TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige Beleidsregels zijn samen met de Regeling sturing van en toezicht op
de Luchtverkeersleiding Nederland (regeling) het sluitstuk van de implementatie van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) voor de onder de minister van
Infrastructuur en Milieu (IenM) ressorterende zelfstandige bestuursorganen (zbo’s).
Met de onderhavige Beleidsregels wordt aangegeven hoe de bevoegdheden uit de Kaderwet
en de instellingswetgeving voor de LVNL worden uitgeoefend.
De voor de LVNL geldende wet- en regelgeving heeft een gelaagde structuur: de Kaderwet,
de in titel 5.3 van de wet opgenomen instellingswetgeving, de regeling en de onderhavige
Beleidsregels. Daarnaast worden de informatiestromen die tussen de LVNL en mij bestaan
nader uitgewerkt in een informatiestatuut dat in onderling overleg met de LVNL is
vastgesteld. In deze toelichting wordt een overzicht gegeven van de hele governancestructuur
van de LVNL, ook daar waar in de onderhavige Beleidsregels geen regels gesteld worden
aangezien deze al in de Kaderwet dan wel de wet of de regeling worden getroffen. Zodoende
biedt deze toelichting een integraal overzicht van de relevante aspecten voor het
opdrachtgeverschap en het toezicht op de LVNL.
In het algemene gedeelte van deze toelichting wordt ingegaan op zaken van algemene
aard voortvloeiend uit de Kaderwet, de wet en de regeling die voor het integrale beeld
nodig zijn, ook als de Beleidsregels geen artikelen bevatten. In de artikelsgewijze
toelichting worden de bepalingen uit de onderhavige regels toegelicht.
De onderhavige regels hebben geen consequenties voor burgers of het bedrijfsleven.
1. Bestuur van de LVNL
De LVNL heeft een bestuur (artikel 5.24 van de wet). Het bestuur is belast met de
dagelijkse leiding van de LVNL (artikel 5.26 van de wet) en vertegenwoordigt de LVNL
in en buiten rechte (artikel 5.27 van de wet). Jegens de minister is het bestuur het
formele aanspreekpunt voor de realisatie van de doelstellingen van de organisatie
en strategie. Het bestuur informeert de raad van toezicht en legt aan dit orgaan verantwoording
af over het gevoerde beleid.
Conform artikel 12 van de Kaderwet benoemt de minister het bestuur van de LVNL en
kan hij het bestuur schorsen en ontslaan.
2. Raad van toezicht van de LVNL
Ten aanzien van de raad van toezicht wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen
7, 8 en 9 van de regeling.
Op de vaststelling van het bezoldigingsbeleid voor de raad van toezicht is de Wet
normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing.
Het wetsvoorstel voor deze wet is op 13 november 2012 met algemene stemmen aangenomen
in de Eerste Kamer (Kamerstukken 2011-12, 32600). Het zal naar verwachting met ingang van 1 januari 2013 in werking treden.
3. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden minister
Het ‘opdragen’ van taken door middel van wetgeving aan een zbo heeft gevolgen voor
het primaat van de politiek. De wettelijke taken van de LVNL worden niet onder volledige,
maar onder beperkte verantwoordelijkheid van de minister uitgevoerd. Een zbo kent
een gesloten huishouding. De LVNL is zelf verantwoordelijk voor de taakuitvoering,
zij het binnen door de wet gestelde grenzen aan de taakopdracht. De minister is politiek
aanspreekbaar, maar kan niet sturen in afzonderlijke gevallen. De minister is wel
politiek aanspreekbaar. De minister is ervoor verantwoordelijk dàt de taken van de
LVNL worden uitgevoerd en dat ze goed worden uitgevoerd. De minister draagt verantwoordelijkheid
voor het functioneren van de LVNL en de publieke taakuitoefening door de LVNL op het
zogeheten systeemniveau.
Op basis van het politiek primaat bepaalt de minister het taakdomein, de mate van
zelfstandigheid en de evenwichtigheid van het takenpakket, met het oog op de borging
van het publieke belang, onder meer in termen van continuïteit en kwaliteit. De minister
bewaakt de algemene kaders voor het verzelfstandigingsbeleid, stelt criteria voor
markt- en nevenactiviteiten op de markt en stelt doelen zoals in het kader van de
compacte overheid. De minister zorgt ervoor dat er voldoende goed ingerichte checks
and balances zijn. De minister is niet gehouden om elk aspect van de publieke taakvervulling
of elke individuele beslissing zelfstandig te controleren op kwaliteit en kwantiteit.
Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de zelfstandigheid van de LVNL. De minister
is er tevens voor verantwoordelijk dat het ministeriële toezicht voldoet aan de daaraan
gestelde eisen van onafhankelijkheid, herkenbaarheid en functiescheiding. Deze eisen
zien op de organisatie, de inrichting en positionering van het toezicht.
-
a. Verantwoordelijkheden minister
Samenvattend is IenM ten aanzien van de LVNL belast met de volgende verantwoordelijkheden:
-
• het vaststellen van adequaat en uitvoerbaar beleid;
-
• het houden van toezicht op het functioneren van de LVNL en het treffen van voorzieningen
als het zelfstandig functioneren tekort schiet;
-
• het tijdig informeren van de LVNL over voorgenomen beleidswijzigingen en regelgeving.
-
b. Bevoegdheden minister
De zelfstandigheid van het bestuursorgaan laat de (politieke) eindverantwoordelijkheid
van de minister voor de vervulling van de publieke taak en de aanwending van de publiek
verkregen gelden onverlet. Ik leg hierover ook verantwoording af aan het parlement.
Dit heeft tot gevolg dat de onafhankelijkheid van de LVNL niet onbeperkt is. IenM
moet vast kunnen stellen of er sprake is van een doeltreffende, in de betekenis van
effectieve en efficiënte, taakuitoefening. Daartoe heb ik verschillende bevoegdheden
tot mijn beschikking. Voor een deel hebben deze bevoegdheden betrekking op de wijze
waarop de LVNL de taken vervult. Een ander deel van de bevoegdheden richt zich op
het zo goed, efficiënt en verantwoord mogelijk laten besturen van de LVNL (governance).
De Kaderwet en de instellingswetgeving geven een groot aantal bevoegdheden. Deze zijn
hieronder opgesomd.
-
i. Bevoegdheden ten aanzien van bestuur van de LVNL
-
• het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van het bestuur (artikel 12 van de Kaderwet);
-
• het vaststellen van de bezoldiging van het bestuur (artikel 14 van de Kaderwet);
-
• het goedkeuren van het bestuursreglement (artikel 11 van de Kaderwet).
-
ii. Bevoegdheden ten aanzien van raad van toezicht van de LVNL
-
• het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van de raad van toezicht (artikel 5.31,
derde lid, van de wet);
-
• het toekennen van een vergoeding aan de leden van de raad van toezicht (artikel 5.33,
tweede en derde lid, van de wet);
-
• het goedkeuren van het reglement van de raad van toezicht (artikel 5.32, zevende lid,
van de wet).
-
iii. Goedkeurings- en instemmingsbevoegdheden
-
• het goedkeuren van de tarieven (artikel 17 van de Kaderwet);
-
• het goedkeuren van het financieel meerjarenbeleidsplan (FMB) (artikel 5.43 van de
wet);
-
• het goedkeuren van het besluit tot vaststelling van de begroting (artikel 29 van de
Kaderwet);
-
• het goedkeuren van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening (artikel 34 van
de Kaderwet);
-
• instemmingsbevoegdheden (artikel 5.32, derde lid, van de wet).
-
iv. Taakuitoefening
-
• het treffen van voorzieningen bij ernstige taakverwaarlozing (artikel 23 van de Kaderwet);
-
• de uitbreiding van het takenpakket;
-
• het beoordelen van de kwaliteit van de taakuitoefening;
-
• het stellen van Beleidsregels met betrekking tot de taakuitoefening (artikel 21 van
de Kaderwet);
-
• in zeer bijzondere gevallen het vernietigen van besluiten (artikel 22 van de Kaderwet);
-
• het uitvoeren van een vijfjaarlijkse evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid
van het functioneren van de LVNL (artikel 39 van de Kaderwet).
-
v. Informatie
-
• het opvragen van inlichtingen die de minister nodig heeft voor zijn taakuitoefening
(artikel 20 van de Kaderwet);
-
• het vaststellen van aandachtspunten voor de accountantscontrole;
-
• het onderhouden van contact met andere opdrachtgevers van de LVNL.
4. Financieel toezicht
De LVNL levert een aantal financiële documenten op: het FMB, de begroting, een tarievenvoorstel,
de jaarrekening en het jaarverslag. Het FMB en de begroting worden gecombineerd in
het Business and Annual Plan (BAP) dat de LVNL op grond van de Europese verplichtingen
moet opstellen en dat moet voldoen aan de vereisten die de common requirements (uitvoeringsverordening
(EU) nr. 1035/2011 van de Commissie tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen
voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen
(EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010 (PbEU L271) en de verordening inzake prestatiesturing
(verordening (EU) nr. 691/2010 van 29 juli 2012 tot vaststelling van een prestatieregeling
voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijk eisen voor de verlening
van luchtvaartnavigatiediensten (PbEU L201) hieraan stellen. Indien het BAP in het
Nederlands is opgesteld en het tevens voldoet aan de overige eisen die de minister
aan het FMB en de begroting stelt, kan de LVNL met het indienen van het BAP volstaan.
Voor de LVNL is ook het meerjarige prestatieplan van belang, dat op grond van de verordening
inzake prestatiesturing dient te worden opgesteld en dat is gericht op het verbeteren
van de prestaties van een luchtverkeersdienstverlener ter zake van veiligheid, capaciteit,
milieu en kostenefficiëntie. Deze hangen als volgt met elkaar samen. Rekening houdend
met het prestatieplan wordt het FMB opgesteld. Op basis van het prestatieplan en het
FMB stelt de LVNL jaarlijks een begroting met meerjarige financiële reeksen op. Als
deze twee documenten worden goedgekeurd, worden ook activiteiten en investeringen
goedgekeurd. De LVNL leidt de tarieven af uit de jaarlijkse begroting, rekening houdend
met het prestatieplan, en stelt een tarievenvoorstel op. Ten slotte volgen jaarrekening
en jaarverslag waarin verantwoording ten aanzien van eventuele overschotten of tekorten
ten opzichte van zowel het prestatieplan als ten aanzien van de begroting afgelegd
wordt.
Bestemmingsfondsen en egalisatiereserve
Bij de LVNL wordt een onderscheid gemaakt tussen bestemmingsfondsen en egalisatiereserves.
De bestemmingsfondsen en route en terminal zijn bedoeld om de effecten van het verkeersvolumerisico
en het kostenrisico ten gunste of ten laste van het eigen vermogen te brengen. De
egalisatiereserves en route, terminal en North Sea Amsterdam Area zijn bedoeld om
de aan de luchtruimgebruikers toekomende, respectievelijk ten laste te brengen positieve
en negatieve effecten van het verkeersvolumerisico en het kostenrisico te verrekenen.
Jaarrekening
De jaarrekening wordt bij de minister ingediend, voorzien van instemming van de raad
van toezicht en een accountantsverklaring, waarin de accountant ingaat op de getrouwheid
van de uitgaven, de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de LVNL en
de vraag of het beheer en de organisatie van de LVNL voldoen aan eisen van doelmatigheid.
De verklaring inzake de getrouwheid kan worden opgenomen in het jaarverslag, de verklaringen
inzake rechtmatigheid en doelmatigheid zullen in de regel separaat aan de minister
worden aangeleverd. De jaarrekening is nimmer in strijd met het recht of het algemeen
belang en de cijfers zijn in lijn met de eerder ontvangen opgave van aanmerkelijke
verschillen of er is rekening gehouden met wat hierover eerder met het ministerie
is afgesproken.
Zoals in de artikelsgewijze toelichting op de tarieven is beschreven, maakt de LVNL
gebruik van een kostprijsmodel om de toerekening van alle kosten transparant te maken.
De accountant controleert of de kosten zijn toegerekend op basis van het vastgestelde
kostprijsmodel.
Het proces van goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening verloopt
als volgt:
Nr.
|
Periode
|
Onderwerp/actie
|
01
|
Maart/april
|
Overleg tussen LVNL en het ministerie over jaarrekening, jaarverslag en resultaataanwending
|
02
|
1 mei
|
Ingevolge artikel 5.41, derde lid, van de wet stuurt de LVNL het jaarverslag en de
jaarrekening na instemming van de raad van toezicht voor 1 mei van het jaar dat volgt
op het boekjaar naar de minister.
|
03
|
Mei
|
Beoordeling van de jaarrekening met bijbehorende accountantsverklaring door de minister.
Bij de beoordeling van de jaarrekening van de LVNL zal de minister onder meer afgaan
op de voorafgaande toetsing door de raad van toezicht. De minister neemt na overleg
met de LVNL een beslissing en stelt de LVNL hiervan schriftelijk op de hoogte.
|
04
|
eind mei/begin juni
|
De LVNL maakt de jaarrekening openbaar door deze op zijn website te plaatsen.
|
Jaarkalender
De figuur op de volgende pagina geeft de jaarkalender van de verschillende financiële
documenten weer. De figuur heeft betrekking op één cyclus. Die begint in januari in
het jaar voorafgaand aan het betreffende jaar met gesprekken over de begroting en
eindigt ruim anderhalf jaar later met de verzending van het jaarverslag en de jaarrekening
naar beide Kamers der Staten-Generaal.
5. Opdracht tot en inkadering van taken en activiteiten
De minister is eerstverantwoordelijke voor de wetgeving waarbij de LVNL is ingesteld
en de publieke (hoofd)taken zijn opgedragen. De LVNL heeft een gesloten huishouding.
artikel 17 geeft aan welke Beleidsregels gehanteerd worden om mijn primaire verantwoordelijkheid
voor de bepaling van het taakdomein en de regulering van de taak van de LVNL waar
te maken. Het gaat om Beleidsregels bij de toepassing van de in de Kaderwet toegekende
bevoegdheden en opgelegde verplichtingen uit de artikelen 3, 4, 8, 17, 20, 21, 22
en 29. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de bevoegdheid van artikel 21 van de
Kaderwet om besluiten van een zbo te vernietigen en de bevoegdheid van artikel 29
van de Kaderwet om goedkeuring aan de begroting te onthouden wegens strijd met het
recht of het algemeen belang.
Vernietiging van besluiten
Zoals reeds in de memorie van toelichting bij artikel 22 van de Kaderwet aangegeven
(Kamerstukken 27426, nr. 3, pag. 16 en 27), is de vernietigingsbevoegdheid een uiterst middel, dat slechts met
grote terughoudendheid mag worden gebruikt, zoals dat ook de bestendige praktijk is
met de vernietigingsbevoegdheden ten aanzien van besluiten van gemeenten en provincies.
Bovendien kan aangenomen worden dat onvolkomenheden in beschikkingen van de LVNL veelal
geredresseerd kunnen en zullen worden door het aanwenden van hun ter beschikking staande
rechtsmiddelen. artikel 10:43 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een besluit,
hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan worden geschorst.
Het artikel houdt dus tevens een schorsingsbevoegdheid in van de minister. De voorwaarden
voor het gebruik van de vernietigingsbevoegdheid zijn geregeld in afdeling 10.2.2
van de Algemene wet bestuursrecht, de schorsing is in afdeling 10.2.3 geregeld. Het
vernietigingsrecht betekent niet dat ieder besluit van de LVNL moet worden onderzocht
op vernietigbaarheid. Vernietiging is een instrument dat alleen achteraf wordt toegepast
en geen algemeen toezicht veronderstelt; de LVNL is in eerste instantie zelf verantwoordelijk.
Dit instrument creëert dan ook geen algemene bemoeienis van de minister met de LVNL
in individuele gevallen. De toepassingsmogelijkheden van het vernietigingsrecht zijn
beperkt; artikel 10:35 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat vernietiging
van een besluit alleen mogelijk is wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Ingevolge artikel 10:41 van de Algemene wet bestuursrecht vindt vernietiging niet
eerder plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid
tot overleg is geboden. Van belang voor de toepassing van dit artikel is tenslotte
dat het de minister weliswaar de bevoegdheid verschaft tot schorsing en vernietiging,
maar dat de minister niet verplicht is om deze instrumenten toe te passen.
Informatiebeveiliging
Conform artikel 41 van de Kaderwet draagt de LVNL zorg voor een afdoende beveiliging
van het gehele proces van informatievoorziening en de gehele levenscyclus van informatiesystemen,
ongeacht de toegepaste technologie en ongeacht het karakter van de informatie. De
regels over informatiebeveiliging zijn terug te vinden in onder meer meest recente
versies van het Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst (VIR) en het Voorschrift informatiebeveiliging
– bijzondere informatie (VIR-BI). Ook de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft
binnen zijn werkingsgebied aanwijzingen voor informatiebeveiliging bij de Rijksdienst.
Het staat de LVNL vrij om aanvullend strengere normen te hanteren zoals bepaalde ISO-certificering.
ARTIKELSGEWIJS
§ 2. Bestuur van de LVNL
Artikel 2 Bestuursreglement
Conform artikel 11 van de Kaderwet juncto artikel 5.34 en 5.32, vierde lid, van de
wet behoeft het bestuursreglement de goedkeuring van de minister. Nadat de raad van
toezicht heeft ingestemd met het reglement, legt de LVNL het reglement ter goedkeuring
voor aan de minister. In artikel 2 is aangegeven waarop de minister ten behoeve van
de goedkeuring zal letten, namelijk of er in ieder geval de voor een ordentelijke
werkwijze nodige bepalingen zijn opgenomen. Ten aanzien van onderdeel f wordt voor
de volledigheid vermeld dat de leden van het bestuur op grond van artikel 13, tweede
lid, van de Kaderwet het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de
minister meldt. Ook de raad van toezicht moet op de hoogte zijn van zulke voornemens.
Dit kan via het bestuursreglement worden geborgd.
Artikelen 3 en 4 (Her)benoeming bestuur
Artikelen 3 en 4 geven de processtappen voorafgaande aan de benoeming respectievelijk
herbenoeming van een lid van het bestuur weer. Daarbij hanteert de minister de volgende
uitgangspunten:
-
• het benoemingsbeleid waarborgt dat de zelfstandige taken zowel onafhankelijk van sectorbelangen
als met de gewenste mate van afstand tot het ministerie worden uitgeoefend waarbij
de taakopdracht van de wet en de Europese verplichtingen in acht worden genomen;
-
• bij benoemingen wordt gekeken naar kandidaten uit een zo breed mogelijk maatschappelijk
speelveld. Aangesloten kan worden bij ABD-procedures;
-
• werving van nieuwe leden gebeurt openbaar – bijvoorbeeld via advertenties in dagbladen
– op basis van het deskundigheidsprofiel;
-
• kandidaten en leden zijn niet lid van het bestuur dan wel de raad van toezicht van
andere onder de minister ressorterende zbo’s;
-
• het benoemingsbeleid waarborgt dat er enerzijds continuïteit bestaat binnen het bestuur
en anderzijds een frisse blik op de organisatie behouden blijft, bijvoorbeeld door
te werken met overlappende benoemingstermijn en het limiteren van het aantal herbenoemingstermijnen;
-
• conform artikel 9 van de Kaderwet zijn in het bestuur geen ambtenaren in dienst van
het Rijk als waarnemer of lid aangewezen;
-
• een niet-bindende voordracht vindt plaats door de raad van toezicht op basis van deskundigheidsprofielen;
-
• in de benoemingsprocedure is aandacht voor het draagvlak van de kandidaat bij de ondernemingsraad.
Artikel 5 Schorsing en ontslag van het bestuur
De minister heeft op grond van artikel 12 van de Kaderwet de bevoegdheid tot schorsing
of ontslag van een lid van het bestuur van de LVNL. Indien de minister zich genoodzaakt
ziet om van deze bevoegdheid gebruik te maken, zal hij daaraan voorafgaand de raad
van toezicht informeren in het kader van behoorlijk bestuur. Uiteraard kan ook de
raad van toezicht de minister op de noodzaak tot het treffen van maatregelen wijzen.
Artikel 6 Bezoldiging bestuur
Op de vaststelling van het bezoldigingsbeleid voor de directie is de Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing. Het
wetsvoorstel voor deze wet is op 13 november 2012 met algemene stemmen aangenomen
in de Eerste Kamer (Kamerstukken 2011-12, 32600). Het zal naar verwachting 1 januari 2013 in werking treden.
§ 3. Raad van toezicht van de LVNL
Artikelen 7 Reglement van de raad van toezicht
Het reglement van de raad van toezicht behoeft in gevolge 5.32, zevende lid, van de
wet de goedkeuring van de minister. In artikel 7 is aangegeven aan welke aspecten
de minister ten behoeve van de goedkeuring aandacht zal besteden.
Artikelen 8 en 9 (Her)benoeming leden van de raad van toezicht
Artikelen 8 en 9 geven de processtappen voorafgaande aan de benoeming respectievelijk
herbenoeming van leden van de raad van toezicht weer. Daarbij hanteert de minister
de volgende uitgangspunten:
-
• het benoemingsbeleid waarborgt dat de zelfstandige taken zowel onafhankelijk van sectorbelangen
als met de gewenste mate van afstand tot het ministerie worden uitgeoefend;
-
• bij benoemingen wordt gekeken naar kandidaten uit een zo breed mogelijk maatschappelijk
speelveld. Aangesloten kan worden bij ABD-procedures;
-
• werving van nieuwe leden gebeurt openbaar, bijvoorbeeld via advertenties in dagbladen
op basis van het deskundigheidsprofiel;
-
• kandidaten en leden zijn niet lid van het bestuur dan wel raad van toezicht van andere
onder de minister ressorterende zbo’s;
-
• twee of meer leden van een raad van toezicht mogen in principe niet tegelijkertijd
ook bij een andere organisatie gezamenlijk lid zijn van een raad van toezicht;
-
• leden van de raad van toezicht hebben geen nevenfuncties die leiden tot belangenconflicten,
noch bij hun aanstelling, noch gedurende hun aanstelling;
-
• leden van de raad van toezicht zijn in het verleden niet in dienst geweest van de
LVNL of langdurig verbonden geweest aan de LVNL;
-
• in de raad van toezicht worden zoveel mogelijk verschillende deskundigheidsgebieden
afgedekt, zoals bijvoorbeeld politiek bestuurlijk, ICT, financiën, pensioenen, klanten,
personeel en juridisch;
-
• de minister verleent geen vrijwaring aan leden van raden van toezicht; zbo’s kunnen
zelf een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afsluiten;
-
• in de benoemingsprocedure is voorts aandacht voor het draagvlak van de kandidaat bij
de Ondernemingsraad.
§ 4. Financieel toezicht
Artikelen 10, 11 en 12 Tarieven respectievelijk prijzen
Ter zake van de terminal en en route tarieven van de LVNL geldt het bepaalde in de
vergoedingenverordening (verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van de Europese
Unie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel
voor luchtvaartnavigatiediensten (PbEU L 341);), zoals tevens gedefinieerd in artikel 1.1
van de wet en geïmplementeerd bij en krachtens de artikelen 5.20 en 5.21 van de wet.
De terminaltarieven worden vastgesteld door de minister, de en route tarieven door
Eurocontrol. De en route tarieven worden ter instemming aan de minister voorgelegd.
Daarnaast wordt de hoogte van de tarieven beïnvloed door het feit dat de LVNL gebonden
is aan de regels die binnen de EU zijn vastgelegd in de verordening inzake prestatiesturing
van luchtverkeersdiensten.
De vergoedingenverordening is niet van toepassing op de luchtverkeersdienstverlening
aan vluchten van, naar en in het North Sea Amsterdam Area. Dit betreft voornamelijk
helikoptervluchten naar, tussen en vanaf boorplatforms in de Noordzee en vluchten
ten behoeve van het Loodswezen. Voorts is de vergoedingenverordening niet van toepassing
op door de minister aangewezen luchthavens met minder dan 50.000 commerciële vluchten.
Bij de vaststelling van de tarieven besteedt de minister naast de vereisten die voortvloeien
uit bovengenoemde verordeningen onder meer specifiek aandacht aan:
-
a. departementsoverstijgende aangelegenheden;
-
b. maatschappelijke belangen;
-
c. ontwikkeling van de doelmatigheid;
-
d. de wijze waarop de tarieven zich verhouden tot de tarieven van het jaar ervoor;
-
e. rechtmatigheid van de tarieven;
-
f. ontwikkeling van het eigen vermogen van de LVNL, op basis van het jaarverslag van
het voorgaande jaar, de geprognosticeerde realisatie van het lopende jaar, en de begroting
voor het komende jaar.
Zowel in verordening inzake prestatiesturing als in de vergoedeningenverordening is
een consultatie van de gebruikers bij het tot stand komen van nieuwe tarieven en tariefwijzigingen
verplicht. Deze zogenaamde Stakeholder Consultation Meeting wordt door de minister geïnitieerd en bijgewoond door alle verleners van luchtverkeersdiensten
binnen het Nederlandse luchtruim (naast de LVNL is dat het Maastricht Upper Area Control
en de militaire luchtverkeersleiding) en de gebruikers.
Gematigd tarievenbeleid
De minister ziet toe op consistentie van het tarievenbeleid met Europese verplichtingen.
In het kader van de prestatiesturing op het Kern Prestatiegebied kostenefficiëntie
hanteert de Europese Commissie het begrip determined unit costs (DUC) als kernprestatie-indicator, te berekenen als het quotiënt van de vooraf bepaalde
kosten en de verwachte verkeeromvang. De Commissie beoogt een aanzienlijke verlaging
van deze DUC (in reële prijzen) in de komende jaren. Voor het overige ziet de minister
daar waar mogelijk toe op een gematigd tarievenbeleid.
Kostprijsmodel
Om tot een tarievenvoorstel te komen, maakt de LVNL gebruik van een kostprijsmodel
om de toerekening van alle kosten transparant te maken. Het model wordt zodanig ingericht
dat meerjarig een consistent beeld wordt gegeven van de kostenstructuur. Het model
draagt bij aan de voortdurende optimalisatie van alle processen en activiteiten.
Inhoud tarievenvoorstel
Het tarievenvoorstel gaat vergezeld van een toelichting conform artikel 12. De LVNL
richt de bedrijfsvoering doelmatig en efficiënt in. Waar besparingen mogelijk zijn,
worden deze gerealiseerd, bijvoorbeeld door samenwerking en bundeling van bedrijfsvoeringsactiviteiten
om zo synergievoordelen te behalen.
Jaarbrief
Met de jaarbrief wordt invulling gegeven aan de informatieplicht van IenM jegens de
LVNL door de LVNL te informeren over relevante rijksbrede ontwikkelingen en regelgeving
die van invloed kunnen zijn op de begroting en beleidsplannen van zbo’s. Daarnaast
wil ik vooraf helderheid verschaffen over aspecten waarop bij de goedkeuring van de
begroting, het FMB en de tarieven specifiek zal worden gelet. Aldus kan de jaarbrief
soms dwingende elementen bevatten (rijksbrede voorschriften waaraan alle zbo’s dienen
te voldoen) alsook wensen vanuit de minister die de LVNL zelfstandig afweegt tegen
andere belangen en die daarom wel, niet of in afgezwakte vorm terugkomen in de begroting
of het FMB. In de jaarbrief zal dit onderscheid duidelijk worden aangegeven. De zelfstandigheid
van de LVNL staat hierbij telkens voorop. Een concept van de jaarbrief wordt tijdig
afgestemd met de LVNL.
Goedkeuring tarievenvoorstel
Het proces van goedkeuring van het tarievenvoorstel verloopt als volgt:
Nr.
|
Periode
|
Onderwerp/actie
|
01
|
September/oktober
|
De LVNL en het ministerie overleggen over de tarieven in eerstvolgende begrotingsjaar,
rekening houdend met de bepalingen van de Heffingenverordening 1794/2006.
|
02
|
Oktober
|
Het ministerie belegt Stakeholder Consultation Meeting.
|
03
|
Uiterlijk 1 november
|
De LVNL stuurt een voorstel voor de hanteren tarieven naar het ministerie als onderdeel
van de begroting (en gerelateerd aan de ontwikkelingen vergeleken met het van kracht
zijnde prestatieplan. Het voorstel bevat onder meer de in artikel 10 bedoelde criteria.
Het voorstel is waar nodig voorzien van een toelichting met daarbij ook de reacties
van de gebruikers conform artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet.
|
04
|
Start november
|
De LVNL stuurt en route tarief ter vaststelling naar Eurocontrol en terminaltarief
ter informatie naar Europese Commissie
|
05
|
Uiterlijk einde november
|
De minister beoordeelt het voorstel binnen vier weken met eventueel aanvullend overleg
met de LVNL.
|
06
|
Uiterlijk einde november
|
De minister neemt een beslissing en stelt de LVNL hiervan schriftelijk op de hoogte.
|
07
|
Uiterlijk 15 december
|
De LVNL publiceert de nieuwe tarieven.
|
De in de voorgaande procedureomschrijving opgenomen processtappen worden ook bij tussentijdse
tariefaanpassingen doorlopen.
Artikel 13 Begroting
De begroting en het FMB zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De begroting is een
financieel sluitende uitwerking van het FMB en specificeert de plannen die de LVNL
heeft voor het komende jaar. Indien de begroting en het FMB worden goedgekeurd, wordt
derhalve ook met deze plannen ingestemd.
De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Uit de
toelichting blijkt steeds welke begrotingsposten betrekking hebben op de uitoefening
van de bij of krachtens de wet aan een zelfstandig bestuursorgaan opgedragen taken
dan wel op andere activiteiten. Tenzij de activiteiten waarop de begroting betrekking
heeft nog niet eerder werden verricht, behelst de begroting een vergelijking met de
begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening. De inrichting
van de begroting en de begrote gecomprimeerde balans is in beginsel in overeenstemming
met de inrichting van de jaarrekening.
Goedkeuring besluit tot vaststelling van de begroting
Het proces van goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de begroting verloopt
als volgt:
Nr.
|
Periode
|
Onderwerp/actie
|
01
|
mei tot en met augustus
|
Ruim voor het indienen van de begroting bespreekt de LVNL met het ministerie de begroting
op hoofdlijnen inclusief de relevante zaken die invloed hebben op de begroting en
de uit de risico-inschatting voortkomende punten voor het begrotingsjaar. Deze gesprekken
vinden op verschillende niveaus plaats, zoals tijdens het periodiek op bestuursniveau
te voeren overleg.
|
02
|
1 november
|
De LVNL stuurt zijn FMB – waarmee de raad van toezicht heeft ingestemd – met de begroting
en tarievenvoorstel vóór 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar
naar de minister.
|
03
|
1 december
|
Het ministerie beoordeelt de begroting. De minister neemt een beslissing en stelt
de LVNL hiervan schriftelijk op de hoogte. De minister kan conform artikel 29, tweede
lid, Kaderwet de goedkeuring onthouden, indien de begroting in strijd is met het recht
of het algemeen belang.
|
04
|
december
|
De LVNL maakt de begroting
openbaar door deze op zijn website te
plaatsen. Dit kan in gecomprimeerde vorm, zodat bedrijfsgevoelige informatie niet
openbaar wordt.
|
Omdat de LVNL een monopolist is, is transparantie van belang. Het openbaar maken van
de begroting, al dan niet in gecomprimeerde vorm, draagt bij aan de doelstelling van
de Kaderwet om het publieke inzicht in het functioneren van zbo’s te vergroten.
Als de begroting niet is goedgekeurd, is het bestuur conform artikel 5.44 van de wet
gerechtigd voor iedere maand gedurende welke de goedkeuring wordt onthouden, uitgaven
te doen ter grootte van maximaal een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande
boekjaar.
Artikel 14 Financieel meerjarenbeleidsplan
Ingevolge artikel 5.40, eerste lid, van de wet is het FMB onderdeel van de begroting.
Ingevolge artikel 5.43, tweede lid, zendt het bestuur het FMB aan de minister vóór
1 november van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Ingevolge de common requirements neemt de LVNL in het FMB onder meer informatie op
over:
-
a. de algemene doelstellingen en de strategie om deze doelen te bereiken in overeenstemming
met de algemene plannen op lange termijn en met de relevante Gemeenschapseisen die
voor de ontwikkeling van infrastructuur of andere technologie van belang zijn;
-
b. passende prestatiedoelstellingen voor de kwaliteit en het niveau van de dienstverlening,
de veiligheid en de kosteneffectiviteit.
Op basis van de common requirements neemt de LVNL in het Jaarplan informatie op over
-
a. de tenuitvoerlegging van nieuwe infrastructuur of andere ontwikkelingen en een verklaring
over de wijze waarop ze zullen bijdragen tot de verbetering van de prestaties van
de verlener van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van het niveau en de kwaliteit
van de diensten;
-
b. prestatie-indicatoren die consistent zijn met het prestatieplan op nationaal niveau
of op het niveau van de functionele luchtruimblokken als bedoeld in artikel 11 van
de kaderverordening (verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de
totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PbEU L 96), aan de
hand waarvan het prestatieniveau en de kwaliteit van de diensten redelijkerwijs kunnen
worden beoordeeld;
-
c. informatie over de maatregelen om de in het veiligheidsplan van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten
geconstateerde veiligheidsrisico’s te beperken, met inbegrip van veiligheidsindicatoren
voor de monitoring van het veiligheidsrisico en, in voorkomend geval, van de geschatte
kostprijs van de risicobeperkende maatregelen;
-
d. de verwachte financiële situatie op korte termijn van de dienstverlener, alsmede eventuele
wijzigingen van of gevolgen voor het bedrijfsplan.
Naast het FMB en de begroting is specifiek voor de LVNL ook de verordening inzake
prestatiesturing van belang. Eventuele afwijkingen van het geldende prestatieplan
worden expliciet vermeld.
§ 5. Taakuitoefening
Artikel 15 Risicoprofiel en kernprestatie-indicatoren
Risicoprofiel
Het ministerie maakt een risicoprofiel vanuit het gezichtspunt van de minister. Dit
profiel dient als basis voor het maken van afspraken over KPI’s. Naast dit risicoprofiel
kan de LVNL periodiek een eigen risicoanalyse maken vanuit het eigen gezichtspunt
van de LVNL. In dat geval ligt het voor de hand dat deze risicoanalyse geheel of gedeeltelijk
wordt betrokken bij het FMB voor de financiële vertaling van de risico’s en de jaarverslaglegging
van de LVNL.
Ingevolge de verordening inzake prestatiesturing is de LVNL ook onderworpen aan een
Europa-breed systeem van prestatiesturing dat niet is gerelateerd aan het risicoprofiel,
maar is gericht op verbetering van de kwaliteit en kosten van de dienstverlening.
Kernprestatie-indicatoren
Op basis van de verordening inzake prestatiesturing zijn voor alle Europese verleners
van luchtverkeersdiensten, waaronder de LVNL, key performance indicators ofwel kernprestatie-indicatoren
(KPI’s) vastgesteld. Daarnaast kan de LVNL met de minister kernprestatie-indicatoren
afspreken, mede op basis van het risicoprofiel.
De minister houdt toezicht op en stuurt de LVNL aan met behulp van de KPI’s. Een KPI
is een grootheid die de toestand van of de ontwikkeling op een bepaald gebied weergeeft
en als zodanig een (betrouwbare) indicatie geeft van (het effect van) een proces of
product. KPI’s hebben betrekking op de kwaliteit en continuïteit van de taakuitvoering
van de LVNL en worden in de regel gebruikt om veranderingen in gang te zetten. Ze
dienen niet verward te worden met kengetallen – zoals bijvoorbeeld het aantal afgegeven
producten – die veelal een informatieve betekenis hebben.
De Europese KPI’s hebben tot doel van de LVNL ter zake van veiligheid, capaciteit,
milieu en kostenefficiëntie binnen een bepaalde referentieperiode te verbeteren. Eventuele
aanvullende KPI’s die tussen de minister en de LVNL zullen worden afgesproken, zullen
naar verwachting meer de nadruk leggen op het intern functioneren en de continuïteit
van de LVNL.
Goed gebruik van KPI’s stelt zowel de LVNL als de minister in staat verantwoording
af te leggen aan respectievelijk de minister en de Tweede Kamer der Staten-Generaal
over de continuïteit en de kwaliteit van de taakuitvoering van de LVNL. Ministerie
en de LVNL spreken regelmatig over de KPI’s, zowel over de mate waarop de LVNL de
KPI’s haalt, als de mate waarin de KPI’s nog actueel zijn. De LVNL vermeldt een aantal
risico’s met financiële gevolgen in haar jaarverslag als niet uit de balans blijkende
verplichtingen.
Artikel 16 Oordeelsvorming
Jaarlijks vormt de minister zich ter zake van de publieke taakuitoefening door de
LVNL een oordeel over de
-
• doeltreffendheid van het beleid;
-
• doelmatige en deskundige taakuitvoering;
-
• rechtmatigheid van inkomsten en uitgaven;
-
• bedrijfsvoering.
Bepalend voor dit oordeel is in hoeverre de taakuitoefening door de LVNL voldoet aan
de daaraan gestelde eisen. Daarbij wordt – indien de continuïteit in het geding is
– ook gekeken naar de bedrijfsvoering. Dit oordeel wordt gegeven bij de besluitvorming
over de jaarrekening van de LVNL, maar kan, indien daar aanleiding toe is, ook tussentijds
worden gegeven. Het oordeel wordt besproken met de LVNL.
Bij de oordeelsvorming maakt de minister onder meer gebruik van de bevindingen uit
het horizontaal toezicht.
Op basis van artikel 5.36 van de wet voert de LVNL op bij reglement te bepalen wijze
overleg met de gebruikers van door de LVNL geleverde diensten. Dit geïnstitutionaliseerde
overleg vindt plaats in het kader van de Stakeholder Consultation Meeting die op grond van de vergoedingenverordening door de minister wordt geïnitieerd. Daarnaast
onderhoudt de LVNL ook zelfstandig contact met de gebruikers.
Ook worden bij het oordeel de uitkomsten van het door de LVNL periodiek gehouden klant-
en medewerkerstevredenheidsonderzoek betrokken. De LVNL informeert de minister hierover
in het jaarverslag.
§ 6. Opdracht tot en inkadering van taken en activiteiten
Artikel 17 Instemmingstoets minister
Artikel 17 werkt uit aan welke criteria getoetst wordt of nieuwe publieke taken respectievelijk
markt- en nevenactiviteiten van de LVNL voor andere opdrachtgevers verantwoord zijn.
Andere opdrachtgevers van publieke taken kunnen zijn andere ministers (op basis van
attributie, mandaat of zelfvoorziening binnen de rijksoverheid) respectievelijk medeoverheden
of andere zbo’s op basis van mandaat. Opdrachtgevers voor markt- en nevenactiviteiten
kunnen zijn medeoverheden, andere zbo’s of private partijen (op basis van een contract).
Verenigbaarheid met bestaande taken van de LVNL kan bijvoorbeeld blijken uit het feit
dat de taken of markt- en nevenactiviteiten aansluiten bij (unieke) kerncompetenties
van de LVNL, vanuit publiek belang positieve synergie-effecten kunnen opleveren, bijvoorbeeld
op het vlak van realisatie van beleidsdoelstellingen van de rijksoverheid, van innovatie
of efficiencyverbetering van dienstverlening. Onverenigbaarheid kan bijvoorbeeld blijken
uit risico’s voor de reputatie van de LVNL als publieke uitvoeringsorganisatie, voor
de continuïteit, de kwaliteit, financierbaarheid, effectiviteit, efficiency, rechtmatigheid
van de uitvoering van de bestaande (hoofd)taken. Uitgangspunt is een kostendekkende
financiering door de nieuwe opdrachtgever of gebruikers.
Ook moet strijd met overige wet- en regelgeving respectievelijk rijksbeleid worden
voorkomen. Relevante algemene kaders zijn er bijvoorbeeld op het punt van algemene
regels van behoorlijk bestuur, privacy, mededinging, steun en aanbestedingsrecht,
compacte overheid, opendatabeleid. Ook kunnen er sectorspecifieke kaders relevant
zijn. Voor het terrein van het ministerie valt bijvoorbeeld te denken aan regelgeving
en beleid die invulling geven aan publieke belangen op het gebied van een veilig,
vlot en milieuvriendelijk verkeer.
Het initiatief voor een nieuwe taakopdracht kan ook komen van een ander bestuursorgaan
bijvoorbeeld een andere minister. Het verdient de voorkeur dat het andere bestuursorgaan
daarover eerst contact opneemt met de minister. Het vierde lid geeft aan dat de LVNL
(dit zal als regel in samenwerking met de andere nieuwe opdrachtgever geschieden)
aan de minister een uitgewerkt en onderbouwd voorstel moet doen. De uitwerking en
onderbouwing zullen moeten ingaan op de gestelde criteria zoals hierboven toegelicht.
Dit omvat elementen die vergelijkbaar zijn met de uitvoeringstoets op voorstellen
voor nieuwe taken van de minister, maar bevat ook andere elementen, zoals hierboven
omschreven bij de toelichting op het criterium dat nieuwe taken verenigbaar moeten
zijn met bestaande taken en niet in strijd mogen zijn met regelgeving en rijksbeleid.
Het criterium van verenigbaarheid met zijn publieke hoofdtaken, met overige regelgeving
en beleid, geldt ook voor markt- en nevenactiviteiten van een zbo. Een specifiek motief
voor markt- en nevenactiviteiten kan zijn het benutten van onvermijdelijke restcapaciteit
die beschikbaar is voor de vervulling van publieke taken.
Er zijn voorts aanvullende aspecten relevant voor de beoordeling of de uitvoering
van bepaalde markt- en nevenactiviteiten door de LVNL wenselijk is, gelet op het effect
daarvan op de marktverhoudingen: het is denkbaar dat bestaande marktpartijen een beter
alternatief kunnen bieden respectievelijk onevenredig nadeel kunnen lijden als gevolg
van concurrentie door de LVNL. Om deze aspecten te kunnen beoordelen en meewegen bij
het instemmingsbesluit laat de minister een markteffectentoets uitvoeren. Deze kan
gepaard gaan met consultatie van relevante marktpartijen.
Een van de hoofdregels van de Mededingingswet is dat voor markt- en nevenactiviteiten
waarop de betreffende bepalingen van toepassing zijn ten minste de integrale kostprijs
in rekening wordt gebracht. Het op de Mededingingswet gebaseerde Besluit markt en
overheid bevat regels waaraan het systeem van doorberekening van kosten van markt-
en nevenactiviteiten (dat zbo’s hanteren richting afnemers) moet voldoen. De minister
toetst indien het genoemde besluit van toepassing is of een systeem is uitgewerkt
dat aan die eisen voldoet.
Het beleid van de minister is dat – ook al eist de mededingingswet het niet – alle
opdrachtgevers van een zbo een ten minste kostendekkende vergoeding betalen. Dit geldt
ook voor medeoverheden. Het besluit markt en overheid wordt hierbij als leidraad gehanteerd.
Het is gewenst dat de overheid expliciet en gescheiden verantwoording aflegt over
de markt- en nevenactiviteiten. Dit volgt ook uit diverse onderzoeken van de Algemene
Rekenkamer. Hier wordt door de LVNL in afstemming met het ministerie invulling aan
gegeven op basis van de aan het FMB en de jaarstukken gestelde eisen.
Het bevordert de integraliteit van de afweging en de efficiency van de besluitvorming
als voorstellen tot nieuwe taken of markt- en nevenactiviteiten voor andere opdrachtgevers
door de LVNL worden ingebracht in de jaarlijkse cyclus van voorstel begroting, tarieven
en financieel meerjarenbeleidsplan. In dat geval kan het besluit van de minister met
betrekking tot de begroting, tarieven en financieel meerjarenbeleidsplan mede omvatten
een besluit over de nieuwe taak of marktactiviteit. In andere gevallen zal een afzonderlijke
instemmingsprocedure moeten worden gevolgd.
Formele vastlegging van de opdracht van een publieke taak door een andere publieke
opdrachtgever volgt daarop bij of krachtens een wet (attributie) of in een mandaatbesluit
van het desbetreffende bestuursorgaan. Afhankelijk van de instellings-/taakopdrachtwet
van de LVNL vindt formele vastlegging van instemming met een marktactiviteit plaats
bij of krachtens de instellings-/ taakopdrachtwet.
§ 7. Overige bepalingen
Artikel 18 Evaluatie conform artikel 39 van de Kaderwet
De minister van Financiën stelt regels ten aanzien van het evaluatieonderzoek bij
de rijksoverheid. Deze zijn vervat in de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en
beleidsinformatie 2006, die te vinden is op de website van de Rijksoverheid. De minister
houdt zich in al zijn evaluatieonderzoeken aan de voorschriften van deze regeling.
Het ministerie betrekt de LVNL bij de evaluatie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.