Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 13 maart 2012, nr. IENM/BSK-2011/166751, houdende de instelling van de Begeleidingscommissie voor het Planbureau voor de Leefomgeving (Instellingsbesluit Begeleidingscommissie voor het Planbureau voor de Leefomgeving)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

begeleidingscommissie:

begeleidingscommissie voor het Planbureau voor de Leefomgeving, bedoeld in artikel 2;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

planbureau:

Planbureau voor de Leefomgeving, bedoeld in artikel 17 van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012

Artikel 2

Er is een begeleidingscommissie voor het planbureau.

Artikel 3

De begeleidingscommissie heeft tot taak:

  • a. toezicht houden op de wetenschappelijke kwaliteit van het werk van het planbureau, waaronder in ieder geval de zorg voor periodieke visitaties wordt verstaan, en

  • b. toezicht houden op de maatschappelijke relevantie van het werk van het planbureau.

Artikel 4

  • 1. De Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de andere leden van de begeleidingscommissie, na overleg met de directeur van het planbureau en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.

  • 2. De begeleidingscommissie bestaat uit ten hoogste 10 leden die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de Minister of een andere belanghebbende minister.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een tijdvak van vier jaar.

  • 4. Een lid dat is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd had moeten aftreden.

  • 5. De Minister ontslaat een lid tussentijds:

    • a. op diens verzoek;

    • b. op verzoek van de instantie op wier voordracht hij is benoemd, of

    • c. indien hij niet langer voldoet aan de hoedanigheden op grond waarvan hij werd benoemd.

  • 6. De directeur van het planbureau kan de vergaderingen van de begeleidingscommissie bijwonen.

  • 7. Het planbureau verzorgt het secretariaat van de begeleidingscommissie.

Artikel 5

De begeleidingscommissie kan nadere regels stellen voor haar werkwijze.

Artikel 6

Beschikkingen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving, die van kracht waren op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven na de inwerkingtreding van dit besluit van kracht.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

TOELICHTING

Algemeen

In de Nota Vernieuwing Rijksdienst die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens het destijds zittende kabinet op 24 september 2007 aan de Tweede Kamer heeft gezonden (Kamerstukken II 2007/08, 31 201, nr. 3 (herdruk), p.9), is opgenomen dat voor het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) wordt gestreefd naar een eenduidige juridische en financiële grondslag, met een duidelijke afbakening van het werk in betaalde werkzaamheden. In dat kader is door de Secretaris-Generaal voor de Vernieuwing van de Rijksdienst aan Staatsraad in buitengewone dienst mr. G.N. Roes gevraagd een rapport op te stellen. Dit rapport is in november 2008 uitgebracht en bevat een aantal aanbevelingen. In de brief van 6 april 2009 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 20) heeft het kabinet in het licht van die aanbevelingen aangegeven over de functioneringsvoorwaarden van de planbureaus te zullen beslissen in de ministerraad. In de brief is het toen zittende kabinet tevens ingegaan op de relatie en positionering van planbureaus ten opzichte van ministers en de Staten-Generaal.

Ten behoeve van een eenduidige juridische en financiële grondslag voor de planbureaus en ter uitvoering van de brief van 6 april 2009, worden het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving (Stb. 2001, 488) en het Besluit houdende instelling van een Sociaal en Cultureel Planbureau (Stb. 1973, 175) ingetrokken. Het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau worden in plaats daarvan beter ingebed in de relevante ministeriële organisatiebesluiten. Bovendien is er door de minister-president, handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een regeling vastgesteld, waarin de ‘Aanwijzingen voor de Planbureaus’ zijn vastgesteld (Stcrt. 2012, 3200).

In artikel 11 van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving is de begeleidingscommissie van het Planbureau voor de Leefomgeving ingesteld. Met de intrekking van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving, dient op een andere manier te worden voorzien in het toezicht op het onder zijn verantwoordelijkheid vallende planbureau. In de toelichting op Aanwijzing 5 van de Aanwijzingen voor de Planbureaus is reeds aangegeven, dat door de eerst verantwoordelijke minister een begeleidingscommissie moet worden ingesteld waarin de twee in Aanwijzing 5 genoemde taken zijn belegd. In het besluit wordt derhalve de begeleidingscommissie van het Planbureau van de Leefomgeving ingesteld. Bij de voorbereiding van dit besluit heeft overleg plaatsgevonden met het Planbureau voor de Leefomgeving en met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Administratieve en bestuurlijke lasten en handhaving

Het besluit heeft geen gevolgen voor burgers, bedrijfsleven, overheid en milieu. Het besluit heeft betrekking op het coördineren van regeringsbeleid en op de organisatie van het departement van Infrastructuur en Milieu. Aan dit besluit zijn geen bestuurlijke lasten of administratieve lasten voor het bedrijfsleven gebonden.

Op de begeleidingscommissie is het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissie (Stb. 2009, 50) van toepassing, aangezien de begeleidingscommissie een commissie is als bedoeld in Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. De kosten die verbonden zijn aan de vergoeding voor de leden van de begeleidingscommissie zijn niet veranderd ten opzichte van de kosten die daaraan verbonden waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikelgewijs

Artikel 3

In artikel 3 is artikel 11, eerste lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving overgenomen. Deze bepalingen zijn echter niet identiek. In artikel 11, eerste lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving is bepaald, dat de begeleidingscommissie het wetenschappelijk niveau van het planbureau moet bewaken en dient te adviseren over het werkprogramma van het planbureau.

De eerste taak die uit artikel 11, eerste lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving volgt, is in andere bewoordingen opgenomen in artikel 3, aanhef en onder a. Verder is in artikel 3, aanhef en onder a, verduidelijkt, dat het wetenschappelijk niveau van het Planbureau voor de Leefomgeving in ieder geval dient te worden bewaakt door periodiek een visitatie te organiseren. Bij visitaties worden, al dan niet gelijktijdig, de wetenschappelijke kwaliteit alsmede de beleidsmatige en de maatschappelijke relevantie van de producten van het planbureau beoordeeld. In de praktijk zullen de andere bewoordingen en de verduidelijking geen inhoudelijke wijzigingen met zich brengen.

De tweede taak die uit artikel 11, eerste lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving volgt, valt voortaan onder artikel 3, aanhef en onder b, van het besluit. artikel 3, aanhef en onder b, is echter breder omschreven. De taak van de begeleidingscommissie is op dit punt aldus uitgebreid.

Artikel 4

In artikel 4 is artikel 11, tweede tot en met achtste lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving grotendeels getransponeerd. Inhoudelijk zijn geen wijzigingen opgenomen. Wel is de bestaande praktijk op twee punten vastgelegd. In de eerste plaats is in artikel 11 van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving niet bepaald, dat de Minister bij benoeming, schorsing en ontslag van leden van de begeleidingscommissie dient te overleggen met de directeur van het planbureau. Overleg hieromtrent vindt echter in de praktijk wel plaats.

In de tweede plaats is in artikel 11 van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving niet bepaald, dat de commissie slechts uit leden mag bestaan die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de Minister of een andere belanghebbende minister. In de praktijk worden dergelijke leden evenwel niet aangesteld, omdat deze leden hun taken dan niet naar behoren zouden kunnen uitvoeren. Volledigheidshalve is deze eis in het tweede lid van artikel 4 opgenomen.

Artikel 5

In artikel 5 is artikel 12 van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving getransponeerd.

Artikel 6

In artikel 6 is overgangsrecht opgenomen. Beschikkingen op grond van artikel 11, tweede lid, van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving, houdende de benoeming van de leden, komen hierdoor met het vervallen van dat besluit, niet te vervallen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

Naar boven