Beleidsregel van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) inzake toepassing van de Wet wegvervoer goederen en verordening 1071/2009/EG ten aanzien van vergunningverlening (Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO)

5 december 2012

De NIWO,

Gelet op artikel 3 van verordening 1071/2009/EG, artikel 2.8 Wet wegvervoer goederen (WWG),

Bepaalt de ministeriële regeling ter uitvoering van de Wet wegvervoer goederen en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht het navolgende:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIEBEPALING EN TOEPASSINGSBEREIK

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. binnenlandse vergunning:

vergunning voor de uitoefening van binnenlands beroepsvervoer, als bedoeld in artikel 7.1 WWG;

b. Inspectie:

de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (ILT);

c. vrachtauto:

motorrijtuig als bedoeld in artikel 1.1 WWG.

Artikel 2

  • 1. Bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning stelt de NIWO ingevolge artikel 3 van verordening 1071/2009/EG juncto artikel 2.8 WWG vast of door de aanvrager wordt voldaan aan de eisen van:

    • a. werkelijke en duurzame vestiging;

    • b. betrouwbaarheid;

    • c. financiële draagkracht;

    • d. vakbekwaamheid.

HOOFSTUK 2 VIER EISEN MET BETREKKING TOT EEN AANVRAAG VOOR VERLENING OF VERLENGING VAN EEN COMMUNAUTAIRE VERGUNNING

Artikel 3 Werkelijke en duurzame vestiging (reële vestiging)

  • 1. De onderneming moet kunnen beschikken over een reële vestiging in Nederland. Een reële vestiging houdt in dat er sprake is van een werkelijke en duurzame vestiging. Dit is in ieder geval een vestiging met ruimte(n) waarin de documenten inzake de hoofdactiviteiten worden bewaard, met name de boekhoudkundige bescheiden, documenten inzake personeelsbeleid en gegevens over de rij- en rusttijden.

  • 2. Er wordt een onderzoek verricht naar de reële vestiging wanneer er twijfel bestaat bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning of nadien. Dit onderzoek kan zowel schriftelijk als ter plaatse worden ingesteld. Ter beoordeling van de reële vestiging kan de NIWO bewijsstukken van de vervoerder verlangen. De NIWO bekijkt de bewijsstukken in onderlinge samenhang.

  • 3. Zodra de vergunning is verleend of verlengd en gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd dienen er één of meer vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming te staan, hetzij in volle eigendom, hetzij uit hoofde van een huurkoopovereenkomst of een huur- of lease-overeenkomst. Deze vrachtauto’s moeten zijn ingeschreven, of anderszins in het verkeer zijn toegelaten overeenkomstig de Nederlandse wetgeving.

  • 4. De NIWO kan vragen om bewijs dat de vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming staan. In ieder geval zullen bewijsstukken worden opgevraagd:

    • a. indien er sprake is van aanwijzingen van fraude;

    • b. bij substantiële uitbreiding van het wagenpark.

  • 5. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van reële vestiging wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om aan te tonen dat er sprake is van een reële vestiging.

  • 6. De in lid 5 bedoelde termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert.

  • 7. Indien de in lid 5 bedoelde termijn wordt verleend, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 4 Betrouwbaarheid

  • 1. De onderneming en de vervoersmanager moeten voldoen aan de eis van betrouwbaarheid.

  • 2. De betrouwbaarheid van natuurlijke personen en rechtspersonen wordt aangetoond met een Verklaring Omtrent het Gedrag voor de functie van wegvervoerondernemer goederenvervoer. Voor natuurlijke personen wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor natuurlijke personen overgelegd. Voor rechtspersonen wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen overgelegd.

  • 3. De NIWO kan tussentijds de overlegging van een Verklaring Omtrent het Gedrag opvragen, indien daartoe aanleiding is. Daarvan zal in ieder geval sprake zijn indien de inbreng van de vakbekwaamheid wijzigt dan wel de samenstelling van de directie of het bestuur.

  • 4. De NIWO heeft de bevoegdheid om de vervoerder of de vervoersmanager onbetrouwbaar te verklaren, indien er jegens de vervoersmanager of de vervoersonderneming een onherroepelijke veroordeling of sanctie wegens een van de zeer ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage IV van de verordening 1071/2009/EG is opgelegd.

  • 5. Indien de NIWO vaststelt dat de onderneming niet meer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om aan de eis van betrouwbaarheid te voldoen. De termijn van zes maanden kan met drie maanden worden verlengd bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid. Hiertoe dient een afschrift van de overlijdensakte of een medische verklaring te worden overgelegd.

  • 6. De in lid 5 bedoelde termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert.

  • 7. Indien de in lid 5 bedoelde termijn wordt verleend, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 5 Financiële draagkracht

  • 1. De vervoerder dient ter voldoening aan de eis van financiële draagkracht te beschikken over kapitaal en reserves van € 9.000,– wanneer slechts één vrachtauto wordt gebruikt en € 5.000,– voor iedere volgende vrachtauto.

  • 2. Bij een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een belegging in durfkapitaal, zoals geregeld bij of krachtens de artikelen 5.17 en 5.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een bankgarantie. De belegging in durfkapitaal dient te worden aangetoond door een afschrift van de ‘beschikking startende ondernemer’ zoals geregistreerd bij de Belastingdienst. De bankgarantie wordt afgegeven door een bankinstelling die zich borg stelt en hoofdelijk verbindt voor de in lid 1 vastgestelde bedragen.

  • 3. Bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een ten opzichte van alle andere schulden achtergestelde lening of een bankgarantie. De achtergestelde lening dient te worden aangetoond door de overeenkomst van geldlening. De bankgarantie wordt afgegeven door een bankinstelling die zich borg stelt en hoofdelijk verbindt voor de in lid 1 vastgestelde bedragen.

  • 4. De vervoerder toont zijn financiële draagkracht aan door overlegging van een (openings)balans (eventueel aangevuld met een vermogensopstelling), voorzien van een verklaring, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en dat dit vermogen voldoet aan de in lid 1 gestelde eisen.

  • 5. De in lid 4 bedoelde verklaring dient bij een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning te worden afgegeven door een NBA-accountant. De NIWO kan in bijzondere gevallen ter onderbouwing bij deze verklaring achterliggende stukken eisen.

  • 6. Bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning kan de in lid 4 bedoelde verklaring ook worden afgegeven door een accountant die is aangesloten bij:

    • 1. Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen (NOAB)

    • 2. Register Belastingadviseurs (waartoe het College Belastingadviseurs en de Nederlandse Federatie Belastingadviseurs behoren).

    De NIWO kan in bijzondere gevallen ter onderbouwing bij deze verklaring achterliggende stukken eisen.

  • 7. De NIWO zal tussentijds van een vervoerder verlangen zijn financiële draagkracht aan te tonen, in de volgende gevallen:

    • a) bij substantiële uitbreiding van het wagenpark;

    • b) indien eigen onderzoek of onderzoek van de Inspectie daartoe aanleiding geeft.

  • 8. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om wederom te voldoen aan de eis van financiële draagkracht, mits de vervoerder aan de hand van bewijsstukken (waaronder in ieder geval een financiële prognose opgesteld door een accountant) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen deze termijn voldoet aan de eis van financiële draagkracht.

  • 9. De in lid 8 bedoelde termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert.

  • 10. Indien de in lid 8 bedoelde termijn wordt verleend, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 6 Vakbekwaamheid

  • 1. De vakbekwaamheid wordt ingebracht door een persoon, de vervoersmanager, die de vereiste kennis bezit. Dit wordt aangetoond met een vakdiploma.

  • 2. Ter voldoening aan de eis van vakbekwaamheid dient een erkend vakdiploma te worden overgelegd.

  • 3. De onderneming wijst in beginsel een interne vervoersmanager aan. Wanneer zij niet beschikt over een interne vervoersmanager, kan zij een externe vervoersmanager aanstellen.

  • 4. Een interne vervoersmanager moet:

    • a) een woonplaats in de Gemeenschap hebben;

    • b) de daadwerkelijke en permanente leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    • c) een reële band met de onderneming hebben (bijvoorbeeld als werknemer, directeur, eigenaar).

  • 5. Een externe vervoersmanager moet:

    • a) een woonplaats in de Gemeenschap hebben;

    • b) de daadwerkelijke en permanente leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    • c) op grond van een contract werkzaam zijn waarin in ieder geval diens verantwoordelijkheden als vervoersmanager worden bepaald en de taken worden omschreven die die persoon moet uitvoeren. De in het contract omschreven taken bestaan met name uit het beheren van het voertuigonderhoud, de controle van de vervoerscontracten en vervoersdocumenten, de basisboekhouding, de toewijzing van ladingen of diensten aan de bestuurders en vrachtauto’s en controle van de veiligheidsprocedures;

    • d) in de hoedanigheid van vervoersmanager, geen beheerder van vervoersactiviteiten zijn van meer dan vier verschillende vervoersondernemingen met een totaal wagenpark van maximaal vijftig vrachtauto’s.

  • 6. De NIWO beoordeelt de externe vervoersmanager in ieder geval aan de hand van bewijsstukken met betrekking tot:

    • a) managementovereenkomst, waarin in ieder geval diens verantwoordelijkheden als vervoersmanager worden bepaald en de taken worden omschreven die deze persoon daadwerkelijk en op permanente wijze moet uitvoeren, zoals omschreven in lid 5;

    • b) redelijke beloning, waarbij wordt aangesloten bij de relevante functieklassen uit de CAO;

    • c) het aantal uren dat de vervoersmanager gemiddeld per week beschikbaar is voor de onderneming;

    • d) een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven volmacht ten aanzien van de in lid 5 onder c bedoelde vervoersactiviteiten;

    • e) inschrijving in het Handelsregister;

    • f) het maximale aantal van vier verschillende vervoersondernemingen met een totaal wagenpark van maximaal vijftig vrachtauto’s, dat de vervoersmanager in de hoedanigheid van vervoersmanager mag beheren.

  • 7. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om een nieuwe vervoersmanager aan te trekken. De termijn van zes maanden kan met drie maanden worden verlengd bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid van de vervoersmanager. Hiertoe dient een afschrift van de overlijdensakte of een medische verklaring te worden overgelegd.

  • 8. De in lid 7 bedoelde termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert.

  • 9. Indien de in lid 7 bedoelde termijn wordt verleend, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 7 Vrijstelling

De NIWO kan besluiten, personen die aantonen dat zij voor een periode van tien jaar voorafgaand aan 4 december 2009 ononderbroken een onderneming in het goederenvervoer over de weg hebben beheerd, aan te merken als vervoersmanager.

HOOFDSTUK 3 TERMIJNEN

Artikel 8

  • 1. De in artikelen 3.5, 4.5, 5.8 en 6.7 bedoelde termijnen van onderhavige regeling kunnen door de NIWO op verzoek van de aanvrager of in eerste aanleg bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning of in bezwaar worden verleend.

  • 2. Indien de bedoelde termijn in eerste aanleg bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning wordt verzocht en verleend, wordt de behandeltermijn opgeschort.

  • 3. Indien de bedoelde termijn in bezwaar wordt verzocht en verleend, wordt de beslissing op het bezwaarschrift verdaagd.

HOOFDSTUK 4 ONDERZOEK

Artikel 9

  • 1. Bij het verlenen van een communautaire vergunning wordt in beginsel aangenomen dat wordt gehandeld conform hetgeen bij een vergunningaanvraag is opgegeven. Indien de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt in beginsel uiterlijk zes maanden na vergunningverlening een nader onderzoek ingesteld.

  • 2. In de in lid 1 genoemde gevallen wordt een gewaarmerkt afschrift afgegeven met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar. Indien uit onderzoek blijkt dat in de praktijk wordt gehandeld conform hetgeen bij een vergunningaanvraag is opgegeven en aan artikel 2 wordt voldaan, wordt een nieuw gewaarmerkt afschrift verstrekt voor de resterende geldigheidsduur van een communautaire vergunning.

HOOFDSTUK 5 GEWAARMERKTE AFSCHRIFTEN

Artikel 10

  • 1. Indien een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning is ingewilligd, verstrekt de NIWO op aanvraag gewaarmerkte afschriften overeenkomstig het aantal aangetoonde vrachtauto’s.

  • 2. Bij de honorering van een verzoek als bedoeld in de artikelen 3.5, 4.5, 5.8 en 6.7 van onderhavige regeling, kunnen er gewaarmerkte, tijdelijke afschriften worden verstrekt.

  • 3. Voor de in de leden 1 en 2 genoemde afschriften is een vergoeding verschuldigd, zoals gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de NIWO.

Artikel 11

  • 1. Bij vermissing van gewaarmerkte afschriften moet er een verklaring van vermissing bij de politie worden gevraagd, waarvan een afschrift van deze verklaring terstond aan de NIWO moet worden overgelegd.

  • 2. Een duplicaat gewaarmerkt afschrift wordt alleen verstrekt, als de in lid 1 bedoelde verklaring van vermissing wordt overgelegd. Voor dit afschrift is een vergoeding verschuldigd, zoals gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de NIWO.

HOOFDSTUK 6 BINNENLANDSE VERGUNNING

Artikel 12

  • 1. Deze beleidsregel is ook van toepassing op de binnenlandse vergunning.

  • 2. In het geval van wijzigingen met betrekking tot de vakbekwaamheid en de rechtsvorm van de onderneming kan de binnenlandse vergunning niet worden voortgezet en dient er een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning te worden ingediend.

  • 3. Indien er wijzigingen optreden met betrekking tot de naam van de onderneming en het adres moeten er nieuwe binnenlandse gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd. Voor deze afschriften is een vergoeding verschuldigd, zoals gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de NIWO.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 13

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en vervangt de beleidsregel van 1 mei 2009 (Stcrt. 2009, nr. 81).

Artikel 14

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO’.

De Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie,

De voorzitter, M.C. van der Harst

De secretaris, G.J. Olthoff

TOELICHTING

I. Algemeen

Op 4 december 2011 zijn de Europese verordeningen 1071/2009/EG en 1072/2009/EG in werking getreden. Als gevolg hiervan dient het huidige beleid inzake vergunningverlening te worden aangepast. De NIWO heeft in deze beleidsregel veelal de integrale tekst opgenomen van de artikelen betreffende de eisen van vergunningverlening van de verordening 1071/2009/EG en aangevuld daar waar de verordening ruimte heeft gelaten. Om de leesbaarheid te vergroten is ervoor gekozen om de verwijzing in de artikelen naar de artikelen van verordening 1071/2009/EG achterwege te laten.

Belangrijkste wijzigingen door inwerkingtreding van de Europese verordeningen 1071/2009/EG en 1072/2009/EG

In de eerste plaats is de eis van reële vestiging gecodificeerd. In artikel 5 van de verordening 1071/2009/EG is nader uitgewerkt waar een reële vestiging in ieder geval aan moet voldoen. De NIWO zal bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning om bewijsstukken vragen dat er een reële vestiging is. De NIWO kan hieromtrent ook informatie inwinnen bij de Belastingdienst.

In de tweede plaats dient de betrouwbaarheid vanaf december 2011 weer aangetoond te worden door overlegging van een niet ouder dan drie1 maanden zijnde Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG). De VOG vervangt de Integriteitsverklaring Beroepsvervoer. De Integriteitsverklaring Beroepsvervoer was uitgebreider dan de VOG, want het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) van Dienst Justis screende naast de strafrechtelijke antecedenten ook of de financiële arbeidsvoorwaarden waren nagekomen. Deze laatste screening is overbodig geworden door de introductie van het elektronisch sanctieregister. In de NIWO ‘Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid’ staat op welke wijze de betrouwbaarheid van de vervoerder respectievelijk de vervoersmanager wordt beoordeeld en op welke wijze in geval van verlies van betrouwbaarheid wordt gesanctioneerd2.

In de derde plaats is de functie van de vervoersmanager geïntroduceerd (degene die de vakbekwaamheid inbrengt, voorheen de ‘vakbekwaam persoon’). De vervoersmanager moet zelfstandig voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid. In beginsel wordt ervan uitgegaan dat de onderneming zelf voorziet in een vervoersmanager (interne vervoersmanager). Mocht de onderneming geen vervoersmanager hebben, dan kan zij een externe vervoersmanager aantrekken. Een externe vervoersmanager mag in de hoedanigheid van vervoersmanager in ten hoogste vier ondernemingen met een totaal wagenpark van maximaal vijftig vrachtauto’s, de vervoersactiviteiten beheren.

In de vierde plaats moet het examen voor het vakdiploma worden afgelegd in de lidstaat waar men de gewone verblijfplaats heeft of in de lidstaat waar men werkt. De gewone verblijfplaats is de plaats waar de vervoersmanager gewoonlijk leeft (tenminste 185 dagen per kalenderjaar). De NIWO controleert of er wordt beschikt over een erkend vakdiploma (zie ook artikel 6 bij het artikelsgewijs gedeelte).

In de vijfde plaats kan bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning een bankgarantie, afgegeven door een financiële instelling, meewegen bij de eis van financiële draagkracht. De NIWO eist wel dat de accountant een verklaring afgeeft over deze bankgarantie.

In de zesde plaats zijn de termijnen die een onderneming verleend kunnen worden wanneer men niet meer voldoet aan één van de eisen verkort. De NIWO kan maximaal een termijn van zes maanden aan een onderneming verlenen om alsnog aan de eisen te voldoen.

Vergunningverlening

De NIWO willigt een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning in als aan alle vier eisen voor vergunningverlening wordt voldaan. Tevens wordt door de NIWO vastgesteld of er geen sprake is van een geval waarin artikel 3 Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) kan worden toegepast. Daartoe is een aparte beleidsregel opgesteld (Stcrt. 2011, nr. 10350).

De NIWO beslist binnen acht weken na ontvangst daarvan op een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning, dit is een fatale termijn. Mocht de NIWO deze termijn overschrijden dan wordt een aanvraag geacht te zijn ingewilligd. De wettelijke behandeltermijn vangt aan nadat de verschuldigde vergoeding is ontvangen en alle stukken voor de behandeling van een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning compleet zijn. De NIWO stuurt een factuur uit op de dag dat een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning is ontvangen. De NIWO stelt de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 AWB in de gelegenheid binnen een redelijke termijn een incomplete aanvraag aan te vullen. De behandeltermijn wordt gedurende die termijn opgeschort. Voorts kan de behandeltermijn op grond van artikel 4:15 tweede lid onder a AWB worden opgeschort, indien de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd.

Bij een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning kan de behandeltermijn voor een redelijke termijn worden opgeschort. Bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning kan de behandeltermijn voor maximaal zes maanden worden opgeschort.

Gedurende de behandeling van een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning worden geen gewaarmerkte afschriften verstrekt.

Een communautaire vergunning wordt afgegeven voor de duur van vijf jaar, met ingang van de datum zoals door de NIWO vermeld in de beschikking.

De NIWO toetst iedere vijf jaar of de onderneming nog aan de eisen voor vergunningverlening voldoet. Wanneer na onderzoek bij een tussentijdse toets blijkt dat de vervoerder niet (meer) voldoet aan (één van) de eisen, zal een communautaire vergunning worden ingetrokken. De vervoerder kan ook om intrekking van een communautaire vergunning verzoeken (bijvoorbeeld bij het staken van de vervoersactiviteiten). De NIWO zal dit verzoek honoreren en de datum van de intrekking vaststellen.

Wanneer de NIWO een communautaire vergunning intrekt, dienen de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften binnen één week na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking bij de NIWO te worden ingeleverd (artikel 3.6 WWG). Indien de onderneming nalaat om een communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften in te leveren, zal de NIWO een last onder dwangsom opleggen. In de ‘Beleidsregel NIWO inzake last onder dwangsom (Stcrt. 2009, nr. 81)’ wordt nader ingegaan op de last onder dwangsom.

Bewijslast

De NIWO hanteert als uitgangspunt dat de bewijslast bij de onderneming ligt. Wanneer er mutaties optreden binnen de onderneming (zoals wijziging van de bestuurder, wijziging van de vervoersmanager, wijziging van de rechtsvorm etc.) moet de onderneming deze wijzigingen melden bij de NIWO. De NIWO zal deze wijzigingen dan doorvoeren.

Procedure voor schorsing en intrekking van vergunningen

Indien de NIWO bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning vaststelt dat een onderneming het risico loopt niet langer te voldoen aan één of meer van de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, wijst de NIWO de onderneming hier schriftelijk op. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een onderneming een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning indient en uit de bij een aanvraag gevoegde stukken blijkt dat niet aan de eis van kredietwaardigheid dreigt te worden voldaan.

Indien de NIWO vaststelt dat een onderneming niet langer voldoet aan één of meer vereisten, kan de NIWO de onderneming op verzoek een maximale termijn van zes maanden geven gedurende welke de onderneming in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan de eis(en) te voldoen. Hier is sprake van een discretionaire bevoegdheid. In beginsel verleent de NIWO de onderneming uitstel om alsnog aan de eisen te voldoen.

Wanneer de NIWO gedurende de looptijd van een communautaire vergunning vaststelt dat niet meer wordt voldaan aan de eisen, kan er ook een termijn worden verleend. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de onrechtmatige situatie is vastgesteld. De onderneming krijgt vanaf dat moment maximaal zes maanden om aan de eisen te voldoen.

Blijkt dat een onderneming heeft nagelaten de NIWO te informeren over wijzigingen in de onderneming en er niet meer wordt voldaan aan één van de eisen, dan vangt de termijn in beginsel aan met ingang van de dag na die waarop de onrechtmatige situatie is vastgesteld.

De termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning in beginsel aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert. De communautaire vergunning wordt geacht te zijn verlengd voor die termijn. De NIWO stelt de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften. Indien de aanvrager niet voor het einde van deze termijn voldoet aan de vereisten, wordt de vergunning ingetrokken.

II. Artikelsgewijs

Artikel 3 Werkelijke en duurzame vestiging (reële vestiging)

Er moet in ieder geval sprake zijn van een daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit door middel van een duurzame vestiging. Het beheer en de exploitatie van de onderneming geschieden vanuit de vestiging in Nederland.

Ter beoordeling van de reële vestiging zal de NIWO bewijsstukken opvragen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een kopie bewijs van afgifte van een BTW-nummer, aangifte van de omzetbelasting, huurovereenkomst van het pand, facturen van opdrachtgevers, boekingen van facturen en ontvangsten in de boekhouding, kopieën van verzekeringspolissen, lease-overeenkomsten van de vrachtauto’s.

De NIWO verricht een onderzoek naar de reële vestiging wanneer er twijfel bestaat bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning. Deze twijfel is er bijvoorbeeld na berichtgeving van de Inspectie of bij substantiële uitbreiding van het wagenpark.

Zodra de vergunning is verleend of verlengd en gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd dienen er vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming te staan. De NIWO kan vragen om bewijsstukken zoals een afschrift van de huurkoopovereenkomst of huur- of lease-overeenkomst, eigendomsbewijzen, kentekenbewijzen van de vrachtauto’s en facturen met betrekking tot het onderhoud van de vrachtauto’s.

Artikel 4 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van de vervoerder en de vervoersmanager worden aangetoond door overlegging van een niet ouder dan drie3 maanden zijnde VOG. De NIWO zal tussentijds een VOG opvragen indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld na onderzoek(sresultaten) van de Inspectie, tip van het Openbaar Ministerie, rechterlijke uitspraak, verschillende faillissementen en berichtgeving in de media.

Artikel 5 Financiële draagkracht4

Indien de vervoerder een rechtspersoon is, die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om een jaarrekening op te maken, kan hij volstaan met het overleggen van zijn meest recente jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat het beschikbare risicodragend vermogen voldoende is. Hierbij geldt dat indien een aanvraag vóór 1 oktober is ingediend, de jaarrekeningen over maximaal twee jaar voorafgaand aan het lopende jaar (jaar van indiening) mogen worden overgelegd. Indien een aanvraag ná 1 oktober van het lopende jaar wordt ingediend, mag enkel de jaarrekening over het daaraan voorafgaande jaar worden overgelegd.

De NIWO kan in bijzondere gevallen achterliggende stukken eisen ter onderbouwing van de accountantsverklaring, wanneer er bijvoorbeeld onduidelijkheden zijn met betrekking tot bepaalde posten op de balans, een achtergestelde lening, overwaarde onroerend goed etc.

De eenmanszaak en de v.o.f. kunnen de overwaarde van de woning bij de bepaling van het beschikbare risicodragend vermogen meewegen. Dit geldt ook voor de waarde van de vrachtauto’s in eigendom (aangetoond door middel van een taxatierapport).

De NIWO kan de onderneming maximaal een termijn van zes maanden verlenen om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht. Hiertoe dient de vervoerder een onderbouwd verzoek in te dienen. Dit verzoek moet in ieder geval een financiële prognose opgesteld door een accountant bevatten. Ook kan dit verzoek onderbouwd worden door overlegging van een verlies- en winstrekening, grootboekrekening, resultatenoverzicht, taxatierapporten, overwaarde van een woning etc.

Indien de vervoerder een BBZ-lening is verleend, zal deze lening kwalificeren als een zakelijke rekening. De lening moet worden meegenomen bij de bepaling van het risicodragend vermogen.

Artikel 6 Vakbekwaamheid

De NIWO zal in die gevallen waarin de inbreng van de externe vervoersmanager aan twijfel onderhevig is, extra bewijsstukken opvragen. De ratio van deze bepaling is dat de verhuur van het vakdiploma onmogelijk moet worden gemaakt. De (interne en externe) vervoersmanager moet de werkelijke en permanente leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming. In artikel 6 lid 5 onder c zijn (niet limitatief) de vervoersactiviteiten zoals omschreven in Verordening 1071/2009/EG overgenomen. In het takenpakket van de externe vervoersmanager staat ook beheer van de basisboekhouding; onder basisboekhouding wordt name de vervoersadministratie verstaan.

Het wettelijk stelsel, zo leert de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, staat er niet aan in de weg dat bij een eenmanszaak de vakbekwaamheid wordt ingebracht door een procuratiehouder (externe vervoersmanager), mits die procuratiehouder permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan de vervoersactiviteiten.

De vervoersmanager dient een erkend vakdiploma te overleggen. Het vakdiploma van de Stichting Examenbureau Beroepsvervoer (SEB) wordt als zodanig aangemerkt. De NIWO accepteert ook als voldoende bewijs een getuigschrift dat overeenkomt met het modelgetuigschrift in bijlage III van de Verordening 1071/2009/EG en dat door de gemachtigde autoriteit of instantie is afgegeven. Bij twijfel over de echtheid van het overgelegde diploma zal door de NIWO contact worden opgenomen met de autoriteit door wie het vakdiploma is afgegeven.

Artikel 7

Dit artikel geeft inhoud aan de mogelijkheid om personen die continue ervaring in het managen van vervoersactiviteiten hebben en kunnen staven, vrij te stellen van de eis een erkend vakdiploma te overleggen.

De NIWO verlangt van personen die een beroep doen op historische vakbekwaamheid, bewijsstukken waaruit blijkt dat deze persoon daadwerkelijk voor een periode van tien jaar een onderneming in goederenvervoer over de weg heeft beheerd. Zij moeten een aanvraag tot blijvende voortzetting bij de NIWO indienen.

Artikel 8

Op verzoek van de aanvrager kan een maximale termijn van zes maanden of in eerste aanleg bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning of in bezwaar worden verleend. De termijn van zes maanden wordt aaneengesloten verleend; het is dus niet mogelijk om drie maanden uitstel in eerste aanleg bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning te verlenen en drie maanden uitstel in bezwaar (met een totaal van maximaal zes maanden). De behandeltermijnen worden in beide gevallen opgeschort.

Wanneer er na het uitstel van zes maanden blijkt dat de aanvrager voldoet aan de eisen, wordt een communautaire vergunning met terugwerkende kracht vanaf de expiratiedatum verstrekt.

Artikel 9

De NIWO kan te allen tijde een onderzoek instellen bij een onderneming om te bekijken of wordt voldaan aan de eisen. Mocht er binnen een korte termijn na vergunningverlening een verzoek worden gedaan om uitbreiding van het aantal gewaarmerkte afschriften, of wijziging van de vervoersmanager, dan wel wijziging van de rechtsvorm, zal de NIWO een onderzoek instellen.

De bedoeling van deze bepaling is om tegen te gaan dat de onderneming bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning wel voldoet aan de eisen, maar zodra de vergunning is verleend niet meer.

Artikel 10

De NIWO verstrekt geen afschriften gedurende de behandeling van een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning, de onderneming is immers geen vergunninghouder. Nadat de onderneming vergunninghouder is geworden, kunnen er wel afschriften worden verstrekt.

Artikel 11

Wanneer een verklaring van vermissing niet wordt afgegeven, kan de vervoerder in bijzondere gevallen een door de NIWO opgesteld formulier naar waarheid ingevuld overleggen.


X Noot
1

Wanneer het wetsvoorstel Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten ter uitvoering van verordeningen 1071/2009/EG, 1072/2009/EG en 1073/2009 inzake toegang tot het beroep en de toegang tot de markt van het personenvervoer en het goederenvervoer over de weg (Kamerstukken II 2011/2012, 33 184, nr. 2) in werking treedt, mag de VOG niet ouder zijn dan twee maanden.

X Noot
2

Deze beleidsregel zal in 2013 worden gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de NIWO.

X Noot
3

Zie noot 1

X Noot
4

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is ten tijde van publicatie van deze beleidsregel bezig met het opstellen van de ministeriële regeling ter uitvoering van de Wet wegvervoer goederen. Overwogen wordt de mogelijkheid te creëren om bij de aanvraag voor een communautaire vergunning de benodigde accountantsverklaring te accepteren van accountants aangesloten bij de NOAB of het Register Belastingadviseurs.

Naar boven