Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2012, Z-3144203, tot het opdragen van opsporingstaken die verband houden met de verlening van persoonsgebonden budgetten aan de Inspectie SZW (Regeling toedeling opsporingstaken persoonsgebonden budgetten)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 3, aanhef en onder b, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

Besluit:

Artikel 1

De bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, heeft mede tot taak;

  • a. het opsporen van strafbare feiten die verband houden met de verstrekking van persoonsgebonden budgetten als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Regeling subsidies AWBZ, en

  • b. het opsporen van strafbare feiten die verband houden met de verstrekking van aanspraken op zorg krachtens artikel 6, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover gepleegd in samenhang met de strafbare feiten, bedoeld onder a, en voor zover eerstbedoelde strafbare feiten niet zijn te beschouwen als hoofdbestanddeel van het complex van geconstateerde strafbare feiten.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toedeling opsporingstaken persoonsgebonden budgetten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

TOELICHTING

Deze regeling wijst de directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: Inspectie SZW) aan als bijzondere opsporingsdienst die belast wordt met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, voor zover het onderdelen van de AWBZ betreft, op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Als gevolg van diverse fraudezaken met persoonsgebonden budgetten die op grond van de AWBZ worden verleend (hierna: pgb’s), zoals de ‘Marque’ fraudezaak, is in het Begrotingsakkoord voor de jaren 2013 en 2014 € 15 miljoen vrijgemaakt voor de intensivering van de aanpak van fraude met pgb’s. Een van de maatregelen die de aanpak van pgb-fraude op korte termijn moet tegengaan is het aanwijzen van een (aparte eenheid binnen) de Inspectie SZW die zich bezig gaat houden met de opsporing van pgb-gerelateerde fraude. Dit is toegelicht in een brief aan de Tweede Kamer d.d. 2 december 2012 (Kamerstukken II, 2012/13, 25 657, nr. 96).

Uit de praktijk blijkt dat in veel gevallen van uitkeringsfraude ook sprake is van pgb-fraude. De Inspectie SZW voert onderzoeken uit naar uitkeringsfraude op het beleidsterrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij deze onderzoeken komt derhalve samenloop voor met mogelijke zorgfraude. Gelet op de aard van de fraude en de specifieke deskundigheid van de Inspectie SZW op dit terrein is na overleg met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten de opsporingsbevoegdheid voor pgb-fraude mede neer te leggen bij de Inspectie SZW. De directie Opsporing van de Inspectie SZW is een bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (artikel 13, tweede lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009). Met de Inspectie SZW is afgesproken dat zij voor de jaren 2013 en 2014 € 2,5 miljoen krijgen voor de intensivering van opsporingsonderzoeken naar ‘pgb-fraude’.

Artikel 1 van deze regeling geeft aan dat de Inspectie SZW strafbare feiten opspoort die verband houden met de verstrekking van persoonsgebonden budgetten als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Regeling subsidies AWBZ. Indien in het kader van een opsporingsonderzoek naar pgb-fraude ook sprake is van fraude met zorg in natura (artikel 6 AWBZ), is de Inspectie SZW ook bevoegd om die fraude op te sporen voor zover deze feiten gepleegd zijn in samenhang met de fraude met de pgb’s en de eerstbedoelde strafbare feiten niet zijn te beschouwen als het hoofdbestanddeel van het complex van geconstateerde strafbare feiten (artikel 1, onderdeel b). Deze regeling schept dus geen bevoegdheid voor de Inspectie SZW om strafbare feiten op te sporen die enkel verband houden met de verstrekking van zorg in natura.

Naast de opsporing van bovengenoemde fraude is de Inspectie SZW reeds op grond van de artikelen 17, eerste lid, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten (Wed) juncto artikel 141, onderdeel d, van het Wetboek van strafvordering juncto artikel 2, onderdeel d, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten reeds belast met de opsporing van economische delicten. Op

het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is de Inspectie SZW daarmee opsporingsbevoegd voor wat betreft overtredingen van een aantal voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidszorg (artikel 1, onder 2°, van de Wed).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

Naar boven