Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer

21 december 2012

Nr. DB 2012-414M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer geldt voor:

    • a. de inhoudingsplichtige bij de toepassing van regels over stagevergoedingen;

    • b. de inlener en de aannemer bij de toepassing van de regels die van belang zijn voor de vaststelling van de hoogte van hun aansprakelijkheid;

    • c. de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bij de toepassing van de regeling voor geruisloze terugkeer;

    • d. de belastingplichtige bij de toepassing van de persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2. Indien de belastingplichtige, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, niet beschikt over het burgerservicenummer, en ook niet over het sociaal-fiscaalnummer, van degene ten aanzien van wie hij de onderhoudsverplichting, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, heeft, dient hij ten minste naam en geboortedatum zoals vermeld in het paspoort of de officiële identiteitskaart, en zo mogelijk aangevuld met het adres, van die persoon te verstrekken.

Artikel 2

De regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 29 mei 2009 houdende Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst (Stcrt. 2009, 107) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling verplicht gebruik BSN.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Overheidsorganen mogen het burgerservicenummer (BSN) gebruiken bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van hun publieke taak, zonder dat daarvoor nadere regelgeving vereist is. 1 Voor het gebruik buiten de kring van overheidsorganen is een wettelijke grondslag nodig 2. Onder een gebruiker wordt namelijk mede verstaan ieder ander dan een overheidsorgaan of degene aan wie het BSN is toegekend, voor zover deze werkzaamheden verricht waarbij het gebruik door hem of haar van het BSN bij of krachtens de wet is voorgeschreven.

Onder de te verrichten werkzaamheden waarbij het gebruik van het BSN krachtens de wet kan worden voorgeschreven, wordt met ingang van 1 januari 2013 mede het doen van aangifte verstaan. 3 Aan de situaties waarin het BSN gebruikt moet worden, wordt in de onderhavige regeling een situatie toegevoegd die niet is opgenomen in een beleidsbesluit van de Belastingdienst. Daarom wordt de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst ingetrokken en wordt deze regeling vervangen door de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer.

Gebruik BSN ten behoeve van de rijksbelastingdienst

Artikel 49a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) voorziet in een wettelijke grondslag om derden, niet zijnde overheidsorganen, te verplichten om bij aan te wijzen werkzaamheden ten behoeve van de Belastingdienst het BSN te gebruiken. Met ingang van 1 januari 2013 wordt ingevolge Overige fiscale maatregelen 2013 in artikel 49a, eerste lid, van de AWR opgenomen dat onder dergelijke werkzaamheden tevens het doen van aangifte wordt verstaan.

In de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst is het verplicht gebruik van het BSN of het sociaal-fiscaalnummer tot dusver voor in drie beleidsregels voorgeschreven. Het gaat daarbij kort gezegd om de volgende situaties:

  • a. Een inhoudingsplichtige moet het BSN, of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer, van de stagiair(e) opnemen in zijn administratie als de stagevergoeding niet ten goede komt aan die stagiair(e).4

  • b. Een inlener of een aannemer kan, als hij in zijn administratie het BSN, of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer, van de werknemer van de uitlener of onderaannemer heeft opgenomen, de omvang van zijn aansprakelijkheid beperken.5

  • c. Een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die een verzoek doet om geruisloze terugkeer als bedoeld in artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 dient het BSN, of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer, van de natuurlijke personen die aandeelhouder zijn te vermelden.6

Deze in de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst opgenomen situaties zijn overgenomen in de onderhavige Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer. Aan deze situaties is toegevoegd de situatie waarin een belastingplichtige de persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001) toepast. Het betreft hier de vermelding van het BSN of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, van degene ten aanzien van wie de belastingplichtige de onderhoudsverplichting heeft. Ten behoeve van een correcte belastingheffing dient de belastingplichtige onder de tot 1 januari 2013 geldende regeling reeds naam, adres en geboortedatum van degene ten aanzien van wie de belastingplichtige de onderhoudsverplichting heeft, in de aangifte te vermelden.

Indien de belastingplichtige niet beschikt over het BSN en ook niet over het sociaal-fiscaalnummer, kan hij volstaan met het vermelden van de naam en de geboortedatum, zo mogelijk aangevuld met het adres, van die persoon. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien degene ten aanzien van wie de onderhoudsverplichting geldt in het buitenland woont en om die reden niet beschikt over een BSN en ook niet over een sociaal-fiscaalnummer.

Advies College bescherming persoonsgegevens

Een eerder ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (het College). 7 Het College had bezwaar tegen het eerdere ontwerp van de regeling, omdat de te realiseren uitbreiding ziet op een belastingplichtige die de persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen toepast en deze niet kon worden aangemerkt als een gebruiker in de zin van artikel 1, onderdeel d, onder 2˚, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Deze bepaling vereist dat er sprake is van door de gebruiker verrichte ‘werkzaamheden’. Het College bleek ‘werkzaamheden’ uitsluitend als arbeids- of bedrijfsgerelateerd uit te leggen. Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van het College en duidelijk te maken dat ‘werkzaamheden’ ten behoeve van de rijksbelastingdienst niet uitsluitend arbeids- en bedrijfsgerelateerd behoeven te zijn, wordt ingevolge Overige fiscale maatregelen 2013 met ingang van 1 januari 2013 in artikel 49a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgenomen dat onder ‘werkzaamheden’ ook het doen van aangifte begrepen moet worden. Het College merkte ook op dat persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien de gegevensverstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van het bestuursorgaan waaraan de gegevens verstrekt worden. Het College achtte niet voldoende aangetoond dat de gegevensverwerking noodzakelijk was voor een goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van de rijksbelastingdienst. Echter voor de rijksbelastingdienst heeft het in de aangifte vermelden van het BSN van een derde ten aanzien van wie een belastingplichtige een onderhoudsverplichting heeft, tot gevolg dat niet meer op basis van naam, adres en geboortedatum het BSN bij die gegevens gezocht hoeft te worden. Voor een nog betere vervulling van de publiekrechtelijke taak van de rijksbelastingdienst is een koppeling van naam, adres en geboortedatum met bijbehorend BSN wel noodzakelijk. Een zorgvuldige koppeling van gegevens komt de handhaving door de Belastingdienst ten goede.

Administratieve lasten, uitvoeringskosten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. Het gebruik van het BSN kan bijdragen aan het op een efficiënte manier waarborgen dat over de ontvangen onderhoudsbetalingen belasting wordt betaald. Voor de Belastingdienst heeft de regeling tot gevolg dat bij het selectieproces het BSN er niet meer op basis van naam, adres en geboortedatum bijgezocht hoeft te worden. Omdat deze stap in het selectieproces vanaf 2012 geautomatiseerd plaatsvindt ontstaat een kleine besparing, die ten goede kan komen aan het verminderen van het nalevingstekort op het gebied van het niet opgeven van ontvangen alimentatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1, onderdelen a tot en met c, zijn de situaties opgenomen die in de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst stonden. In artikel 1, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer is opgenomen de belastingplichtige bij de toepassing van de persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Het betreft hier de vermelding van het BSN of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, van degene ten aanzien van wie de belastingplichtige de onderhoudsverplichting heeft.

Artikel 2

De Uitvoeringsregeling verplicht gebruik burgerservicenummer in beleidsregels van de rijksbelastingdienst wordt ingetrokken. In plaats van die regeling komt de onderhavige regeling.

Artikel 3

Dit artikel betreft de inwerkingtreding van deze regeling met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 4

Dit artikel ziet op de citeertitel van de regeling.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

X Noot
2

Artikel 1, onderdeel d, onder 2o, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

X Noot
3

Overige fiscale maatregelen 2013.

X Noot
4

Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M, Stcrt. 2010, 20500.

X Noot
5

Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 juni 2012, BLKB2012/1062M, Stcrt. 2012, 13576.

X Noot
6

Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 februari 2003, nr. CPP2002/3267, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 december 2005, nr. CPP2005/2573.

X Noot
7

Advies College bescherming persoonsgegevens van 21 mei 2012, nr. z2012-00267.

Naar boven