TOELICHTING
Algemeen
Actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep!
Voor deze kabinetsperiode is er sprake van een specifiek stimuleringsbeleid gericht op een beperkt aantal prioriteiten. Deze
beleidsprioriteiten zijn uitgewerkt in de actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020. Voor de komende periode is een belangrijke
ambitie dat de prestaties van de leerlingen over de hele linie omhoog gaan. Daarvoor moet de kwaliteit van het voortgezet
onderwijs verbeteren.
Het Actieplan Beter Presteren bevat een beperkt aantal gerichte maatregelen ter bevordering van een cultuur die te karakteriseren is aan de hand van drie,
nauw samenhangende hoofdpunten:
-
• een cultuur van opbrengstgericht werken, gericht op optimalisatie van de leerresultaten van alle leerlingen, en waarin een cruciale rol is weggelegd voor de docent,
-
• een ambitieuze leercultuur, met speciale aandacht voor topprestaties van de beste leerlingen en het hoog leggen van de lat,
-
• een cultuur van bewust kiezen, gericht op doelmatige en zo effectief mogelijke besteding van de schaarse middelen.
De leraar en de schoolleider zijn cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs, en onmisbaar voor de verbetering ervan. Het
actieplan Leraar 2020 – een krachtig beroep! beschrijft daarom aan de hand van 3 actielijnen hoe de professionele kwaliteit van de leraren en schoolleiders verbeterd
wordt, zodat de best mogelijke kwaliteit van onderwijs gerealiseerd wordt. Deze actielijnen laten zich als volgt samenvatten:
-
• De actielijn ‘De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd’ bevat onder meer verdere professionalisering
van leraren en schoolleiders en de invoering van een beroepsregister.
-
• In de actielijn ‘Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel’ staat het HRM-beleid (in relatie tot
het kwaliteitsbeleid) op schoolniveau centraal.
-
• In de actielijn ‘Er komen voldoende en goed opgeleide leraren’ is verdere kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen
aan de orde, waaronder de invoering van kennisbases en landelijke toetsen.
Bestuursakkoord tussen de VO-raad en de minister van OCW
Over de ambities en maatregelen uit de actieplannen zijn op bestuursniveau afspraken met de VO-raad gemaakt en vastgelegd
in het Bestuursakkoord. De intentie daarbij is dat scholen ruimte hebben de landelijke prioriteiten te vertalen naar het eigen
schoolbeleid en dat ze daarbij uit kunnen gaan van hun startsituatie. De afspraken hebben betrekking op jaren 2012 tot en
met 2015. Het Bestuursakkoord legt de gezamenlijk ambities voor de sector voortgezet onderwijs voor de komende periode vast,
gekoppeld aan meetbare streefdoelen. Daarnaast is vastgelegd op welke wijze de minister en de VO-raad de schoolbesturen faciliteren
en randvoorwaarden creëren om de vastgelegde streefdoelen te realiseren. Het Bestuursakkoord legt eveneens vast op welke wijze
scholen verantwoording afleggen en hoe de voortgang binnen de sector inzichtelijk wordt gemaakt. Ten slotte is ook aangegeven
wat de gevolgen kunnen zijn als de vastgelegde streefdoelen niet worden gerealiseerd.
In de periode 2012–2015 zal operationeel en financieel prioriteit gelegd worden bij vijf landelijke speerpunten:
-
1. Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken én worden breed gevormd. Er zal gericht worden ingezet op de kernvakken
Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen, waardoor de leerprestaties van alle leerlingen op die vakken aantoonbaar verbeteren.
-
2. Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen, dat wil zeggen dat ze opbrengstgericht werken.
Ten minste 50% van de scholen zal in 2015 voldoen aan alle criteria die de Inspectie hanteert voor ‘opbrengstgericht werken’.
-
3. Alle leraren zijn in staat opbrengstgericht te werken en het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas, niet alleen
ten behoeve van de gemiddelde leerlingen, maar ook van de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen.
-
4. Op de scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund.
De leerprestaties van de 20% best presterende vwo-leerlingen stijgen aantoonbaar.
-
5. Op scholen is sprake van een lerende cultuur, waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren
van leraren en schoolleiders. Alle leraren en schoolleiders moeten gaan voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en systematisch
werken aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering). Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde.
Op basis van een midterm review zal uiterlijk 1 november 2013 worden besloten of de regeling ongewijzigd blijft voor de jaren
2014 en 2015 of dat de beschikbaar gestelde middelen onder andere en/of striktere voorwaarden worden toegekend. Het is eveneens
mogelijk dat het ondersteuningsprogramma wordt aangepast. Bij onvoldoende voortgang voeren de ondertekenaars van het bestuursakkoord
in ieder geval overleg over de oorzaken van het gebrek aan voortgang en welke acties nodig zijn om tot verbetering te komen
op sectorniveau.
Ondersteuning van de scholen (Programma School aan Zet)
Bij de vertaling van de landelijke prioriteiten uit het Bestuursakkoord naar schoolbeleid respectievelijk de uitvoering ervan,
zullen scholen ondersteund worden. Er is een ondersteuningsprogramma ingericht, genaamd School aan Zet. Het programma heeft als opdracht scholen die dat wensen te ondersteunen bij het vertalen van de overeengekomen sectordoelstellingen
uit het Bestuursakkoord naar schoolspecifieke doelstellingen, en een adequate aanpak te ontwikkelen om deze doelstellingen
te bereiken. Scholen kunnen kosteloos gebruik maken van de ondersteuningsdiensten van School aan Zet. Op basis van de behoefte van de scholen, verwijst School aan Zet door naar andere partijen die over specifieke deskundigheid beschikken. Voor het aanbod van deze (en andere) partijen die
scholen kunnen inzetten bij het realiseren van hun ambities kunnen besturen de middelen uit de Prestatiebox inzetten.
Ondersteuning van de scholen door de VO-raad
De afspraken in het Bestuursakkoord krijgen op schoolniveau handen en voeten: dáár gebeurt het immers. Door het formuleren
van ambities wordt een gerichte kwaliteitsslag beoogd. De VO-raad stelt ter ondersteuning van haar leden een implementatieplan
op waarin begrippen worden uitgewerkt en vervolgstappen zorgvuldig worden beschreven. De VO-raad ontwikkelt verder bijvoorbeeld
ook een Plan van Aanpak voor de wijze waarop scholen vanaf 2012 die benodigde cultuur van opbrengstgericht werken kunnen realiseren.
Scholen zullen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke ambities vastleggen in hun schoolplan.
De VO-raad stelt in overleg met School aan Zet een handreiking beschikbaar om scholen te ondersteunen bij het opstellen van schoolspecifieke doelen en het operationaliseren
daarvan.
Om scholen te ondersteunen bij hun professionaliseringsproces ontwikkelt de VO-raad eveneens een aantal instrumenten ten behoeve
van bekwaamheidsontwikkeling van schoolleiders. Daarnaast draagt zij zorg voor de realisatie van een hoogwaardig, dekkend,
op de behoefte van scholen geënt opleidingsaanbod. Ook worden door de VO-raad leernetwerken ontwikkeld waar scholen ervaringen
kunnen uitwisselen en waar men terecht kan voor coaching, ‘twinning’ en peer reviews. Al deze zaken krijgen gestalte onder
de noemer ‘VO-academie’.
Prestatiebox
Alle scholen ontvangen middelen via deze regeling om invulling te geven aan de prioriteiten uit het Bestuursakkoord voor de
komende periode. Besturen hebben een grote mate van bestedingsvrijheid bij de inzet van middelen uit de Prestatiebox. Zij
zijn vrij om naar eigen inzicht prioriteiten te stellen binnen het geheel van speerpunten uit het Bestuursakkoord op basis
van hun huidige schoolsituatie. De scholen kunnen eigen accenten leggen wat betreft prioriteitsstelling en uitwerking zullen
rekenschap afleggen over hun voortgang op alle doelen uit het Bestuursakkoord. Deze aanpak is gericht op het zichtbaar maken
van de resultaten die scholen en leraren boeken, op het waarderen en belonen van kwaliteit, op het aanspreken van scholen
en leraren die achterblijven in prestaties en op het scheppen van randvoorwaarden om dit alles te bereiken.
Middelen
Voor de periode 2012 tot en met 2015 wordt jaarlijks een bedrag beschikbaar gesteld door het ministerie van OCW. Het gaat
om een bedrag van 110 miljoen in 2012, 130 miljoen in 2013, 132 miljoen in 2014 en 133 miljoen in 2015. De beschikbare middelen
uit de prestatiebox worden jaarlijks uiterlijk in de maand maart aan alle scholen verstrekt op basis van een bedrag per leerling.
Het bedrag per leerling wordt jaarlijks vastgesteld. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van
het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school. Eventuele aanpassingen naar aanleiding van de accountantsverklaringen
van de scholen worden door DUO op de reguliere wijze gecorrigeerd.
Monitoring en Verantwoording
Het ministerie van OCW draagt zorg voor het monitoren van de voortgang van het Bestuursakkoord. De bedoeling is dat jaarlijks
voor het eind van het kalenderjaar informatie beschikbaar is over de voortgang binnen de sector. Scholen leggen over de besteding
van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek van jaarrekening en jaarverslag.
Daarnaast legt de sector als geheel jaarlijks verantwoording af over de resultaten op sectorniveau. De mate van voortgang
wordt (in ieder geval) inzichtelijk gemaakt aan de hand van de door een onderzoeksbureau uitgevoerde midterm review in 2013
en een eindevaluatie in schooljaar 2014/2015. Het onderzoeksbureau gaat in bovengenoemde jaren na in hoeverre de in het Bestuursakkoord
afgesproken kwantitatieve tussen- en einddoelen zijn gerealiseerd.
In 2012 leggen alle scholen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke ambities uit het Bestuursakkoord
vast in hun schoolplan. Zoals in het Bestuursakkoord is vastgelegd bevat het schoolplan in ieder geval informatie over de
ambities van de school voor elk van de vijf landelijke streefdoelen. Een onderzoeksbureau zal de schoolplannen steekproefsgewijs
beoordelen en op basis daarvan een beeld schetsen van het ambitieniveau van de sector.
Op basis van een zogenaamde midterm review na de zomer van 2013 wordt besloten op welke wijze de middelen uit de Prestatiebox in de jaren 2014 en 2015 beschikbaar worden
gesteld. Tegenvallende resultaten op sectorniveau kunnen ertoe leiden dat er andere voorwaarden worden gehanteerd met betrekking
tot de beschikbaarstelling van de aanvullende middelen in de resterende jaren. Eveneens kan dit gevolgen hebben voor de wijze
waarop het ondersteuningsprogramma School aan Zet wordt ingezet. Het is niet aan de orde dat middelen uit de prestatiebox worden teruggevorderd als blijkt dat de streefdoelen
op sectorniveau niet gehaald worden. Wel gelden de voorschriften voor rechtmatige besteding van de middelen in de zin van
de Wet Voortgezet Onderwijs.
Tot slot vindt in het schooljaar 2014/2015 een evaluatie plaats, waarin onderzocht wordt of de beoogde resultaten op landelijk
niveau gehaald zijn.
Belangrijk streven bij de inrichting van de monitor is dat de administratieve lasten beperkt blijven. Daarom wordt er gebruik
gemaakt van informatie die voortvloeit uit bestaande toezichts- en verantwoordingsinstrumenten en gegevens die centraal geregistreerd
staan. In aanvulling op reguliere bronnen, zoals DUO, de Inspectie en PISA, wordt eveneens gebruik gemaakt van de (algemene)
informatie die beschikbaar komt via de VO-raad en het ondersteuningsprogramma School aan Zet.
Schoolplannen
In het Bestuursakkoord is afgesproken dat scholen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke
ambities vastleggen in hun schoolplan. Hierin wordt in ieder geval informatie opgenomen over de uitgangssituatie, de ambities,
geplande maatregelen en de inzet van middelen om deze prestaties te realiseren (zowel de middelen uit de prestatiebox als
de reguliere middelen) op het niveau van de school. Schoolbesturen dragen er zorg voor dat op schoolniveau streefdoelen en
ontwikkelplannen worden geformuleerd en scholen dragen zorg voor de uitvoering daarvan.
De VO-raad stelt in overleg met School aan Zet begin 2012 een handreiking beschikbaar om scholen te ondersteunen bij het opstellen van eigen ambities en het operationaliseren
daarvan. Dit bevat de volgende onderdelen:
-
• Het uitvoeren van een ‘nulmeting’ en analyse van de huidige stand van zaken op de school, waar mogelijk gerelateerd aan een
landelijke benchmark. Om goede ambities te kunnen formuleren als school (waar wil je heen) is het belangrijk te weten waar
de school staat. Op de ambities die we met elkaar hebben bepaald in paragraaf 2 van het Bestuursakkoord kunnen scholen via
Vensters voor Verantwoording hun uitgangspositie bepalen.
-
• Ambitieuze schooleigen streefdoelen:
-
• Beschrijving van de geplande maatregelen om die streefdoelen te realiseren.
-
• Beschrijving van de inzet van middelen ten behoeve hiervan, zowel uit de prestatiebox als uit de reguliere bekostiging.
Excellente en hoogbegaafde leerlingen
Het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van het bevorderen van excellentie en hoogbegaafdheid is bestemd voor
de 20% best presterende vwo leerlingen. Scholen ontvangen echter middelen op basis van het totaal aantal VWO leerlingen in
het vierde, vijfde en zesde leerjaar (bovenbouw VWO). Voor deze verdeelsleutel is gekozen omdat niet op alle scholen in de
onderbouw een scheiding van sectoren is opgenomen en het aantal vwo leerlingen in de onderbouw niet is vast te stellen. Hoewel
de regeling voor de bekostiging uitgaat van leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar zijn scholen vrij om de middelen
breder binnen de vwo afdeling van hun school in te zetten. Zeker aangezien het zeer aannemelijk is dat leerlingen die excelleren
in de onderbouw ook in de bovenbouw bij de beste leerlingen behoren. Deze kans neemt alleen maar toe wanneer talentvolle vwo
leerlingen al in een vroeg stadium de juiste begeleiding en ondersteuning ontvangen. Uitgangspunt blijft echter wel dat de
middelen primair ten goede dienen te komen aan de 20% best presterende leerlingen binnen de vwo afdeling van de scholen.
Administratieve Lasten
Onder administratieve lasten wordt verstaan ‘tijd en geld gemoeid met het voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid’.
Bij de voorbereiding van deze ministeriële regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen,
bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten.
OCW voorziet voor deze regeling in verband met het schoolplan (2012), de midterm review (2013), de eindevaluatie (2014/2015)
en de verantwoording in de jaarrekening en de jaarverslaglegging een lichte verhoging van het administratieve lastenbedrag
ten opzichte van de huidige situatie met € 71.000.
Scholen worden verplicht om in 2012 hun ambities op de vijf landelijke streefdoelen in hun schoolplan vast te leggen. Het
schoolplan heeft een wettelijke basis in de WVO. Door streefdoelen en verbeteracties op te nemen in het schoolplan, wordt
aangesloten bij de reguliere verantwoordingssystematiek op schoolniveau, waardoor de extra administratieve lasten beperkt
blijven. In overeenstemming met de reguliere interne governance heeft de medezeggenschapsraad instemmingsrecht op wijziging
en vaststelling van het schoolplan en moet het gewijzigde of vastgestelde schoolplan aan de Inspectie van het Onderwijs gezonden
worden.
Als onderdeel van de midterm review en de eindevaluatie wordt door een onderzoeksbureau een enquête gehouden bij een representatief
deel van de scholen (circa 150). De verwachting is dat scholen die voor deze steekproef worden benaderd ongeveer twee uur
besteden aan het invullen van vragenlijsten, het afnemen van interviews en het verstrekken van (aanvullende) informatie. De
informatie uit de steekproef wordt gebruikt in samenhang met gegevens die de scholen in de huidige situatie al moeten aanleveren
(en veelal beschikbaar komen via DUO en/of de Inspectie van het Onderwijs). Hiermee wordt getracht de administratieve lasten
voor de scholen en andere betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.
Scholen leggen over de besteding van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek
van jaarrekening en jaarverslag. Door aan te sluiten bij de reguliere systematiek blijft de verhoging van de administratieve
lasten tot een absoluut minimum beperkt.
Vaste Verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De regeling kon echter niet twee maanden van te voren gepubliceerd worden, omdat de besluitvorming rond de desbetreffende
onderdelen pas in december 2011 bekend is geworden. Dit is een voorziene afwijking van de procedure rond de vaste verandermomenten.
Artikelsgewijs
Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging
Op basis van artikel 2 van deze regeling kan een school een eigen en bij de situatie van de school passende keuze maken ter
(verdere) verbetering van alle in het Bestuursakkoord genoemde doelen. Afhankelijk van de schoolontwikkeling op een bepaalde
beleidsprioriteit kan een school bij de ene beleidsprioriteit een hogere ambitie formuleren dan bij de andere. Een school
kan eigen accenten leggen in de besteding van de middelen. Scholen kunnen uiteraard aansluiting zoeken bij bredere (bestaande)
initiatieven gericht op verbeteringen. Om scholen hierbij te ondersteunen zijn de streefdoelen op sectorniveau vertaald naar
afspraken en meetbare indicatoren. In bijlage I is een tabel uit het Bestuursakkoord opgenomen waarin de afspraken en meetbare indicatoren per doel zijn weergegeven.
Artikel 3. Beschikbare middelen per leerling
De in artikel 3 opgenomen bedragen worden jaarlijks vastgesteld door de minister. Het bedrag per leerling in artikel 3 eerste
lid sub a wordt per jaar bepaald door het beschikbare budget te delen door het aantal leerlingen. Het bedrag per leerling
in artikel 3 eerste lid sub b wordt per jaar bepaald door het budget voor excellente vwo-leerlingen te delen door het aantal
vwo-leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober
van het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school.
De bedragen voor alle leerlingen en voor vwo-leerlingen in de vierde, vijfde en zesde leerjaar voor het jaar 2012 zijn als
volgt opgebouwd:
Professionalisering leraren
|
€ 15 miljoen
|
Professionalisering schoolleiders
|
€ 10 miljoen
|
Opbrengstgericht werken
|
€ 20 miljoen
|
Beter presteren en ambitieuze leercultuur
|
€ 52 miljoen
|
Bèta en techniek
|
€ 5 miljoen
|
|
|
Totaal
|
€ 102 miljoen
|
Totaal leerlingen
|
925.100
|
|
|
Bedrag per leerling
|
€ 110.26
|
|
|
Excellentie/ hoogbegaafde leerlingen
|
€ 8 miljoen
|
|
|
Totaal
|
€ 8 miljoen
|
Totaal vwo-leerlingen bovenbouw
|
121.300
|
|
|
Bedrag per leerling
|
€ 66.00
|
Artikel 5. Beschikking en betaling
De aanvullende bekostiging wordt ambtshalve verstrekt. Scholen hoeven dus geen aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen
voor de aanvullende bekostiging in het kader van deze regeling. De scholen ontvangen uiterlijk in maart gelijktijdig met de
reguliere beschikking een beschikking voor de aanvullende bekostiging van het betreffende jaar. Indien gelijktijdige betaling
van de aanvullende bekostiging niet mogelijk is, vindt betaling plaats op een nader te bepalen tijdstip.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.