Wijziging Regeling kentekenbewijzen

Regeling tot wijziging van de Regeling kentekenbewijzen in verband met het aanwijzen van exportdienstverleners als instanties waar exportkentekenbewijzen en exportverklaringen kunnen worden aangevraagd

30 september 2008

Nr. CEND-HDJZ-2008/1314 sector AWW

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 50, eerste en vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

Aan artikel 4 van de Regeling kentekenbewijzen1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In aanvulling op het eerste en tweede lid kan de aanvraag van een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement (exportkentekenbewijs) dan wel een verklaring als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 32, tweede lid, en 33, eerste lid, van het Kentekenreglement (uitvoerverklaring) tevens worden ingediend bij een daartoe door de Minister aangewezen exportdienstverlener.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de twee dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

In Nederland worden de voertuiggebonden verplichtingen zoals de verplichting ten aanzien van algemene periodieke keuring (APK), de verplichtingen op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelastingen gehandhaafd op grond van het houderschapsbeginsel. Het is daarom noodzakelijk om de beëindiging van registraties in het kentekenregister op een juiste wijze te bewaken. Hiertoe is, onder meer in het Kentekenreglement, een groot aantal voorschriften opgenomen die er toe strekken aan de beëindiging van de tenaamstelling voorwaarden te stellen zodat het kentekenregister zuiver kan worden gehouden.

Een van manieren waarop de actuele tenaamstelling van een voertuig uit het kentekenregister kan worden verwijderd, is de beëindiging van registratie wegens export van het voertuig.1 Sinds de invoering van de Wegenverkeerswet 1994 wordt de exportprocedure in hoofdzaak verzorgd door autohandelaren die in het bezit zijn van een erkenning bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 62 van die wet. Deze bedrijven mogen op grond van de aan hen verleende erkenning de in hun bedrijfsvoorraad opgenomen voertuigen voor export afmelden. De procedure is aldus vormgegeven, dat ten aanzien van de geëxporteerde voertuigen achteraf kan worden nagegaan welk erkend bedrijf de mutatie in het register heeft aangebracht en wie de laatste geregistreerde eigenaar van het voertuig was.

Hoewel de hierboven beschreven procedure in de meeste gevallen naar bevrediging werkt, is een belangrijk obstakel gelegen in het feit dat erkende bedrijven verplicht zijn om de te exporteren voertuigen in hun bedrijfsvoorraad op te nemen. Is de belanghebbende een particulier die langs deze weg een voertuig wil exporteren, dan is hij voor de dienstverlening afhankelijk van een erkend bedrijf dat het voertuig in haar bedrijfsvoorraad moet opnemen om het voertuig als geëxporteerd aan de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) te kunnen melden. Om een voertuig in de bedrijfsvoorraad aan te mogen melden is evenwel vereist dat het erkende bedrijf het voertuig in eigendom verkrijgt. De erkenning bedrijfsvoorraad is immers bedoeld als een faciliteit ten behoeve van de eigen voorraad van autohandelaren. Deze, onder druk van de eisen die worden gesteld aan de bovengeschetste exportprocedure via een erkend bedrijf, tot stand gekomen eigendomsoverdracht van een voertuig, waarbij in beginsel geen van de partijen belang heeft, wordt door betrokken handelaren en voertuigeigenaren als omslachtig en onnodig ingewikkeld ervaren.

Het geschetste probleem is in de afgelopen jaren zichtbaarder geworden, omdat in de praktijk is gebleken dat een aantal bedrijven zich in toenemende mate specialiseert in het verzorgen van export van voertuigen ten behoeve van derden. Deze exportdienstverleners verzorgen een totaalpakket ten behoeve van de exporterende eigenaar, inclusief het afsluiten van de vereiste verzekering en overige formaliteiten. Deze ontwikkeling heeft de laatste jaren een vlucht genomen als gevolg van de sterk toegenomen export van motorvoertuigen. De exportdienstverleners zijn voor de uitoefening van hun diensten aangewezen op een erkenning bedrijfsvoorraad, hoewel zij daar strikt genomen geen belang bij hebben, omdat ze geen eigen voertuigvoorraad hebben. Als gevolg van de eisen en voorwaarden die gesteld worden aan export via een erkenning bedrijfsvoorraad, zijn ze verplicht om het voertuig, al is het voor (zeer) korte tijd, in eigendom te verkrijgen. Slagen zij er bij controle door de toezichthouder niet in om aan te tonen dat ze ten tijde van de exportmelding bij de RDW eigenaar waren, dan stellen ze zich bloot aan sancties, waaronder het intrekken van de erkenning bedrijfsvoorraad met als gevolg dat zij de dienstverlening niet langer kunnen uitoefenen.

Ik ben van mening ben dat deze vorm van exportdienstverlening, waarbij het voertuig dus direct van een exportkentekenbewijs of uitvoerverklaring kan worden voorzien zonder dat deze door het erkende bedrijf in eigendom hoeft te worden genomen, voorziet in een maatschappelijke behoefte. De omzet van de Utrechtse automarkt, waar binnen een dag vele auto’s van eigenaar wisselen en vervolgens geëxporteerd worden, vaak via een exportdienstverlener, is bijvoorbeeld 300 miljoen euro per jaar. Dat is ook de reden dat ik thans een juridische basis heb gecreëerd die er in voorziet dat de bestaande handelwijze kan worden voortgezet, zonder dat de desbetreffende bedrijven handelen in strijd met de wet- en regelgeving.

Ik ben voornemens om een en ander op wetsniveau te regelen in de vorm van een nieuwe erkenningsregeling die specifiek ziet op deze vorm van exportdienstverlening. In deze erkenning zal niet langer vereist zijn dat de exportdienstverlener de eigendom van de te exporteren voertuigen verkrijgt. Aan deze erkenning zullen eigen, op de exportprocedure toegespitste toekenningsvoorwaarden worden gesteld. Om het een en ander juist te kunnen invoeren is een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 noodzakelijk.

De onderhavige wijziging van de Regeling Kentekenbewijzen strekt er toe om, vooruitlopend op de voorgenomen wetswijziging, een basis te scheppen om exportdienstverleners aan te wijzen die aan de RDW mogen melden dat een voertuig wordt geëxporteerd en die een exportkentekenbewijs of een exportverklaring kunnen afgeven. Deze basis wordt gecreëerd in een nieuw derde lid van artikel 4 van de Regeling kentekenbewijzen. Om voor aanwijzing in aanmerking te komen zal het bedrijf aan door de RDW te stellen eisen en voorwaarden moeten voldoen die specifiek zien op deze exportprocedure, alsmede, vooralsnog, in het bezit zijn van een erkenning bedrijfsvoorraad. Aan deze eisen moeten ze overigens thans ook al voldoen, aangezien bij de RDW bekend is om welke bedrijven het gaat en zij op dit punt ook reeds worden gecontroleerd.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Het onderhavige regeling brengt geen administratieve lasten met zich, noch zijn er bedrijfseffecten. Met deze regeling wordt de status quo namelijk gehandhaafd. De bedrijven die het betreft moeten nog steeds erkend zijn en aan de eisen die worden gesteld aan een erkend bedrijf voldoen. De bedrijven die aan exportdienstverlening doen, worden aangeschreven door de RDW over de gevolgen van de onderhavige wijziging van de regelgeving. Daarnaast zal er ten algemene informatie worden verstrekt door middel van een persbericht en door informatie te plaatsen op de RDW-site.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 1994, 248; laatstelijk gewijzigd bij Ministeriële regeling van 21 september 2007 (Stcrt. 185).

Naar boven