Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 3 december 2012, nummer 2012-0000703808, tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 6 van het Besluit naturalisatietoets;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling naturalisatietoets Nederland wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d vervalt.

2. Onderdeel e wordt geletterd d.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. De verzoeker die buiten het Koninkrijk hoofdverblijf heeft, legt naar keuze de naturalisatietoets af bij het hoofd van de diplomatieke en beroepsconsulaire post, die namens de Minister van Buitenlandse Zaken bevoegd is een naturalisatieverzoek in ontvangst te nemen en de naturalisatietoets af te nemen, dan wel in Nederland.

  • 2. In afwijking van artikel 2, eerste lid en derde lid, heeft de verzoeker die de naturalisatietoets bij het hoofd van de diplomatieke en beroepsconsulaire post aflegt, de naturalisatietoets behaald, indien hij het centraal deel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 3. De verzoeker, woonachtig buiten het Koninkrijk, identificeert zich bij de deelname aan het examen door middel van een geldig nationaal paspoort.

  • 4. Het in het eerste lid genoemde hoofd van de post neemt het centraal deel van het inburgeringsexamen overeenkomstig het in de bijlage van deze Regeling opgenomen examenreglement naturalisatietoets buitenland af.

  • 5. Aan de in het tweede lid genoemde verzoeker wordt het inburgeringsdiploma als bedoeld in artikel 14, tweede lid van de Wet inburgering zoals deze wet luidde op 31 december 2012 uitgereikt door het in het eerste lid genoemde hoofd van de post.

  • 6. Aan het afleggen van de naturalisatietoets op de Nederlandse diplomatieke en beroepsconsulaire vertegenwoordigingen in het buitenland zijn kosten verbonden die door de verzoeker voorafgaande aan de examinering voldaan dienen te worden.

  • 7. Het examengeld, bedoeld in het zesde lid, bedraagt:

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die het certificaat overlegt, als bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, met daarop de aantekening dat voor de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken is behaald ten minste het niveau 2 van het referentiekader NT2.

  • 2. Bij het certificaat, bedoeld in het eerste lid legt de verzoeker de hem door het college van burgemeester en wethouders afgegeven, gewaarmerkte kopie over van de verklaring van de onderwijsinstelling waar de NT2-profieltoets is afgelegd.

  • 3. Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit inburgering dan wel bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 is vrijgesteld de verzoeker die kan aantonen dat hij het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij van de naturalisatietoets, bedoeld in artikel 2 van de Regeling naturalisatietoets zoals dit luidde op 31 maart 2007 heeft behaald.

  • 4. Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit inburgering dan wel bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 is vrijgesteld de verzoeker die een certificaat overlegt als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, indien uit de vermelding daarop, of anders uit de bijbehorende verklaring van het Regionaal Opleidingencentrum, blijkt dat voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie is behaald het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering nieuwkomers. Bij het in dit lid bedoelde certificaat legt de verzoeker tevens de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.

  • 5. Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die een certificaat overlegt als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, indien uit de vermelding daarop, of anders uit de bijbehorende verklaring van het Regionaal Opleidingencentrum, blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal bij de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal, dan wel ten minste niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen, zijn behaald. Bij het in dit lid bedoelde certificaat legt de verzoeker tevens de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.

  • 6. Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die een originele verklaring overlegt van het Regionaal Opleidingencentrum, afgegeven op basis van de resultaten van een voor 1 januari 2007 afgelegde toets ter afronding van een NT2-taaltraject, indien uit de verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal bij de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal, dan wel ten minste niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen, zijn behaald.

    Om tot vrijstelling te kunnen leiden, dient de verklaring de volgende gegevens te bevatten:

    • a. de naam van het document;

    • b. de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het regionaal opleidingencentrum;

    • c. de echtheidskenmerken van het regionaal opleidingencentrum;

    • d. de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;

    • e. de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken;

    • f. de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.

  • 7. Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die beschikt over één van de volgende certificaten van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal:

    • a. Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (ERK-niveau A2);

    • b. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2);

    • c. Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (ERK-niveau B1),

    • d. Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (ERK-niveau B2),

    • e. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (ERK-niveau B2), of

    • f. Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (ERK-niveau C1).

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van het college van burgemeesters en wethouders op grond van artikel 6 van de Wet inburgering, zoals die wet luidde op 31 december 2012, inhoudende de ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering inhoudende ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

F

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering’ vervangen door: het onderdeel spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit inburgering.

G

Artikel 7 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 december 2012

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling stelt ter uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Besluit naturalisatietoets regels over de naturalisatietoets. In verband met de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) en het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432) wijzigt tevens de in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap gebruikte naturalisatietoets. De reden hiervoor is dat de naturalisatietoets het krachtens de Wet inburgering vastgestelde inburgeringsexamen is. Hierop is het Besluit naturalisatietoets aangepast (Stb. 2012, 521). Deze wijzigingen treden op 1 januari 2013 in werking.

De wet van 13 september 2012 en het naar aanleiding hiervan gewijzigde besluit van 25 september 2012 bepalen dat in een aantal gevallen rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wet en het besluit zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van toepassing blijven. Dit overgangsrecht werkt door in de onderhavige regeling.

De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en wijkt daarmee af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze regeling betreft een wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland in verband met de inwerkingtreding van de Wet inburgering, het Besluit inburgering en het Besluit naturalisatietoets op 1 januari 2013, waarvoor afwijking van het uitgangspunt inzake een invoeringstermijn van ten minste twee maanden is toegestaan (uitzonderingsgrond 1, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309, blz. 4). De onderhavige wijziging heeft een directe relatie met de eerdergenoemde wetgeving die in het Staatsblad is gepubliceerd op 28 september 2012 (Wet inburgering en Besluit inburgering) en 31 oktober 2012 (Besluit naturalisatietoets).

Artikelsgewijs

A

In artikel 1 vervalt onderdeel d, inhoudende de begripsomschrijving van de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Dit onderdeel is overbodig geworden gelet op de delegatiebepaling in artikel 7, vierde lid, van de nieuwe Wet inburgering en de uitwerking daarvan bij of krachtens het nieuwe Besluit inburgering. De op basis hiervan vastgestelde regels zijn ook van toepassing op de naturalisatietoets, zo bepaalt artikel 2, tweede lid, van de onderhavige regeling.

B

Onder verwijzing naar de relevante bepalingen uit de Wet inburgering en het Besluit inburgering bepaalt artikel 2 wanneer de verzoeker tot naturalisatie de naturalisatietoets heeft behaald. Dat is het geval als hij het door de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel vastgestelde inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd. De artikelen van de Wet inburgering en de daarop gebaseerde regelgeving, die het inburgeringsexamen regelen, worden in het tweede lid van het artikel van toepassing verklaard, tenzij deze regeling iets anders bepaalt. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij de toepassing van het inburgeringsexamen voor naturalisandi die woonachtig zijn buiten het Koninkrijk. De van toepassingverklaring bij naturalisatie van hetgeen is bepaald in regelgeving krachtens artikel 7, vierde lid, onderdelen b tot en met g, van de Wet inburgering betekent dat veel praktische zaken via de regelgeving van de inburgering zijn geregeld, zoals bijvoorbeeld het bedrag dat de kandidaat betaalt voor het afleggen van het examen of de identificatie van de persoon die aan het examen deelneemt.

Het derde en vierde lid van artikel 2 bevatten overgangsrecht. Hierin is geregeld dat de bepalingen met betrekking tot het inburgeringsexamen zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 en de daarop gebaseerde regelgeving ook in het kader van het afnemen van de naturalisatietoets blijven gelden tot 1 januari 2015. Hiermee hoeven personen die al de nodige inspanningen hebben gedaan om zich voor te bereiden voor de naturalisatietoets, geen extra inspanningen te doen om zich alsnog voor te bereiden op het nieuwe examen.

C

Artikel drie bepaalt aan welke verplichtingen een buiten het Koninkrijk woonachtige verzoeker om naturalisatie moet voldoen, wil hij voldoen aan de in artikel 2, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets gestelde mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij. Betrokkene dient zijn naturalisatieverzoek in bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland, ook als hij de keuze maakt om het examen in Nederland af te leggen. De naturalisatietoets kan hij naar keuze afleggen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland dan wel in Nederland.

De huidige naturalisatietoets bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland, het centraal deel van het inburgeringsexamen dat bestaat uit de een elektronisch praktijkexamen, een toets gesproken Nederlands en een examen in de kennis van de Nederlandse samenleving, wordt gehandhaafd en blijft het examen dat op de posten wordt afgenomen. Dat betekent dat het nieuwe inburgeringsexamen vooralsnog niet in het buitenland kan worden afgelegd. Het hoofd van de post neemt het examen af overeenkomstig het in de bijlage van deze Regeling opgenomen examenreglement naturalisatietoets.

Om te kunnen deelnemen aan het examen bepaalt artikel 3.4 van het Besluit inburgering dat identificatie van de kandidaat geschiedt door middel van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Omdat de buiten het Koninkrijk woonachtige kandidaten niet beschikken over een op grond van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verblijfsdocument, is voor hen in het vijfde lid bepaald dat zij zich identificeren met een geldig nationaal (buitenlands) paspoort.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid van het Besluit inburgering is opgenomen dat het uitreiken van het inburgeringsdiploma aan de kandidaat geschiedt door het hoofd van de post. De DUO zendt hiertoe het desbetreffende diploma aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het zevende lid bepaalt het bedrag dat de kandidaat betaalt op de buitenlandse vertegenwoordiging voor het afleggen van de examenonderdelen van het centraal deel van het inburgeringsexamen. De bedragen zijn niet gewijzigd.

D

Op grond van artikel 3, derde lid, van het besluit kan bij ministeriele regeling worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets. Artikel 4 bevat deze gedeeltelijke vrijstellingen. Het gaat niet om nieuwe (gedeeltelijke) vrijstellingen. Artikel 4 waarborgt dat de bestaande gedeeltelijke vrijstellingen behouden blijven, onder verwijzing naar de relevante bepalingen in zowel de oude als de nieuwe inburgeringsregelgeving.

E

Op grond van artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit wordt het verzoek tot naturalisatie niet afgewezen om de reden dat de naturalisatietoets niet is behaald indien de verzoeker ten genoegen van de minister aantoont wegens een psychische of lichamelijke, dan wel een verstandelijke handicap niet binnen vijf jaar in staat is de naturalisatietoets te behalen. Artikel 5 van de regeling bepaalt wat als voldoende bewijs van de belemmering geldt. In dit artikel is, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd. Daarin is bepaald dat de verzoeker, die woonachtig is in Nederland, de belemmering of handicap kan aantonen met een beschikking van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering waarin hij is ontheven van de inburgeringsplicht. Dit kan vanaf 1 januari 2013. Op grond van deze bepaling ontheft deze minister van de inburgeringsplicht indien de betrokkene heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. Is deze beschikking op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder dan drie jaar, dan is betrokkene in het kader van het naturalisatieverzoek ontheven van de naturalisatietoets. Deze termijn komt overeen met de termijn in het derde lid. Er is gekozen voor een in jaren beperkte geldigheidsduur omdat de situatie van betrokkene in gunstige zin kan zijn veranderd en op het moment van het naturalisatieverzoek het examen wel zou kunnen worden afgelegd en/of behaald.

Het derde lid is omgevormd tot een overgangsbepaling. Het gaat uit van een door het college van burgemeester en wethouders aan de verzoeker afgegeven beschikking op grond van de tot 1 januari 2013 geldende Wet inburgering. Voor de duidelijkheid zijn in het derde lid de woorden ‘die woonachtig is in Nederland’ en ‘college van burgemeester en wethouders’ toegevoegd. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

F

In artikel 6, eerste lid, wordt geregeld dat een verzoeker tot naturalisatie onder voorwaarden niet verplicht is de naturalisatietoets af te leggen. Een van de voorwaarden was dat verzoeker de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering zoals dit op 31 december 2012 luidde met succes heeft afgelegd. Deze voorwaarde is vervangen door de voorwaarde dat de verzoeker het onderdeel spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit inburgering met succes heeft afgelegd. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

G

Artikel 7 vervalt. Artikel 7 is een overgangsbepaling met betrekking tot de inwerkingtreding van de regeling die uitgewerkt is.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven