Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 oktober 2012, nr. IENM/BSK-210676, tot wijziging van de Regeling voertuigen en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK in verband met de aanpassing van diverse permanente eisen aan internationale goedkeuringseisen voor toelating tot het verkeer op de weg en overige technische wijzigingen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PbEU 2010, L 173) en de artikelen 22, eerste lid, 71, 71a, 76, derde lid, 85a, vijfde lid, 98, 99, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘opvallende markering’ vervalt ‘van de zij- of achterkant gezien’.

2. In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

seriehybride voertuig:

hybride elektrisch voertuig waarvan alleen de elektrische motor mechanisch met de wielen verbonden is;

systeem:

systeem als bedoeld in richtlijn 2002/24/EG, 2003/37/EG of 2007/46/EG, dat bedoeld is om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen en waarvoor onafhankelijk van een voertuig typegoedkeuring kan worden verleend;.

B

Artikel 3.11 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.11

Voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG, alsmede aan bijlage IIID voor zover die daarin opgenomen eisen niet gelijk zijn aan of strenger zijn dan de eisen die zijn opgenomen in bijlage IIIA.

C

Artikel 5.1a.4, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een verlichtingsinrichting vormen waarvan:

    • 1°. de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten op een zelfde verticaal vlak ten minste 60,0% beslaan van het oppervlak van de kleinste vierhoek die om de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten kan worden beschreven, of

    • 2°. de onderlinge afstand tussen de lichtdoorlatende gedeelten niet meer dan 75 mm bedraagt.

D

Artikel 5.2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3.

Personenauto’s moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4.

Personenauto’s mogen in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2 dB(A). Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 30 tot en met 32, van toepassing.

Leden 4 en 5: Auditieve controle. Indien toepasbaar wordt met een geluidsmeter klasse 1 vastgesteld of het geluidsniveau niet wordt overschreden.

2. In het zevende lid vervalt ‘zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, en’.

E

Aan artikel 5.2.27, vijfde lid, wordt een volzin toegevoegd luidende:

In afwijking van de eerste volzin is naprofileren toegestaan indien de mogelijkheid daartoe op de band is vermeld door de aanduiding ‘REGROOVABLE’ of door het teken ‘’, met dien verstande dat het karkas van de band niet zichtbaar mag zijn.

F

In de artikelen 5.2.38, vijfde lid, 5.3.38, zevende lid, en 5.3a.38, zesde lid, vervallen ‘onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achteras’ en de laatste volzin.

G

De artikelen 5.2.57, eerste lid, onderdeel l, 5.3.57, eerste lid, onderdeel l, en 5.3a.57, eerste lid, onderdeel l, komen te luiden:

  • l. extra zijrichtingaanwijzers aan beide zijkanten van het voertuig;.

H

Artikel 5.2.59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De extra richtingaanwijzers, extra waarschuwingsknipperlichten en extra zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met het achtste lid tot vierde tot en met zevende lid, vervalt het vierde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 1 tot en met 8’ vervangen door: Leden 1 tot en met 7.

I

Artikel 5.2.62 komt te luiden:

Artikel 5.2.62

 

Eisen

Wijze van Keuren

1.

Het ingeschakeld zijn van de grote lichten indien de personenauto na 31 december 1997 in gebruik is genomen, de mistvoorlichten indien de personenauto na 31 december 2012 in gebruik is genomen, het mistachterlicht of de mistachterlichten moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

Het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers of de waarschuwingsknipperlichten, indien de personenauto na 31 december 1997 in gebruik is genomen, moet door middel van een controlelampje of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt

Visuele dan wel auditieve controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

J

In de artikelen 5.2.65, 5.3.65, 5.3a.65 en 5.5.65 komt de kolom ‘Wijze van Keuren’ van het tweede lid te luiden: Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

K

Artikel 5.2.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische personenauto’s mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste tot en met derde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

L

Artikel 5.3.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3.

Bedrijfsauto’s moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4.

Bedrijfsauto’s mogen in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2 dB(A). Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 30 tot en met 32, van toepassing.

Leden 4 en 5: Auditieve controle. Indien toepasbaar wordt met een geluidsmeter klasse 1 vastgesteld of het geluidsniveau niet wordt overschreden.

2. In het zevende lid vervalt ‘zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, en’.

M

In de artikelen 5.3.29, negende lid, en 5.3a.29, negende lid, wordt ‘stuurbekrachiger’ vervangen door: stuurbekrachtiger.

N

De artikelen 5.3.59 en 5.3a.59 worden als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De extra richtingaanwijzers, extra waarschuwingsknipperlichten en extra zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met het tiende lid tot vierde tot en met negende lid, vervalt het vierde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 1 tot en met 8’ vervangen door: Leden 1 tot en met 7.

O

Artikel 5.3.62 komt te luiden:

Artikel 5.3.62

 

Eisen

Wijze van Keuren

1.

Het ingeschakeld zijn van de grote lichten indien de bedrijfsauto na 31 december 1997 in gebruik is genomen, de mistvoorlichten indien de bedrijfsauto na 31 december 2012 in gebruik is genomen, en het mistachterlicht of de mistachterlichten moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

Het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers of de waarschuwingsknipperlichten, indien de bedrijfsauto na 31 december 1997 in gebruik is genomen, moet door middel van een controlelampje of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt

Visuele dan wel auditieve controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

P

Artikel 5.3.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische bedrijfsauto’s mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met vijfde lid’ vervangen door: eerste tot en met zesde lid.

4. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 tot en met 6’ vervangen door: Leden 2 tot en met 7.

Q

Artikel 5.3a.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3.

Bussen moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4.

Bussen mogen in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2 dB(A). Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 30 tot en met 32, van toepassing.

Leden 4 en 5: Auditieve controle. Indien toepasbaar wordt met een geluidsmeter klasse 1 vastgesteld of het geluidsniveau niet wordt overschreden.

2. In het zevende lid vervalt ‘zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, en’.

R

Artikel 5.3a.62 komt te luiden:

Artikel 5.3a.62

 

Eisen

Wijze van Keuren

1.

Het ingeschakeld zijn van de grote lichten indien de bus na 31 december 1997 in gebruik genomen is, de mistvoorlichten indien de bus na 31 december 2012 in gebruik is genomen, en het mistachterlicht of de mistachterlichten moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

Het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers of de waarschuwingsknipperlichten, indien de bus na 31 december 1997 in gebruik genomen is, moet door middel van een controlelampje of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele dan wel auditieve controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

S

Artikel 5.3a.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische bussen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste tot en met derde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

T

Artikel 5.4.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische motorfietsen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met vijfde lid’ vervangen door: eerste tot en met zesde lid.

4. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

U

Artikel 5.5.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3.

Driewielige motorrijtuigen moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4.

Driewielige motorrijtuigen mogen in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2 dB(A). Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 33 tot en met 35, van toepassing.

Leden 4 en 5: Auditieve controle. Indien toepasbaar wordt met een geluidsmeter klasse 1 vastgesteld of het geluidsniveau niet wordt overschreden.

2. In het zevende lid vervalt ‘zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, en’.

V

Artikel 5.5.57, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

  • g. extra zijrichtingaanwijzers aan beide zijkanten van het voertuig;.

W

Artikel 5.5.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische driewielige motorrijtuigen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met vijfde lid’ vervangen door: eerste tot en met zesde lid.

4. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 2 tot en met 6’ vervangen door: Leden 2 tot en met 7.

X

Artikel 5.6.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische bromfietsen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste tot en met derde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

Y

Artikel 5.6.99 komt te luiden:

Artikel 5.6.99

 

Eisen

Wijze van Keuren

1.

Aangewezen bromfietsen moeten zijn voorzien van een goed werkende bel of van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte.

Lid 1: Visuele en auditieve controle, waarbij de bel dan wel hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Aangewezen bromfietsen mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die er toe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van de bromfiets te voorkomen.

Leden 2 tot en met 4: visuele en auditieve controle.

3.

Hybride elektrische of elektrische aangewezen bromfietsen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem.

 

4.

Aangewezen bromfietsen mogen niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste tot en met het derde lid.

 

Z

Artikel 5.7.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische motorrijtuigen met beperkte snelheid mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste tot en met derde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

AA

Artikel 5.8.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hybride elektrische of elektrische landbouw- of bosbouwtrekkers mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste tot en met derde lid.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 2 en 3’ vervangen door: Leden 2 tot en met 4.

BB

Artikel 5.10.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Hybride elektrische of elektrische gehandicaptenvoertuigen mogen zijn voor zien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met derde lid’ vervangen door: eerste tot en met vierde lid.

3. In de kolom ’Wijze van Keuren’ wordt ‘Lid 3 en 4’ vervangen door: Leden 3 tot en met 5.

CC

In artikel 5.12.31, eerste lid, wordt na ‘Aanhangwagens’ ingevoegd:, met uitzondering van opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt,.

DD

Na artikel 5.12.31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.12.31a

  • 1. Opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een reminrichting.

  • 2. De reminrichting, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 5.12.31.

EE

Artikel 5.12.39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘aanhangwagens’ ingevoegd:, met uitzondering van opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt,.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘een veerrem’ ingevoegd: die ten minste op de wielen van één niet hefbare as werkt en.

FF

Na artikel 5.12.39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.12.39a

  • 1. Opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een vastzetinrichting.

  • 2. De vastzetinrichting, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 5.12.39.

GG

Artikel 5.12.57, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel q komt te luiden:

  • q. volledige contourmarkering, gedeeltelijke contourmarkering of lijnmarkering aan de zijkant van het voertuig en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig, voor zover deze niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht is. Hierbij is bijlage VIII, artikel 153, achtste lid, van toepassing;

2. Aan het lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • r. lijnmarkering aan de voorkant. Hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing.

3. In de kolom ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Onderdelen m tot en met q’ vervangen door: Onderdelen m tot en met r.

HH

Aan artikel 5.12.59, zevende lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De lijnmarkering aan de voorzijde is wit.

II

Artikel 5.13.51, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

  • g. één mistachterlicht in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;.

JJ

In artikel 5.18.7, eerste lid, wordt na ‘bedrijfsauto met een technisch toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg,’ ingevoegd: bus of.

KK

Artikel 5.18.18a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘de totale massa van aanhangwagens of’ vervangen door ‘de totale massa van aanhangwagens,’ en wordt na ‘bedrijfsremsysteem’ ingevoegd:, of de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van middenasaanhangwagens met een bedrijfsrem.

2. In het tweede lid wordt ‘de totale massa van aanhangwagens of’ vervangen door ‘de totale massa van aanhangwagens,’ en wordt na ‘bedrijfsremsysteem’ ingevoegd:, of de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van middenasaanhangwagens.

LL

In artikel 5.18.33 wordt na ‘Aanhangwagens’ ingevoegd:, niet zijnde opleggers,.

MM

Aan artikel 6.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De in het tweede en derde lid bedoelde voertuigen moeten zijn goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg.

NN

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 5. Een personenauto, bedrijfsauto of bus moet bij wijziging in de constructie tevens voldoen aan de in bijlage IX, hoofdstuk 3, artikel 3, onderdeel b, opgenomen eisen ten aanzien van het weggedrag, voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het veilig gebruik van het voertuig.

  • 6. Een motorfiets moet bij wijziging in de constructie tevens voldoen aan de in bijlage IX, hoofdstuk 5, titel 2, artikel 6, opgenomen eisen ten aanzien van het weggedrag voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het veilig gebruik van het voertuig.

2. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing op bromfietsen en driewielige motorrijtuigen.

  • 8. In afwijking van artikel 6.1, eerste lid, mag een wijziging in de constructie van motorfietsen waarbij het vermogen afwijkt van de in het kentekenregister geregistreerde oorspronkelijke waarde worden aangetoond door middel van een verklaring, afgegeven door de fabrikant van het voertuig of de vertegenwoordiger van die fabrikant in Nederland, waaruit blijkt dat de wijziging volgens fabrieksvoorschriften is uitgevoerd en het gewijzigde vermogen voorkomt in een typegoedkeuring.

OO

Artikel 7.1, derde en vierde lid, komen te luiden:

3.

Het chassis, frame dan wel de zelfdragende carrosserie moet de oorspronkelijke maatvoering hebben.

De maatvoering van het chassis dan wel de bodemplaat van de zelfdragende carrosserie wordt met daartoe bestemde meetapparatuur gemeten. De relevante meetpunten aan de onderzijde van het voertuig worden gecontroleerd. De toegestane afwijking van de meetpunten van de voertuigbodem bedraagt 10 mm in zowel de lengte-, breedte-, als hoogterichting.

4.

De wielstanden moeten overeenkomen met de fabrieksgegevens.

De wielstanden worden met daartoe bestemde meetapparatuur gemeten. De volgende waarden worden vastgesteld:

a. de totale sporing van de voorwielen;

b. de totale sporing van de achterwielen;

c. de wielvlucht van elk wiel; en

d. de rijlijn van de achterwielen.

Voor de sporing geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde links en rechts maximaal 1º verschillen.

Voor de wielvlucht van elk wiel geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde links en rechts maximaal 1º verschillen.

Voor de rijlijn geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde 1º zijn.

PP

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De langs- en dwarsliggers en asbevestigingen van het chassisraam en alle profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen, per langs- of dwarsligger, per asbevestiging, dan wel per profiel, niet meer roestschade hebben dan het percentage, vermeld in annex 2.

2. In artikel 15, vierde lid, en artikel 25, eerste en tweede lid, wordt na ‘langs- en dwarsliggers’ ingevoegd: en asbevestigingen.

3. In artikel 41, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘brandstofdoseringssysteem, dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen’ vervangen door: emissiebestrijdingssysteem, dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde.

4. In artikel 57, vierde lid, wordt ‘toegestane maximummassa van meer 3.500 kg’ vervangen door: toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg.

5. De artikelen 62, 79 en 80 vervallen.

6. Artikel 109, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien het voertuig uitschuifbaar is, worden het eerste lid, onderdeel e, en artikel 108 buiten beschouwing gelaten indien het voertuig is uitgeschoven.

7. Artikel 109, derde lid, vervalt.

8. In artikel 110, eerste lid, onderdeel e, wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende: De bovenzijde van de bevestigingspunten van een verwisselbare opbouw wordt daarbij als bovenbouw beschouwd.

9. Artikel 110, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien het voertuig uitschuifbaar is, worden het eerste lid, onderdeel g, en artikel 108 buiten beschouwing gelaten indien het voertuig is uitgeschoven.

10. Artikel 110, derde lid, vervalt.

11. Artikel 110, vierde lid, wordt vernummerd tot derde lid.

12. Figuur 30a vervalt.

13. Aan artikel 153, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien het niet mogelijk is de lijnen loodrecht op elkaar aan te brengen, moet zoveel mogelijk de contour van het voertuig worden gevolgd.

14. In artikel 153, zesde lid, wordt ‘2,10 m’ vervangen door: 2,50 m.

15. Annex 2, behorend bij artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

Annex 2, behorend bij artikel 15, eerste lid

Motorvoertuigen met een volledig dragend chassis, ongeacht de massa, alsmede aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg; langs- en dwarsliggers en asbevestigingen.

Te beoordelen langs- en dwarsliggers en asbevestigingen

Maximum toegestane dikteafname van het materiaal ten opzichte van de oorspronkelijke dikte

Dwarsliggers

Langsliggers

Asbevestigingen

Alle profielen die deel uitmaken van een ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat

30%

20%

20%

20%

QQ

Artikel 6 van bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op bromfietsen en driewielige motorrijtuigen.

ARTIKEL II

Artikel 30, derde lid, onder f, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK komt te luiden:

  • f. indien het voertuig is afgekeurd:

    • 1°. de afkeurpunten;

    • 2°. de reparatiepunten;

    • 3°. de adviespunten;

    • 4°. de reparatieadviespunten.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, mw. drs. M.H. Schultz van Haegen

TOELICHTING

Hoofdstuk I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling bevat wijzigingen van uiteenlopende aard in de voertuig-regelgeving. Zo wordt in de regeling, vooruitlopend op totstandkoming van Europese regelgeving op dit gebied, geregeld dat hybride elektrisch of elektrisch aangedreven voertuigen mogen worden voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem, bedoeld om voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers te informeren dat het voertuig in beweging is. De permanente voertuigeisen worden op diverse onderdelen in lijn gebracht met de internationale en Europese toelatingseisen. Ten slotte strekt de regeling tot het aanbrengen van een aantal verbeteringen en het ongedaan maken van een aantal omissies in de regelgeving. Onduidelijkheden of onjuistheden die in de dagelijkse praktijk zijn geconstateerd, zijn verzameld en hebben gediend als basis voor de thans aangebrachte wijzigingen. In het artikelsgewijs deel van de toelichting wordt nader op de diverse wijzigingen ingegaan.

2. Inhoudelijke nalevingskosten en administratieve lasten

Permanente eisen

De permanente eis met betrekking tot overberemming bij personenauto’s, bussen, bedrijfsauto’s, driewielige voertuigen en zware aanhangwagens vervalt. Dit betekent dat naleving van dit voorschrift niet langer gecontroleerd wordt bij de algemene periodieke keuring (hierna: APK). Overberemming komt als gevolg van de toepassing van modernere remsystemen in de praktijk namelijk vrijwel niet meer voor. Gemiddeld kost het de APK-keurmeester 1,26 minuten om te controleren of een voertuig aan deze eis voldoet of niet. Het betreft 6.800.000 voertuigen die in 2013 gekeurd moeten worden. Het uurtarief bedraagt € 45. Deze wijziging levert een structurele vermindering van inhoudelijke nalevingskosten op voor APK-erkenninghouders van in totaal € 6.426.000. per jaar. Deze vermindering van de kosten wordt niet noodzakelijkerwijs doorberekend aan burgers.

Gebruikseisen

De aanpassingen in de gebruikseisen leiden niet tot een lastenverzwaring of lastenverlichting.

Wijziging constructie

Het wijzigen van het motorvermogen van motorfietsen en driewielige motorrijtuigen wordt niet langer een keuringsplichtige handeling. In plaats daarvan mag het gewijzigde vermogen worden aangetoond door middel van een verklaring van de fabrikant. Een keuring van aangepaste vermogen kost tot nu toe € 235. Het betreft jaarlijks circa 25 keuringen. Deze aanpassing van de regelgeving levert een besparing op inhoudelijke nalevingskosten voor burgers van € 5875 op.

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

3. Notificatie

De regeling bevat geen nieuwe of aanvullende technische eisen die niet rechtstreeks voortvloeien uit dwingende Europese regelgeving. Derhalve zijn geen eisen geformuleerd die handelsbelemmerend zouden kunnen werken. Als gevolg hiervan is melding aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEU 1998. L 204) niet aan de orde.

Hoofdstuk II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, onder 1, GG, HH en PPP, onder 13 en 14 (wijziging van de artikelen 1.1, 5.12.57, 5.12.59 en artikel 153 van bijlage VIII van de Regeling voertuigen)

Als gevolg van een aanpassing van VN/ECE-reglement nr. 48 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen wat de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen betreft1 (hierna: VN/ECE-reglement nr. 48 inzake verlichting), wordt een lijnmarkering aan de voorzijde van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg met ingang van 30 januari 2013 toegestaan bij de goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg. De permanente eisen zijn dienovereenkomstig aangepast. Indien een lijnmarkering aan de voorzijde aanwezig is, dan dient deze wit te zijn. Tevens zijn de definitie van ‘opvallende markering’ en de inhoud van artikel 153 in bijlage VIII aangepast.

Onderdeel A, onder 2 (wijziging van artikel 1.1 van de Regeling voertuigen)

Een definitie is opgenomen van seriehybride voertuigen en van het begrip systeem. Deze laatste term worden veelvuldig gebruikt in het kader van het goedkeuringsproces en vloeit voort uit de zogeheten kaderrichtlijnen 2007/46/EG, 2002/24/EG en 2003/37/EG.

Onderdeel B (wijziging van artikel 3.11 van de Regeling voertuigen)

Bijlage IIID bij de Regeling voertuigen bevat de eisen voor een nationale kleine serie typegoedkeuring voor voertuigen voor speciale doeleinden. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PbEU 2007, L 263) (hierna: kaderrichtlijn 2007/46/EG). Door in artikel 3.11 te verwijzen naar bijlage IIID en bijlage IIIA wordt duidelijk gemaakt dat voertuigen voor speciale doeleinden moeten voldoen aan de eisen in bijlage IIID, tenzij in bijlage IIIA lichtere eisen zijn geformuleerd.

Onderdeel C (wijziging van artikel 5.1a.4 van de Regeling voertuigen)

Als gevolg van een aanpassing van VN/ECE-reglement nr. 48 inzake verlichting zijn met ingang van 9 december 2010 nieuwe eisen gesteld aan de onderlinge afstand van lichten wanneer zij zijn gegroepeerd. Om te voorkomen dat voertuigen onterecht worden afgekeurd, moeten de permanente eisen hierop worden aangepast. Het betreft een versoepeling van de eis.

Onderdelen D, L, Q en U (wijziging van de artikelen 5.2.11, 5.3.11, 5.3a.11 en 5.5.11 van de Regeling voertuigen)

Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PbEU 2010, L 173) schrijft in bijlage II, punt 8.1.1. met betrekking tot het geluidsonderdrukkingssysteem (de uitlaat) voor dat het geluidsniveau gecontroleerd wordt tijdens de APK. Het betreft een subjectieve beoordeling door de keurmeester. Als de keurmeester van mening is dat het geluidsniveau dubieus is, moet een geluidstest met een geluidsmeter worden uitgevoerd. In de Wijze van Keuren wordt opgenomen dat het geluidsniveau van personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen gecontroleerd wordt tijdens de APK indien een daarvoor geschikt meetmiddel beschikbaar is.

Voorts is gebleken dat het tijdens de controle van de permanente eisen niet mogelijk om vast te stellen of het voertuig is uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen. Onder brandstofdoseringssyteem vallen onder andere sensoren, inspuitsysteem en motormanagementsysteem. Om die reden wordt dit vereiste geschrapt uit de permanente eisen.

Onderdeel E (wijziging van artikel 5.2.27 van de Regeling voertuigen)

Als gevolg van kaderrichtlijn 2007/46/EG worden sinds 1 mei 2009 bepaalde categorieën voertuigen, in het bijzonder kampeerwagens, met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg, als personenauto geregistreerd. Deze voertuigen kunnen zijn voorzien van banden waarvan de fabrikant aangeeft dat het naprofileren van deze banden is toegestaan. Het huidige artikel 5.2.27, vijfde lid staat dit niet toe. De wijziging van artikel 5.2.27, vijfde lid, voorziet in deze versoepeling van de regelgeving.

Onderdelen F en PP, onder 5 (wijziging van de artikelen 5.2.38, 5.3.38 en 5.3a.38 en schrappen van de artikelen 62, 79 en 80 in bijlage VIII van de Regeling voertuigen)

De eis met betrekking tot overberemming van een achteras is sterk verouderd. Het overberemd zijn van een achteras komt bij de huidige generatie voertuigen nauwelijks meer voor door de toepassing van verbeterde technieken. De toegevoegde waarde van deze eis weegt daarom niet meer op tegen de tijdsinspanning die nodig is voor de berekening hiervan bij voertuigen die voor een APK worden aangeboden.

Onderdelen G, H, N en V (wijziging van de artikelen 5.2.57, 5.2.59, 5.3.57, 5.3.59, 5.3a.57, 5.3a.59 en 5.5.57 van de Regeling voertuigen)

Als gevolg van een wijziging van VN/ECE-reglement nr. 48 inzake verlichting zijn met ingang van 14 februari 2011 bij goedkeuring voor toelating tot de weg de regels met betrekking tot het aantal zijrichtingaanwijzers op bepaalde categorieën voertuigen versoepeld. In de permanente eisen worden in navolging daarvan extra zijrichtingaanwijzers op personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen toegestaan. De artikelen zijn tevens tekstueel vereenvoudigd.

Onderdelen I en O (wijziging van de artikelen 5.2.62 en 5.3.62 van de Regeling voertuigen)

De verplichting tot het hebben van een controlelamp voor de grote lichten geldt enkel voor voertuigen die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen.

Onderdeel J (wijziging van de artikelen 5.2.65, 5.3.65, 5.3a.65 en 5.5.65 van de Regeling voertuigen)

Met ingang van 1 juli 2010 mogen motorvoertuigen niet zijn voorzien van lichtarmaturen voor blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten, ook indien de lamp uit de armatuur is verwijderd (Stcrt. 2010, 6724). Alleen motorvoertuigen als bedoeld in de artikelen 29, eerste lid, en 30b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), de zogenaamde ‘voorrangsvoertuigen’, mogen zijn uitgerust met blauwe zwaai-, flits- en knipperlichten en armaturen daarvoor. Dit verbod beoogt misbruik van optische en geluidssignalen en verwarring bij medeweggebruikers te voorkomen. De wegbeheerder(s) zijn bevoegd ontheffing te verlenen van dit verbod op grond van artikel 149 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 9.1 en 5.1.1, eerste lid, onder c, van de Regeling voertuigen. Tijdens de APK wordt niet langer gecontroleerd op de aanwezigheid van een lichtarmatuur voor blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten op een voertuig. De eisen met betrekking tot de voorgeschreven en toegestane verlichting blijven onverkort gelden. Met deze wijziging wordt voorkomen dat voertuigen met een ontheffing worden afgekeurd.

Onderdelen K, P, S, T, W, X, Y en Z (wijziging van de artikelen 5.2.71, 5.3.71, 5.3a.71, 5.4.71, 5.5.71, 5.6.71, 5.6.99 en 5.7.71 van de Regeling voertuigen)

Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen kunnen met name bij lagere snelheden de verkeersveiligheid van voetgangers en kwetsbare weggebruikers nadelig beïnvloeden, vanwege het geringe geluid dat zij dan voortbrengen. Om dit te voorkomen zijn sommige voertuigen (met name voertuigen afkomstig van buiten de EU) voorzien van een akoestisch waarschuwingssignaal om de voetgangers en kwetsbare weggebruikers te attenderen op het in beweging zijn van het elektrische of hybride elektrische voertuig. Met deze wijziging van de permanente eisen wordt een dergelijke voorziening toegestaan.

Onderdeel M (wijziging van de artikelen 5.3.29 en 5.3a.29 van de Regeling voertuigen)

De wijziging betreft de correctie van een spelfout.

Onderdeel R (wijziging van artikel 5.3a.62 van de Regeling voertuigen)

Bij de implementatie van Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PbEU 2010, L 173) is abusievelijk verzuimd de verplichting voor het controleren van het controlelampje van de mistvoorlichten ook door te voeren voor de categorie bussen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt dit artikel in lijn te brengen met de artikelen uit de overige afdelingen.

Onderdelen CC, DD, EE onder 1 en FF (wijziging van de artikelen 5.12.31 en 5.12.39 en nieuwe artikelen 5.12.31a en 5.12.39a van de Regeling voertuigen)

Aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moeten voldoen aan de permanente eisen uit afdeling 12 van hoofdstuk 5, waarin onder andere de aanwezigheid van een remsysteem en een vastzetinrichting wordt geëist. Opleggers en middenasaanhangwagens worden in een Europese voertuigcategorie ingedeeld op basis van de verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen. Een oplegger met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, maar een aslast van 750 kg of minder wordt daardoor ingedeeld in de voertuigcategorie O1. Op een aanhangwagen uit de voertuigcategorie O1 hoeft ingevolge Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEU 1971, L 202) geen remsysteem en geen vastzetinrichting gemonteerd te worden. In artikel 5.12.31, eerste lid, wordt echter voor een dergelijke aanhangwagen wel een remsysteem vereist. Artikel 5.12.39, eerste lid, vereist daarnaast een vastzetinrichting. Deze wijziging brengt de nationale, permanente eisen in lijn met de minder zware Europese toelatingseisen. In het geval dat aanhangwagens die zijn uitgezonderd van de verplichting tot een remsysteem dan wel een vastzetinrichting, toch van een dergelijke inrichting zijn voorzien, zijn de technische eisen daarop van toepassing.

Onderdeel EE, onder 2 (wijziging van artikel 5.12.39 van de Regeling voertuigen)

Bij een aanhangwagen welke is voorzien van een veerrem als vastzetinrichting is het niet duidelijk op hoeveel wielen deze veerrem ten minste moet werken. De in artikel 5.12.39, tweede lid, opgenomen wijziging voorziet daarin.

Onderdeel II (wijziging van artikel 5.13.51 van de Regeling voertuigen)

Dit betreft een tekstuele verbetering.

Onderdeel JJ (wijziging van artikel 5.18.7 van de Regeling voertuigen)

Goederen kunnen aan de achterzijde van een bus worden vervoerd door middel van een skibox (artikel 5.3a.6, vijfde lid). In artikel 5.18.7 worden eisen gesteld aan het vervoer van goederen met lastdragers. Ook een skibox is een lastdrager waarvoor verkeersveiligheidseisen moeten gelden. Om die reden zijn de betreffende eisen van toepassing verklaard op bussen.

Onderdeel KK (wijziging van artikel 5.18.18a van de Regeling voertuigen)

Deze bepalingen zijn aangepast met het doel de handhaving met betrekking tot te zware aanhangwagens achter personenauto’s te verbeteren. Voorheen ontbrak de mogelijkheid om op te treden als de som van de aslasten van een aanhangwagen meer bedroeg dan de maximum te trekken massa. Slechts bij autonome aanhangwagens is dit mogelijk, en niet bij alle overige aanhangwagens, waaronder de veelvoorkomende middenasaanhangwagens. In het geval van aanhangwagens, niet zijnde autonome aanhangwagens, kon enkel worden opgetreden als de totale massa van de aanhangwagen het gestelde maximum overschreed. De totale massa kon echter alleen worden vastgesteld door de politie met behulp van een weegbrug. Dit was in de praktijk vaak lastig uitvoerbaar. De aslasten kunnen daarentegen worden vastgesteld door een meting ter plaatse met behulp van wiellastmeters.

Onderdeel LL (wijziging van artikel 5.18.33 van de Regeling voertuigen)

Artikel 5.18.33 was algemeen geformuleerd voor alle aanhangwagens en sloot opleggers van de voertuigcategorie O1 met een aslast van maximaal 750 kg en een totale massa van meer dan 750 kg niet uit. Deze categorie aanhangwagen hoeft echter ingevolge Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1971, L 202) niet voorzien te zijn van een remsysteem. Deze omissie is met de wijziging van dit artikel weggenomen.

Onderdeel MM (wijziging van artikel 6.1 van de Regeling voertuigen)

Met deze wijziging is een procedurele onduidelijkheid weggenomen. Naast de vermelde wijzigingen in paragraaf 2, moeten ook de wijzigingen in de constructie omschreven in het tweede en derde lid van artikel 6.1 worden goedgekeurd voor toelating. Deze omissie in de regelgeving ten opzichte van de vaststaande, huidige praktijk, is met deze wijziging ongedaan gemaakt. Door het voertuig te keuren wordt voorkomen dat voertuigeigenaren onterecht in het kentekenregister geregistreerd blijven.

Onderdelen NN en QQ (wijziging van artikel 6.3 en bijlage IX van de Regeling voertuigen)

In het nieuwe achtste lid is bepaald dat een wijziging in het vermogen van motorfietsen kan worden aangetoond door middel van een fabrieks- of importeursverklaring. Dit betreft een uitzondering op de regel dat grotere wijzigingen in het vermogen van motorvoertuigen gekeurd moeten worden via een individuele wijzigingskeuring waarbij de vermogensmeting aan het achterwiel plaatsvindt (volgens wijze van keuren individueel), dan wel via een Goedkeuring Wijziging Constructie (GWC) waarbij de vermogensmeting aan de krukas plaatsvindt (volgens wijze van keuren Nationale Kleine serie).

De overige wijzigingen van artikel 6.3 betreffen tekstuele verbeteringen.

Voorts is bijlage IX, hoofdstuk 5, titel 2, artikel 6 van de Regeling voertuigen aangepast. Dit artikel was alleen van toepassing op motorfietsen. Ook bromfietsen en driewielige motorrijtuigen worden echter op deze wijze beoordeeld in het geval van een vergroting van de wielbasis. Om die reden is het artikel van overeenkomstige toepassing verklaard op deze voertuigcategorieën.

Onderdeel OO (wijziging van artikel 7.1 van de Regeling voertuigen)

Schadevoertuigen dienen na herstel van de schade te worden gekeurd door de RDW om weer te worden toegelaten tot de weg. Deze keuring vindt plaats op een keuringsstation van de RDW. De Wijze van Keuren van deze schadevoertuigen wordt op twee punten gewijzigd. De maatvoering van het chassis, frame of zelfdragende carrosserie (derde lid) en de wielstanden (vierde lid) werden voorheen slechts visueel gecontroleerd. Inmiddels hebben de betreffende RDW keuringsstations de beschikking over meetapparatuur, waarmee de afwijkingen in de maatvoeringen van de carrosserie of het chassis en in de wielstanden nauwkeurig kunnen worden opgemeten. Dit maakt het mogelijk om eisen te stellen aan de metingen, zodat de juistheid en deugdelijkheid van het herstel van het schadevoertuig beter kan worden vastgesteld.

Het voornemen om deze technische eisen in te voeren, bestond reeds vóór de totstandkoming van de Regeling voertuigen in het kader van het programma Beter Geregeld. Om die reden zijn deze eisen reeds in dat kader gemeld aan de Europese Commissie (notificatienummer 2008/0455/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998, L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1990 (PbEG 1998, L 217).

Onderdeel PP (wijziging van bijlage VIII van de Regeling voertuigen)

Onder 1, 2 en 15 (artikelen 15 en 25 en Annex 2 bij artikel 15, eerste lid)

Uit artikel 15 bleek onvoldoende duidelijk in hoeverre asbevestigingen bij voertuigen met een volledig dragend chassis door corrosie mogen zijn aangetast. Door aanpassing van dit artikel en aanpassing van Annex 2, eerste lid, wordt hierin nu duidelijkheid gegeven. Voertuigen kunnen niet op verroeste asbevestigingen worden afgekeurd.

Onder 3 (artikel 41)

Deze wijziging bevordert de efficiency van de APK-keurmeesters.

Onder 4 (artikel 57)

Dit betreft een tekstuele verbetering.

Onder 6 tot en met 12 (artikelen 109 en 110 en figuur 30a)

De eisen in de artikelen 108, 109 en 110 komen niet overeen met afbeelding 30a. Bij uitgeschoven voertuigen worden de afstandsmaten zoals bedoeld in artikel 108, in artikel 109 eerste lid, onderdeel e, en artikel 110 eerste lid, onderdeel g, buiten beschouwing gelaten. Omdat de afbeelding 30a geen verduidelijking betreft en aanleiding kan geven tot verwarring, wordt deze geschrapt.

Artikel 110, eerste lid, onderdeel e, is gewijzigd en in overeenstemming gebracht met de gehanteerde werkwijze bij toelating. Tijdens een APK blijkt dat niet altijd de wisselbare opbouw van een voertuig aanwezig is. Bij toelating wordt bij het ontbreken van de wisselbare opbouw de bovenzijde van de bevestigingspunten van de wisselbare opbouw beschouwd als onderzijde van de opbouw. De permanente eisen zijn hiermee in overeenstemming gebracht met de toegepaste werkwijze bij toelating.

Artikel III

Vanaf 1 april 2012 is het alleen toegestaan om een keuringsrapport af te geven die door invulling via een PDF file uit het RDW-register wordt gegenereerd. Hierdoor is het keuringsrapport altijd gelijk aan de gegevens in het RDW-register. Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van gegevens zoals verwoord in artikel 30 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. De verplichting ontbreekt, om bij een voertuig dat is afgekeurd, de reparatie-, advies- en reparatieadviespunten te melden. Hierin is door deze aanpassing nu voorzien.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, mw. drs. M.H. Schultz van Haegen


X Noot
1

Te raadplegen via United Nations Economic Commission for Europe/Transport/Vehicle Regulations/Agreements Regulations and Rules/UNECE Regulation (www.unece.org/trans/main/wp29/wp29regs.html).

Naar boven