ARTIKEL I
De Bewapeningsregeling politie wordt ingetrokken.
ARTIKEL II
De Klachtenregeling KLPD 2009 wordt ingetrokken.
ARTIKEL III
De Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht 2004 wordt als
volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder c, wordt ‘Politiewet 1993’ vervangen door: Politiewet 2012.
B
In artikel 2 wordt ‘taken, bedoeld in artikel 6, eerste lid, artikel 59, eerste lid,
of artikel 60, eerste lid, van de Politiewet 1993’ vervangen door: taken, bedoeld
in artikel 4, eerste lid, artikel 57, eerste lid, artikel 58, eerste lid, of artikel
59, eerste lid, van de Politiewet 2012.
C
Artikel 3, vierde lid, vervalt.
D
In artikel 8, eerste lid, wordt ‘de hoofdofficier van justitie van de regio binnen
welke de gemeente is gelegen’ vervangen door ‘de hoofdofficier van justitie van het
arrondissement waarin de gemeente is gelegen’ en wordt ‘de hoofdofficier van justitie
te Arnhem’ vervangen door: de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket
Oost-Nederland.
E
Artikel 9, vierde lid, vervalt.
F
In artikel 13 wordt ‘in het vorige artikel’ vervangen door: in artikel 12.
G
Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14a
Deze regeling berust op artikel 69, eerste lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL IV
De Klachtenregeling Rijksrecherche wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
- a. ambtenaar van de rijksrecherche:
-
de ambtenaar van de rijksrecherche, bedoeld in artikel 2, onder d, van de Politiewet
2012;.
2. In onderdeel b wordt ‘de bijzondere ambtenaar van politie,’ vervangen door: de ambtenaar
van de rijksrecherche’.
3. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van onderdeel f tot e.
4. Onderdeel e (nieuw) wordt ‘de Minister van Justitie’ gewijzigd in: de Minister van
Veiligheid en Justitie.
5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e (nieuw) door een puntkomma,
wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- f. wet:
-
de Politiewet 2012.
B
Het opschrift boven artikel 2 komt te luiden: § 2. Klachten over een ambtenaar van
de rijksrecherche.
C
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de directeur Rijksrecherche’ vervangen door ‘het College’
en wordt ‘een bijzondere ambtenaar van politie’ vervangen door: een ambtenaar van
de rijksrecherche.
2. Het tweede lid komt te luiden:
3. In het derde lid vervalt ‘, ingevolge artikel 62 van de Politiewet 1993,’ en wordt
‘ambtenaren van het Korps landelijke politiediensten’ vervangen door: ambtenaren als
bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van de wet, werkzaam bij de Landelijke
eenheid politiediensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling beheer
politie.
4. In het vierde lid vervalt ‘ingevolge artikel 61 van de Politiewet 1993’ en wordt
‘ambtenaren van politie van regionale politiekorpsen’ vervangen door: ambtenaren als
bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van de wet, werkzaam bij de regionale
eenheden’.
5. Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
-
5. Het College wijst een ambtelijk secretaris aan. De ambtelijk secretaris neemt niet
deel aan de besluitvorming van de klachtencommissie en is niet betrokken bij de behandeling
of coördinatie van klachten over gedragingen van ambtenaren van de rijksrecherche.
-
6. Artikel 3, vijfde lid, van de Regeling klachtenbehandeling politie is van toepassing
op de leden van de klachtencommissie.
-
7. Tot 1 januari 2015 blijft het vijfde lid, tweede volzin, buiten toepassing.
E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De directeur Rijksrecherche’ vervangen door: Het College.
2. In het tweede lid, onder c, wordt ‘het College’ vervangen door: de directeur van
de ambtenaren van de rijksrecherche.
F
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De directeur Rijksrecherche’ vervangen door ‘Het College’.
2. In het tweede lid wordt ‘de directeur Rijksrecherche’ vervangen door: het College.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het tweede en derde lid wordt ‘de directeur Rijksrecherche’ telkens vervangen
door: het College.
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de directeur Rijksrecherche’ vervangen door: het College.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Met inachtneming van artikel 67a van de Politiewet 2012 vindt het bepaalde in de
artikelen 7 en 8, eerste, tweede en derde lid, geen toepassing, indien door het College
naar tevredenheid van de klager aan diens klacht is tegemoetgekomen.
I
De artikelen 9 en 10 vervallen.
J
Artikel 11 komt als volgt te luiden:
Artikel 11
Het College registreert de bij hem ingediende klachten, de wijze waarop de klachten
zijn afgedaan en de genomen beslissingen. Het College publiceert eenmaal per jaar
een verslag over de behandeling van klachten over gedragingen van ambtenaren van de
rijksrecherche.
K
Paragrafen 3 en 4 vervallen.
L
Na artikel 23 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23a
Deze regeling berust op artikel 68, eerste lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL V
De Kledingregeling voor de politie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
- c. beheerder:
-
de korpschef.
B
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
C
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
Deze regeling berust op artikel 25, eerste lid, van het Besluit bewapening en uitrusting
politie.
D
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder het kopje ‘De onderscheidingstekens’ worden in het eerste lid de onderdelen
a tot en met i geletterd b tot en met j en wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
a. eerste hoofdcommissaris:
Op de schouderbedekkingen:
Een horizontale lauwertak, vier sterren, twee gekruiste zwaarden en een rijkskroon,
in goud uitgevoerd.
Op de petklep:
Een gouden borduursel van eikenbladeren, breed 13 mm, bezet met 6 eikels, aangebracht
op een afstand van 5 mm van het omboordsel. Dit borduursel is tevens aangebracht langs
de bovenkant, waar de klep aan de opstaande rand van de pet is bevestigd.
De stormband van de pet is in goud uitgevoerd.
2. Onder het kopje ‘Het vangsnoer’, wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
ARTIKEL VI
De PODACS-regeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
- a. de politie:
-
het landelijk politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘i) politiekorpsen onderling’ vervangen door
‘i) organisatieonderdelen van de politie’ en wordt in subonderdeel ii) ‘politiekorpsen’
vervangen door: de politie.
4. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘de directeur van de publiekrechtelijke rechtspersoon
Politie Nederland’ vervangen door: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet
2012.
5. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘i) een politiekorps’ vervangen door: i) de
politie.
6. In het eerste lid, onderdelen g en h, wordt ‘een politiekorps’ telkens vervangen
door: de politie.
7. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de politiekorpsen maken’ vervangen door ‘de politie maakt’
en wordt ‘met andere politiekorpsen’ vervangen door: binnen de eigen organisatie.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt ‘één of meerdere politiekorpsen’ vervangen door
‘de politie’, wordt de zinsnede ‘willen uitwisselen’ vervangen door ‘wil uitwisselen’
en wordt ‘kunnen zij’ vervangen door: kan zij.
3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘politiekorpsen’ vervangen door: de politie.
4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘het politiekorps dat gekoppeld in aan het
PODACS’ vervangen door: de politie.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘een politiekorps’ vervangen door: de politie.
2. In onderdeel a wordt ‘het politiekorps’ vervangen door: de politie.
3. In onderdeel b wordt ‘een politiekorps dat gekoppeld is aan het PODACS’ vervangen
door: de politie.
4. In onderdeel c wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
D
In artikel 4 wordt ‘elk politiekorps’ vervangen door: elke regionale en landelijke
eenheid.
E
In artikel 5, onderdeel b, wordt ‘de politiekorpsen’ vervangen door: de politie.
F
In het opschrift van paragraaf 3 wordt ‘het politiekorps’ vervangen door: de politie.
G
In artikel 6 wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door ‘De korpschef’, wordt ‘het politiekorps
dat gekoppeld is aan het PODACS’ vervangen door ‘de politie’ en wordt ‘verbindingen
tussen politielocaties van het desbetreffende politiekorps’ vervangen door:
verbindingen tussen de onderscheidenlijke politielocaties.
H
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door ‘de korpschef’ en wordt
‘een politiekorps dat is gekoppeld aan het PODACS’ vervangen door: de politie.
2. In het tweede lid wordt ‘een politiekorps dat is gekoppeld aan het PODACS’ vervangen
door ‘de politie’ en wordt in onderdeel b ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
3. In het derde lid wordt ‘een politiekorps dat is gekoppeld aan het PODACS’ vervangen
door ‘de politie’, wordt in onderdeel b ‘de Nederlandse politie’ vervangen door ‘de
politie’ en wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
I
In artikel 8, eerste lid, wordt ‘het politiekorps dat is gekoppeld aan het PODACS’
vervangen door: de politie.
J
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘het politiekorps’ vervangen door: de politie.
2. In het tweede lid wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
K
In artikel 10 wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef.
L
In artikel 11, eerste volzin, wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door ‘de korpschef’
en wordt ‘het desbetreffende korps’ vervangen door ‘de politie’ en vervalt de tweede
volzin.
N
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
Dit besluit berust op artikel 23, eerste lid, van de Politiewet 2012.
O
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘De politiekorpsen maken’ vervangen door: De politie maakt.
2. Onderdeel 6 vervalt, onder vernummering van de onderdelen 7 tot en met 24 tot 6 tot
en met 23.
3. In onderdeel 6 (nieuw) wordt ‘Ministerie van Justitie’ vervangen door ‘Ministerie
van Veiligheid en Justitie’ en vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel e door een punt.
4. In onderdeel 14 (nieuw) wordt ‘Minister van Landbouw Natuurbeheer en Visserij’ vervangen
door: Minister van Infrastructuur en Milieu.
5. In onderdeel 15 (nieuw) wordt ‘Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.
6. In onderdeel 16 (nieuw) wordt ‘de directie Politie van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: het Directoraat-generaal Politie van
het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
7. In onderdeel 21 (nieuw) wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
8. In onderdeel 23 (nieuw) wordt ‘Bureau Landelijk Management Development (onderdeel
van het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid)’ gewijzigd in: Bureau
ABD Politietop, onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
9. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 23 (nieuw) door een puntkomma,
wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL VII
De Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘eenheid als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit
beheer regionale politiekorpsen’ vervangen door: onderdeel als bedoeld in artikel
18 van de Regeling beheer politie.
2. In onderdeel c wordt ‘artikel 2 van de Regeling Bijzondere Bijstandseenheden’ vervangen
door: artikel 2 van de Regeling Dienst speciale interventies.
3. Onderdeel d komt te luiden:
- d. regionale eenheid:
-
de regionale eenheid waar een aanhoudings- en ondersteuningseenheid organisatorisch
is ondergebracht;
B
In artikel 2 wordt ‘samenwerkingsgebied van regionale politiekorpsen’ vervangen door
‘samenwerkingsgebied van regionale eenheden’ en wordt ‘het centrumkorps’ vervangen
door: de regionale eenheid.
C
In artikel 4 wordt ‘De korpsbeheerder van het centrumkorps’ vervangen door: De korpschef.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en van Justitie’ vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In het tweede lid, wordt ‘De korpsbeheerder van het centrumkorps’ vervangen door:
De korpschef.
E
De artikelen 6 en 7 vervallen.
F
In artikel 8 wordt ‘De korpsbeheerders van de centrumkorpsen’ vervangen door: De korpschef.
G
In artikel 9 wordt ‘De korpsbeheerders van de centrumkorpsen, de Minister van Defensie
en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten’ vervangen door: De
korpschef en de Minister van Defensie.
H
Na artikel 10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
Deze regeling berust op de artikelen 5, 30, tweede lid, en 57 van de Politiewet 2012.
ARTIKEL VII
In de Regeling van de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en van Defensie
van 29 maart 1994 (nrs. 430241/594/GBJD, EA 94/U894 en CWW 85/008), houdende aanwijziging
van de overige luchtterrein waarop de Koninklijke marechaussee de politietaak uitvoert
(Stcrt. 70), wordt na artikel 1 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust op artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL IX
De Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder d, wordt ‘bijstand ingevolge artikel 59 van de Politiewet 1993’
vervangen door: bijstand ingevolge artikel 58 van de Politiewet 2012.
B
In de artikelen 2, 3, eerste en derde lid, 4, opschrift, tweede en derde lid, 5, opschrift,
eerste en tweede lid, 6 en 7, wordt ‘Minister van Justitie’ telkens vervangen door:
Minister van Veiligheid en Justitie.
C
Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
Deze regeling berust op artikel 58, tweede lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL X
De Regeling bureaus financiële ondersteuning wordt ingetrokken.
ARTIKEL XI
De Regeling C2000 en GMS wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, wordt ‘Politie Nederland’ vervangen door: De korpschef.
B
Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust op artikel 23, eerste lid, onder a, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XII
De Regeling criminele inlichtingen eenheden wordt ingetrokken.
ARTIKEL XIII
De Regeling Dienst speciale interventies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt ‘eenheden als bedoeld in artikel 8 van het Besluit beheer regionale
politiekorpsen’ vervangen door ‘eenheden als bedoeld in artikel 18 van de Regeling
beheer politie’ en vervalt de zinsnede: het Korps landelijke politiediensten en.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder c, wordt ‘de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van Justitie en van Defensie’ vervangen door: de Ministers van Veiligheid en Justitie
en van Defensie.
2. In het vierde lid wordt ‘artikel 60, eerste lid, van de Politiewet 1993’ vervangen
door: artikel 59, eerste lid, van de Politiewet 2012.
3. In het vijfde lid wordt ‘het Korps landelijke politiediensten’ vervangen door: de
Landelijke eenheid politiediensten.
C
De artikelen 4 en 5 vervallen.
D
Artikel 6 komt te luiden:
-
1. De voorzitter van het College van procureurs-generaal is bevoegd in naam van de Minister
van Veiligheid en Justitie te beslissen op een verzoek tot bijstand van de Dienst
speciale interventies, tenzij het een situatie betreft:
-
a. waarvoor geen standaard inzetscenario als bedoeld in artikel 8, eerste lid, voorhanden
is; of
-
b. waarin zich meerdere incidenten op verschillende locaties tegelijkertijd voordoen,
waartussen vermoedelijk een verband bestaat; of
-
c. waarin op enige andere wijze een groot nationaal belang in het geding is.
-
2. De voorzitter van het College van procureurs-generaal brengt de Minister van Veiligheid
en Justitie onmiddellijk in kennis van zijn beslissing tot bijstandverlening door
de Dienst Speciale Interventies.
E
In artikel 7, derde lid, wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: de Minister
van Veiligheid en Justitie.
F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en van Defensie’ vervangen door: De Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie.
2. In het derde lid wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door ‘de Minister van
Veiligheid en Justitie’ en vervalt de zinsnede: de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties en.
G
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a
Deze regeling berust op artikel 59, vierde lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XIV
De Regeling infiltratieteams wordt ingetrokken.
ARTIKEL XV
De Regeling informatiebeveiliging politie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdelen a en b vervallen en de onderdelen c tot en met p worden geletterd a tot
en met n.
2. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:
- d. betrouwbaarheid:
-
de mate waarin de politie zich kan verlaten op een informatiesysteem voor haar informatievoorziening.
3. onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
- e. beschikbaarheid:
-
de mate waarin een informatiesysteem in bedrijf is op het moment dat de politie het
nodig heeft.
4. In onderdeel g (nieuw) wordt ‘een politiekorps en Politie Nederland’ vervangen door:
de politie.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘De korpsbeheerder, en voorzover het betreft het Korps landelijke
politiediensten en Politie Nederland, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
onderscheidenlijk het algemeen bestuur van Politie Nederland,’ vervangen door: De
korpschef.
2. In het derde lid wordt ‘uitwisseling van gegevens tussen politiekorpsen, politiekorpsen
en Politie Nederland of politiekorpsen of Politie Nederland en andere instanties’
vervangen door: uitwisseling van gegevens tussen de politie en andere instanties.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt ‘De korpsbeheerder, en voorzover het betreft
het Korps landelijke politiediensten en Politie Nederland, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk het algemeen bestuur van Politie Nederland,’
vervangen door ‘De korpschef’ en wordt in de tweede volzin ‘de korpsbeheerder’ vervangen
door: de korpschef.
2. In het tweede lid, onder a en e, wordt ‘het politiekorps en Politie Nederland’ telkens
vervangen door: de politie.
D
In de artikelen 4 en 6, aanhef en onder a en d, wordt ‘korpsbeheerder, en voorzover
het betreft het Korps landelijke politiediensten en Politie Nederland, de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk het algemeen bestuur
van Politie Nederland,’ telkens vervangen door: korpschef.
F
In artikel 6a wordt ‘De korpsbeheerder, en voorzover het betreft het Korps landelijke
politiediensten, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,’ vervangen
door: De korpschef.
G
Na artikel 6a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 6b
De korpschef draagt ervoor zorg dat onbevoegde kennisneming van criminele inlichtingen
en informantgegevens niet kan plaatsvinden. In dat kader ziet hij erop toe dat:
-
a. deze informatie niet door onbevoegden waarneembaar is;
-
b. deze informatie niet zonder toestemming wordt vermenigvuldigd of vernietigd dan wel
uit de vertrekken, bedoeld in artikel 12 van het Besluit verplichte politiegegevens,
wordt meegenomen;
-
c. informatiedragers op afdoende wijze vernietigd kunnen worden;
-
d. toegang tot geautomatiseerde registers wordt beveiligd met een gebruikersnaam en periodiek
wisselende wachtwoorden;
-
e. bij geautomatiseerd transport van criminele inlichtingen voldoende beveiligingsmaatregelen
worden getroffen;
-
f. bij gebruik van een netwerksysteem voldoende beveiligingsmaatregelen zijn getroffen
tegen het verloren gaan van de informatie en ter voorkoming van onbevoegde bevraging.
Artikel 6c
Deze regeling berust op artikel 23, eerste lid, onder b, van de Politiewet 2012.
H
De bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
1. In de inleidende paragraaf wordt ‘gegevensuitwisseling tussen politiekorpsen onderling’
en ‘gegevensuitwisseling binnen een politiekorps’ vervangen door ‘gegevensuitwisseling
binnen de politie’ en wordt in de laatste volzin ‘door politiekorpsen’ vervangen door:
door de politie.
2. In de paragraaf «Betrouwbaarheidscriteria» wordt ‘een politiekorps’ telkens vervangen
door: de politie.
3. In de paragraaf «Normklassen», voorlaatste volzin, wordt ‘door overleg tussen de
politiekorpsen’ vervangen door: door de politie.
ARTIKEL XVI
De Regeling landelijke doelstellingen regionale politiekorpsen wordt ingetrokken.
ARTIKEL XVII
Artikel 1 van de Regeling landelijke politieopleidingen PO2002 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In onderdeel c vervalt de zinsnede: in overeenstemming met de Minister van Justitie.
3. Onderdeel e komt te luiden:
- e. post-initiële opleidingen:
-
de door de Minister aangewezen opleidingen voor ambtenaren van politie of andere door
de Minister aan te wijzen categorieën van personen, gericht op de voorbereiding van
de uitoefening van specialistische en leidinggevende politietaken, waarvoor in het
kader van de landelijke kwalificatiestructuur, bedoeld in artikel 14 van de Wet op
het LSOP en het politieonderwijs, competentiegerichte eindtermen zijn vastgesteld;.
4. In onderdeel h wordt ‘bij een regionaal politiekorps of bij het Korps landelijke
politiediensten’ vervangen door: bij de politie.
ARTIKEL XVIII
De Regeling meetmiddelen politie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder d, wordt ‘de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
Deze regeling berust op artikel 22 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
ARTIKEL XIX
De Regeling melding geweldaanwending politie wordt ingetrokken.
ARTIKEL XX
De Regeling mobiele eenheid 2007 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 8, eerste lid, en 9,
eerste lid, wordt ‘Het regionale politiekorps’ vervangen door ‘Een regionale eenheid’
en wordt ‘andere politiekorpsen’ vervangen door: een of meer andere regionale eenheden.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het tweede lid komt te luiden:
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Het regionale politiekorps’ vervangen door ‘Een regionale
eenheid’ en wordt ‘artikel 7, onder c, van de Bewapeningsregeling politie’ vervangen
door: artikel 10 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
2. In het tweede lid wordt ‘De onder 1 genoemde schutters’ vervangen door: De in het
eerste lid bedoelde schutters.
D
In het opschrift van paragraaf 5 wordt ‘Korpsbeheerder’ vervangen door: korpschef.
E
In artikel 11, eerste lid, aanhef, wordt ‘artikel 3’ vervangen door ‘artikel 2’ en
wordt ‘Politiewet 1993’ vervangen door: Politiewet 2012.
F
In artikel 12 wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef.
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef.
2. In onderdeel 3 vervalt de tweede volzin.
3. In onderdeel 4 wordt ‘de Regeling politie-surveillancehonden 1997’ vervangen door:
de Regeling politiehonden.
4. In onderdeel 6 wordt ‘artikel 7, onder c, van de Bewapeningsregeling politie’ vervangen
door: artikel 10 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
H
In artikel 14 wordt ‘De korpsbeheerder van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond’
vervangen door: De korpschef.
I
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. De korpschef draagt ervoor zorg dat basiseenheden, basiseenheden met een bijzondere
taak en bijzondere eenheden zijn toegesneden op de behoefte in de regionale eenheid,
dan wel in de samenwerkende regionale eenheden.
J
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16
-
1. De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis
van bijlage 1 twee of meer pelotons basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten
zijn, één peloton binnen anderhalf uur en een volgend peloton binnen vier uur gereed
is voor vertrek.
-
2. De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis
van bijlage 1 één peloton en één sectie basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten
zijn, één sectie binnen anderhalf uur en één volgende sectie binnen vier uur gereed
is voor vertrek.
-
3. De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis
van bijlage 2 één peloton eenheden te water beschikbaar moet zijn, één sectie binnen
anderhalf uur en de andere sectie binnen vier uur gereed is voor vertrek.
-
4. De korpschef draagt ervoor zorg dat van de bijzondere eenheden die op basis van bijlage
3 voor bijstand binnen een regionale eenheid beschikbaar moeten zijn, de helft, zijnde
ten minste een groep of eenheid, binnen anderhalf uur gereed is voor vertrek, en de
volgende groep of eenheid binnen vier uur gereed is voor vertrek.
L
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het woord ‘De korpsbeheerder’ wordt telkens vervangen door: De korpschef.
2. In het eerste lid wordt ‘het regionale politiekorps’ vervangen door: elke regionale
eenheid.
3. In het derde lid wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
M
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de korpsbeheerder’ vervangen door: de korpschef.
2. In het tweede lid wordt ‘de artikelen 3 onder 1’ vervangen door: de artikelen 3,
eerste lid.
N
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 19a
Deze regeling berust op artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012 en artikel
28 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
I
Bijlage 1 komt te luiden als volgt:
Bijlage 1, behorend bij de artikelen 15, eerste lid, en 16, eerste en tweede lid,
van de Regeling mobiele eenheid 2007
Bijstandssterkte mobiele eenheid
Basiseenheden
Regionale eenheid
|
pelotons
|
Secties
|
Noord-Nederland
|
3
|
|
Oost-Nederland
|
5
|
|
Noord-Holland
|
2
|
1
|
Amsterdam
|
4
|
|
Midden-Nederland
|
4
|
|
Den Haag
|
4
|
1
|
Rotterdam
|
4
|
1
|
Zeeland-West-Brabant
|
2
|
1
|
Oost-Brabant
|
2
|
1
|
Limburg
|
2
|
1
|
J
Bijlage 2 komt te luiden als volgt:
Bijlage 2, behorend bij artikel 16, derde lid, van de Regeling mobiele eenheid 2007
Basiseenheden met een bijzondere taak
Eenheden te water
Regionale eenheid
|
pelotons
|
Noord-Nederland
|
1
|
Oost-Nederland
|
2
|
Noord-Holland
|
1
|
Amsterdam
|
1
|
Midden-Nederland
|
–
|
Den Haag
|
–
|
Rotterdam
|
2
|
Zeeland-West-Brabant
|
1
|
Oost-Brabant
|
–
|
Limburg
|
1
|
K
Bijlage 3 komt te luiden als volgt:
Bijlage 3, behorend bij artikel 16, vierde lid, van de Regeling mobiele eenheid 2007
Bijstandssterkte mobiele eenheid
Bijzondere eenheden
Regionale eenheid
|
Eenheden met waterwerper
|
Eenheden/groepen
specialistische schutters
|
Noord-Nederland
|
–
|
4
|
Oost-Nederland
|
–
|
5
|
Noord-Holland
|
–
|
3
|
Amsterdam
|
2
|
4
|
Midden-Nederland
|
–
|
5
|
Den Haag
|
2
|
5
|
Rotterdam
|
2
|
5
|
Zeeland-West-Brabant
|
–
|
4
|
Oost-Brabant
|
–
|
3
|
Limburg
|
–
|
3
|
ARTIKEL XXI
De Regeling Nationaal Noodnet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt: ‘regio: een regio als bedoeld in artikel 1 van de Politiewet 1993;’ en wordt ‘Nationaal Noodnet’ vervangen door: Noodcommunicatievoorziening.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt ‘Nationaal Noodnet’ vervangen door ‘Noodcommunicatievoorziening’
en wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken’ vervangen door: Minister van Veiligheid
en Justitie.
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De gelden voor de jaarlijkse abonnementskosten van twee aansluitingen per regionale
of landelijke eenheid worden toegevoegd aan en opgenomen in de algemene bijdrage,
bedoeld in artikel 14 van de Regeling financieel beheer politie.
D
Na artikel 3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 3a
Deze regeling berust op artikel 23, eerste lid, onder a, van de Politiewet 2012.
E
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Noodcommunicatievoorziening.
ARTIKEL XXII
De Regeling nationale en bovenregionale recherche wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXIII
Na artikel 4 van de Regeling opnemen vertrouwelijke communicatie politie wordt een
artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Deze regeling berust op artikel 28 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
ARTIKEL XXIV
De Regeling opsporingsbijstand Koninklijke marechaussee wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt ‘In bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 58,
eerste lid, van de Politiewet 1993’ vervangen door ‘Indien de Minister van Veiligheid
en Justitie, na overleg met de Minister van Defensie, bepaalt dat bijstand wordt verleend,’
en wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: de Minister van Veiligheid en
Justitie.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘deze beschikking’ vervangen door ‘deze regeling’ en wordt
‘de Minister van Justitie’ vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In het derde lid wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: de Minister van
Veiligheid en Justitie.
C
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
Deze regeling berust op artikel 57, derde lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXV
De Regeling opsporingsinformatie regionale politiekorpsen wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXVI
De Regeling politiecellencomplex wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:
- a. politiecellencomplex:
-
een ruimte als bedoeld in artikel 1, onder m, van de Regeling beheer politie.
2. Onderdeel c vervalt en onderdeel d wordt geletterd c.
3. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
- c. ingeslotene:
-
een persoon als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Regeling beheer politie.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt ‘De korpsbeheerder’ telkens vervangen door: De
korpschef.
2. In het derde lid wordt ‘de brandweercommandant vabn de gemeentelijke brandweer’ vervangen
door: de commandant van de brandweer.
C
In artikel 12 wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door ‘De korpschef, bedoeld in artikel
27 van de Politiewet 2012,’ en wordt ‘de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke
marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar’ vervangen door: de Ambtsinstructie
voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
D
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘bijzondere ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 43
van de Politiewet 1993’ vervangen door: ambtenaren van de rijksrecherche.
2. In het derde lid wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef.
E
Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14a
Deze regeling berust op artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXVII
De Regeling politielegitimatiebewijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komen de onderdelen a en b te luiden:
-
a. de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en c, van de Politiewet 2012, voor
zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en werkzaam zijn bij
een eenheid, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel;
-
b. de door de korpschef aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van
de Politiewet 2012, die over opsporingsbevoegdheden beschikken.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De Staat’ vervangen door: De politie, bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
C
In artikel 3 wordt ‘De korpsbeheerder’ vervangen door: De korpschef, bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.
D
In de artikelen 3, 4, eerste, tweede en derde lid, en 6, eerste, tweede en derde lid,
wordt ‘De korpsbeheerder’ onderscheidenlijk ‘de korpsbeheerder’ vervangen door ‘De
korpschef’ onderscheidenlijk ‘de korpschef’.
E
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
De ambtenaar, bedoeld in artikel 1, meldt vermissing, ontvreemding en geheel of gedeeltelijk
tenietgaan van zijn politielegitimatiebewijs terstond aan de korpschef.
G
Na artikel 8 wordt een artikel toegevoegd, dat komt te luiden:
Artikel 8a
Deze regeling berust op artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXVIII
De Regeling politiehonden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘eenheid als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit
beheer regionale politiekorpsen’ vervangen door: eenheid als bedoeld in artikel 18
van de Regeling beheer politie.
2. In onderdeel b wordt ‘ambtenaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Politiewet
1993’ vervangen door: ambtenaar als bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, van
het Besluit bewapening en uitrusting politie.
3. Onderdeel c komt als volgt te luiden:
- c. AOE-hond:
-
hond als bedoeld in artikel 23, onder b, van het Besluit bewapening en uitrusting
politie;
4. In onderdeel d wordt ‘de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: de minister.
5. In onderdeel e wordt ‘de korpsbeheerder of de beheerder van het Korps landelijke
politiediensten’ vervangen door: de korpschef.
6. In onderdeel g wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties’ vervangen
door: Minister van Veiligheid en Justitie.
7. Onderdeel h komt als volgt te luiden:
- h. politiespeurhond:
-
hond als bedoeld in artikel 23, onder c, van het Besluit bewapening en uitrusting
politie;
8. Onderdeel i komt als volgt te luiden:
- politiesurveillancehond:
-
hond als bedoeld in artikel 23, onder a, van het Besluit bewapening en uitrusting
politie;
C
In artikel 6 wordt ‘een door de korpschefs getroffen voorziening’ vervangen door:
een door de korpschef getroffen voorziening.
D
In artikel 11, tweede lid, wordt ‘een ander politiekorps dan het korps waar de geleider
is aangesteld’ vervangen door: een andere regionale of landelijke eenheid dan die
waarin de geleider feitelijk is tewerkgesteld.
E
Na artikel 19 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 19a
Deze regeling berust op artikel 24, derde lid, van het Besluit bewapening en uitrusting
politie.
ARTIKEL XXIX
De Regeling politielogo wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 en 3, eerste lid, wordt ‘de regionale politiekorpsen’ vervangen door:
de politie’.
B
In artikel 4 wordt ‘een regionaal politiekorps’ vervangen door: de politie.
D
Na artikel 7 wordt een artikel toegevoegd dat komt te luiden:
Artikel 7a
Deze regeling berust op artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXX
De Regeling rampenidentificatieteam politie wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXI
De Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXII
De Samenwerkingsregeling mobiele eenheden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt ‘een mobiele eenheid van een politiekorps’ vervangen door ‘een
mobiele eenheid van de politie’ en wordt ‘taken, genoemd in artikel 6, eerste lid,
van het Besluit beheer regionale politiekorpsen’ vervangen door: taken, genoemd in
artikel 16 van de Regeling beheer politie.
B
In artikel 2, tweede lid, wordt ‘artikel 58 van de Politiewet 1993’ vervangen door:
artikel 57 van de Politiewet 2012.
C
In artikel 3 wordt ‘het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: het ministerie van Veiligheid en Justitie.
D
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Deze regeling berust op artikel 5 van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXXIII
De Samenwerkingsregeling politie-Koninklijke marechaussee wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De korpschef kan met de Commandant van de Koninklijke marechaussee afspraken maken
over samenwerking als bedoeld in artikel 5 van de Politiewet 2012. De samenwerking
heeft betrekking op de uitvoering van of de voorbereiding op de politietaken, die
aan de Koninklijke marechaussee zijn opgedragen in artikel 4 van de Politiewet 2012.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. De afspraken worden schriftelijk ter kennis gebracht van het bevoegd gezag en de
Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie. De afspraken worden niet geëffectueerd
dan nadat het bevoegd gezag, de betrokken hoofdofficieren van justitie en de Ministers
van Veiligheid en Justitie en van Defensie daarmee hebben ingestemd.
B
Na artikel 1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
-
1. De artikelen 5 tot en met 12 van het Besluit verplichte politiegegevens zijn van
overeenkomstige toepassing op de eenheid bij de Koninklijke marechaussee, belast met
het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk
zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet politiegegevens.
-
2. Artikel 6b van de Regeling informatiebeveiliging politie is van overeenkomstige toepassing
op de eenheid, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 1b
Deze regeling berust op artikel 5 van de Politiewet 2012.
ARTIKEL XXXIV
De Tijdelijke regeling mobiele communicatie politie wordt ingetrokken
ARTIKEL XXXV
De Uitrustingsregeling politie wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVI
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013.
TOELICHTING
Algemeen
Veel ministeriële regelingen, vastgesteld bij of krachtens de Politiewet 1993, zoals
deze luidde voor 1 januari 2013, behouden hun gelding na inwerkingtreding van de Politiewet
2012. Wel zullen deze regelingen in overeenstemming moeten worden gebracht met de
terminologie en de structuur van de Politiewet 2012. De voorliggende ministeriële
regeling bevat de noodzakelijke aanpassingen voor een groot aantal reeds onder de
Politiewet 1993 van kracht zijnde ministeriële regelingen met betrekking tot het beheer
van de politie.
Deze toelichting is als volgt opgezet. In het algemeen deel van de toelichting wordt
een overzicht gegeven van typen aanpassingen die in meerdere ministeriële regelingen
terugkomen. Deze aanpassingen worden in de artikelsgewijze deel niet opnieuw afzonderlijk
toegelicht. In het artikelsgewijze deel wordt uitsluitend ingegaan op eventuele bijzonderheden.
De volgende aanpassingen komen in verscheidene regelingen terug:
-
1. het begrip ‘regionaal politiekorps’ onderscheidenlijk ‘regionale politiekorpsen’ wordt
vervangen door ‘regionale eenheid’ of ‘de politie’. De Politiewet 2012 voorziet in
de oprichting van één landelijk politiekorps met rechtspersoonlijkheid. Dit korps
bestaat uit tien eenheden die zijn belast met de uitvoering van de politietaak op
regionaal niveau, één landelijke eenheid (de Landelijke eenheid politiediensten) en
twee ondersteunende diensten (het Politiedienstencentrum en de Staf van de korpsleiding).
De bij de Politiewet 1993 opgerichte regionale politiekorpsen en het Korps landelijke
politiediensten (Klpd) en de krachtens die wet opgerichte voorziening tot samenwerking
Politie Nederland (vtsPN) houden op te bestaan.
-
2. het begrip ‘het Korps landelijke politiediensten’ wordt vervangen door ‘de Landelijke
eenheid politiediensten’. De taken waarmee het Klpd op grond van de Politiewet 1993
is belast, worden krachtens de Politiewet 2012 uitgevoerd door de Landelijke eenheid
politiediensten, zoals uitgewerkt in de Regeling beheer politie. Voorts zijn in enkele
ministeriële regelingen de namen van onderdelen van de Landelijke eenheid politiediensten
aangepast aan voornoemde regeling. Zo is de benaming van de Luchtvaartpolitie aangepast
in: het onderdeel Operationele samenwerking.
-
3. de zinsneden ‘de korpsbeheerder (van een regionaal politiekorps)’, ‘korpschef (van
een regionaal politiekorps)’ en ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
als beheerder van het Korps landelijke politiediensten’ worden vervangen door ‘de
korpschef’ van het nationale politiekorps. Net als in de Invoerings- en aanpassingswet
Politiewet 2012 wordt als algemene leidraad gehanteerd dat deze begrippen worden vervangen
door de korpschef (Kamerstukken 2010/11 32 822, nr. 3, blz. 2). Daarbij is de vorming van een nationaal politiebestel leidend. De regionale
politiekorpsen, het Klpd en de vtsPN verdwijnen en daarvoor in de plaats komt één
nationaal politiekorps met aan het hoofd de korpschef die is belast met de leiding
en het beheer. Taken en bevoegdheden die berusten bij de korpschef van een regionaal
politiekorps, komen te berusten bij de (landelijke) korpschef. Deze taken en bevoegdheden
kunnen door de korpschef worden gemandateerd aan zijn ondergeschikten.
-
4. verwijzingen naar een artikel of artikelen van de Politiewet 1993 worden vervangen
door een verwijzing naar het desbetreffende artikel of de artikelen van de Politiewet
2012. Zo zijn de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g (taken ten dienste van de justitie),
2 (omschrijving politietaak), 6 (Koninklijke marechaussee), 8 (politiebevoegdheden)
van de Politiewet 1993 in de Politiewet 2012 overgenomen in de respectievelijke artikelen
1, eerste lid, onder i, 3, 4 en 7.
-
5. in regelingen die als gevolg van de komst van de Politiewet 2012 worden aangepast,
wordt het begrip ‘de Minister van Justitie’ en ‘het Ministerie van Justitie’ vervangen
door ‘de Minister van Veiligheid en Justitie’ onderscheidenlijk ‘het Ministerie van
Veiligheid en Justitie’. Op grond van artikel 1 van het Besluit van 14 oktober 2010,
houdende de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528) is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden
op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,
voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Tot de aangelegenheden op het terrein van de veiligheid
behoren de aangelegenheden op het terrein van de politie.
Artikelsgewijs
Artikel I (Bewapeningsregeling politie)
De Bewapeningsregeling politie gaat op in het Besluit bewapening en uitrusting politie,
een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 22 van de Politiewet 2012.
In artikel 29 van het Besluit bewapening en uitrusting is aangegeven welke ministeriële
regelingen op dit besluit berusten. Het merendeel van die ministeriële regelingen
wordt in de voorliggende regeling aangepast aan de Politiewet 2012.
Artikel IV (Klachtenregeling Rijksrecherche)
Deze regeling is technisch aangepast aan de terminologie en de systematiek van de
Politiewet 2012 en voorzien van een vermelding van de nieuwe grondslag. Het begrip
directeur komt nog maar eenmaal in de regeling voor en is om die reden niet langer
in de definitiebepaling opgenomen.
Artikel X (Regeling bureaus financiële ondersteuning)
Voor zover van toepassing op de nieuwe politieorganisatie is het in de Regeling bureaus
financiële ondersteuning bepaalde opgenomen in de Regeling beheer politie, een ministeriële
regeling op grond van artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
Artikel XII (Regeling criminele inlichtingen eenheden)
De Regeling criminele inlichtingen eenheden gaat op in het Besluit verplichte politiegegevens,
een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 24 van de Politiewet 2012.
In de toelichting bij voornoemd besluit (gepubliceerd in Stb. 2012, 465) is aangegeven dat het bepaalde in artikel 12 van de (oude) Regeling criminele inlichtingen
eenheden zal worden opgenomen in de Regeling informatiebeveiliging politie. In artikel
15, onderdeel G, van de voorliggende regeling is dit geregeld. Voorts is in de toelichting
bij het Besluit verplichte politiegegevens aangegeven dat in de Samenwerkingsregeling
politie-Koninklijke marechaussee de artikelen 5 tot en met 12 van dat besluit van
overeenkomstige toepassing worden verklaard op de criminele-inlichtingeneenheid bij
de Koninklijke marechaussee. Dit is geregeld in artikel 33, onderdeel B, van de voorliggende
regeling.
Artikel XIII (Regeling Dienst Speciale Interventies)
Artikel 4 van de Regeling Dienst Speciale Interventies is opgenomen in het Besluit
bewapening en uitrusting politie, een algemene maatregel van bestuur op grond van
artikel 22 van de Politiewet 2012. De artikelen 4 en 5 van de regeling komen overeen
met artikel 59, tweede respectievelijk derde lid, van de Politiewet. In de regeling
kunnen de genoemde artikelen daarom vervallen.
Voor het overige is de regeling technisch aangepast aan de terminologie en de systematiek
van de Politiewet 2012 en voorzien van een vermelding van de nieuwe grondslag.
Artikel XIV (Regeling infiltratieteams)
Het in de Regeling infiltratieteams bepaalde is geheel geactualiseerd en is opgenomen
in de Regeling beheer politie, een ministeriële regeling op grond van artikel 30,
tweede lid, van de Politiewet 2012.
Artikel XV (Regeling informatiebeveiliging politie)
Deze regeling is technisch aangepast aan de terminologie en de systematiek van de
Politiewet 2012 en voorzien van een vermelding van de nieuwe grondslag.
Voor een toelichting op onderdeel G wordt verwezen naar de toelichting bij artikel
XII.
Artikel XVI (Regeling landelijke doelstellingen regionale politiekorpsen)
Ingevolge artikel 18 van de Politiewet 2012 stelt de Minister gehoord het College
van procureurs-generaal en de regioburgemeesters, ten minste eenmaal in de vier jaar
de landelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van de taakuitvoering van de politie
vast, alsmede, ingevolge artikel 20, voor iedere regionale en landelijke eenheid de
doelstellingen ter verwezenlijking van de landelijke beleidsdoelstellingen. Anders
dan in de Politiewet 1993 heeft de wetgever het niet nodig geacht om deze doelstellingen
bij ministeriële regeling nader te reglementeren. De Regeling landelijke doelstellingen
regionale politiekorpsen hoeft derhalve niet te worden aangepast aan de nieuwe wet,
maar kan worden ingetrokken.
Artikel XIX (Regeling melding geweldaanwending politie)
Artikel 17, tweede lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee
en andere opsporingsambtenaren is technisch aangepast een de bestaande werkelijkheid.
De Regeling melding geweldsaanwending politie is strikt genomen geen ministeriële
regeling (een algemeen verbindend voorschrift), maar een besluit van algemene strekking
in de gestalte van een modelformulier. Met de wijziging van artikel 17, tweede lid,
van de Ambtsinstructie wordt deze regeling ingetrokken.
Artikel XX (Regeling mobiele eenheid 2007)
Deze regeling is technisch aangepast aan de terminologie en de systematiek van de
Politiewet 2012 en voorzien van een vermelding van de nieuwe grondslag.
Daarnaast zijn de tabellen ook inhoudelijk gewijzigd. Op 13 december 2010 heeft de
toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingestemd met het
voorstel van de Raad van Korpschefs en het korpsbeheerdersberaad om de minimale bijstandssterkte
van de mobiele eenheid te verminderen van 45 naar 35 pelotons en de Regeling mobiele
eenheid 2007 dienovereenkomstig aan te passen. Historisch onderzoek heeft uitgewezen
dat een minimum bijstandssterkte van 35 pelotons voldoende is om elk incident dat
redelijkerwijs kan worden verwacht het hoofd te kunnen bieden. De grootste inzet tot
dusver was in 2005 tijdens het bezoek van de Amerikaanse president G.W. Bush aan Nederland.
Elf pelotons werden gelijktijdig ingezet (hetgeen vanwege het dubbele dienstverband
de beschikbaarheid van 22 pelotons vergt), terwijl daarnaast 11 pelotons in reserve
werden gehouden. Een totaal van 33 pelotons derhalve voor een uitzonderlijke inzet
die slechts zelden in deze omvang voorkomt. Een parate reserve van 35 pelotons moet
daarom voldoende worden geacht. Door vermindering van het aantal pelotons wordt het
inroosteren van ME-opleidingen vereenvoudigd en worden de overblijvende pelotons frequenter
ingezet, hetgeen een positief effect heeft op de geoefendheid van manschappen. Pelotons
van de Koninklijke Marechaussee kunnen als reserve dienen. De bevelhebber van de Koninklijke
marechaussee (Kmar) heeft de garantie gegeven dat de ME-pelotons van de Kmar beschikbaar
zijn voor bijstand indien daaraan behoefte bestaat. Vermindering van het aantal pelotons
betekent voorts een aanzienlijke besparing op opleidingskosten, persoonlijke uitrusting
en groot materieel. De vrijgekomen inzet- en trainingsuren komen ten goede aan de
reguliere werktijd van de betrokken politiefunctionarissen.
Inmiddels is de vermindering van het aantal ME-pelotons gerealiseerd. Met de inhoudelijke
wijziging van de tabellen wordt de Regeling mobiele eenheid 2007 in overeenstemming
gebracht met de bestaande praktijk.
Artikel XXII (Regeling nationale en bovenregionale recherche)
Voor zover van toepassing op de nieuwe politieorganisatie is het in de Regeling nationale
en bovenregionale recherche bepaalde opgenomen in de Regeling beheer politie, een
ministeriële regeling op grond van artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
Artikel XXV (Regeling opsporingsinformatie regionale politiekorpsen)
Het bepaalde in de (oude) Regeling opsporingsinformatie regionale politiekorpsen is
opgenomen in het Besluit verplichte politiegegevens, een algemene maatregel van bestuur
op grond van artikel 21, eerste lid, van de Politiewet 2012.
Artikel XXX (Regeling rampenidentificatieteam politie)
De Regeling rampenidentificatieteam politie gaat op in de Regeling beheer politie,
een ministeriële regeling op grond van artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012.
Artikel XXXI (Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven)
De Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische eenheden regelt de organisatie
en de taken van de Dienst Bijzondere Recherchezaken. Deze dienst is inmiddels opgeheven,
waardoor ook de regeling kan worden ingetrokken.
Artikel XXXIII (Samenwerkingsregeling politie-Koninklijke marechaussee)
Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel XII.
Artikel XXXIV (Tijdelijke regeling mobiele communicatie politie)
Deze regeling heeft betrekking op het Interim Landelijk Mobilofoonnet (ILM). Deze
tijdelijke communicatie-infrastructuur met een landelijke dekking voor mobilofoonverkeer
met voer- en vaartuigen van de politie en de Koninklijke marechaussee werd in de lucht
gehouden in afwachting van de informatie- en communicatievoorzieningen C2000 en GMS.
Nu deze laatstgenoemde voorzieningen inmiddels operationeel zijn en het ILM niet langer
wordt gebruikt, kan de Tijdelijke regeling mobiele communicatie politie worden ingetrokken.
Artikel XXXV (Uitrustingsregeling Politie)
Het bepaalde in de Uitrustingsregeling politie is opgenomen in het Besluit bewapening
en uitrusting politie, een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 22
van de Politiewet 2012.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten