Besluit van 20 oktober 2006, houdende intrekking van het Besluit volksgezondheidssubsidies

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 maart 2006, kenmerk DWJZ/BWJP-2667209;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 25 april 2006, no. W.13.06.0074/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 oktober 2006, kenmerk DWJZ/BWJP-2716721;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit volksgezondheidssubsidies wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Op subsidies en specifieke uitkeringen die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend of vastgesteld blijven de regels gesteld bij of krachtens het Besluit volksgezondheidssubsidies van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 20 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de zestiende november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Op 1 januari 1995 en 1 augustus 1998 traden het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid respectievelijk het Besluit volksgezondheidssubsidies in werking.

Genoemde besluiten bevatten de algemene regels die vrijwel altijd in het proces van subsidiëring aan de orde zijn. Zo waren in beide besluiten nagenoeg dezelfde regels vastgesteld betreffende de termijn voor het indienen van een aanvraag en de daarbij te overleggen stukken, procedures voor de toekenning van subsidie, de beslistermijnen en de controle op de afrekening en de daarbij in te dienen stukken. Hoewel artikel 10 van de Welzijnswet 1994 en artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies verschillende wijzen van nadere regelgeving boden en daarmee de mogelijkheid van meerdere algemene maatregelen van bestuur en meerdere ministeriële regelingen per subsidiestroom, is uit oogpunt van een eenheid in subsidievoorschriften aanvankelijk per kaderwet gekozen voor één algemene maatregel van bestuur in combinatie met één of meer daarop berustende ministeriële regelingen. Evenwel is vrij snel volgend op de vaststelling van het Besluit volksgezondheidssubsidies het gaandeweg praktijk geworden dat steeds meer gebruik gemaakt is van de mogelijkheid om rechtstreeks op de Welzijnswet 1994 en de Kaderwet volksgezondheidssubsidies gebaseerde subsidieregelingen vast te stellen. Veel subsidieregelingen op het terrein van de volksgezondheid kennen een andere historie. Zij waren vaak voorheen gebaseerd op andere wetten als bijvoorbeeld de AWBZ, de Wet collectieve preventie en kenden eigen specifieke bepalingen en bleken daardoor niet binnen het stramien van het Besluit volksgezondheidssubsidies te passen. Deze ontwikkelingen maakten daarnaast dat ook voor het terrein van Welzijn en Sport vaker gekozen werd voor een direct op de Welzijnswet 1994 gebaseerde ministeriële regeling.

Gelet op andere ontwikkelingen nadien voldeed de keus van één algemene maatregel van bestuur met daaronder één algemene regeling ook in een aantal andere opzichten niet meer. In het najaar van 2003 is aan de Tweede Kamer het nieuwe subsidiebeleid kenbaar gemaakt en in gang gezet (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 214, nr 4). Daarnaast bestond behoefte het departementale subsidiebeheer kritisch onder de loep te nemen. Mede naar aanleiding van kritiek van de Algemene Rekenkamer was er een wens om flexibeler te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en behoeften van zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekker.

Gaandeweg is het beleid steeds meer gericht op het terugdringen van administratieve lasten. Weliswaar bracht het gekozen systeem van één algemene maatregel van bestuur per kaderwet de gewenste uniformiteit in het subsidiebeheer, tegelijk fungeerde het langzamerhand als een te strak keurslijf. Alle subsidieverstrekkingen waren in wezen gebonden aan één uniforme set van administratieve verplichtingen.

Eén vast stramien van administratieve verplichtingen voor alle typen van subsidies blijkt een te star kader. Niet voor elke subsidiestroom, met name niet voor subsidies van een betrekkelijk gering financieel belang, wordt de behoefte gevoeld tot het opleggen van alle verplichtingen uit genoemde besluiten.

Daarnaast bestond behoefte aan meer flexibiliteit op het onderdeel van de financieringsmethode. In het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en het Besluit volksgezondheidssubsidies gingen de regels omtrent vaststelling van de subsidie er in wezen van uit dat subsidie uitsluitend volgens de zogeheten declaratiemethode verstrekt zou kunnen worden. Meer en meer werd de behoefte gevoeld om ook met andere vormen van subsidiëring te werken, zoals de budgetmethode en – in sommige gevallen – de lump sum subsidie. Het in het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en het Besluit volksgezondheidssubsidies vastgelegde systeem van vaststelling van de subsidies stond daaraan in de weg.

Een departementale evaluatie van de regels uit genoemde besluiten leidde tevens tot de slotsom dat het mogelijk moest zijn om op de structurele subsidies Afdeling 4.2.8, per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren.

Bovenstaande overwegingen hebben geleid tot de conclusie dat het gewenst was om tot een meer flexibel complex van regelgeving over te gaan. Hierbij zou de mogelijkheid moeten bestaan om bij nieuwe subsidiestromen eventueel andere, bij die subsidiabele activiteiten passende, regels te kunnen toepassen. Het onderhavige besluit tot intrekking van het Besluit volksgezondheidssubsidies strekt ertoe om dit mogelijk te maken. Het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid komt op 1 januari 2007 van rechtswege te vervallen, in verband met de inwerkingtreding op dat tijdstip van de Wet maatschappelijke ondersteuning, met welke wet de Welzijnwet 1994 wordt ingetrokken. Daarvoor in de plaats komt de Subsidieregeling VWS-subsidies. Dit is een algemene regeling op grond waarvan subsidies voor het terrein van volksgezondheid, welzijn en sport verstrekt kunnen worden. Het is een algemene regeling waarin de minimumvereisten zijn neergelegd die doorgaans altijd wel van toepassing zullen zijn. Deze zijn ontdaan van die administratieve verplichtingen die naar de huidige inzichten als omslachtig en voor een deel van de subsidies overbodig worden beschouwd. Die regeling zal een standaard set van de administratieve verplichtingen bevatten, een standaard set van procedureregels en een financieringsmethode die doorgaans aan de orde zal zijn. De regels die betrekking hadden op de instellingssubsidies worden goeddeels vervangen door daarin Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren.

Daarnaast wordt per subsidiestroom bezien of naast deze algemene ministeriële regeling bijzondere, afwijkende of specifiek op die subsidiestroom toegesneden regels nodig zijn.

Voor het niveau van regelgeving is gekozen voor een ministeriële regeling. Deze keus is met toepassing van het afwegingskader, vastgelegd in § 2.3 van de Aanwijzing voor de regelgeving verantwoord te achten. Er is zoals gezegd behoefte aan regelgeving waarbij op flexibeler wijze kan worden ingespeeld op gewenste veranderingen.

De Subsidieregeling welzijnsbeleid en de Subsidieregeling volksgezondheid zijn met de inwerkingtreding van de Subsidieregeling VWS-subsidies op 1 juli 2006 reeds ingetrokken. De overige regelingen, die mede, op de beide besluiten gebaseerd zijn en van rechtswege komen te vervallen worden indien dit noodzakelijk is aangepast en opnieuw vastgesteld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 december 2006, nr. 242.

Naar boven