De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 3, 14, tweede en derde lid, 20, eerste lid, 27, 32, vierde lid,
38, tweede lid, 40, 42, tweede lid, 45, 53, tweede lid en derde lid, 62, eerste lid
en tweede lid, 76, 82, eerste lid, onderdeel a, en 100, van het Scheepsafvalstoffenbesluit
Rijn- en binnenvaart, alsmede de artikelen 39d, derde lid, en 39g, eerste lid, van
de Binnenvaartwet;
Besluit:
TOELICHTING
Doel van de regeling
Het Scheepsafvalstoffenverdrag Rijn- en Binnenvaart is voor Nederland geïmplementeerd
in het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart (hierna: besluit), in de Regeling
scheepsafvalstoffen Rijn- en binnenvaart en in de Binnenvaartregeling. Het verdrag
omvat mede de Uitvoeringsregeling met technische bepalingen. Deze Uitvoeringsregeling
wordt door de Conferentie van Verdragsluitende Partijen (CVP) met enige regelmaat
gewijzigd. Daarom worden de bepalingen van het besluit, die met het oog op implementatie
regelmatig wijziging behoeven, thans overgeheveld naar het niveau van ministeriële
regeling. Daartoe strekt deze regeling. De regeling hangt derhalve samen met de gelijktijdige
wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met de
implementatie van internationale voorschriften. Verwezen wordt naar de nota van toelichting
op het wijzigingsbesluit.
In deze regeling zijn de besluiten van de CVP inzake de eisen aan het nalenssysteem
en de boordzuiveringsinstallaties van passagiersschepen verwerkt. Volledigheidshalve
wordt verwezen naar de genoemde nota van toelichting.
Nieuwe regeling
De overheveling van bepalingen van het besluit naar de regeling maakt een goede integratie
van bestaande en nieuwe bepalingen in de regeling wenselijk. Met het oog daarop is
ervoor gekozen een nieuwe regeling vast te stellen met een nieuwe citeertitel. Deze
regeling bevat de bepalingen van de ingetrokken Regeling scheepsafvalstoffen Rijn-
en binnenvaart alsmede de bepalingen die uit het besluit zijn overgenomen. In de artikelsgewijze
toelichting hierna worden deze overgenomen bepalingen toegelicht.
Onderstaande conversietabel geeft een overzicht van de herkomst van de artikelen in
de regeling (kolom 1), voor zover overgenomen uit het besluit (kolom 2) respectievelijk
uit de ingetrokken regeling (kolom 3).
Artikelen uit:
|
regeling (nieuw)
|
besluit (oud)
|
regeling (oud)
|
4
|
|
6
|
5
|
|
7
|
6
|
|
8
|
7
|
|
9
|
8
|
|
10
|
9
|
|
3
|
10
|
38
|
|
11
|
34, 35
|
|
12
|
40
|
|
13
|
42
|
|
14
|
45
|
|
15
|
46
|
|
16
|
48
|
|
17
|
49
|
|
18
|
50
|
|
19
|
51
|
|
20
|
62
|
|
21
|
|
4
|
22
|
76
|
|
23
|
|
5
|
Dynamische verwijzing
In de regeling worden de technische voorschriften, die zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling
bij het verdrag, geïmplementeerd door daarnaar dynamisch te verwijzen. De voorschriften
zijn gepubliceerd in het Tractatenblad.1
Administratieve lasten
Als uiteengezet in de nota van toelichting bij de wijziging van het besluit, zijn
er geen wijzigingen van betekenis in de administratieve lasten voor burgers of bedrijven.
Artikelsgewijs
Paragraaf 2 (artikelen 3 tot en met 8)
Deze artikelen betreffen het betaalsysteem inzake de verwijdering van olie- en vethoudende
scheepsafvalstoffen. Voor de toelichting op en achtergrond van de nieuwe artikelen
6 tot en met 10 wordt verwezen naar de nota van toelichting bij de wijziging van het
Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart (Stb. 2009, 399, met name de paragrafen 2, 3 en 4).
Artikel 10
De toelating van een onderzoeksbureau, bedoeld in het derde lid, geschiedt in Nederland
op basis van de Binnenvaartwet. Het gaat hier om een erkend klassenbureau.
Artikel 11
Voor de term ‘vervoersdocument’ in het derde lid wordt verwezen naar de toelichting
bij artikel 12.
Artikel 12
Opdat na het lossen eenvoudig toepassing kan worden gegeven aan de diverse losstandaarden,
bedoeld in aanhangsel III bij de Uitvoeringsregeling van het verdrag, moet in de vervoersdocumenten
het viercijferige nummer worden vermeld dat in die aanhangsel III bij de vermelding
van de desbetreffende goederensoort is opgenomen. Volgens boek 8 BW is met betrekking
tot de binnenvaart de afgifte van vervoersdocumenten niet verplicht, maar in de praktijk
is in veel gevallen wel een vrachtbrief (artikel 8:915 BW) voorhanden. Tot de vervoersdocumenten
behoort in voorkomend geval ook een schriftelijk vastgelegde vervoersovereenkomst,
zoals afzonderlijk vermeld in artikel 7.09 van de Uitvoeringsregeling. De fiscale
verplichtingen met betrekking tot een zogenaamd administratief geleidedocument blijven
onverlet. Het verdient hier vermelding, dat het met het oog op de toepassing van artikel
11, derde lid, van belang kan zijn in de vervoersdocumenten aan te geven dat de lading
niet verontreinigd is met bepaalde stoffen.
Artikel 13
Volgens artikel 7.04, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling dient het laadruim bezemschoon
dan wel vacuümschoon ter beschikking te worden gesteld overeenkomstig de toepasselijke
aanduiding in de stoffenlijst met losstandaarden inzake waswater, regen- en ballastwater
met ladingrestanten. De in de stoffenlijst opgenomen losstandaarden moeten niet slechts
bereikt worden voor laadruimen of ladingtanks van waaruit afvalwater zal worden geloosd.
Artikel 7.02 van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat een schip in de regel voor vervoer
van lading ter beschikking wordt gesteld met een bezemschoon laadruim of nagelensde
ladingtank en voorts is voorzien dat een hogere losstandaard of beschikbaarstelling
na wassen kan worden overeengekomen. Laatstgenoemd artikel – dat is omgezet in artikel
36 van het besluit- bevat dus de minimumnormen, die terugkeren in de artikelen 42,
eerste lid, en 43, eerste en tweede lid, van het besluit.
Artikelen 14 tot en met 19
Deze artikelen hebben betrekking op de verplichting om na het lossen en het nalossen
de laadruimen of ladingtanks schoon te spuiten (kortweg: te wassen) alsmede op de
behandeling van afvalwater dat zich in aansluiting op het lossen en het nalossen in
de laadruimen of ladingtanks bevindt. Daarbij gaat het om alle afvalwater dat ladingrestanten
bevat, dus zowel waswater als regenwater, buiswater en ballastwater. Tot het waswater
behoren volgens het verdrag ook regenwater of ballastwater dat uit laadruimen of ladingtanks
komt. Ook de stoffenlijst heeft op al deze soorten afvalwater betrekking. Het ligt
voorts in de rede om in de milieuvoorschriften buiswater met ladingrestanten op gelijke
voet als regenwater te behandelen, al is buiswater in het verdrag niet genoemd. In
de artikelen 14 tot en met 19 is het van rechts naar links lezen van de stoffenlijst
verwerkt. Dit betreft de kolommen 5, 4 en 3 van de tabel van die lijst.
Indien voor een goederensoort in kolom 5 een bijzondere behandeling (S) is aangegeven,
is artikel 14 (wassen en die bijzondere behandeling toepassen op het afvalwater) van
toepassing, ongeacht of voor de desbetreffende goederensoort tevens een aanduiding
van een losstandaard is opgenomen in kolom 3 of 4, tenzij de voor die bijzondere behandeling
benodigde voorzieningen niet beschikbaar zijn. In het laatstbedoelde geval komt toepassing
van artikel 15 (wassen en innemen van het afvalwater alsmede lozen op de bedrijfsriolering)
aan de orde, althans indien in kolom 4 een losstandaard is vermeld. Bij ontbreken
van een losstandaard in kolom 4 of van bruikbare rioleringsvoorzieningen komt artikel
16 (afvalwater achterlaten op het schip ten behoeve van latere lozing in de vaarweg)
aan de orde, indien in kolom 3 een losstandaard is vermeld. Indien de artikelen 14,
15 en 16 geen van alle van toepassing zijn, resteert artikel 17, dat afgifte aan een
ontvangstvoorziening voorschrijft.
Uit inleidende opmerking nr. 5 bij de stoffenlijst van het verdrag blijkt, dat er
diverse varianten zijn van ‘bijzondere behandeling’: over de opgeslagen lading spuiten,
afvoeren naar zuiveringsinstallatie, verwerking in een installatie voor afvalwater.
De eerstgenoemde variant wordt in de tabel telkens via een voetnoot voorgeschreven
en brengt inname van het waswater bij de overslaginrichting met zich mee. De tweede
en derde variant worden nooit uitdrukkelijk in de tabel vermeld, maar zijn aan de
orde als niet de eerste variant van toepassing is. Deze varianten kunnen in beginsel
worden uitgevoerd binnen een overslaginrichting, al zijn daarvoor in de praktijk meestal
geen voorzieningen aanwezig. In elk geval kunnen deze varianten worden uitgevoerd
door afgifte van het afvalwater aan een ontvangstvoorziening.
Voor een aantal goederensoorten bevat de tabel een losstandaard in kolom 3 of 4 en
tevens een S in kolom 5, voorzien van een voetnoot die aangeeft dat een bijzondere
behandeling verplicht is ‘indien besmeurd met olie’. Dit betekent dat indien een zodanige
besmeuring van de lading aan de orde is, de losstandaarden in kolom 3 of 4 genegeerd
moeten worden.
Voor het wassen van het schip kan de schipper worden verwezen naar een speciale voorziening;
het wassen blijft echter een verantwoordelijkheid van degene die lost dan wel degene
die de desbetreffende overslaginrichting drijft. Bij het invullen van de losverklaring
geeft deze zelf een verklaring inzake verwijzing naar de wasvoorziening. Toewijzing
van een wasvoorziening dient ingevolge artikel 47 van het besluit steeds gepaard te
gaan met toewijzing van een ontvangstvoorziening voor afgifte van het afvalwater.
De exploitant van de wasvoorziening zal veelal tevens inzamelaar van afvalstoffen
zijn en moet dan aansluitend aan het wassen het deel van de losverklaring voor de
ontvangstinrichting invullen.
Het afvalwater moet dan dus veelal worden afgegeven aan een ontvangstvoorziening.
Ingevolge artikel 11 is voor de toepassing van de voorschriften uitgangspunt dat besmeuring
aan de orde is, tenzij een vervoersdocument het tegendeel aangeeft. In het laatstbedoelde
geval kan de S in kolom 5 worden genegeerd.
Ten aanzien van voorzieningen voor bedrijfsriolering is van belang te vermelden, dat
onverlet blijft dat deze moeten worden gebruikt in overeenstemming met een desbetreffende
vergunning, bedoeld in de Wet milieubeheer. Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen
niet of slechts in beperkte mate in die riolering mogen worden gebracht.
Met betrekking tot regenwater is onder andere artikel 7.06, eerste lid, tweede alinea,
van de Uitvoeringsregeling van belang. Deze bepaling behoort weliswaar blijkens het
opschrift van dat artikel tot de bepalingen over de kosten, doch bevat onmiskenbaar
ook een inhoudelijk milieuvoorschrift. Dit voorschrift wordt mede omgezet in de artikelen
14 tot en met 19.
Op de wasverplichting zijn de artikelen 47, 70 en 71 van het besluit van toepassing.
Bij droge lading dient degene die het schip lost of in wiens opdracht het schip wordt
gelost te zorgen dat na het lossen de laadruimen bezemschoon dan wel zuigschoon worden
opgeleverd. De opdrachtgever is verplicht de restlading en overslagresten in ontvangst
te nemen. De kosten van het nalossen en – indien men tot het wassen van de laadruimen
verplicht is – het in ontvangst nemen van het waswater met inbegrip van eventueel
daardoor ontstane wachttijden en omwegen zijn voor rekening van degene die het schip
lost of in wiens opdracht het schip werd gelost.
Bij vloeibare lading dient degene in wiens opdracht het schip wordt gelost zorg te
dragen dat de ladingtanks nagelensd kunnen worden. Het feitelijke lossen met inbegrip
van het nalossen wordt door de schipper uitgevoerd, tenzij de overeenkomst tussen
schipper en verlader anders bepaalt. De kosten van het nalossen en – indien men tot
het wassen van de ladingtanks verplicht is – de inname van het waswater met inbegrip
van eventueel daardoor ontstane wachttijden en omwegen zijn voor rekening van degene
die het schip lost of in wiens opdracht het schip werd gelost.
Artikel 17
De schipper is verplicht om het afvalwater bij de aangewezen ontvangstvoorziening
af te geven. Dat de ontvangstvoorziening die wordt aangewezen zich ingevolge het tweede
lid moet bevinden in de nabijheid van de losplaats of op de route van het schip, houdt
geen scherp afgebakende norm in. Er is echter wel een factor die het oprekken van
deze norm tegengaat, nu de privaatrechtelijke partij op wie ingevolge 69 e.v. van
het besluit de verplichting rust om de ontvangstvoorziening toe te wijzen, tevens
draagplichtig is voor de kosten van wachttijden en omwegen die in verband daarmee
ontstaan.
Artikel 23
De datum van 31 december 2011 is reeds eerder vastgesteld en bekendgemaakt (Stcrt. 2010, 19386).
Artikel 26
Omdat deze regeling nauw samenhangt met de wijziging van het besluit, treden zij tegelijkertijd
in werking.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.