormeerde loonkosten inclusief werkgeverslasten wordt nog slechts 41,5% gesubsidieerd. Het subsidiebedrag per begunstigde komt daarmee 17% lager uit dan voorheen.

Het in artikel 5, tweede lid, van de Conciërgeregeling opgenomen bedrag aan genormeerde loonkosten inclusief werkgeverslasten van een betrokkene die is benoemd in een normbetrekking, € 32.343, betreft het prijsniveau per 1 augustus 2008. Als gevolg van de aanpassingen aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten in het basisonderwijs (4,38% per 1 augustus 2009 en 0,58% per 1 augustus 2011) is dit bedrag toegenomen tot: € 33.955 (prijsniveau 1 augustus 2011). Toekomstige ontwikkelingen van de genormeerde gemiddelde personeelslasten zullen in de hoogte van het subsidiebedrag worden meegenomen (artikel 5, vierde lid).

Opname in de lumpsum

Het totaal voor de Conciërgeregeling beschikbare budget bedraagt per 1 augustus 2012 € 19,4 miljoen. Dat is ook het budget dat met ingang van 1 augustus 2015 jaarlijks aan de lumpsum zal worden toegevoegd.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan DUO. Op basis van de uitvoeringstoets van DUO is gebleken dat DUO geen uitvoerings- en handhavingsproblemen voorziet.

Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. Het is niet mogelijk om nieuwe aanvragen voor subsidie op grond van de Conciërgeregeling te doen. Met deze wijzigingsregeling wordt alleen de werkingsduur van de Conciërgeregeling met drie jaar verlengd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.


X Noot
1

Stcrt. 2008, nr. 83, blz. 15.

Naar boven