Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV

13 december 2012

nr. JBZ/2012/9609/jg

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 4, vierde lid, van Richtlijn nr. 96/53/EG EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationaal verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEU L 235) en op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 4:83 Algemene wet bestuursrecht, het Besluit Voertuigen en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de Regeling voertuigen overgenomen. Voorts wordt verstaan onder:

a. aantekening op het kentekenbewijs:

bijzonderheidscode op het kentekenbewijs waaruit blijkt dat het voertuig na keuring geschikt is bevonden voor gebruik in een LZV;

b. autonome beslisruimte LZV:

de actuele gegevens waarbij de wegbeheerder een weg of weggedeelte als geschikt voor het berijden met een LZV opgeeft waarvoor de Dienst Wegverkeer zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wet en artikel 4 van het Besluit ontheffing verlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen voor LZV’s onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;

c. digitale wegenkaart LZV:

elektronische weergave van de actuele autonome beslisruimte LZV die door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de ontheffinghouders ter beschikking wordt gesteld;

d. dieplader:

een open voertuig van de categorie O3 of O4, waarvan het grotendeels verlaagde laadvlak zich op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte dan wel lager dan de assen boven het wegdek bevindt, maar niet hoger dan 0,70 m, gemeten van wegdek tot bovenkant laadvlak, uitsluitend of hoofdzakelijk ontworpen, gebouwd of gebruikt voor het vervoer van ondeelbare lading;

e. LZV:

samenstellen met een laadlengte van tenminste 18 meter en ten hoogste 21,82 m , of een vergelijkbare laadlengte indien de voertuigen zijn ingericht voor het vervoer van afneembare laadstructuren, bestaande uit ten hoogste drie voertuigen en ingericht voor het vervoer van goederen waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter en de totale massa niet meer dan 60 ton, en waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3 is afgegeven;

f. LZV-attest:

document waaruit blijkt dat het buitenlandse voertuig na keuring geschikt is bevonden voor gebruik in een LZV;

g. LZV kerngebied:

gebied/verzameling van LZV-wegen (vaak een bedrijventerrein), waar één of meer bedrijven feitelijk zijn gevestigd en waarop volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen woonbestemming of agrarische bestemming rust.

h. LZV weg:

de actuele autonome beslisruimte zoals weergegeven op de digitale wegenkaart LZV

i. LZV aansluitroute:

kortste geschikte weg van en naar een bedrijfsvestiging van één aanvrager naar één LZV weg, waarbij de aansluitroute LZV niet geschikt is als LZV weg;

j. samenstel van buitenlandse voertuigen:

samenstel van voertuigen waarbij de kentekens van het trekkend motorrijtuig en de getrokken voertuigen door een andere EU-lidstaat dan Nederland zijn afgegeven.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor een keuring en ontheffing voor een LZV op basis van artikel 149a, tweede lid, van de Wet.

Artikel 3. Soorten ontheffing LZV

  • 1. De ontheffingen LZV worden onderscheiden in:

    • a. de basisontheffing LZV, en

    • b. de incidentele ontheffing LZV, en

    • c. de opleidingsontheffing LZV.

  • 2. De Dienst Wegverkeer verleent ontheffingen LZV als bedoeld in het eerste lid, op het kenteken van het trekkende motorrijtuig, indien de geschiktheid tot het samenstellen van een LZV blijkt uit:

    • a. een aantekening op het kentekenbewijs, als bedoel in artikel 13, tweede lid, of

    • b. een LZV attest als bedoeld in artikel 13, derde lid.

Artikel 4. Basisontheffing

Een basisontheffing LZV als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, kan worden verleend voor:

  • a. wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen;

  • b. de duur van maximaal één jaar, en

  • c. maximaal één trekkend motorrijtuig.

Artikel 5. Incidentele ontheffing

  • 1. De incidentele ontheffing LZV, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, is bestemd voor:

    • a. aanvragers van een LZV aansluitroute , of

    • b. evenementen, waarbij het een noodzakelijke route betreft vanaf of naar de plaats van een evenement ten behoeve of mede ten behoeve van LZV’s, of

    • c. stremmingen, waarbij tijdelijk wegen of weggedeeltes geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk zijn, en kan worden afgegeven voor wegen of weggedeeltes die:

      • i. aansluiten op de wegen of weggedeeltes genoemd in de reeds verleende basisontheffing LZV, of

      • ii. aansluiten op de wegen of weggedeeltes in de reeds verleende incidentele ontheffing LZV.

  • 2. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor:

    • a. wegen die niet binnen de autonome beslisruimte vallen;

    • b. de duur van:

      • i. ten hoogste 1 jaar, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het eerste lid, onder a, betreft, met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV niet wordt overschreden;

      • ii. maximaal 2 weken, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreft, of

      • iii. de duur van de stremming met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV of incidentele ontheffing LZV, als bedoeld in artikel 4 niet wordt overschreden.

  • 3. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor maximaal vier kentekens van trekkende motorrijtuigen, mits deze kentekens op het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zijn vermeld.

Artikel 6. Opleidingsontheffing

Een opleidingsontheffing LZV kan worden verleend:

  • a. ten behoeve van de opleiding en examinering voor het certificaat chauffeur LZV voor de wegen die daartoe specifiek in de autonome beslisruimte LZV zijn opgenomen alsmede de wegen leidend vanaf de locatie van de bedrijfsvestiging naar deze wegen;

  • b. voor maximaal 1 trekkend motorrijtuig;

  • c. voor de duur van maximaal 4 weken voor bedrijven die deelnemen aan een opleiding, of

  • d. voor de duur van maximaal één jaar indien er bedrijfsmatig opleidingen gegeven worden door gecertificeerde opleiders.

Artikel 7. Ontheffingsdocument met bijlagen

  • 1. Een basisontheffing LZV bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede het kenteken, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het trekkend motorrijtuig zijn vermeld;

    • b. diverse wegenbijlagen, ten minste bestaande uit - een afdruk van - de digitale wegenkaart LZV en, indien van toepassing, een wegenbijlage ten behoeve van de incidentele ontheffing;

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.

  • 2. De aanvrager van een basisontheffing LZV ontvangt tevens een wijzigingsabonnement, waarbij gedurende en uitsluitend voor de resterende geldigheidsduur van de basisontheffing LZV, de digitale wegenkaart LZV moet worden vervangen.

  • 3. De Dienst Wegverkeer geeft op een door deze dienst bepaalde wijze de aangepaste digitale wegenkaart LZV af voor zover zich wijzigingen in de autonome beslisruimte LZV hebben voorgedaan.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

Artikel 8. Aanvragen van de ontheffing

  • 1. De aanvrager van een ontheffing LZV dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 9. Wijze van indienen van de aanvraag

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 10. Intrekken van de aanvraag

  • 1. Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2. Het intrekken van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform de Regeling tarieven van de Dienst Wegverkeer1 behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog geen besluit is verzonden.

Artikel 11. Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

Aanvragen binnen de autonome beslisruimte LZV worden in beginsel afgehandeld binnen 5 werkdagen.

§ 3. Beoordeling geschiktheid wegen en weggedeelten voor LZV’ s

Artikel 12. Toestemming geschiktheid wegen LZV

De Dienst Wegverkeer verzoekt de wegbeheerders de in CROW- richtlijn 320 LZV’s op het onderliggend wegennet 2013 opgenomen toetsingscriteria te hanteren bij de beoordeling van de geschiktheid van wegen voor het vaststellen van de autonome beslisruimte LZV.

§ 4. Beoordeling geschiktheid voertuigen ten behoeve van LZV’s

Artikel 13. Aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of LZV attest

  • 1. Een aantekening op het kentekenbewijs ten behoeve van LZV of een LZV attest als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a en b, wordt op aanvraag afgegeven indien bij een door de Dienst Wegverkeer verrichte keuring naar zijn oordeel is voldaan aan de eisen in bijlage A.

  • 2. Een aantekening op het kentekenbewijs wordt geplaatst, indien het een voertuig met Nederlands kenteken betreft.

  • 3. Een LZV attest wordt afgegeven, indien het een voertuig met een buitenlands kenteken betreft.

  • 4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid dient te worden gedaan op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

Artikel 14 Model LZV attest

Een LZV attest als bedoeld in artikel 13, derde lid, wordt afgegeven volgens het in bijlage B opgenomen model.

§ 5. Beperkingen en voorschriften verbonden aan ontheffingen

Artikel 15 Beperkingen en voorschriften verbonden aan de ontheffing

  • 1. Aan iedere ontheffing LZV worden de in bijlage C, onderdeel 1, genoemde beperkingen verbonden.

  • 2. Aan iedere ontheffing LZV worden algemene voorschriften als genoemd in bijlage C, onderdeel 2 worden verbonden. Deze voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. voertuigdocumenten;

    • b. documenten en elektronische informatiedrager(s) bestuurder LZV;

    • c. buitengewone omstandigheden;

    • d. plaats op de rijbaan;

    • e. afmetingen en massa’s voertuig en LZV’s in onbeladen toestand en beladen toestand;

    • f. eisen trekkend motorrijtuig met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;

    • g. eisen getrokken voertuigen met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;

    • h. draaicirkel LZV;

    • i. lengte laadruimte LZV;

    • j. markering achterste voertuig LZV.

  • 3. Aan incidentele ontheffingen LZV kan als bijzondere beperking rijtijden worden verbonden.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 16. Overgangsregeling

  • 1. De onder de Beleidsregel Ervaringsfase ontheffingverlening LZV 2009 afgegeven ontheffingen behouden hun geldigheid tot de geldigheidsduur van de ontheffing is verstreken.

  • 2. De onder de Beleidsregel Ervaringsfase ontheffingverlening LZV 2009 afgegeven aantekeningen op het kentekenbewijs alsmede de afgegeven LZV attesten behouden hun geldigheid.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, mogen LZV’s tot 1 januari 2014 zijn voorzien van de volgende markering:

    • a. het achterste voertuig van een LZV moet zijn voorzien van een horizontaal geplaatste markering waarop over de volle hoogte van het gele vlak de zijdelingse contour van de betreffende LZV in de kleur zwart is aangebracht;

    • b. indien de markering is verdeeld over twee borden, dient de bedoelde contour van de combinatie op het op de linker helft van het voertuig aangebrachte bord te zijn aangebracht;

    • c. de totale lengte van de LZV in meters moet in de kleur zwart op de markering zijn aangegeven.

Artikel 17. Intrekking

De Beleidsregel Ervaringsfase ontheffingverlening LZV 2009 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De directie van de Dienst Wegverkeer, J.G. Hakkenberg Algemeen Directeur

BIJLAGE A, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13, EERSTE LID

Keuringseisen aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of afgifte LZV attest.

Algemeen

Daar waar in deze bijlage naar een richtlijn of verordening wordt verwezen, wordt een goedkeuring volgens VN/ECE-reglementen die de Gemeenschap bij Besluit 97/836/EG van de Raad of bij latere besluiten van de Raad zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van voornoemd besluit, als partij bij de

‘Herziene overeenkomst van 1958’ heeft aanvaard, erkend als alternatief voor een EG-typegoedkeuring die overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijn of verordening is verleend.

Artikel 1 keuringseisen trekkend motorrijtuig LZV

  • 1. Een trekkend motorrijtuig moet:

    • a. behoren tot categorie N2 of N3, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen (onder ‘voertuigen van de voertuigcategorie N’) en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;

    • b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE 131 par. 5.1.3.1.2;

    • c. een koppeling hebben voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG2 en tevens geschikt is voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;

    • d. met uitzondering van trekkers van opleggers zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen, die voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1. van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG en bestaat uit een doorlopend vlak;

    • e. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG3;

    • f. voorzien zijn van opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG ongeacht de uitzonderingen die in de richtlijn genoemd worden, en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C4,

    • g. voorzien zijn van een afscherming als bedoeld in richtlijn 2000/40/EG5;

    • h. indien het geen bedrijfsauto als bedoeld in artikel 5.3.45, twaalfde lid, van de Regeling voertuigen is:

      • 1. onverminderd artikel 5.3.45, vijftiende lid, van de Regeling voertuigen, aan de rechterzijde zijn voorzien van een gezichtsveld verbeterende voorziening als bedoeld in artikel 5.3.45, elfde lid, van de Regeling voertuigen;

      • 2. aan de voorzijde zijn voorzien van:

        • a. een vooruitkijkspiegel, bedoeld in artikel 5.3.43, zevende lid, onder a, van de Regeling voertuigen, of,

        • b. een andere spiegel waarmee het weggedeelte kan worden overzien dat wordt begrensd door:

          • het verticale dwarsvlak door het voorste punt van de cabine van het voertuig;

          • het verticale dwarsvlak gelegen 2,00 m voor het voertuig;

          • het verticale vlak in de lengterichting dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig;

          • het verticale vlak in de lengterichting dat door het punt 2,00 m buiten het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig.

      De voorzijde van het binnen deze begrenzing gelegen gebied wordt aan de passagierszijde afgerond met een straal van 2,00 m.

    • i. zijn uitgerust met een afleeseenheid waarop de druk van de achteras(sen) of het achterasstel van dit voertuig alsmede de via de datakabel van het remsysteem (CANbus) aangeboden informatie met betrekking tot asdrukken wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg;

    • j. ten minste een vermogen van de motor in Kw hebben, vastgesteld volgens richtlijn 80/1269/EEG, berekend uit de som van: 5 x toegestane maximum massa samenstel in ton.

    • k. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;

    • l. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren 6;

    • m. indien het is uitgerust met een voertuigstabiliteitsfunctie als bedoeld in artikel 12 van de verordening 661/2009 bij inwerkingtreding van dit systeem automatisch het remsysteem van de aangekoppelde aanhangwagen(s) activeren.

Artikel 2 Keuringseisen getrokken voertuigen LZV

  • 1. Het getrokken voertuig moet:

    • a. behoren tot categorie O3 of O4 als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, niet zijnde dieplader, en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;

    • b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE Reglement 13, par. 5.1.3.1.2.;

    • c. onverminderd artikel 5.12.48 van de Regeling voertuigen, voorzien zijn van een zijdelingse afscherming, die voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG, en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak, afgezien van de in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG bedoelde uitzondering;

    • d. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG;

    • e. voorzien zijn van opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG of ECE Reglement 104 en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C7,

    • f. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;

    • g. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • h. zodanig zijn ingericht dat de druk per as of per asstel van dit voertuig via de datakabel van het remsysteem (CANbus) voor verdere verwerking wordt aangeboden, of een afleeseenheid hebben waarop de druk per as of asstel wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg.

  • 2. Indien het getrokken voertuig is ingericht om een ander voertuig voort te bewegen moet naast de in het eerste lid gestelde eisen:

    • a. de EBS data-uitwisseling tussen het trekkend motorrijtuig en dit andere voertuig worden doorgegeven; het eigen remsysteem van het getrokken voertuig mag hiervan tijdelijk kunnen worden afgekoppeld;

    • b. het remsysteem zijn beveiligd als bedoeld in richtlijn 71/320/EG8, bijlage I, onder 2.2.1.18.;

    • c. de koppeling voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger voldoen aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG en tevens geschikt zijn voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;

    • d. indien het is uitgerust met een voertuigstabiliteitsfunctie als bedoeld in artikel 12 van de verordening 661/2009, bij inwerking treden van dit systeem automatisch het remsysteem van de erachter gekoppelde aanhangwagen activeren.

  • 3. Uitschuifbare aanhangwagens en een samenstel van aanhangwagens, die zijn gekoppeld op een manier waardoor horizontale verdraaiing ten opzichte van elkaar onmogelijk is, moeten voldoen aan de toelatingseisen uit hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen.

Artikel 3

Voor een LZV geldt dat:

  • 1. in aanvulling op het bepaalde in de Regeling voertuigen, de maximale toegestane som van de aslasten van een door een andere aanhangwagen voort te bewegen middenasaanhangwagen wordt vastgesteld op ten hoogste de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.

  • 2. In aanvulling op artikel 5.18.31, onder a, van de Regeling voertuigen mag de gezamenlijke som van de aslasten van twee door een bedrijfsauto voort te bewegen middenasaanhangwagens niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorvoertuig dan wel de in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkende motorrijtuig vermelde toegestane maximum te trekken massa.

BIJLAGE B, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14

Model LZV attest

LZV attest

DIENST WEGVERKEER

Postbus 777 - 2700 AT Zoetermeer

Algemeen nummer + website

Afgegeven met inachtneming van het gestelde in de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV Staatscourant ....., publicatiedatum .....

Dit document betreft een attest als bedoeld in artikel 13, eerste lid van de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV

Afgegeven voor:

bedrijfsauto / aanhangwagen / oplegger

Kenteken:

 

Merk:

 

VIN code:

 

Dit voertuig kan worden gebruikt in een LZV als bedoeld in de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV

Bij gebruik in een LZV gelden naast de in het voertuigdocument vermelde gegevens en voorwaarden tevens de volgende bijzonderheden:

Afhankelijk van de aard van het voertuig worden de volgende teksten vermeld. Deze teksten zijn dezelfde als op het kentekenbewijs van een overeenkomend Nederlands voertuig in de rubriek ’ bijzonderheden’ voor deze toepassing zouden worden vermeld. Voor zover noodzakelijk worden ook aanvullende voorwaarden vermeld.

1.

In lange en zware vrachtautocombinaties

 

2.

– max massa autonoom geremd

: .....

kg

3.

– max massa middenas geremd

: .....

kg

4.

– max massa oplegger geremd

: .....

kg

5.

Afstand hart koppeling tot hart koppeling

: .....

cm

6.

Afstanden hart koppeling tot hart koppeling

: .....

cm en ..... cm

7.

Voortbewegen oplegger met gestuurde as(sen) niet toegestaan.

 

8.

– max massa samenstel

: .....

kg

De Directie van de Dienst Wegverkeer

namens deze,

Divisie Voertuigtechniek,

Plaats, datum

(droog)stempel

BIJLAGE C, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15.

Beperkingen en voorschriften

1. Beperkingen LZV

Artikel A. LZV afmetingen en draaipunten

Een LZV:

  • 1. heeft ten hoogste 2 draaipunten;

  • 2. heeft een totale lengte van ten hoogste 25.25 m. met inbegrip van de lading en met inachtneming van de in artikel 5.1a.1, tweede lid, onder a, onderdeel 1° tot en met 14° van de Regeling voertuigen bepaalde meetmethode.

Artikel B. Combinatieverbod

Een ontheffing LZV mag niet worden gebruikt in combinatie met een ontheffing voor exceptioneel transport.

Artikel C. LZV ontheffing en vervoer ondeelbare lading

Bij gebruik van een ontheffing LZV is het vervoer van ondeelbare lading op de wijze als bedoeld in de artikelen 5.18.13 en 5.18.14 van de Regeling voertuigen niet toegestaan.

Artikel D. Verbod uitrusting en vervoer vloeibare lading

Een LZV mag niet zijn uitgerust of beladen met een tank voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L.

Artikel E. Verbod vervoer gevaarlijke stoffen

Een LZV mag geen gevaarlijke stoffen vervoeren in hoeveelheden groter dan bedoeld in Randnummer series 1.1.3 van het ADR.

Artikel F Verbod vervoer vee

Een LZV mag geen vee vervoeren als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

2. Algemene voorschriften

Artikel A. Voertuigdocumenten
  • 1. De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van LZV afgegeven en voor de ontheffing LZV vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing LZV aanwezig zijn.

    Van deze documenten moet een origineel, geldig en door de Dienst Wegverkeer gewaarmerkt exemplaar bij de ontheffing LZV getoond kunnen worden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag de actuele geldende digitale wegenkaart LZV aanwezig zijn op een elektronische gegevensdrager.

  • 3. Voor gebruik van de ontheffing dient de actuele digitale wegenkaart LZV aanwezig te zijn.

Artikel B. Certificaat bestuurder LZV

De bestuurder van de LZV moet in het bezit zijn van:

  • 1. een door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven en geldig CCV-certificaat ‘Rijvaardigheidstoets langere en/of zwaardere voertuigen’ Met deze beroepseis worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat naar het oordeel van het CBR ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale beroepseisen wordt nagestreefd.

  • 2. Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, moet bij het gebruik van de ontheffing aanwezig zijn op het voertuig.

  • 3. Het eerste lid geldt niet bij gebruik van een opleidingsontheffing LZV, mits:

    • a. de LZV chauffeur in opleiding ten minste 5 jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E;

    • b. aan de LZV chauffeur in opleiding de afgelopen 3 jaar geen ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd en het aan hem afgegeven rijbewijs niet ongeldig is verklaard of ingevorderd, en

    • c. er door middel van een op het voertuig aanwezige schriftelijke en gepersonifieerde oproep kan worden aangetoond dat de LZV chauffeur in opleiding onder toezicht van een bevoegde opleider op de datum van controle en in het bezit van een geldige opleidingsontheffing, een opleiding onder toezicht van een bevoegde opleider uitvoert ter voorbereiding op het certificaat of een examen voor het certificaat genoemd in het eerste lid.

Artikel C. Buitengewone omstandigheden
  • 1. Van de ontheffing LZV mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 m.

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing LZV worden beëindigd.

Artikel D. Plaats op de rijbaan

Voor een LZV geldt een inhaalverbod van alle motorvoertuigen die sneller mogen rijden dan 45 km per uur.

Artikel E. Afmetingen en massa samenstellen van voertuigen uit LZV
  • 1. Elk uit een LZV te vormen samenstel van voertuigen moet voldoen aan de gebruikseisen van hoofdstuk 5 afdeling 18 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Elk afzonderlijk voertuig moet voldoen aan hoofdstuk 5 afdeling 3 voor bedrijfswagens respectievelijk afdeling 12 voor getrokken voertuigen.

  • 3. Het trekkende motorvoertuig dient zodanig te zijn belast, dat tenminste 1/5 deel van de totale massa van de LZV onder de aangedreven as(sen) rust met als maximum, de maximale toegestane aslast(en), zoals vermeld op het kentekenbewijs.

  • 4. Een samenstel van twee aanhangwagens die is gekoppeld op een manier waardoor horizontale verdraaiing ten opzichte van elkaar onmogelijk is, vormt voor het gebruik één aanhangwagen zoals bedoeld in artikel 5.18.1 , zesde lid van de Regeling voertuigen.

  • 5. indien een LZV is uitgerust met een elektronische stabiliteitsfunctie als bedoeld in artikel 12 van de verordening 661/2009 moet bij inwerkingtreding van dit systeem automatisch het remsysteem van de aangekoppelde aanhangwagen(s) activeren.

Artikel F. Trekkend motorrijtuig LZV

Het trekkend motorrijtuig van een LZV moet zijn voorzien van;

  • 1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak;

  • 2. opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C 1).

Artikel G. Getrokken voertuig LZV

Het getrokken voertuig van een LZV moet zijn voorzien van:

  • 1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak;

  • 2. opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C 2).

Artikel H. Draaicirkel LZV

Een LZV moet naar beide zijden een volledige cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels, waarvan de buitenste een straal van 14,50 m en de binnenste een straal van 6,50 m heeft, zonder dat één van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van de cirkels komt.

Artikel I. Lengte laadruimte LZV

De lengte van de laadruimte, zijnde de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de achterste aanhangwagen, verminderd met de afstanden tussen de achterzijde van de laadruimte van de voertuigen en de voorzijden van de laadruimte van de daaropvolgende voertuigen, dient ten minste 18,00 m en ten hoogste 21,82 m te bedragen.

Artikel J. Markering achterste voertuig LZV
  • 1. Het achterste voertuig van een LZV moet zijn voorzien van een deugdelijk bevestigde horizontaal geplaatste markering met een afmeting van 1130 mm x 200 mm (+/-5 mm). Aanhangwagens waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering van 1130 mm x 200 mm mogen zijn voorzien van 2 borden van afmeting 565 mm x 200 mm (+/-5 mm)

  • 2. De markering bedoeld in het eerste lid moet uitgevoerd met een geel retroreflecterend vlak van minimaal klasse 2 als bedoeld in VN ECE-reglement nr. 104 met een rode fluorescerende rand van 40 mm(+/- 1 mm)

  • 3. Op de markering bedoeld het eerste lid moet in zwarte letters de volgende tekst zijn vermeld:

    ‘ LET OP! EXTRA LANG’.

  • 4. Wanneer de markering is verdeeld over twee borden, moet de tekst ‘ LET OP!’ op de linker helft respectievelijk de tekst ’ EXTRA LANG ’ op de rechterhelft van de op het voertuig bevestigde bord zijn aangebracht.

  • 5. De in het derde lid bedoelde tekst moet goed leesbaar te zijn en de uitgevoerd zijn volgens onderstaand model, waarbij:

    • a. het lettertype Helvetica neue - black condensed is;

    • b. de hoogte van de letters 80 mm is;

    • c. de tekstbreedte bij gebruik van het bord 1130 mm x 200 mm: 925 mm, of

    • d. indien de tekst op twee borden staat, een tekstbreedte op het linkerbord 320 mm en op het rechterbord 450 mm.

Artikel K. Aanwezigheid aslastmeter op LZV

De optredende statische aslasten van een LZV moeten met uitzondering van de vooras van het trekkend motorrijtuig met een afleesnauwkeurigheid van 100 kg kunnen worden weergegeven. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van de optredende druk in de veerbalgen van elke as.

Artikel L.

In een LZV mag de gezamenlijke som van de aslasten van twee achter elkaar gekoppelde middenasaanhangwagens niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorrijtuig.

Artikel M.

In een LZV mag de som van de aslasten van een middenasaanhangwagen voortbewogen door een andere aanhangwagen niet meer bedragen dan de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.

Artikel N.

De totale massa van een LZV mag niet meer bedragen dan bedoeld in artikel 5.18.17b, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling voertuigen, tenzij het trekkende motorvoertuig is voorzien van een hulpwegrij-inrichting als bedoeld in bijlage I, punt 2.14, van richtlijn nr. 97/27/EG

TOELICHTING

Algemeen

Met de huidige beleidsregel komt een einde aan de proef- en ervaringsfase voor de LZV.

Die beleidsregel was het vervolg op de beleidsregel inzake de proef met Langere en/of Zwaardere vrachtwagencombinaties (‘LZV’s’) die per 1 november 2006 is geëindigd. Op grond van de ‘Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV’ gepubliceerd (Stcrt 2006, nr. 182), waarin de voorwaarden voor de verlenging zijn neergelegd mochten de deelnemers nog 1 jaar met een ontheffing rijden op de reeds bekende trajecten. Deze ontheffingen zijn vervolgens geëindigd op 1 november 2007. Tot november 2011 mochten daarna de ‘oude’( voor 2007 toegelaten) LZV’s vrachtwagencombinaties nog met ontheffing rijden.

Op basis van de rapportages en de meningen van zowel de Tweede Kamer als maatschappelijke organisaties heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat besloten dat er een vervolg kwam na de proef. Dit vervolg, de zogenoemde ervaringsfase heeft enkele jaren geduurd. In de ervaringsfase zijn de tijdens de evaluatie van de proef geconstateerde aandachtspunten nader bekeken.

Tijdens de vijf jaar durende ervaringsfase is een andere systematiek gehanteerd op de volgende onderdelen:

  • de geschiktheid van een voertuig om ingezet te kunnen worden als LZV is via een keuring van het individuele voertuig gerealiseerd. De trekkende en getrokken voertuigen worden onafhankelijk van elkaar gekeurd. Bij gebleken geschiktheid wordt hiervan aantekening gemaakt op het kentekenbewijs en indien het een buitenlands voertuig betreft een LZV attest afgegeven. Het gekozen systeem laat toe dat voertuigen net als dit bij reguliere samenstellen van voertuigen gebruikelijk is, vrij kunnen worden uitgewisseld. De verantwoordelijkheid voor de LZV lengte, massa en de bestreken baan is op overeenkomstige wijze bij de voertuigeigenaar neergelegd.

  • er is aangesloten bij het systeem van de ontheffing verlening voor langlopende ontheffingen. Hierdoor heeft zich gedurende de ervaringsfase een LZV netwerk kunnen ontwikkelen. Naast de al beschikbare wegen onder het beheer van het Rijk heeft de Dienst Wegverkeer, door vraag gestuurd, om toestemming verzocht bij de wegbeheerders voor LZV kerngebieden en andere LZV geschikte wegen.

De ontwikkelingen tijdens de ervaringsfase en ook de nader uitgevoerde onderzoeken waren voor de Minister van Infrastructuur en Milieu in de zomer van 2011 aanleiding om te besluiten de LZV op structurele basis toe te staan.

In de daaropvolgende periode is onderzocht op welke wijze dit gestalte kon worden gegeven, en welke zaken nog voor verandering c.q. verbetering vatbaar waren.

Dit heeft er toe geleid dat:

  • LZV via de ontheffing verlening blijft geregeld in een beleidsregel van de Dienst Wegverkeer de keuring systematiek blijft gehandhaafd: keuring van regulier toegelaten individuele voertuigen, zichtbaar via kentekenbewijs en LZV attest;

  • er in de terminologie beleidsregel en CROW- richtlijn modernisering en uniformering heeft plaatsgevonden;

  • de digitale wegenkaart LZV wordt geformaliseerd;

  • het beleid ten aanzien van vloeistoffen in tanks, gevaarlijke stoffen en hoefachtigen wordt gecontinueerd;

  • de uit onderzoek voortgekomen wens tot invoering van een nieuw markeringsbord is gehonoreerd, waarbij een overgangsregeling van toepassing is.

Artikelsgewijs

In artikel 1 staan de definities die ten behoeve van de LZV noodzakelijk zijn. Voor het overige is aangesloten op de reeds bestaande definities van de regeling voertuigen. Een aantal van de nieuwe definities zijn het gevolg van de invoering van de CROW richtlijn 230. In het kader van de toestemming en de autonome beslisruimte is het van belang dat de gehanteerde terminologie op elkaar is afgestemd. De introductie van de definitie dieplader wordt noodzakelijk geacht nu dit niet elders is geregeld en, onder meer, in verband met het gebruik van diepladers bij exceptioneel transport het binnen het gedachtengoed van het LZV concept, nationaal maar ook meer internationaal, als ongewenst wordt beoordeeld om voertuigen die zodanig zijn uitgerust onderdeel te laten uitmaken van een LZV.

In artikel 2 is het toepassingsbereik van deze beleidsregel opgenomen. Dit is niet gewijzigd ten opzichte van de ervaringsfase.

Artikel 3 bevat de soorten LZV ontheffing.

In artikel 4 is bepaald waaruit de zogenoemde basisontheffing bestaat. De maximale geldigheidsduur blijft 1 jaar en de ontheffing wordt afgegeven op het trekkend motorrijtuig. De bijlagen maken onderdeel uit van het ontheffingsdocument. Het ontheffingsdocument is zo opgezet dat de ontheffing wordt afgegeven aan een natuurlijke- of rechtspersoon voor 1 kenteken. Dit zal het kenteken van het trekkende motorrijtuig zijn, indien het een in Nederland geregistreerd voertuig betreft. Voor een in het buitenland geregistreerd voertuig zal naast het kenteken het VIN (Voertuigindentificatienummer) worden opgenomen. Voorts is deze ontheffing geldig voor de actuele autonome beslisruimte die de Dienst Wegverkeer van de wegbeheerders heeft gekregen. Deze wordt weergegeven op de digitale wegenkaart LZV. De Dienst Wegverkeer stelt deze ter beschikking aan de ontheffinghouder.

In artikel 5 is de incidentele ontheffing opgenomen, die als kenmerk heeft dat deze bestemd is voor specifieke doeleinden en is geldig voor maximaal 4 kentekens van trekkende motorrijtuigen.

Deze kent 3 varianten: hij is bestemd voor het bereiken van de vestiging, wordt afgegeven in verband met een evenement of in verband met een stremming.

De incidentele ontheffing LZV- aansluitroutes is bedoeld als uitzondering voor aanvragers van een basisontheffing LZV, en bestemd om van of naar de eigen vestiging dan wel stalling te kunnen rijden met de LZV.

Naar de aard van de openbare ruimte waar deze bedrijfslocaties zich bevinden geldt dat deze bedrijven er van oorsprong, dat wil zeggen een aantoonbare vestiging van vóór 2007, zijn gesitueerd en nadien de ruimtelijke vormgeving van de openbare ruimte rondom deze bedrijven - ingrijpend - is veranderd. Deze bedrijven dienen wel bereikbaar te zijn, juist omdat het ook de laad- en losadressen zijn en in verband met de noodzakelijke aansluiting op wegen die wel binnen de autonome beslisruimte LZV vallen. Dit type ontheffing is uitdrukkelijk niet bestemd voor alle aanvragers van een (basis)ontheffing LZV, maar uitsluitend voor die bedrijven die al geruime tijd op dergelijke locaties zijn gevestigd.

Wat betreft de ontheffing voor evenementen kan gedacht worden aan evenementen georganiseerd door of voor de transportsector en mede ten behoeve van het gebruik of de promotie van LZV’s. Aangezien dit een kortstondige activiteit is, wordt de geldigheidsduur beperkt tot maximaal 2 weken.

De stremmingsontheffing tot slot is bedoeld voor een min of meer tijdelijke stremming op wegen of weggedeeltes waarvoor al een basisontheffing LZV of een incidentele ontheffing LZV- aansluitroute is afgegeven. Het betreft hier wegen die vanwege werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zijn afgesloten. De stremmingsontheffing zal veelal wegen bevatten waarvoor, in verband met de werkzaamheden en vanwege het tijdelijk karakter, toestemming is verleend, met inachtneming van de geldende CROW-richtlijn.

In artikel 6 wordt voorzien in een opleidingsontheffing. Aangezien de bestuurder van een LZV een certificaat ‘chauffeur LZV’ dient te hebben, wordt voorzien in de mogelijkheid om de chauffeurs hier voor op te leiden en te examineren. De opleidingsontheffing LZV geldt voor wegen die leiden naar de opleidings- dan wel examineringsplaats. Deze ontheffing is alleen geldig indien er een bewijs is dat een (WRM-) bevoegde opleider dan wel het CBR de bestuurder die dag hebben opgeroepen voor een opleiding of examen. De RDW vraagt expliciet ten behoeve van de opleidingsontheffing wegen aan bij de wegbeheerder. De opleidingsontheffing geldt dan ook voor wegen in een speciaal door de wegbeheerder vrijgegeven lesgebied

De opleider dient bedrijfsmatig op te leiden om in aanmerking te kunnen komen voor een ontheffing met een geldigheidsduur van maximaal 1 jaar. Dit houdt in dat een bedrijf CCV erkend is of

dat een bedrijf bedrijfsmatig opleidingen verzorgd blijkens hun registratie bij de Kamer van Koophandel met gecertificeerde opleiders en dit als aantoonbare bedrijfsactiviteit heeft.

Er bestaat de mogelijkheid voor een opleidingsontheffing van maximaal 4 weken. In het algemeen wordt volstaan met 2 weken die niet bedrijfsmatig opleidingen verzorgen. De opleidingsontheffing wordt afgegeven op het kenteken van de trekkende eenheid.

De Dienst Wegverkeer vraagt specifiek voor opleidingsdoeleinden de autonome beslisruimte aan. Inmiddels zijn er over heel Nederland verspreid 11 van dergelijke gebieden. Per ontheffingsaanvraag worden maximaal 3 van deze nabij de vestiging van de opleider gelegen gebieden opgenomen, omdat geen noodzaak aanwezig is om ten behoeve van de LZV chauffeurs in opleiding rij-ervaring met een LZV met landelijke dekking te faciliteren. Bij de aanvraag voor een dergelijke opleidingsontheffing volstaat het niet om slechts de opleidingsgebieden aan te vragen. Ook voor de wegen naar de opleidingsgebieden zal enerzijds de Dienst Wegverkeer om toestemming moeten vragen en anderzijds de aangevraagde ontheffing geldig moeten zijn. Het algemene principe om in alle gevallen alléén met geldige ontheffing met een LZV te rijden geldt derhalve onverkort ook voor de opleidingsontheffing.

In artikel 7 is opgenomen uit welke componenten (documenten) de LZV ontheffing bestaat: het voorblad, de digitale wegenkaart LZV, een bijlage beperkingen en voorschriften en indien van toepassing de bijlage met aansluitroutes. Nieuw hier is de invoering van de digitale wegenkaart LZV. Deze vervangt de wegenbijlage waarop de autonome beslisruimte LZV per weg of weggedeelte stond vermeld. De aanvrager van de basisontheffing ontvangt tevens een wijzigingsabonnement dat betrekking heeft op de digitale wegenkaart LZV. Hiermee wordt er in voorzien dat indien men in het bezit is van een basisontheffing LZV gedurende de geldigheidsduur wijzigingen in de actuele autonome beslisruimte ontvangt. De Dienst Wegverkeer verzorgt op zeer regelmatige basis de actualiteit van deze digitale wegenkaart en stuurt daarvan notificaties aan de houders van de basisontheffing die bij gebruik van de ontheffing zorg dienen te dragen voor de aanwezigheid van de actuele geldende digitale wegenkaart LZV. Dit laatste punt is dan ook bij de voorschriften als verplichting opgenomen. De geldigheidsduur van de digitale wegenkaart LZV is gekoppeld aan de einddatum zoals vermeld op het voorblad van het ontheffingsdocument. De cartografische weergave van de wegen heeft als grote voordeel dat eenvoudig en inzichtelijk is op welke wegen er met een LZV mag worden gereden. De transporteur heeft daarmee zonder veel moeite en papierwerk inzichtelijk of en waar de LZV kan worden ingezet. Voor de handhaving is door de invoering van de digitale wegenkaart de controle of en waar een LZV mag rijden eveneens vereenvoudigd. Ook zonder directe staande houding is via de RDW website te controleren of een LZV op de betreffende weg mag rijden en via het kentekenregister is na te gaan of de voertuigen van een LZV aantekening zijn voorzien.

In de artikelen 8 tot en met 11 is de aanvraagprocedure voor LZV ontheffingen opgenomen, de behandelingsduur indien het om aanvragen binnen de autonome beslisruimte valt en de wijze van indiening. De formulieren zijn via de RDW website opvraagbaar en in te vullen.

In artikel 12 is opgenomen dat de Dienst Wegverkeer de wegbeheerders verzoekt de vernieuwde CROW richtlijn, nr. 230 te hanteren bij het beoordelen van aanvragen toestemming autonome beslisruimte LZV maar ook bij de incidentele ontheffing LZV. De terminologie ten aanzien van de wegen is in deze beleidsregel identiek aan die in deze vernieuwde CROW richtlijn. Nu er een afgeronde en op onderzoek gebaseerde nieuwe CROW richtlijn is ontwikkeld wordt in deze beleidsregel afgezien van het nader omschrijven van de toetsingscriteria voor de wegen.

In artikel 13 en 14 is geregeld dat een voertuig geschikt moet zijn om deel uit te maken van een LZV. Dit houdt in dat ieder voertuig moet worden onderworpen aan een keuring ten behoeve van de beoordeling op LZV geschiktheid. Een LZV moet evenals de daarin opgenomen afzonderlijke voertuigen naast de reguliere toelatings- en permanente eisen aan extra eisen te voldoen. Deze bieden extra waarborgen ter compensatie van de afwijkende wendbaarheid. Deze keuring wordt uitgevoerd door de Dienst Wegverkeer en kan zowel na een administratief als na een technisch onderzoek leiden tot de afgifte van een kentekenbewijs met een aantekening ten behoeve LZV, of indien het een buitenlands voertuig betreft, tot afgifte van een LZV attest, waaruit de geschiktheid tot opname in een LZV blijkt. De procedure voor Nederlandse en buitenlandse voertuigen is identiek. Uitsluitend vanwege het feit dat de Dienst Wegverkeer niet bevoegd is aantekeningen te plaatsen op een buitenlands kenteken is hierbij gekozen voor de afgifte van een LZV attest. Op deze wijze is ook voor de handhavers duidelijk te controleren dat elk voertuig in een LZV door de Dienst Wegverkeer is en moet zijn gekeurd op de geschiktheid voor LZV.

Artikel 15 bepaalt dat aan een LZV ontheffing beperkingen worden verbonden. Daarnaast bevat het een opsomming van algemene voorschriften die voor LZV’s kunnen gelden tijdens het gebruik. Het voorschrift dat verband hield met de ervaringsfase, medewerking aan onderzoeken, is komen te vervallen. Nieuw is hier dat de in de praktijk gegroeide praktijk van de mogelijkheid tot beperking in rijtijden bij incidentele ontheffingen LZV hier geformaliseerd wordt. Aangezien het juist bij LZV aansluitroute om minder LZV geschikte wegen gaat is dit mogelijk. Een voorbeeld hiervan is alleen tijdens nachtelijke uren rijden met de LZV of niet in de spitstijden in verband met fietsers.

Artikel 16 tot en met 18 bevatten de het overgangsrecht en de slotbepalingen. Hierbij geldt dat het markeringsbord zoals het tot 1 januari 2013 moest worden gevoerd tot 1 januari 2014 zijn geldigheid behoud. Gedurende het gehele jaar 2013 zijn er derhalve 2 verschillende type markeringsborden geldig aanwezig op de LZV, ongeacht of de ontheffing voor of in 2013 geldigheid heeft verkregen. Na 1 januari 2014 is nog slechts het nieuwe markeringsbord toegestaan, zoals beschreven in Bijlage C, onderdeel 2, artikel J.

Bijlage A bevat de - gemoderniseerde - keuringseisen die de Dienst Wegverkeer hanteert ten behoeve van een aantekening op het kentekenbewijs of de afgifte van een LZV attest. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de eisen aan het trekkend motorrijtuig en de getrokken voertuigen. De hier geformuleerde eisen zijn aanvullend op de reguliere toelatingseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen. Ook zijn er bepaalde aanvullende uitsluitingen. Gegeven het bijzondere karakter (waaronder een veelal hoog zwaartepunt) zijn voertuigen ingericht voor het vervoer van vee volgens artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren verboden. Het kenmerk van het standaard moduleconcept is dat deze is samengesteld uit voertuigen die individueel aan richtlijn 96/53/EG voldoen. Deze kernregel is hier vastgelegd. De bepaling dat uitschuifbare opleggers en opleggers die door met een dolly verlengd worden qua lengte moeten blijven voldoen aan artikel 5.12.6, derde lid van de Regeling voertuigen is gehandhaafd.

Bijlage B bevat het model LZV attest. Door publicatie van dit model is zowel voor de gebruiker van de ontheffing als de handhavers duidelijk over welk voertuigdocument er moet worden beschikt indien een buitenlands voertuig in een LZV is opgenomen.

Bijlage C bevat de beperkingen en algemene voorschriften. Onderdeel 1 bevat de beperkingen LZV. Indien aan deze bepalingen niet wordt voldaan zal de ontheffing LZV niet geldig zijn en wordt men geacht zonder ontheffing LZV aan het verkeer te hebben deelgenomen. Bij de beperkingen is uitdrukking gegeven aan het feit dat de gebruiker van de LZV ontheffing verantwoordelijk is voor het feit dat een LZV niet langer mag zijn dan 25,25 m en ten hoogste 2 draaipunten mag hebben: de kernelementen die een samenstel van voertuigen tot een LZV maken. Als beperking is eveneens opgenomen dat een LZV ontheffing niet in combinatie met een ontheffing voor exceptioneel transport mag worden gebruikt. Dit houdt tevens in dat de faciliteiten zoals in de wet opgenomen voor het vervoer van ondeelbare lading niet van toepassing zijn. Hoewel het reeds grotendeels door het ADR is geregeld is hier nogmaals expliciet gesteld dat vervoer van onder ADR-regime vallende goederen verboden is. Daarnaast is ook het vervoer van vee in een LZV niet toegestaan.

Net als bij de keuringseisen is in bij de voorschriften de bepaling gehandhaafd dat een samenstel van een oplegger met een dolly die niet horizontaal ten opzichte van elkaar kunnen verdraaien, voor het gebruik als één oplegger wordt gezien en dat dit samenstel qua bouw, inrichting en gedrag moet voldoen aan de eisen die aan een vergelijkbare oplegger uit één stuk worden gesteld. Dit houdt in dat deze voertuigen zowel bij de keuring als bij gebruik als één voertuig worden beoordeeld en derhalve ook het samenstel van deze voertuigen blijkens het kentekenbewijs en het register aan elkaar verbonden mogen zijn.

Bij de algemene voorschriften, opgenomen in onderdeel 2, is er in voorzien dat de keuringseisen waaraan voldaan moet worden voor de aantekening ten behoeve van LZV op het kentekenbewijs of het LZV attest ook gedurende het gebruik van een ontheffing LZV van kracht zijn, en daarmee handhaafbaar. Uit het voorschrift dat de voertuigdocumenten geldig en actueel moeten zijn kan zowel de gebruiker als de handhaver afleiden dat voor alle voertuigen binnen een LZV vereist is dat er dan wel een LZV aantekening op elk kentekenbewijs moet staan, dan wel een LZV attest moet zijn afgegeven. Daarnaast zijn technische voorschriften opgenomen die speciaal voor een LZV gelden, zoals de documenten van de bestuurder, de laadlengte LZV en de draaicirkel LZV. Tijdens de keuring kan een LZV hier niet op worden beoordeeld nu slechts het afzonderlijke voertuig wordt gekeurd. In het belang van de verkeersveiligheid is het van belang dat een LZV bij gebruik van een ontheffing LZV ook aan specifiek voor de voertuigconfiguratie geldende eisen voldoet.

Voor de opleidingsontheffingen is hier verduidelijkt dat voor de opgeleide persoon te allen tijde onder toezicht van een bevoegde opleider de LZV dient te besturen. Het zelfstandig rijden in het kader van de opleiding met een LZV zonder geldig toezicht van een gecertificeerd persoon is niet toegestaan.

De directie van de Dienst Wegverkeer, J.G. Hakkenberg Algemeen Directeur


X Noot
1

De Dienst Wegverkeer maakt de tarieven bekend in de Staatscourant.

X Noot
1

VN ECE-reglement nr. 13 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van remsystemen van bedrijfsvoertuigen.

X Noot
2

94/20/EEG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van de inrichtingen aan deze voertuigen (PbEG L 195).

X Noot
3

91/226/EEG Richtlijn van de Raad van 27 maart 1991 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 103).

X Noot
4

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

X Noot
5

Richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203).

X Noot
6

Stb. 1992, 585.

X Noot
7

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

X Noot
8

Richtlijn nr. 71/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 202).

X Noot
1

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

X Noot
2

VN ECE-reglement nr. 104 als bedoeld bij voetnoot .

Naar boven