TOELICHTING
Algemeen
In artikel I, onderdeel E, van de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 20101 is de grondslag opgenomen om een erkenning exportdienstverlening te verlenen. De
nieuwe artikelen 66a tot en met 66e leggen de basis voor deze nieuwe erkenning, welke
nader is uitgewerkt in het nieuwe hoofdstuk 6a van het Kentekenreglement.
Een van manieren waarop de actuele tenaamstelling van een voertuig uit het kentekenregister
kan worden verwijderd, is de beëindiging van registratie wegens export van het voertuig.2 Sinds de invoering van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW 1994) wordt de exportprocedure
verzorgd door de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) en door voertuighandelaren die
in het bezit zijn van een erkenning bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 62 van
die wet. Deze bedrijven mogen op grond van de aan hen verleende erkenning de in hun
bedrijfsvoorraad opgenomen voertuigen voor export afmelden. De procedure is aldus
vormgegeven, dat ten aanzien van de geëxporteerde voertuigen achteraf kan worden nagegaan
welk erkend bedrijf de mutatie in het register heeft aangebracht en wie de laatste
geregistreerde eigenaar van het voertuig was.
Hoewel de hierboven beschreven procedure in de meeste gevallen naar tevredenheid werkt,
is een belangrijk obstakel gelegen in het feit dat erkende bedrijven verplicht zijn
om de te exporteren voertuigen in hun bedrijfsvoorraad op te nemen. Is de belanghebbende
een particulier die langs deze weg een voertuig wil exporteren, dan is hij voor de
dienstverlening afhankelijk van een erkend bedrijf dat het voertuig in zijn bedrijfsvoorraad
moet opnemen om het voertuig als geëxporteerd aan de RDW te kunnen melden. Om een
voertuig in de bedrijfsvoorraad aan te mogen melden is evenwel vereist dat het erkende
bedrijf het voertuig in eigendom verkrijgt. De erkenning bedrijfsvoorraad is immers
bedoeld als een faciliteit ten behoeve van de eigen voorraad van voertuighandelaren.
Deze, onder druk van de eisen die worden gesteld aan de bovengeschetste exportprocedure
via een erkend bedrijf, tot stand gekomen eigendomsoverdracht van een voertuig, waarbij
in beginsel geen van de partijen belang heeft, wordt door betrokken handelaren en
voertuigeigenaren als omslachtig en onnodig ingewikkeld ervaren.
Het geschetste probleem is in de afgelopen jaren zichtbaarder geworden, omdat in de
praktijk is gebleken dat een aantal bedrijven zich in toenemende mate specialiseert
in het verzorgen van export van voertuigen ten behoeve van derden. Deze exportdienstverleners
verzorgen een totaalpakket ten behoeve van de exporterende eigenaar, inclusief het
afsluiten van de vereiste verzekering en overige formaliteiten. Deze ontwikkeling
heeft de laatste jaren een vlucht genomen als gevolg van de sterk toegenomen export
van motorvoertuigen. De exportdienstverleners zijn voor de uitoefening van hun diensten
aangewezen op een erkenning bedrijfsvoorraad, hoewel zij daar strikt genomen geen
belang bij hebben, omdat ze geen eigen voertuigvoorraad hebben. Als gevolg van de
eisen en voorwaarden die gesteld worden aan export via een erkenning bedrijfsvoorraad,
zijn ze verplicht om het voertuig, al is het voor (zeer) korte tijd, in eigendom te
verkrijgen. Slagen zij er bij controle door de toezichthouder niet in om aan te tonen
dat ze ten tijde van de exportmelding bij de RDW eigenaar waren, dan stellen ze zich
bloot aan de op te leggen maatregelen, waaronder het intrekken van de erkenning bedrijfsvoorraad
met als gevolg dat zij de dienstverlening niet langer kunnen uitoefenen.
Aangezien deze vorm van dienstverlening, waarbij het voertuig dus direct van een exportkentekenbewijs
of uitvoerverklaring kan worden voorzien zonder dat deze door het erkende bedrijf
in eigendom hoeft te worden genomen, voorziet in een maatschappelijke behoefte, is
in 2008 de Regeling kentekenbewijzen3 gewijzigd. Deze wijziging strekte er toe om, vooruitlopend op de invoering van de
erkenning exportdienstverlening, een basis te scheppen om exportdienstverleners aan
te wijzen die aan de RDW mogen melden dat een voertuig wordt geëxporteerd en die een
exportkentekenbewijs of een exportverklaring kunnen afgeven.
In de nieuwe erkenningsregeling exportdienstverlening is niet langer vereist dat de
exportdienstverlener de eigendom van de te exporteren voertuigen verkrijgt. Aan deze
erkenning kunnen op grond van de nieuwe paragraaf 5a van hoofdstuk IV van de WvW 1994
en het nieuwe hoofdstuk 6a van het Kentekenreglement eigen, op de exportprocedure
toegespitste toekenningsvoorwaarden worden gesteld en hoeft niet langer op alle punten
te worden aangesloten bij de eisen en voorwaarden die gelden voor de erkenning bedrijfsvoorraad.
Evenwel is ervoor gekozen om daar waar mogelijk aan te sluiten bij de regelgeving
zoals deze geldt voor de erkenning bedrijfsvoorraad en enkel af te wijken waar dat
noodzakelijk is.
De bepalingen opgenomen in hoofdstuk IV, paragraaf 5, van de WvW 1994 maken het mogelijk
bij ministeriele regeling nadere voorschriften en regels te stellen met betrekking
tot de erkenning exportdienstverlening. Deze nadere voorschriften en regels zijn neergelegd
in onderhavige regeling. Het betreft op de eerste plaats voorschriften die aan de
aanvraag en aan de verlening van een erkenning kunnen worden verbonden. De voorschriften
en regels strekken er toe om eisen te kunnen stellen aan de aanvrager met het oog
op onder meer de bescherming van de zuiverheid van het kentekenregister en de bescherming
van de privacy van de klanten van de erkenninghouder aan wie de exportdiensten worden
verleend. Daarnaast worden voorschriften gesteld met het oog op een ordelijke bedrijfsvoering
waaraan het erkende bedrijf zich voortdurend dient te houden, uiteraard voor zover
het de uitoefening van de exportdienstverlening betreft. Het betreffen diverse voorschriften
en gedragsregels waarvoor verwezen zijn naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
Ten slotte bevat de regeling voorschriften om op transparante wijze toezicht op de
naleving van deze voorschriften en gedragsregels mogelijk te maken. Deze voorschriften
hebben specifiek betrekking op de erkenning exportdienstverlening en zijn aanvullend
op de algemene voorschriften die in de Algemene wet bestuursrecht zijn gegeven.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
De invoering van de erkenning exportdienstverlening heeft consequenties voor de administratieve
lasten en bedrijfseffecten. Deze zijn reeds in kaart gebracht in de memorie van toelichting
bij de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 20104. Voor een uitgebreide weergave van de berekening van de administratieve-lasteneffecten
en de bedrijfseffecten zij verwezen naar die toelichting.
Kort weergegeven is er een verlaging van de administratieve lasten van € 695.000 per
jaar voor bedrijven en € 80.000 per jaar voor burgers. Wegens het moeten aanvragen
van een erkenning is er een eenmalige lastenverhoging van € 1.350 voor bedrijven.
De bedrijfseffecten bedragen € 5.500 per jaar. Deze zijn het gevolg van een toename
van de toezichtskosten.
De onderhavige regeling brengt geen additionele wijzigingen in de administratieve
lasten of bedrijfseffecten met zich.
Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op het moment dat artikel I, onderdeel E, van de Verzamelwet
Verkeer en Waterstaat 2010 in werking treedt, namelijk 1 januari 2013.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bevat de definitiebepalingen.
Artikel 2
In de bijlagen bij deze regeling zijn twee modellen opgenomen. Dit zijn de modellen
van de stempels die genoemd worden in artikel 3, vierde lid.
Artikel 3
In dit artikel zijn de eisen die worden gesteld aan de aanvrager van de erkenning
opgenomen. Zo moet de aanvrager beschikken over een inschrijving in het Handelsregister
(eerste lid), een goed afsluitbare voorziening om documenten in op te bergen (tweede
lid) en één van de stempels zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling (derde
lid).
Artikel 4
Dit artikel regelt dat in de erkenning de vestigingen dienen te worden vermeld waar
de erkenning wordt uitgeoefend. Het vestigingsadressen moet overeen komen met het
bedrijfsadressen zoals deze is opgegeven in het Handelsregister.
Artikel 5
In dit artikel zijn de algemene voorschriften die zijn verbonden aan de erkenning
neergelegd. Deze algemene voorschriften hebben tot doel dat de RDW op een juiste en
efficiënte wijze toezicht kan houden op het feit of al dan niet is voldaan aan de
bij of krachtens de WvW 1994 geldende regels ten aanzien van de erkenning (leden 3,
7, 8 en 9), alsmede voorschriften die ervoor zorg dragen dat klanten kunnen nagaan
of aan het desbetreffende bedrijf de erkenning is verstrekt (leden 5 en 6).
Artikel 6
Hierin is geregeld dat elk bedrijf codes krijgt toegewezen die dienen te worden gebruikt
om voertuigen af te melden voor export bij de RDW. Tevens is bepaald dat het erkende
bedrijf erop toe dient te zien dat de toegewezen codes, de eigen stempels en de exportformulieren
niet door anderen dan het bevoegde personeel (kunnen) worden gebruikt.
Artikel 7
Dit artikel regelt de wijze waarop toezicht door de RDW wordt uitgevoerd (leden 2
en 3).
Indien niet aan de regelgeving is voldaan, kan de RDW op grond van artikel 66d, tweede
en derde lid, van de WvW 1994 een erkenning schorsen, wijzigen of intrekken. In het
derde lid van dit artikel is bepaald dat een wijziging of schorsing ook betrekking
kan hebben op een enkele vestiging van een erkend bedrijf in plaats van op de gehele
erkenning.
Artikel 8
Artikel 8 schrijft voor dat de melding dat een voertuig wordt geëxporteerd (‘voorgoed
buiten Nederland wordt gebracht’) slechts mag worden gedaan in opdracht van een derde,
die tevens degene is die het voertuig daadwerkelijk exporteert (tweede lid). Alvorens
hiertoe kan worden overgegaan dient het papierwerk op orde te worden gebracht (derde
tot en met achtste lid). Tevens dient het erkende bedrijf de exporteur van het voertuig
erop te wijzen dat er een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering dient te zijn afgesloten
voor het voertuig voordat deze op de openbare weg mag worden gebruikt (negende lid).
Het tiende lid regelt dat de diverse papieren documenten dienen te worden bewaard
in het kader van het toezicht zoals geregeld in artikel 7. Tot slot is in het elfde
lid geregeld dat de aan de RDW verschuldigde tarieven dienen te worden voldaan door
het erkende bedrijf.
Artikel 9
Hier is geregeld dat de kentekenplaten van het als geëxporteerd afgemelde voertuig
terstond dienen te worden vernietigd. Dit ter voorkoming dat ze frauduleus worden
gebruikt (eerste lid), tenzij de kentekenplaten als gestolen zijn opgegeven bij de
politie. In dat geval kan worden volstaan met een kopie van het proces-verbaal (tweede
lid), dat ter controle dient te worden bewaard.
Artikel 10
Deze regeling treedt in werking op het moment dat de bovenliggende regelgeving in
werking treedt, namelijk artikel I, onderdeel E, van de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat
2010.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.