Wijziging Leidraad Invordering 2008

8 februari 2012

Nr. BLKB2011/2328M

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd, onder meer in verband met de inwerkingtreding van artikel 18 van de Invorderingswet 1990, de invordering van de strafbeschikking (artikel 3a van die wet), de kostenvergoeding (artikel 62a van die wet), in 2011 door de Hoge Raad gewezen arresten over betalingsonmacht, de aanpassing van artikel 8 van de Uitvoeringsregeling Awir en beleidswijzigingen in insolventieprocedures.

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 juni 2011, nr. BLKB2011/633M, Stcrt. 2011, nr. 10957, wordt gewijzigd als volgt:

ARTIKEL I

A

In artikel 1.1.2, in de opsomming onder het derde gedachtestreepje, vervalt ‘of de echtgenoot bedoeld in artikel 3 van de Wet investeren in jongeren’.

B

In artikel 1.1.8, eerste volzin, wordt ‘artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e van de wet’ vervangen door: artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, en artikel 18 van de wet.

C

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Er zijn in deze leidraad op artikel 3a van de wet geen beleidsregels gemaakt.

D

In artikel 4.1, tweede volzin, wordt ‘artikel 3, tweede lid, van de wet’ vervangen door: artikel 4:124 van de Awb.

E

In artikel 14.2.9, negende volzin, wordt ‘zogenaamde Automatic Number Plate Recognition-actie’ vervangen door: actie op grond van artikel 18 van de wet.

F

Na artikel 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18

Er zijn in deze leidraad op artikel 18 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

G

Artikel 24.1.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het opschrift wordt vervangen door: 24.1.1 Verrekening voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en beslagvrije voet

2. De tweede tot en met de vierde en laatste volzin worden vervangen door: Als de belastingschuldige door die verrekening een lager bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet, kan hij de ontvanger verzoeken de verrekening ongedaan te maken voor zover hierdoor de beslagvrije voet is aangetast. Als de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beslagvrije voet is aangetast, zal de ontvanger rekening houden met de beslagvrije voet bij de laatste verrekening die plaatsvond vóór de indiening van het verzoek en bij de daaropvolgende verrekeningen.

H

Aan artikel 25.4.3 worden na de laatste volzin twee volzinnen toegevoegd, luidende: Tenzij anders overeengekomen, verrekent de ontvanger een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting niet met een belastingschuld waarvoor een betalingsregeling is verleend. De ontvanger kan echter een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting verrekenen met een belastingschuld gedurende de behandeling van een verzoek om een betalingsregeling.

I

In artikel 25.5.3, in de opsomming onder e, vervalt ‘waarvan de betalingstermijn is verstreken’.

J

In artikel 26.2.19, eerste en enige volzin, wordt ‘€ 45’ vervangen door: € 49. Voorts wordt ‘€ 83’ vervangen door: € 92.

K

Artikel 36.5.1, eerste volzin, wordt vervangen door: Bij de beoordeling of sprake is van betalingsonmacht speelt het begrip ‘liquide middelen’ een rol. Voor de toepassing van artikel 36, tweede lid, van de wet worden onder liquide middelen verstaan de kasmiddelen, waaronder de bank- en girotegoeden, en de direct opneembare kredietruimte van het lichaam.

L

Na artikel 62 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 62a

Er zijn in deze leidraad op artikel 62a van de wet geen beleidsregels gemaakt.

M

Artikel 73.5.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste volzin, onderdeel b, wordt na ‘eigen beheer’ ingevoegd: (zie ook artikel 73.5a).

2. In de eerste volzin, onderdeel d, vervalt ‘, met uitzondering van het bepaalde in artikel 288, tweede lid, onderdeel b, Fw’.

3. De tiende en elfde volzin worden vervangen door: De uitstelregeling geldt voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot en met de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst en is definitief in die zin dat daarop van de zijde van de ontvanger in beginsel niet meer kan worden teruggekomen.

N

In artikel 73.5.4, tweede volzin, wordt ‘na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen’ vervangen door: na de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst.

O

In artikel 73.5.5, eerste volzin, tweede gedachtestreepje, wordt ‘na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen’ vervangen door: na de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst.

P

Artikel 73.6.3, eerste en tweede volzin, wordt vervangen door: Als de ontvanger toetreedt tot een buitengerechtelijk akkoord verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen. Zonodig stelt hij een derdebeslagene of houder van penningen op de hoogte van het verval van het beslag en zorgt hij voor doorhaling van een beslag op een registergoed.

Q

Aan artikel 73.6.5, eerste en enige volzin, wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: nadat hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.

R

Artikel 73.6.9, eerste en tweede volzin, wordt vervangen door: Indien een akkoord op grond van artikel 22a van de regeling niet mogelijk is, vindt kwijtschelding voor ondernemers uitsluitend plaats bij een zogenoemd saneringsakkoord in de zin van artikel 22 van de regeling. Zie ook artikel 26.3 van deze leidraad.

S

Artikel 77.4, tweede en derde volzin, wordt vervangen door: De ontvanger zal het verplichtingensignaal opheffen als hem blijkt dat de aanslagen betaald zijn of het recht op invordering ervan is vervallen.

T

In artikel 78, tweede volzin, in de opsomming, vervalt: - EU-richtlijn 2008/55/EG.

U

Artikel 78.4.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het opschrift wordt vervangen door: Vervallen.

2. De artikelen 78.4.1 en 78.4.2 vervallen.

V

Artikel 79, zevende volzin, wordt gewijzigd als volgt.

1. na het vijfde gedachtestreepje en de tekst daarachter, in de opsomming wordt ingevoegd: - verrekening en beslagvrije voet;

2. na het negende gedachtestreepje en de tekst daarachter (nieuw), in de opsomming wordt ingevoegd: - toeslagschuld te wijten aan opzet of grove schuld;

3. na het elfde gedachtestreepje en de tekst daarachter (nieuw), in de opsomming wordt ingevoegd: - uitstel van betaling in verband met bezwaar of herzieningsverzoek

W

Na artikel 79.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 79.5a. Verrekening en beslagvrije voet

Als de belanghebbende door de verrekening van een voorschot op een tegemoetkoming of een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting een lager bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet, kan hij de Belastingdienst/Toeslagen verzoeken de verrekening ongedaan te maken voor zover hierdoor de beslagvrije voet is aangetast. Als de belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beslagvrije voet is aangetast, zal de Belastingdienst/Toeslagen rekening houden met de beslagvrije voet bij de laatste verrekening die plaatsvond vóór de indiening van het verzoek en bij de daaropvolgende verrekeningen.

X

Aan artikel 79.6 wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende: De verrekening wordt altijd geacht op basis van termijnen (niet ineens) plaats te vinden.

Y

In artikel 79.8, vierde volzin, wordt na ‘Awir’ ingevoegd: , met dien verstande dat met het netto besteedbaar inkomen van de partner alleen rekening wordt gehouden als die partner belanghebbendes partner was gedurende de periode waarop belanghebbendes toeslagschuld betrekking heeft.

Z

Na artikel 79.8 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 79.8a. Toeslagschuld te wijten aan opzet of grove schuld

Voor toeslagschulden regelt artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir het uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen. De leden 1 tot en met 6 van dat artikel 7 zijn niet van toepassing als het ontstaan van de terugvordering te wijten is aan opzet of grove schuld (artikel 7, zesde lid, van de Uitvoeringsregeling Awir). In aanvulling op dat zesde lid geldt het volgende.

Voor een toeslagschuld die is te wijten aan opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner kan de Belastingdienst/Toeslagen een betalingsregeling van ten hoogste 24 maanden toestaan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • De belanghebbende verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen om zo’n regeling.

  • De belanghebbende of dienst partner maakt aannemelijk dat zij niet meer beschikken over het ten onrechte geïnde voorschot, belichaamd in de toeslagschuld.

  • De regeling leidt tot betaling van de volledige schuld binnen 24 maanden.

Als het mogelijk is om een regeling van korter dan 24 maanden te treffen, moet die kortere regeling worden overeengekomen, afhankelijk van de betalingscapaciteit.

Een toeslagschuld die is te wijten aan opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner en waarvoor geen betalingsregeling overeengekomen kan worden, moet geheel worden ingevorderd. Als belanghebbende of diens partner aannemelijk maakt dat zij niet meer beschikken over het ten onrechte ontvangen voorschot, belichaamd in de toeslagschuld, houdt de Belastingdienst/Toeslagen, op verzoek, bij de verrekening van een voorschot met die toeslagschuld, er rekening mee dat belanghebbende een bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dat overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet.

AA

Na artikel 79.9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 79.9a Uitstel van betaling in verband met bezwaar of herzieningsverzoek

Voor de toepassing van artikel 8 van de Uitvoeringsregeling Awir geldt het volgende. De Belastingdienst/Toeslagen merkt een gemotiveerd bezwaarschrift of herzieningsverzoek aan als een verzoek om uitstel van betaling. In beginsel wordt het aldus gevraagde uitstel verleend tenzij:

  • de belanghebbende ter zake van de betreffende tegemoetkoming of het voorschot daarop bewust onjuiste gegevens heeft verstrekt;

  • de terugvordering anderszins aan opzet of grove schuld van de belanghebbende is te wijten; of

  • de terugvordering gepaard gaat met het opleggen van een boete.

In het geval van beroep, hoger beroep en cassatie geldt een met het voorgaande overeenkomend beleid met dien verstande dat de belanghebbende uitdrukkelijk om uitstel van betaling dient te vragen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2012. In afwijking hiervan treden de onderdelen C en L van Artikel I in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2011 en treedt onderdeel D van Artikel I in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2009.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 8 februari 2012

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

De wijziging van Artikel I, onderdeel K, is opgenomen naar aanleiding van de uitspraken van de Hoge Raad van 4 februari 2011, nr. 10/01660, LJN BP2998 en van 12 augustus 2011, nr. 10/02236, LJN BR4865.

Artikel 78.4 (Artikel I, onderdelen T en U) is vervallen vanwege hetgeen bepaald is in de Richtlijn 2010/24/EU en de inwerkingtreding van de wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012.

Artikel 79.9a (Artikel I, onderdeel AA) is in de Leidraad Invordering 2008 opgenomen in navolging van wetgeving die fraude moet tegengaan.

Naar boven