Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 maart 2012, nr. IVV/OOG/2012/3154 , tot wijziging van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1985, nr. 85/2305, houdende nadere regels met betrekking tot de herziening en intrekking van ouderdomspensioen (Stcrt. 136) in verband met onder meer de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 17, vierde en zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Besluit:

ARTIKEL 1

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1985, nr. 85/2305, houdende nadere regels met betrekking tot de herziening en intrekking van ouderdomspensioen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt ‘in afwijking van artikel 17, derde lid’ vervangen door ‘in afwijking van artikel 17, vierde lid’ en wordt ‘met ingang van de eerste dag van de maand waarin de echtgenoot de 65-jarige leeftijd heeft bereikt’ vervangen door ‘met ingang van de dag waarop de echtgenoot de 65-jarige leeftijd heeft bereikt’.

B

In artikel 1a wordt ‘In afwijking van artikel 17, derde lid’ vervangen door ‘In afwijking van artikel 17, vierde lid’ wordt ‘inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven’ vervangen door ‘inkomen uit arbeid of overig inkomen’ en wordt ‘op de eerste dag van de in artikel 10, vierde lid, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde periode’ vervangen door ‘op de eerste dag van de periode, respectievelijk kalendermaand, bedoeld in artikel 4.1, vierde, respectievelijk vijfde lid, van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten’.

C

Artikel 3 vervalt.

D

In artikel 4 wordt ‘Sociale Verzekeringsbank’ vervangen door: Sociale verzekeringsbank.

E

Na artikel 6 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nadere regels inzake intrekking en herziening van het ouderdomspensioen.

ARTIKEL 2

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 maart 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

De Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen maakt een wijziging noodzakelijk van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1985, nr. 85/2305, houdende nadere regels met betrekking tot de herziening en intrekking van ouderdomspensioen (Stcrt. 136) (hierna: regeling).

In de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen is de datum waarop het AOW-ouderdomspensioen ingaat, gewijzigd van de eerste dag van de maand waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt in de dag waarop de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Deze wijziging is ook doorvertaald naar de genoemde regeling. In artikel 1 van de regeling was nog bepaald dat de herziening van het ouderdomspensioen en de intrekking van de toeslag plaats moeten vinden met ingang van de eerste dag van de maand waarin de echtgenoot de 65-jarige leeftijd heeft bereikt. Dit is overeenkomstig de genoemde wijzigingswet gewijzigd in die zin dat de bedoelde herziening en intrekking voortaan plaats moeten vinden met ingang van de dag waarop de echtgenoot de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de regeling nog op een aantal andere punten aan te passen. Het betreft de volgende:

  • * In de artikelen 1 en 1a van de regeling is de onjuiste verwijzing naar artikel 17, derde lid, gewijzigd in een verwijzing naar artikel 17, vierde lid. In artikel I, onderdeel A, van de Wet van 2 november 2006 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende (Stb. 2006, 556) is artikel 17, derde lid, met ingang van 22 november 2006 vernummerd tot vierde lid. Destijds is verzuimd deze vernummering te verwerken in deze regeling.

  • * In artikel 1a van de regeling werd nog verwezen naar artikel 10, vierde lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Dit artikellid is, evenals het op dit artikellid gebaseerde Inkomensbesluit AOW 1996, met ingang van 1 januari 2011 komen te vervallen als gevolg van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving. artikel 10, vierde lid, is vervallen omdat bij de Wet harmonisatie en vereenvoudiging sociale zekerheidswetgeving in een nieuw artikel 12a van de AOW een algemene grondslag is opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wat onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in, onder meer, artikel 10, eerste en tweede lid, van de AOW moet worden verstaan. Op grond van deze grondslag is inmiddels met ingang van 1 januari 2011 het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen vastgesteld. Daarom kan thans worden verwezen naar de eerste dag van de perioden, respectievelijk kalendermaanden, waaraan het overig inkomen, respectievelijk inkomen uit arbeid, wordt toegerekend, bedoeld in artikel 4:1, vijfde, respectievelijk, vierde lid, van het genoemde inkomensbesluit. Dit inkomensbesluit zal naar verwachting met ingang van 1 maart 2012 worden gewijzigd, waarbij de citeertitel van het besluit wordt gewijzigd in Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten. Omdat deze regeling met ingang van 1 april 2012 in werking zal treden wordt in artikel 1a verwezen naar de nieuwe citeertitel van het inkomensbesluit.

  • * In artikel 1a van de regeling is de onjuiste omschrijving ‘inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven’ vervangen door ‘inkomen uit arbeid of overig inkomen. In artikel X van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving is met ingang van 1 januari 2011 in de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste en tweede lid, en 11 van de AOW de omschrijving ‘inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven’ vervangen door ‘inkomen uit arbeid of overig inkomen’. Bij die gelegenheid is verzuimd ook deze regeling dienovereenkomstig aan te passen.

  • * In artikel 3 van de regeling was geregeld dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) bevoegd was om het ouderdomspensioen of de toeslag met terugwerkende kracht in te trekken of te schorsen, als de SVB na de toekenning van een ouderdomspensioen beslist dat de pensioengerechtigde of de jongere echtgenoot van de pensioengerechtigde schuldig nalatig is geweest premie te betalen. Deze bepaling is bij de totstandkoming van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid abusievelijk niet aangepast. In genoemde wet is de bevoegdheid van de SVB om tot herziening of intrekking over te gaan omgezet in een wettelijke verplichting. In artikel 17a, eerste lid, van de AOW is sindsdien nl. bepaald dat de SVB een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen moet herzien of intrekken indien het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Dit heeft als gevolg gehad dat de SVB verplicht was om het AOW-ouderdomspensioen te herzien of in te trekken als dit ten onrechte of tot een te hoog bedrag was verleend, tenzij het een teveelbetaling als gevolg van schuldige nalatigheid betrof nadat de leeftijd van 65 jaar is bereikt. In het laatste geval was de SVB niet verplicht tot herziening of intrekking. In verband daarmee is artikel 3 thans vervallen. Daarmee is op herziening of intrekking van het AOW-ouderdomspensioen wegens achteraf gebleken schuldige nalatigheid het regime van de artikelen 17 en 17a AOW van toepassing geworden, alsmede de op die artikelen gebaseerde beleidsregels van de SVB. De in artikel 3 van de regeling opgenomen voorwaarde dat het AOW-ouderdomspensioen slechts herzien of ingetrokken mag worden als een beslissing tot schuldige nalatigheid redelijkerwijs niet vóór de toekenning van het AOW-pensioen had kunnen worden genomen, vormt een onderdeel van de toets om wegens dringende redenen geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.

  • * In artikel 4 van de regeling wordt de aanduiding van Sociale verzekeringsbank aangepast aan de definitie in artikel 1, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • * Aan de regeling is een tot nu toe ontbrekende citeertitel toegevoegd, teneinde het in de toekomst aanhalen van de regeling te vereenvoudigen.

In artikel 2 is bepaald dat deze regeling in werking treedt op het tijdstip waarop de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen in werking treedt. De inwerkingtreding van die wet zal bij koninklijk besluit worden geregeld. In dat koninklijk besluit zal het tijdstip van inwerkingtreding worden vastgesteld op 1 april 2012, zodat ook deze regeling met ingang van die datum in werking zal treden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp.

Naar boven