Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 december 2012, nr. IENM/BSK-2012/241280, houdende vaststelling regels in verband met de implementatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de sturing van en het toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland (Regeling sturing van en toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 26 en 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de artikelen 5.32, derde lid, en 5.42, eerste en tweede lid, van de Wet luchtvaart;

BESLUIT:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

de Kaderwet:

de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

common requirements:

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010 (PbEU L271);

de begroting:

de jaarlijkse financiële begroting, bedoeld in artikel 5.40, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

de minister:

de Minister van Infrastructuur en Milieu;

de wet:

de Wet luchtvaart;

verordening inzake prestatiesturing:

verordening (EU) nr. 691/2010 van 29 juli 2012 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijk eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (PbEU L201).

§ 2. Bestuur en raad van toezicht van de LVNL

Artikel 2 Ontstentenis bestuur

De LVNL informeert de minister onverwijld over de ontstentenis van een lid van de raad van bestuur met het oog op de conform artikel 5.28 van de wet te treffen voorziening.

Artikel 3 Rol raad van toezicht

De raad van toezicht oefent onafhankelijk van bestuur en minister toezicht uit. De raad van toezicht heeft een interne toezichtfunctie en is daarbij gericht op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in de LVNL. De raad van toezicht richt zich bij de vervulling van de taak naar het belang van de LVNL en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van de bij de LVNL betrokkenen af.

§ 3. Financieel toezicht

Artikel 4 Begroting

De LVNL zendt jaarlijks voor 1 november de begroting voor het daaropvolgende jaar aan de minister.

Artikel 5 Financieel meerjarenbeleidsplan

  • 1. Het aan de minister voor te leggen financieel meerjarenbeleidsplan omvat de periode van het eerstvolgende begrotingsjaar en de vier daarop volgende jaren.

  • 2. Naast de vereisten die voortvloeien uit de common requirements en de verordening inzake prestatiesturing bevat het financieel meerjarenbeleidsplan tevens een omgevingsanalyse.

Artikel 6 Controleprotocol

  • 1. Het controleprotocol is uitgewerkt in de bijlage bij deze regeling.

  • 2. De minister informeert de LVNL over het voornemen een review van de accountantscontrole te laten uitvoeren door de accountantsdienst van het Rijk. Het besluit tot het uitvoeren van een review van de accountantscontrole wordt vergezeld van een toelichting waaruit de aanleiding blijkt, alsmede de procedure die zal worden gevolgd en de informatie die de LVNL ten behoeve van dit onderzoek beschikbaar dient te stellen.

  • 3. Bij de aanwijzing van de accountant, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet, bedingt de LVNL dat de controles en de verklaringen daarover mede betreffen:

    • a. een toereikende scheiding tussen de baten en lasten casu quo ontvangsten en uitgaven uit de bij of krachtens de wet aan de LVNL opgedragen taken dan wel andere activiteiten;

    • b. de juiste en volledige hantering van de vastgestelde tarieven.

Artikel 7 Invulling van artikel 5.32, derde lid, van de wet juncto artikel 32 van de Kaderwet

  • 1. De LVNL behoeft de voorafgaande instemming van de minister voor:

    • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen waarvan de waarde een bedrag van 5 miljoen euro overschrijdt;

    • c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen waarvan de waarde een bedrag van 5 miljoen euro overschrijdt;

    • d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot huur, verhuur of pacht van registergoederen waarvan de huur of pacht een bedrag van jaarlijks 5 miljoen euro overschrijdt;

    • e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening indien deze afzonderlijk dan wel alle kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldleningen gezamenlijk een bedrag van 5 miljoen euro overschrijden;

    • f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de LVNL zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij de LVNL zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g. het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33 van de Kaderwet;

    • h. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2. De LVNL legt een voorgenomen beslissing als bedoeld in het eerste lid niet voor dan nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben. De LVNL behoeft de voorafgaande instemming van de raad van toezicht voor het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening, indien deze een bedrag afzonderlijk dan wel alle kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldleningen gezamenlijk van 2 miljoen euro overschrijden.

  • 3. Voor zover de in het eerste lid genoemde voornemens zijn opgenomen in de begroting, bedoeld in artikel 26 van de Kaderwet, hoeven deze niet afzonderlijk ter instemming aan de minister te worden voorgelegd.

§ 4. Informatie-uitwisseling

Artikel 8 Jaarrekening

Bij de inrichting van de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen de baten en lasten, alsook tussen de ontvangsten en uitgaven uit de bij of krachtens de wet aan de LVNL opgedragen taken dan wel uit andere activiteiten.

Artikel 9 Jaarverslag

  • 1. In aanvulling op titel 9, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en de artikelen 18 en 19 van de Kaderwet bevat het jaarverslag in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a. de wijze van toepassing van de in artikel 41, eerste lid, van de Kaderwet bedoelde voorzieningen ter beveiliging van de gegevens van de LVNL;

    • b. de relevante gegevens over de gerealiseerde kwantiteit en kwaliteit van de dienstverlening;

    • c. het aantal bezwaar- en beroepsprocedures dat is gevoerd op grond van de Algemene wet bestuursrecht, en de resultaten daarvan;

    • d. het aantal verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en de resultaten daarvan;

    • e. het aantal ingediende klachten, al dan niet gedaan op grond van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, en de resultaten daarvan;

    • f. het aantal klachten op grond van de Wet Nationale ombudsman, en de resultaten daarvan;

    • g. mededelingen omtrent de verwachte gang van zaken, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de omzet en van de kwaliteit van de taakuitoefening afhankelijk is.

  • 2. Uit het jaarverslag valt af te leiden op welke wijze de realisatie in het boekjaar overeenkomt met dan wel afwijkt van de begroting en het tarievenvoorstel.

  • 3. Het jaarverslag is voorzien van:

    • a. een verslag van het bestuur;

    • b. een verslag van de raad van toezicht;

    • c. een in-control-statement van het bestuur.

  • 4. Bij de aanbieding van het jaarverslag aan de minister informeert de LVNL de minister over:

    • a. de toepassing van de arbeidsvoorwaarden van het personeel;

    • b. de gemiddelde loonsom per werknemer over het desbetreffende boekjaar;

    • c. het aantal ingediende schadeclaims, onderverdeeld naar taak, en de resultaten daarvan.

Artikel 10 Uitvoeringstoets LVNL

  • 1. De minister legt de volgende voornemens tijdig aan de LVNL voor met het oog op een uitvoeringstoets:

    • a. voor het functioneren van de LVNL relevante beleidsvoornemens;

    • b. voorgenomen wet- en regelgeving;

    • c. overige voornemens tot het opdragen van taken of het stellen van regels met betrekking tot de uitoefening van de taken bij of krachtens een wet waarvoor hij eerste verantwoordelijke is;

    • d. voornemens tot het stellen van beleidsregels in de zin van artikel 21 Kaderwet.

  • 2. De minister reageert op de door de LVNL toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.

  • 3. Indien de minister nalaat tijdig te verzoeken om een uitvoeringstoets, kan de LVNL een uitvoeringstoets uit eigen beweging uitvoeren.

  • 4. Indien in de loop van het besluitvormingsproces het aan de LVNL voorgelegde voornemen op voor de LVNL relevante punten wordt gewijzigd, legt de minister de wijzigingen ten behoeve van een finale uitvoeringstoets voor aan de LVNL.

Artikel 11 Uitvoeringsevaluaties

  • 1. De LVNL evalueert op een daartoe door de minister gedaan verzoek of uit eigen beweging de uitvoering van nieuw of bijgesteld beleid dan wel nieuwe of bijgestelde wet- en regelgeving.

  • 2. Bij het verzoek formuleert de minister de door de LVNL te beantwoorden vragen en wordt de termijn bepaald waarbinnen de rapportage gereed dient te zijn.

  • 3. De minister reageert op de door de LVNL toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.

Artikel 12 ICT-projecten

De LVNL verschaft de minister structureel informatie over lopende dan wel in voorbereiding zijnde ICT-projecten waarover aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gerapporteerd.

Artikel 13 Integriteit

De LVNL informeert de minister over het gevoerde integriteitsbeleid.

Artikel 14 Onderzoek door derden ten behoeve van toezicht

Indien de minister na overleg met de LVNL een derde aanwijst om in het kader van het toezicht op het functioneren van de LVNL onderzoek te doen naar een door de minister te bepalen onderdeel van de LVNL of van de taakuitoefening door de LVNL, verstrekt de LVNL aan deze derde op de door de derde te bepalen wijze de ter zake van het onderzoek gevraagde informatie voor zover dit niet beperkt is door de wet of contract.

Artikel 15 Informatieverstrekking van de minister aan de LVNL

De minister verstrekt de LVNL informatie met betrekking tot:

  • a. aanschrijvingen;

  • b. politieke aangelegenheden en de meningsvorming door de minister of de Staten-Generaal met betrekking tot de LVNL en de toekomst van de LVNL,

  • c. (inter)nationaal overleg;

  • d. concepten van rechtstreeks werkende EU-regelgeving;

  • e. overleg met andere departementen en resultaten daarvan;

  • f. klachten over het functioneren van de LVNL.

Artikel 16 Instemmingstoets minister

  • 1. De LVNL legt tot hem gerichte voorstellen tot taakopdracht door een ander bestuursorgaan tijdig voor aan de minister met het oog op het verkrijgen van diens instemming.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op voornemens van de LVNL tot het verrichten van markt- of nevenactiviteiten, die nog niet bij of krachtens wet of bij een eerder besluit van de minister zijn toegestaan.

§ 5. Overige bepalingen

Artikel 17 Intrekking regeling

Het Informatiestatuut LVNL wordt ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling sturing van en toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland.

Artikel 19 Overgangsrecht

  • 1. Op de jaarstukken 2012 worden de artikelen 6, 8 en 9 niet toegepast voor zover deze bepalingen afwijken van de eerdere met de LVNL gemaakte afspraken en de LVNL heeft aangegeven voor de jaarstukken 2012 niet te kunnen voldoen aan de onderhavige regeling.

  • 2. Indien de LVNL heeft aangegeven voor de jaarstukken 2012 niet te kunnen voldoen aan de onderhavige regeling, geldt voor de jaarstukken 2012 de regelgeving zoals deze voor inwerkingtreding van deze regeling van toepassing was.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 6 VAN DE REGELING STURING VAN EN TOEZICHT OP DE LUCHTVERKEERSLEIDING NEDERLAND

Controleprotocol

De volgende elementen zijn aandachtspunten voor de accountantscontrole:

1. Rechtmatigheid en getrouwheid

  • 1. Controle van de rechtmatigheid van de bestedingen en inning van de middelen door de LVNL. Rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in de jaarrekening wordt verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, Algemene Maatregelen van Bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

  • 2. De werkzaamheden met betrekking tot de opbrengsten en route in de jaarrekening van de LVNL (LVNL-gedeelte van het en route tarief) is beperkt tot de vaststelling dat deze opbrengsten zijn gebaseerd op de aantallen service units conform de opgaven verstrekt door de CRCO.

  • 3. De controle van de rechtmatige inning en besteding van de en route opbrengsten, zoals deze zijn omschreven in 1.1, voor zover deze tot de verantwoordelijkheid van Eurocontrol, het KNMI en de National Supervisory Authority behoren, valt buiten de scope van dit onderzoek.

  • 4. Voor de verstrekking van de verklaring over de rechtmatigheid conform artikel 35, derde lid, van de Kaderwet en de kwalificatie van die verklaring gelden ten aanzien van de in de jaarrekening opgenomen financiële stromen en saldi inzake de publieke middelen de volgende tolerantiegrenzen:

     

    Goedkeurende verklaring

    Verklaring met beperking

    Verklaring van oordeelonthouding

    Afkeurende verklaring

    Fouten in de jaarrekening

    Kleiner dan of gelijk aan 1%

    Tussen 1% en 3%

    N.v.t.

    Gelijk aan of meer dan 3%

    Onzekerheden in de controle

    Kleiner dan of gelijk aan 3%

    Tussen 3% en 10%

    Gelijk aan of meer dan 10%

    N.v.t.

2. Tarieven

  • 1. controle van de juiste en volledige hantering van de door de minister vastgestelde tarieven.

  • 2. beoordeling of kosten en opbrengsten in de administratie zijn toegerekend op basis van het vastgestelde kostprijsmodel.

3. Niet-financiële informatie

  • 1. beoordeling van de consistentie en de controleerbaarheid van het totstandkomingsproces van de in de jaarverantwoording opgenomen niet-financiële informatie.

  • 2. Voor de uitvoering van het onderzoek van het totstandkomingsproces van de in de jaarverantwoording opgenomen relevante niet-financiële informatie geldt een kwalitatieve tolerantie, waarbij bepalend is of afwijkingen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de minister.

4. Specifieke vereisten

  • 1. Bij de uitvoering van de controle op de rechtmatigheid van de inning en de besteding van de publieke middelen en de getrouwe weergave van de publieke middelen in de jaarverantwoording dient vastgesteld te worden dat:

    • a. de heffingen, voor zover deze volgens de relevante wet- en regelgeving door de LVNL moeten worden geïnd, zijn geïnd overeenkomstig de onder 1.2 opgenomen wet- en regelgeving en zijn getrouw weergegeven in de jaarverantwoording;

    • b. de jaarlijkse resultaten op en de eindsaldi van de bestemmingsfondsen en egalisatiereserve juist zijn bepaald en getrouw zijn weergegeven in de jaarverantwoording;

    • c. de door de LVNL namens de Staat der Nederlanden aan Eurocontrol betaalde contributies inzake Eurocontrol en MUAC voor het juiste bedrag zijn betaald en getrouw zijn weergegeven in de jaarverantwoording.

    • d. de Internal Tax, zijnde het verschil tussen de ontvangsten afkomstig van Eurocontrol voor de luchtdienstverlening boven FL 245 en de door de LVNL namens de Staat der Nederlanden aan Eurocontrol betaalde contributies inzake Eurocontrol en MUAC, is aangewend ter dekking van de kosten van de luchtvaartnavigatiedienstverlening aan de vrijgestelde vluchten en de kosten van VFR en de opbouw van de bestemmingsfondsen en route en terminal;

    • e. de jaarverantwoording is opgesteld met inachtneming van het door de minister goedgekeurde kostprijsmodel als genoemd in onderdeel 2.2.

5. In-control-statement

Beoordeling van de consistentie en de controleerbaarheid van het totstandkomingsproces van het in de jaarverantwoording opgenomen in-control-statement, waaronder de verenigbaarheid daarvan met de jaarrekening én de uitkomsten van de controlewerkzaamheden op de jaarrekening. Het onderzoek naar de kwaliteit van de bedrijfsvoering is in ieder geval gericht op de kwaliteit en de veiligheid van de dienstverlening (Regeling Kwaliteits- en veiligheidszorg), het financieel beheer, de financiële informatie, de toepassing van het kostprijsmodel en de continuïteit en de beveiliging van de geautomatiseerde systemen. Hiervoor geldt als specifieke eis dat bij het onderzoek naar de kwaliteit en veiligheid van de dienstverlening vastgesteld dient te worden dat uit de intern uitgevoerde audits blijkt dat gehandeld is overeenkomstig het intern door het bestuur vastgestelde kwaliteits- en veiligheidssysteem en de op de LVNL van toepassing verklaarde ISO-normen en dat de opzet en programmering van deze audits voldoen aan algemeen aanvaarde principes ter zake. De externe accountant kan zich hierbij baseren op oordeelsvorming van ISO-deskundigen.

6. Informatiebeveiliging

Beoordeling van de wijze van toepassing van de in artikel 41, eerste lid, van de Kaderwet bedoelde voorzieningen ter beveiliging van de gegevens van de LVNL.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling is samen met de Beleidsregels sturing van en toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) het sluitstuk van de implementatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) voor de onder de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) ressorterende zelfstandige bestuursorganen (zbo’s). Per 1 februari 2007 is de Kaderwet in werking getreden. Deze wet harmoniseert het organisatierecht voor zbo’s en regelt het primaat van de politiek. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Kaderwet is deze wet op zbo’s die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Kaderwet zijn ingesteld, alleen van toepassing indien dit wettelijk wordt bepaald. Met de Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s1 wordt de Kaderwet op de LVNL van toepassing verklaard en wordt de instellingswetgeving met de Kaderwet in lijn gebracht. Voor een toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Aanpassingswet2.

Met de onderhavige regeling maak ik gebruik van de mogelijkheden die de Kaderwet mij biedt om de data van indiening van de begroting vast te stellen (artikel 26 van de Kaderwet) en, zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het aan de Aanpassingswet3 ten grondslag liggende wetsvoorstel bepaalde rechtshandelingen van de LVNL aan mijn voorafgaande instemming te onderwerpen (artikel 32 van de Kaderwet). Daarnaast geef ik invulling aan de bepalingen van Wet luchtvaart (hierna: de wet) door regels te stellen over de uitoefening van het toezicht door mij en de raad van toezicht (artikel 5.42, eerste lid, van de wet), alsmede over de inrichting van het financieel meerjarenbeleidsplan (FMB). De informatiestromen die op basis van de diverse nationale en internationale verplichtingen tussen de LVNL en mij plaatsvinden worden uitgewerkt in een informatiestatuut dat in onderling overleg met LVNL zal worden opgesteld.

In de Beleidsregels sturing van en toezicht op de LVNL is aangegeven hoe ik de bevoegdheden uitoefen die de Kaderwet en de instellingswet mij geven ten aanzien van de LVNL.

Het toezicht op de LVNL staat niet op zichzelf. Onder IenM ressorteren nog andere zbo’s. Mijn uitgangspunt is om het opdrachtgeverschap aan en het toezicht op de zbo’s zo uniform mogelijk vorm te geven. Daarvoor heeft mijn ministerie een algemene toezichtvisie IenM op zbo’s en rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt’s) opgesteld. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn bepalend voor de manier waarop het besturingsmodel en het toezicht op de LVNL middels onderhavige regeling en de beleidsregel sturing van en toezicht op de LVNL concreet worden ingericht. Naast de onderhavige regeling en de Beleidsregels sturing van en toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland zijn er vergelijkbare regelingen en Beleidsregels voor de andere onder IenM ressorterende publiekrechtelijke zbo’s waarop met de bovengenoemde Aanpassingswet de Kaderwet van toepassing wordt (de Dienst Wegverkeer, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster). Al deze regelingen en Beleidsregels zijn op eenzelfde manier vormgegeven. Verschil is alleen gemaakt waar de specifieke context dit vereist, bijvoorbeeld indien sprake is van Europese regels of maatwerk gewenst is vanwege het verschil in aard van de werkzaamheden van het desbetreffende zbo. Voor de onder IenM ressorterende privaatrechtelijke zbo’s is een vergelijkbare aanpak gekozen, passend bij de op grond van de Kaderwet beperktere bevoegdheden van de minister.

De onderhavige regelgeving heeft geen consequenties voor burgers of bedrijfsleven.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

De LVNL is de in 1993 verzelfstandigde dienst die tezamen met het Maastricht Upper Area Control is aangewezen als verlener van civiele luchtverkeersbegeleiding in het Nederlandse luchtruim. Waar MUAC haar diensten verleent boven flight level (FL) 245 (= 8 km), verleent de LVNL haar diensten in het civiele luchtruim beneden FL 245. De LVNL verleent haar diensten zowel aan het overvliegend en route luchtverkeer als het naderingsverkeer naar en van de luchthavens Amsterdam Airport Schiphol, Rotterdam The Hague Airport, Groningen Eelde Airport and Maastricht Aachen Airport en het terminalverkeer op die luchthavens.

Luchtvaart is een bij uitstek internationaal georiënteerde sector. De regelgeving kent dan ook een sterk internationale inslag. Op de LVNL zijn derhalve zowel nationale regelgeving (onder meer Wet luchtvaart) als met name internationale regelgeving van toepassing. Die regelgeving is met name afkomstig van ICAO (International Civil Aviation Organization), de Europese Commissie (EC), EASA (European Aviation Safety Agency; het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart) en Eurocontrol. Waar in de regelgeving aanvankelijk het accent op veiligheid heeft gelegen, is de regelgeving met name sinds de start van het Single European Sky (SES) programma van de EC in 2004 ook op andere terreinen gericht. Het eerste SES-pakket was sterk gericht op harmonisatie van regels (van certificering en tariefsystemen tot technische interoperabiliteit) en scheiding van regelgeving en uitvoering. Het tweede SES-pakket is met name gericht op de verbetering van de prestaties van de luchtverkeersbegeleiding (ter zake van veiligheid, capaciteit, milieu en kostenefficiëntie) en technologische vooruitgang, naast wederom veiligheid en luchthavencapaciteit. Dit pakket heeft dan ook grote invloed op de bedrijfsvoering van de LVNL en stelt bindende normen ten aanzien van haar bedrijfsvoering en functioneren. Het gaat hierbij met name om de vergoedingenverordening (Verordening (EU) Nr. 1794/2006 van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten PbEU L 341), de verordening inzake prestatiesturing (verordening (EU) nr. 691/2010 van 29 juli 2012 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijk eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (PbEU L 201) en de common requirements (uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010 (PbEU L271).

Bij het opstellen van de onderhavige regeling is ook met die internationale component rekening gehouden.

Artikelsgewijs

§ 2. bestuur en raad van toezicht van de LVNL

Artikel 2 Ontstentenis bestuur

Conform artikel 5.28 van de wet treft de minister een voorziening in geval van ontstentenis van een lid van het bestuur.

Om de minister in staat te stellen deze voorziening te treffen, informeert de LVNL de minister bijvoorbeeld bij langdurige afwezigheid in geval van ziekte over de ontstentenis.

Artikel 3 Rol raad van toezicht

Conform de artikelen 5.24 en 5.31 van de wet heeft de LVNL een raad van toezicht waarvan de leden door de minister worden benoemd. In artikel 5.32 van de wet is verankerd dat de raad van toezicht van de LVNL toeziet op de werkzaamheden van de directie en die met raad terzijde staat. Ook is in de wet vastgelegd dat de leden van de raad van toezicht op persoonlijke titel zitting hebben in de raad en hun functie uitoefenen zonder last of ruggespraak (artikel 5.31, eerste lid). De raad heeft tevens op grond van artikel 5.32, vierde lid, een voorafgaande instemmingsbevoegdheid ten aanzien van een aantal besluiten van het bestuur. Het gaat hierbij om:

  • a. de reglementen bedoeld in de artikelen 5.34, 5.36, 5.37 en 5.39 van de wet;

  • b. voorstellen aan de minister met betrekking tot de hoogte van het eenheidstarief, bedoeld in artikel 5.20, derde lid, en de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 5.21, tweede lid van de wet;

  • c. de financiële begroting (hierna aangeduid als ‘begroting’) en het financiële meerjarenbeleidsplan;

  • d. het jaarverslag en de jaarrekening;

  • e. de bij of krachtens de wet aan de minister uit te brengen rapportage conform artikel 5.32, vierde lid, onderdeel e, van de wet;

  • f. de aanwijzing van de externe registeraccountant conform artikel 5.32, vierde lid, onderdeel f, van de wet.

De raad van toezicht is als intern toezichtorgaan gericht op de algemene gang van zaken en kijkt daarbij naar het belang van de LVNL en alle daarbij betrokken belanghebbenden. Het toezicht van de raad van toezicht omvat ten minste het toezicht op de strategie en de risico’s verbonden aan de taken van de LVNL, de opzet en de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, het financieel meerjarenbeleidplan, de financiële jaarverslaggeving, de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving, het integriteit- en transparantiebeleid en belangrijke bestuursbesluiten. De relatie tussen raad van toezicht en het bestuur is een andere dan die tussen de minister en het bestuur. De minister houdt extern toezicht op de LVNL in verband met zijn politieke verantwoordelijkheid. Daarbij is uitgangspunt de vrijheid van de LVNL om de bedrijfsprocessen naar eigen inzicht zo goed mogelijk in te richten. De raad van toezicht houdt als intern orgaan van de LVNL (intern) toezicht op onder meer die bedrijfsprocessen. De bevoegdheden van de raad van toezicht staan in het teken van dat interne toezicht. De raad van toezicht legt over zijn toezichtactiviteiten verantwoording af in het jaarverslag en aan de minister.

§ 3. Financieel toezicht

Op basis van de Europese regelgeving is de LVNL verplicht een Business and Annual Plan (BAP) op te stellen. De vereisten waaraan dit BAP moet voldoen zijn vermeld in de common requirements en de verordening inzake prestatiesturing. Het BAP omvat zowel het financieel meerjarenbeleidsplan (FMB) als de begroting. Voor zover het BAP in het Nederlands is opgesteld en het voldoet aan de vereisten die aan het FMB en aan de begroting worden gesteld, wordt het indienen van het BAP gelijk gesteld aan de indiening van het FMB en de begroting.

Artikel 4 Begroting

Conform artikel 26 van de Kaderwet zendt de LVNL jaarlijks voor een door de minister vast te stellen datum de begroting voor het daaropvolgende jaar aan de minister. Deze datum wordt bij deze regeling vastgesteld op 1 november

Artikel 5 Financieel meerjarenbeleidsplan

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 5.32, vierde lid, van de wet.

Het FMB verschaft meerjarig inzicht in de keuzes die de LVNL maakt ten aanzien van zijn uitvoeringsbeleid, de onderbouwing en de consequenties van de gemaakte keuzes, alsmede de financiële vertaling daarvan in de begroting en de meerjarencijfers. Inzicht wordt gegeven in kosten en opbrengsten en in de meerjarige ontwikkeling van de tarieven die daarbij horen. Tevens wordt inzicht gegeven in eventuele markt- en nevenactiviteiten. Samen met het jaarverslag geeft het FMB een sluitend beeld over de kwaliteit van de geleverde prestaties in het verleden en de nog te leveren prestaties. De continuïteit van de LVNL wordt hiermee inzichtelijk. Op basis van het FMB wordt een begroting opgesteld die vervolgens weer een vertaling krijgt in een dekkingsvoorstel in de vorm van tarieven.

De vereisten waaraan het FMB moet voldoen vloeien rechtstreeks voort uit de common requirements en de verordening inzake prestatiesturing. Hoewel de omgevingsanalyse ook indirect terugkomt in deze vereisten is het van belang dat hieraan expliciet aandacht wordt besteed om tijdig de relevante risico’s te kunnen signaleren.

Uit het FMB blijkt de efficiency die het bestuur van de LVNL zal nastreven en de wijze waarop wordt voldaan aan de vereisten die de verordening inzake prestatiesturing hieromtrent aan het functioneren van de LVNL stelt.

De toelichting op de investeringen bevat een overzicht van die investeringen inclusief de afschrijvingen, de wijze van financiering en de effecten op de liquiditeitspositie.

Artikel 6 en bijlage Controleprotocol

Conform artikel 5.42 van de wet kunnen door de minister regels over de uitoefening van het toezicht op de LVNL door de minister en de raad van toezicht worden gesteld. Artikel 6 en de bijlage geven mede invulling aan deze bevoegdheid.

Het controleprotocol stelt zeker dat alle relevante aspecten in de controle worden meegenomen, zodat de minister in staat wordt gesteld om zijn bevoegdheid op grond van artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet tot goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening uit te oefenen.

De accountantscontrole op de jaarrekening mondt uit in een accountantsverklaring. De accountant maakt voor de accountantsverklaring gebruik van een de daarvoor in de Handleiding Regelgeving Accountancy voorgeschreven modeltekst. De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van het ministerie een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de accountant moet in het archief van de instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NBA).

Ten aanzien van de in de regeling en het controleprotocol genoemde accountantswerkzaamheden geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan het ministerie in het verslag van bevindingen. Voor alle in de regeling genoemde posten, uitgezonderd de Europese aanbesteding en bezoldiging bestuurders, geldt een standaard rapportagetolerantie van 1% van de financiële stromen en saldi inzake de publieke middelen. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de accountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij het verslag van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het verslag van bevindingen moet voldoen aan de daaraan vanuit de Handleiding Regelgeving Accountancy gestelde eisen. Het bestuur van de LVNL stuurt de accountantsverklaring en de jaarrekening naar het ministerie.

De specifieke eisen voor de financiële verantwoording en de accountantscontrole liggen vast in artikel 35 van de Kaderwet:

  • Artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet bepaalt onder meer dat de jaarrekening vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens artikel 35, derde lid, van de Kaderwet heeft de bovengenoemde verklaring mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door een zbo (verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de jaarrekening van de LVNL). Zoals de memorie van toelichting bij de Kaderwet4 aangeeft, wordt rechtmatigheid gedefinieerd als: ‘(...) dat het financieel beheer door het zelfstandig bestuursorgaan in overeenstemming dient te worden gevoerd met wettelijke regelingen, met door de minister gestelde specifieke voorwaarden en met contractuele afspraken met derden.’

  • Conform artikel 35, vierde lid, van de Kaderwet voegt de accountant een verslag van bevindingen bij zijn verklaring over de vraag of het beheer en de organisatie van een zbo voldoen aan de eisen van doelmatigheid (doelmatigheidsverklaring).

Indien een review wordt uitgevoerd is er sprake van hoor en wederhoor.

Artikel 7 Invulling artikel 5.32, derde lid, van de wet juncto artikel 32 van de Kaderwet

Met artikel 7 wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid die artikel 32 van de Kaderwet biedt om bepaalde beslissingen aan de voorafgaande instemming van de minister te onderwerpen. Tevens wordt hiermee conform artikel 5.32, derde lid, van de wet bepaald dat het bestuur een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet eerst aan de raad van toezicht moet voorleggen. Pas als de raad van toezicht geen bedenkingen heeft, kan de beslissing ter instemming aan de minister worden voorgelegd.

Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij de Kaderwet5 strekt dit artikel ertoe de minister de mogelijkheid te geven te bepalen dat hij vooraf zijn instemming moet geven aan het aangaan van de in dit artikel genoemde verplichtingen en transacties, die in het algemeen niet tot de dagelijkse praktijk van een zbo zullen behoren en die bovendien – indien aangegaan – vaak tot langjarige verplichtingen leiden. De meeste hier genoemde transacties – behoudens wellicht die onder b en c indien het gaat om de eigen huisvesting – zullen voor vrijwel alle zbo’s ongebruikelijk zijn en niet onlosmakelijk verbonden zijn met de uitoefening van hun taken.

Omdat een rechtshandeling een grote invloed kan hebben op de tarieven en de vermogenspositie van de LVNL, dient de LVNL de minister over voorgenomen beslissingen als bedoeld in het eerste lid te informeren.

Door te bepalen dat de in artikel 7 genoemde transacties aan zijn voorafgaande instemming zijn onderworpen, kan de minister zicht houden op verplichtingen en aanspraken die het zelfstandige bestuursorgaan over een langere termijn heeft of gaat verkrijgen. Daarnaast kan hij erop toezien dat zbo’s zich uitsluitend richten op terreinen die tot hun onmiddellijke taak behoren en kan effectief worden voorkomen dat in beginsel gewenst alert middelenbeheer door zelfstandige bestuursorganen uitgroeit tot ongewenste vermogensvorming en vermogensbeheer met publieke middelen.

Ten aanzien van de registergoederen zoals genoemd in het eerste lid, onderdelen b, c en d, wordt opgemerkt dat in Nederland de vastgoedmarkt sterk onder druk staat. Mede daardoor kampt de Rijksoverheid met overcapaciteit en is het beleid erop gericht om die capaciteit te reduceren. Net als de Rijksoverheid dienen zbo’s zeer terughoudend te zijn met investeringen in onroerend goed. Het is voor zowel het Rijk als voor de zbo’s onwenselijk dat gekozen wordt voor nieuwbouw indien er binnen de voorraad van kantoorpanden een doelmatiger alternatief mogelijk is.

Dit artikel behelst in beginsel geen extra belasting van de LVNL of van het ministerie. Tenslotte mag ten aanzien van de voorgenomen beslissingen voorondersteld worden dat zij steeds onderdeel uitmaken van het reguliere proces van begrotingsvoorbereiding en overleg over de begroting tussen de LVNL en de minister. De goedkeuring van de begroting door de minister omvat dan ook de voorafgaande instemming van de voorgenomen beslissing. Ter verduidelijking is in artikel 7, derde lid, opgenomen dat een voorgenomen beslissing niet afzonderlijk aan de minister voorgelegd hoeft te worden, indien ze is opgenomen in de begroting.

Voor het aangaan van kredietovereenkomsten en geldleningen boven het in het derde lid van artikel 7 bepaalde bedrag van 1 miljoen euro behoeft de LVNL de voorafgaande instemming van de raad van toezicht. Indien de beoogde kredietovereenkomst dan wel geldlening het in het eerste lid, onderdeel e, bepaalde bedrag overschrijdt, is de voorafgaande instemming van de minister vereist. De LVNL kan de beslissing conform artikel 7, derde lid, in dat geval pas aan de minister voorleggen als de raad van toezicht heeft verklaard geen bedenkingen te hebben.

De beoordeling van een voorgenomen beslissing ten behoeve van de voorafgaande instemming richt zich op de borging van de ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van de LVNL. De volgende aspecten worden daarom telkens in de afweging betrokken:

  • doelmatigheidseisen;

  • continuïteit van de LVNL;

  • kwaliteit van de taakuitvoering door de LVNL;

  • tariefontwikkeling.

Om de minister tot deze afweging in staat te stellen, dient de LVNL bij het voorleggen van een voorgenomen beslissing inzicht te verschaffen in gevolgen van de voorgenomen beslissing op deze aspecten. Evenzo zal bij het voorbeeld van een geldlening de reden voor de lening aangegeven moeten worden en of de geldlening wordt gebruikt voor uitgaven die voldoen aan de doelmatigheidseisen. Ook zal de LVNL inzichtelijk moeten maken tegen welke rente en looptijd de geldlening wordt aangegaan. De LVNL kan vrijwillig gebruik maken van de leen- of rekening-courant-faciliteiten van het Ministerie van Financiën. Het gebruikmaken van die faciliteiten heeft de voorkeur boven het gebruik maken van reguliere bankinstellingen. De aanvraag om gebruik te maken van de faciliteiten wordt conform de regels van het Ministerie van Financiën ingediend bij het Ministerie van Financiën door tussenkomst van de minister. Het aangaan van leningen buiten het Ministerie van Financiën dient met IenM overlegd te worden indien de beoogde lening boven de in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, bepaalde drempelbedragen uitkomt.

Zekerheidsstellingen door de LVNL, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, worden niet wenselijk geacht en kunnen niet op instemming van de minister rekenen.

De minister beoordeelt het voornemen tot het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33 van de Kaderwet aan de hand van de afweging of deze nodig zijn om risico’s af te dekken dan wel nodig zijn als structurele of conjuncturele reserves. De kwantificering van de risico’s dient zo concreet mogelijk te zijn en zal periodiek geëvalueerd worden.

§ 4. Informatie-uitwisseling

Er is sprake van een aantal informatieverplichtingen. Het merendeel van deze verplichtingen vloeit voort uit artikel 5.42, eerste lid, van de wet op grond waarvan de minister de bevoegdheid heeft regels te stellen over de uitvoering van het toezicht op de LVNL en aldus het recht heeft alle informatie op te vragen die hij noodzakelijk acht voor de uitoefening van zijn toezichthoudende taak. Daarnaast bestaat er een aantal specifieke informatieverplichtingen:

  • op grond van artikel 20 van de Kaderwet bestaat er een informatieverplichting van het bestuur jegens de minister;

  • ook is er sprake van een informatieverplichting van het bestuur jegens de raad van toezicht conform artikel 5.26, derde lid, en 5.29 van de wet;

  • op grond van artikel 5.31, vijfde lid, van de wet bestaat er voorts een informatieverplichting van de raad van toezicht jegens de minister.

De informatie-uitwisseling tussen het ministerie en de LVNL is tweerichtingsverkeer. Beide organisaties hebben baat bij de uitwisseling: de informatie stelt de minister in staat invulling te kunnen geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid, terwijl ze de LVNL in staat stelt om te anticiperen op ontwikkelingen.

Er worden drie manieren van informatie-uitwisseling onderscheiden:

  • documenten. Het betreft hier vooral het FMB, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag. Het kan echter ook gaan om – bijvoorbeeld – documenten die nodig zijn ter beantwoording van Kamervragen, ontwikkeling van beleid of verbetering van de taakuitvoering. Bij het opvragen van informatie is het van belang om de vraag naar informatie telkens af te zetten tegen zowel het doel van de informatie (duidelijkheid voor de LVNL omtrent de publieke taakuitoefening dan wel oordeels- en eventuele interventiemogelijkheid door de minister) als tegen de aard van de relatie (op afstand waarbij de LVNL zelfstandig en met eigen verantwoordelijkheden opereert);

  • formele overleggen. De volgende overleggen vinden in ieder geval plaats:

    • de raad van toezicht en degene die namens de minister toezicht houdt (de toezichthouder) (min. eens per jaar). Onderwerp van gesprek zijn in ieder geval de zelfevaluatie en de toezichtbevindingen van de raad van toezicht en het functioneren van het bestuur;

    • het bestuur en de toezichthouder (min. twee maal per jaar);

    • het bestuur, de raad van toezicht en de minister (min. eens per jaar);

    • het bestuur en de beleidsmaker;

  • informele overleggen. Op ‘werkvloerniveau’ vindt regelmatig informeel contact plaats zodat IenM en de LVNL goed op de hoogte zijn van wederzijdse ontwikkelingen. Dit zorgt er onder meer voor dat beide organisaties goed kunnen anticiperen op op handen zijnde veranderingen en er in geval van calamiteiten snel een oplossing gevonden kan worden.

Er is niet alleen sprake van onderlinge informatieplicht. Het is ook de bedoeling dat informatie op toegankelijke wijze voor het publiek ontsloten wordt om invulling te geven aan één van de doelstellingen van de Kaderwet, het vergroten van het publieke inzicht in het functioneren van zbo’s. Daartoe wordt alle regelgeving (zoals instellingswet, toezichtvisie, bestuurs- en raad van toezichtreglementen), alsmede een overzicht van de leden van het bestuur en de raad van toezicht inclusief een rooster van aftreden op de website van het ministerie en de LVNL gezet.

Op basis van de artikel 5.42 van de Wet luchtvaart stelt de minister een informatiestatuut vast. In dat informatiestatuut zijn de procesafspraken omtrent de wederzijdse informatieplichten en -stromen opgenomen en is gespecificeerd weergegeven welke informatie de LVNL op welk moment aan de minister dient te verschaffen. Tevens zijn de concrete afspraken omtrent de wijze waarop de informatie-uitwisseling tussen de minister en de LVNL plaatsvindt opgenomen. Het informatiestatuut geeft op deze wijze een nadere invulling aan de bepalingen die in deze paragraaf van de onderhavige regeling zijn opgenomen, maar bevat tevens de procesafspraken omtrent informatiestromen die uit andere bronnen voortvloeien. Aangezien de procesafspraken aan verandering onderhevig kunnen zijn, is ervoor gekozen deze afspraken niet in deze regeling op te nemen, maar in een zelfstandig document dat in onderling overleg tussen de minister en de LVNL wordt opgesteld.

Artikelen 8 en 9 Jaarrekening en jaarverslag

Zoals in artikel 35, eerste lid, van de Kaderwet is bepaald, wordt in de jaarrekening rekening en verantwoording afgelegd over het financieel beheer en de geleverde prestaties van de bij of krachtens de wet aan de LVNL opgedragen taken dan wel op andere activiteiten over het verstreken boekjaar. Indien sprake is van markt- of nevenactiviteitenof het gebruik van rest- en overcapaciteit geeft de jaarrekening bovendien volledige transparantie over de opbrengsten en kosten van deze activiteiten.

De jaarrekening bevat een voorstel voor de verrekening van het exploitatiesaldo. Uit het jaarverslag is af te leiden op welke wijze de realisatie in het boekjaar overeenkomt met dan wel afwijkt van de begroting en het tarievenvoorstel.

Verschillen tussen begroting en realisatie leiden vanzelf tot de vraag waarom de in de begroting weergegeven aannames niet zijn uitgekomen en welke impact dit heeft op de nabije toekomst. In zowel het FMB als het jaarverslag kan hierop een toelichting gegeven worden. Daarbij zal de LVNL gebruik maken van kernprestatie-indicatoren.

De LVNL gaat in zijn verslaglegging ook in op de voorzieningen die zijn getroffen om te voldoen aan artikel 19 van de Kaderwet, de adviezen die door die voorzieningen zijn uitgebracht en hoe met die adviezen is omgegaan.

Op basis van de common requirements neemt de LVNL in het jaarverslag ten minste de volgende informatie op over:

  • a. een beoordeling van het niveau van de verleende diensten;

  • b. de prestaties van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten in vergelijking met de in het bedrijfsplan vastgestelde prestatiedoelen, waarbij de werkelijke prestatie wordt afgezet tegen het jaarplan met gebruikmaking van de in het jaarplan vastgestelde prestatie-indicatoren;

  • c. een uitleg voor de verschillen ten opzichte van de doelen en de identificatie van maatregelen voor het wegwerken van eventuele leemten tijdens de referentieperiode als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 549/2004;

  • d. de ontwikkelingen in de operaties en de infrastructuur;

  • e. de financiële resultaten, voor zover zij niet afzonderlijk worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) 550/2004;

  • f. de formele overlegprocedure met de gebruikers van zijn diensten;

  • g. het personeelsbeleid.

Zoals in artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet is bepaald, beschrijft het jaarverslag de taakuitoefening en het gevoerde beleid alsmede het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg. Zoals in artikel 19, derde lid, van de Kaderwet is bepaald, doet de LVNL in het jaarverslag verslag van hetgeen de LVNL doet ten aanzien van:

  • een tijdige voorbereiding en uitvoering;

  • de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;

  • de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met de LVNL in aanraking komen;

  • de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen;

  • voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die met de LVNL in aanraking komen, in de gelegenheid zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te doen.

Artikel 10 Uitvoeringstoets LVNL

Er zijn diverse situaties waarbij een uitvoeringstoets door de LVNL gewenst is. IenM kan voorstellen van wet of tot wetswijziging voorbereiden waarbij nieuwe opdrachten aan de LVNL worden verleend. Attributie bij of krachtens de wet in een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan ook de basis zijn. Opdracht van eigen bevoegdheden van de minister aan de LVNL in mandaat is ook een mogelijkheid. Bij of krachtens de wet kunnen algemeen verbindende regels worden gesteld voor de taakuitvoering. Op basis van artikel 21 van de Kaderwet kunnen Beleidsregels voor de taakuitvoering worden gesteld en in geval van mandaat kunnen instructies worden gegeven in de mandaatregeling.

Beleidsvoornemens en voornemens tot wet- en regelgeving die van invloed zijn op de LVNL of diens taakopdracht of taakuitvoering, zullen door IenM aan de LVNL worden voorgelegd voor een uitvoeringstoets. De uitvoeringstoets van de LVNL zal in de regel ingaan op de vraag hoe doeltreffende, doelmatige en rechtmatige uitvoering van de op te dragen taak of uit te voeren regeling verzekerd kan worden, op de effecten ervan op de overige taakuitvoering van de LVNL, op de bedrijfsvoering en financiering, alsook op de gevolgen voor gebruikers en andere stakeholders. De minister zal in zijn verzoek om een uitvoeringstoets ook specifieke vragen kunnen stellen, terwijl de LVNL ook uit eigen beweging elementen in een uitvoeringtoets kan opnemen. De uitvoeringstoets kan ook gefaseerd plaatsvinden: een eerste toets op een voornemen en naderhand een definitieve toets op een uitgewerkt of nadien op een deels gewijzigd voorstel. De minister zal in zijn verzoek ook aangeven op welke termijn hij een uitvoeringstoets verwacht en na ontvangst ervan wanneer er welk gevolg aan wordt gegeven. IenM laat aan de LVNL weten wat met de uitvoeringstoets wordt gedaan. De LVNL heeft ook de mogelijkheid om op eigen initiatief een uitvoeringstoets te doen, indien IenM nalaat hier tijdig een verzoek voor in te dienen.

Het zoveel mogelijk verbinden van het proces van de uitvoeringstoets met de cyclus van voorstellen voor begroting, tarieven, financieel meerjarenbeleidsplan komt de integraliteit van de beoordeling en de efficiency van het besluitvormingsproces ten goede.

Artikel 11 Uitvoeringsevaluaties

Bij het op afstand zetten van de uitvoering van beleid en de uitvoering van wet- en regelgeving is het van belang de wisselwerking tussen beleidsbepaling en beleidsuitvoering te behouden. Wanneer beleid eenmaal in uitvoering is genomen, kan de evaluatie dienen om de effecten te meten en eventueel aanleiding zijn om bestaand beleid en regelgeving aan te passen. In principe neemt de minister het initiatief tot een uitvoeringsevaluatie. Heeft de minister (nog) geen verzoek gedaan, en mocht naar het oordeel van de LVNL een evaluatie nodig zijn dan zal de LVNL dit aan de minister melden.

Artikel 12 ICT-projecten

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 20 Kaderwet. De rapportageverplichting is beschreven in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2009/10, 26 643, nr. 148, blz. 5). Daarin is aangegeven dat niet alleen projecten met een ICT-component van meer dan 20 miljoen euro worden opgenomen in de rapportage aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, maar ook projecten die weliswaar onder die grens liggen, maar wel een hoog risicoprofiel hebben.

Artikel 13 Integriteit

Ook bij zelfstandige bestuursorganen wordt gehecht aan een toereikend integriteitbeleid. Voorbeelden hiervan zijn het hebben van een vertrouwenspersoon integriteit, de aanwezigheid en toepassing van een klokkenluidersregeling en een gedragscode waarin wordt ingegaan op ongewenste omgangsvormen, omgaan met informatie/geheimhouding/vrijheid van meningsuiting (informatiebeveiliging), geschenken en voordelen, nevenwerkzaamheden en financiële belangen en transacties met effecten.

Artikel 14 Onderzoek door derden ten behoeve van toezicht

De minister kan een derde aanwijzen om in het kader van het toezicht op het functioneren van de LVNL onderzoek te doen naar een door de minister te bepalen onderdeel van de LVNL of van de taakuitoefening door de LVNL. Hierover zal van tevoren overleg plaatsvinden met de LVNL. Doorgaans zal informatieverstrekking door de LVNL nodig zijn om dergelijk onderzoek uit te voeren. Ingevolge artikel 14 verstrekt de LVNL de derde op de door de derde te bepalen wijze de ter zake van het onderzoek gevraagde informatie voor zover dit niet beperkt is door de wet of contract.

Artikel 15 Informatieverstrekking van de minister aan de LVNL

Zoals boven aangegeven is de informatie-uitwisseling tussen IenM en de LVNL tweerichtingsverkeer. De minister verstrekt de LVNL de inlichtingen die deze voor zijn taakuitoefening redelijkerwijs nodig heeft. Artikel 15 geeft daaraan invulling. Daarbij kan het gaan om aanschrijvingen van de Minister van Financiën of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een aanschrijving is een vorm van mededeling vanuit een ministerie naar een organisatie. Bijvoorbeeld wanneer er voldaan moet worden aan een bepaalde regel of motie.

Artikel 16 Instemmingstoets minister

Artikel 16 verplicht de LVNL om tot hem gerichte voorstellen tot taakopdrachten door een ander bestuursorgaan dan wel voornemens tot het verrichten van markt- en nevenactiviteiten tijdig aan IenM voor te leggen voor een instemmingstoets. Dit artikel is als onderdeel van de informatieverstrekking van de LVNL in de regeling opgenomen. De beoordeling die IenM voorneemt ten behoeve van de instemming is in artikel 16 van de Beleidsregels sturing van en toezicht op de Luchtverkeersleiding Nederland opgenomen.

§ 5. Overige bepalingen

Artikel 17 Intrekking regeling

Het van toepassing verklaren van de Kaderwet op de LVNL was aanleiding om de gehele governancestructuur van de LVNL door te lichten en waar nodig aan te passen. De Kaderwet, de in de wet opgenomen instellingswetgeving en de onderhavige regeling vormen vanaf het moment van van toepassing worden van de Kaderwet grotendeels het kader voor de LVNL. Het Informatiestatuut LVNL wordt ingetrokken. Hiervoor in de plaats komt het Informatiestatuut LVNL 2013, dat in onderling overleg met LVNL is opgesteld.

Artikel 19 Overgangsrecht

Voor de jaarstukken 2012 worden de oude afspraken ten aanzien van de vastlegging en de accountantscontrole geëerbiedigd voor zover deze inhoudelijk afwijken van de in onderhavige regeling opgenomen bepaling en de LVNL heeft aangegeven hieraan niet te kunnen voldoen.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Artikel III van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Infrastructuur en Milieu ressorteren en enige wijzigingen ter actualisatie, vereenvoudiging en verduidelijking (Aanpassingswet zbo’s IenM aan de Kaderwet zbo’s6) zal met ingang van 1 januari 2013 in werking treden. Ook de onderhavige regeling zal per die datum in werking treden.

Deze regeling heeft alleen gevolgen voor de LVNL en die is door deze afwijkende publicatiedatum niet geschaad, omdat hij al bekend is met deze datum.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.


X Noot
1

Stb. 2012, 442.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 250, nr. 3, bladzijden 8 tot en met 10 en 28 tot en met 31.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 33 250, nr. 3, bladzijde 10.

X Noot
4

Kamerstukken II 2000/01, 26 426, nr. 3, blz. 32.

X Noot
5

Kamerstukken 2000/01 27 426, nr. 3, pag. 31.

X Noot
6

Stb. 442

Naar boven