Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2011, nr. VO/BZO/321682, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging in verband met de actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep! (Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, of, voor zover het betreft het landbouwonderwijs, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. bevoegd gezag:

Bevoegd gezag van een school, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

c. school:

Uit ’s Rijks kas bekostigde school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of uit ’s Rijks kas bekostigd agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover daaraan voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd wordt;

d. Bestuursakkoord:

Het op 14 december 2011 gesloten Bestuursakkoord VO-raad – OCW tussen de minister, de staatsecretaris en de VO-raad over de in de actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep! geschetste beleidsambities;

e. leerling:

Leerling als bedoeld in artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. of artikel 2.1.2, onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit WEB die op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt verstrekt aan een school is ingeschreven.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van een school in de kalenderjaren 2012 tot en met 2015 jaarlijks een bedrag per leerling met als doel de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord, in het bijzonder de landelijke streefdoelen zoals geformuleerd in paragraaf 2.6 en uitgewerkt in paragraaf 4.5.

Artikel 3. Beschikbare middelen per leerling

  • 1. In 2012 ontvangt het bevoegd gezag van de school in het kader van deze regeling:

    • a. Een bedrag van € 26 per leerling;

    • b. Een bedrag van € 66,00 per leerling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het vwo.

  • 2. Het bedrag per leerling in lid 1 sub a en in lid1 sub b worden jaarlijks door de minister vastgesteld met in achtneming van artikel 6 van deze regeling.

Artikel 4. Verdeling van de middelen

De aanvullende bekostiging op grond van deze regeling die het bevoegd gezag in een bepaald jaar voor de school ontvangt wordt eenmalig bepaald door:

  • a. het aantal aan die school ingeschreven leerlingen te vermenigvuldigen met het in artikel 3, eerste lid sub a, genoemde voor dat jaar bestemde bedrag per leerling, vermeerderd met

  • b. het aantal aan die school ingeschreven vwo-leerlingen in het vierde, vijfde en zesde lesjaar te vermenigvuldigen met het in artikel 3, eerste lid sub b, genoemde voor dat jaar bestemde bedrag per leerling.

Artikel 5. Beschikking en betaling

  • 1. De aanvullende bekostiging wordt jaarlijks ambtshalve uiterlijk in de maand maart verstrekt.

  • 2. De betaling van de aanvullende bekostiging wordt in één termijn voldaan.

Artikel 6. Verantwoording aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarrekening en de jaarverslaglegging, zoals bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de middelen.

Artikel 7 Monitor en evaluatie

  • 1. De minister zal de voortgang op landelijk niveau laten monitoren en een evaluatie uitvoeren.

  • 2. De minister kan op basis van de resultaten op sectorniveau in 2013 besluiten om deze regeling voor de jaren 2014 en 2015 te wijzigen.

  • 3. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde monitor en evaluatie moet de school desgevraagd een samenhangend overzicht kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde landelijke streefdoelen.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

Actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep!

Voor deze kabinetsperiode is er sprake van een specifiek stimuleringsbeleid gericht op een beperkt aantal prioriteiten. Deze beleidsprioriteiten zijn uitgewerkt in de actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020. Voor de komende periode is een belangrijke ambitie dat de prestaties van de leerlingen over de hele linie omhoog gaan. Daarvoor moet de kwaliteit van het voortgezet onderwijs verbeteren.

Het Actieplan Beter Presteren bevat een beperkt aantal gerichte maatregelen ter bevordering van een cultuur die te karakteriseren is aan de hand van drie, nauw samenhangende hoofdpunten:

  • een cultuur van opbrengstgericht werken, gericht op optimalisatie van de leerresultaten van alle leerlingen, en waarin een cruciale rol is weggelegd voor de docent,

  • een ambitieuze leercultuur, met speciale aandacht voor topprestaties van de beste leerlingen en het hoog leggen van de lat,

  • een cultuur van bewust kiezen, gericht op doelmatige en zo effectief mogelijke besteding van de schaarse middelen.

De leraar en de schoolleider zijn cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs, en onmisbaar voor de verbetering ervan. Het actieplan Leraar 2020 – een krachtig beroep! beschrijft daarom aan de hand van 3 actielijnen hoe de professionele kwaliteit van de leraren en schoolleiders verbeterd wordt, zodat de best mogelijke kwaliteit van onderwijs gerealiseerd wordt. Deze actielijnen laten zich als volgt samenvatten:

  • De actielijn ‘De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd’ bevat onder meer verdere professionalisering van leraren en schoolleiders en de invoering van een beroepsregister.

  • In de actielijn ‘Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel’ staat het HRM-beleid (in relatie tot het kwaliteitsbeleid) op schoolniveau centraal.

  • In de actielijn ‘Er komen voldoende en goed opgeleide leraren’ is verdere kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen aan de orde, waaronder de invoering van kennisbases en landelijke toetsen.

Bestuursakkoord tussen de VO-raad en de minister van OCW

Over de ambities en maatregelen uit de actieplannen zijn op bestuursniveau afspraken met de VO-raad gemaakt en vastgelegd in het Bestuursakkoord. De intentie daarbij is dat scholen ruimte hebben de landelijke prioriteiten te vertalen naar het eigen schoolbeleid en dat ze daarbij uit kunnen gaan van hun startsituatie. De afspraken hebben betrekking op jaren 2012 tot en met 2015. Het Bestuursakkoord legt de gezamenlijk ambities voor de sector voortgezet onderwijs voor de komende periode vast, gekoppeld aan meetbare streefdoelen. Daarnaast is vastgelegd op welke wijze de minister en de VO-raad de schoolbesturen faciliteren en randvoorwaarden creëren om de vastgelegde streefdoelen te realiseren. Het Bestuursakkoord legt eveneens vast op welke wijze scholen verantwoording afleggen en hoe de voortgang binnen de sector inzichtelijk wordt gemaakt. Ten slotte is ook aangegeven wat de gevolgen kunnen zijn als de vastgelegde streefdoelen niet worden gerealiseerd.

In de periode 2012–2015 zal operationeel en financieel prioriteit gelegd worden bij vijf landelijke speerpunten:

  • 1. Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken én worden breed gevormd. Er zal gericht worden ingezet op de kernvakken Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen, waardoor de leerprestaties van alle leerlingen op die vakken aantoonbaar verbeteren.

  • 2. Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen, dat wil zeggen dat ze opbrengstgericht werken. Ten minste 50% van de scholen zal in 2015 voldoen aan alle criteria die de Inspectie hanteert voor ‘opbrengstgericht werken’.

  • 3. Alle leraren zijn in staat opbrengstgericht te werken en het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas, niet alleen ten behoeve van de gemiddelde leerlingen, maar ook van de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen.

  • 4. Op de scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. De leerprestaties van de 20% best presterende vwo-leerlingen stijgen aantoonbaar.

  • 5. Op scholen is sprake van een lerende cultuur, waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders. Alle leraren en schoolleiders moeten gaan voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en systematisch werken aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering). Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde.

Op basis van een midterm review zal uiterlijk 1 november 2013 worden besloten of de regeling ongewijzigd blijft voor de jaren 2014 en 2015 of dat de beschikbaar gestelde middelen onder andere en/of striktere voorwaarden worden toegekend. Het is eveneens mogelijk dat het ondersteuningsprogramma wordt aangepast. Bij onvoldoende voortgang voeren de ondertekenaars van het bestuursakkoord in ieder geval overleg over de oorzaken van het gebrek aan voortgang en welke acties nodig zijn om tot verbetering te komen op sectorniveau.

Ondersteuning van de scholen (Programma School aan Zet)

Bij de vertaling van de landelijke prioriteiten uit het Bestuursakkoord naar schoolbeleid respectievelijk de uitvoering ervan, zullen scholen ondersteund worden. Er is een ondersteuningsprogramma ingericht, genaamd School aan Zet. Het programma heeft als opdracht scholen die dat wensen te ondersteunen bij het vertalen van de overeengekomen sectordoelstellingen uit het Bestuursakkoord naar schoolspecifieke doelstellingen, en een adequate aanpak te ontwikkelen om deze doelstellingen te bereiken. Scholen kunnen kosteloos gebruik maken van de ondersteuningsdiensten van School aan Zet. Op basis van de behoefte van de scholen, verwijst School aan Zet door naar andere partijen die over specifieke deskundigheid beschikken. Voor het aanbod van deze (en andere) partijen die scholen kunnen inzetten bij het realiseren van hun ambities kunnen besturen de middelen uit de Prestatiebox inzetten.

Ondersteuning van de scholen door de VO-raad

De afspraken in het Bestuursakkoord krijgen op schoolniveau handen en voeten: dáár gebeurt het immers. Door het formuleren van ambities wordt een gerichte kwaliteitsslag beoogd. De VO-raad stelt ter ondersteuning van haar leden een implementatieplan op waarin begrippen worden uitgewerkt en vervolgstappen zorgvuldig worden beschreven. De VO-raad ontwikkelt verder bijvoorbeeld ook een Plan van Aanpak voor de wijze waarop scholen vanaf 2012 die benodigde cultuur van opbrengstgericht werken kunnen realiseren.

Scholen zullen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke ambities vastleggen in hun schoolplan. De VO-raad stelt in overleg met School aan Zet een handreiking beschikbaar om scholen te ondersteunen bij het opstellen van schoolspecifieke doelen en het operationaliseren daarvan.

Om scholen te ondersteunen bij hun professionaliseringsproces ontwikkelt de VO-raad eveneens een aantal instrumenten ten behoeve van bekwaamheidsontwikkeling van schoolleiders. Daarnaast draagt zij zorg voor de realisatie van een hoogwaardig, dekkend, op de behoefte van scholen geënt opleidingsaanbod. Ook worden door de VO-raad leernetwerken ontwikkeld waar scholen ervaringen kunnen uitwisselen en waar men terecht kan voor coaching, ‘twinning’ en peer reviews. Al deze zaken krijgen gestalte onder de noemer ‘VO-academie’.

Prestatiebox

Alle scholen ontvangen middelen via deze regeling om invulling te geven aan de prioriteiten uit het Bestuursakkoord voor de komende periode. Besturen hebben een grote mate van bestedingsvrijheid bij de inzet van middelen uit de Prestatiebox. Zij zijn vrij om naar eigen inzicht prioriteiten te stellen binnen het geheel van speerpunten uit het Bestuursakkoord op basis van hun huidige schoolsituatie. De scholen kunnen eigen accenten leggen wat betreft prioriteitsstelling en uitwerking zullen rekenschap afleggen over hun voortgang op alle doelen uit het Bestuursakkoord. Deze aanpak is gericht op het zichtbaar maken van de resultaten die scholen en leraren boeken, op het waarderen en belonen van kwaliteit, op het aanspreken van scholen en leraren die achterblijven in prestaties en op het scheppen van randvoorwaarden om dit alles te bereiken.

Middelen

Voor de periode 2012 tot en met 2015 wordt jaarlijks een bedrag beschikbaar gesteld door het ministerie van OCW. Het gaat om een bedrag van 110 miljoen in 2012, 130 miljoen in 2013, 132 miljoen in 2014 en 133 miljoen in 2015. De beschikbare middelen uit de prestatiebox worden jaarlijks uiterlijk in de maand maart aan alle scholen verstrekt op basis van een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling wordt jaarlijks vastgesteld. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school. Eventuele aanpassingen naar aanleiding van de accountantsverklaringen van de scholen worden door DUO op de reguliere wijze gecorrigeerd.

Monitoring en Verantwoording

Het ministerie van OCW draagt zorg voor het monitoren van de voortgang van het Bestuursakkoord. De bedoeling is dat jaarlijks voor het eind van het kalenderjaar informatie beschikbaar is over de voortgang binnen de sector. Scholen leggen over de besteding van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek van jaarrekening en jaarverslag. Daarnaast legt de sector als geheel jaarlijks verantwoording af over de resultaten op sectorniveau. De mate van voortgang wordt (in ieder geval) inzichtelijk gemaakt aan de hand van de door een onderzoeksbureau uitgevoerde midterm review in 2013 en een eindevaluatie in schooljaar 2014/2015. Het onderzoeksbureau gaat in bovengenoemde jaren na in hoeverre de in het Bestuursakkoord afgesproken kwantitatieve tussen- en einddoelen zijn gerealiseerd.

In 2012 leggen alle scholen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke ambities uit het Bestuursakkoord vast in hun schoolplan. Zoals in het Bestuursakkoord is vastgelegd bevat het schoolplan in ieder geval informatie over de ambities van de school voor elk van de vijf landelijke streefdoelen. Een onderzoeksbureau zal de schoolplannen steekproefsgewijs beoordelen en op basis daarvan een beeld schetsen van het ambitieniveau van de sector.

Op basis van een zogenaamde midterm review na de zomer van 2013 wordt besloten op welke wijze de middelen uit de Prestatiebox in de jaren 2014 en 2015 beschikbaar worden gesteld. Tegenvallende resultaten op sectorniveau kunnen ertoe leiden dat er andere voorwaarden worden gehanteerd met betrekking tot de beschikbaarstelling van de aanvullende middelen in de resterende jaren. Eveneens kan dit gevolgen hebben voor de wijze waarop het ondersteuningsprogramma School aan Zet wordt ingezet. Het is niet aan de orde dat middelen uit de prestatiebox worden teruggevorderd als blijkt dat de streefdoelen op sectorniveau niet gehaald worden. Wel gelden de voorschriften voor rechtmatige besteding van de middelen in de zin van de Wet Voortgezet Onderwijs.

Tot slot vindt in het schooljaar 2014/2015 een evaluatie plaats, waarin onderzocht wordt of de beoogde resultaten op landelijk niveau gehaald zijn.

Belangrijk streven bij de inrichting van de monitor is dat de administratieve lasten beperkt blijven. Daarom wordt er gebruik gemaakt van informatie die voortvloeit uit bestaande toezichts- en verantwoordingsinstrumenten en gegevens die centraal geregistreerd staan. In aanvulling op reguliere bronnen, zoals DUO, de Inspectie en PISA, wordt eveneens gebruik gemaakt van de (algemene) informatie die beschikbaar komt via de VO-raad en het ondersteuningsprogramma School aan Zet.

Schoolplannen

In het Bestuursakkoord is afgesproken dat scholen de schoolspecifieke uitwerking en operationalisering van de gezamenlijke ambities vastleggen in hun schoolplan. Hierin wordt in ieder geval informatie opgenomen over de uitgangssituatie, de ambities, geplande maatregelen en de inzet van middelen om deze prestaties te realiseren (zowel de middelen uit de prestatiebox als de reguliere middelen) op het niveau van de school. Schoolbesturen dragen er zorg voor dat op schoolniveau streefdoelen en ontwikkelplannen worden geformuleerd en scholen dragen zorg voor de uitvoering daarvan.

De VO-raad stelt in overleg met School aan Zet begin 2012 een handreiking beschikbaar om scholen te ondersteunen bij het opstellen van eigen ambities en het operationaliseren daarvan. Dit bevat de volgende onderdelen:

  • Het uitvoeren van een ‘nulmeting’ en analyse van de huidige stand van zaken op de school, waar mogelijk gerelateerd aan een landelijke benchmark. Om goede ambities te kunnen formuleren als school (waar wil je heen) is het belangrijk te weten waar de school staat. Op de ambities die we met elkaar hebben bepaald in paragraaf 2 van het Bestuursakkoord kunnen scholen via Vensters voor Verantwoording hun uitgangspositie bepalen.

  • Ambitieuze schooleigen streefdoelen:

    • beoogd resultaat in 2015

    • voorziene tussendoelen in 2013.

  • Beschrijving van de geplande maatregelen om die streefdoelen te realiseren.

  • Beschrijving van de inzet van middelen ten behoeve hiervan, zowel uit de prestatiebox als uit de reguliere bekostiging.

Excellente en hoogbegaafde leerlingen

Het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van het bevorderen van excellentie en hoogbegaafdheid is bestemd voor de 20% best presterende vwo leerlingen. Scholen ontvangen echter middelen op basis van het totaal aantal VWO leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar (bovenbouw VWO). Voor deze verdeelsleutel is gekozen omdat niet op alle scholen in de onderbouw een scheiding van sectoren is opgenomen en het aantal vwo leerlingen in de onderbouw niet is vast te stellen. Hoewel de regeling voor de bekostiging uitgaat van leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar zijn scholen vrij om de middelen breder binnen de vwo afdeling van hun school in te zetten. Zeker aangezien het zeer aannemelijk is dat leerlingen die excelleren in de onderbouw ook in de bovenbouw bij de beste leerlingen behoren. Deze kans neemt alleen maar toe wanneer talentvolle vwo leerlingen al in een vroeg stadium de juiste begeleiding en ondersteuning ontvangen. Uitgangspunt blijft echter wel dat de middelen primair ten goede dienen te komen aan de 20% best presterende leerlingen binnen de vwo afdeling van de scholen.

Administratieve Lasten

Onder administratieve lasten wordt verstaan ‘tijd en geld gemoeid met het voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid’. Bij de voorbereiding van deze ministeriële regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten. OCW voorziet voor deze regeling in verband met het schoolplan (2012), de midterm review (2013), de eindevaluatie (2014/2015) en de verantwoording in de jaarrekening en de jaarverslaglegging een lichte verhoging van het administratieve lastenbedrag ten opzichte van de huidige situatie met € 71.000.

Scholen worden verplicht om in 2012 hun ambities op de vijf landelijke streefdoelen in hun schoolplan vast te leggen. Het schoolplan heeft een wettelijke basis in de WVO. Door streefdoelen en verbeteracties op te nemen in het schoolplan, wordt aangesloten bij de reguliere verantwoordingssystematiek op schoolniveau, waardoor de extra administratieve lasten beperkt blijven. In overeenstemming met de reguliere interne governance heeft de medezeggenschapsraad instemmingsrecht op wijziging en vaststelling van het schoolplan en moet het gewijzigde of vastgestelde schoolplan aan de Inspectie van het Onderwijs gezonden worden.

Als onderdeel van de midterm review en de eindevaluatie wordt door een onderzoeksbureau een enquête gehouden bij een representatief deel van de scholen (circa 150). De verwachting is dat scholen die voor deze steekproef worden benaderd ongeveer twee uur besteden aan het invullen van vragenlijsten, het afnemen van interviews en het verstrekken van (aanvullende) informatie. De informatie uit de steekproef wordt gebruikt in samenhang met gegevens die de scholen in de huidige situatie al moeten aanleveren (en veelal beschikbaar komen via DUO en/of de Inspectie van het Onderwijs). Hiermee wordt getracht de administratieve lasten voor de scholen en andere betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.

Scholen leggen over de besteding van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek van jaarrekening en jaarverslag. Door aan te sluiten bij de reguliere systematiek blijft de verhoging van de administratieve lasten tot een absoluut minimum beperkt.

Vaste Verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De regeling kon echter niet twee maanden van te voren gepubliceerd worden, omdat de besluitvorming rond de desbetreffende onderdelen pas in december 2011 bekend is geworden. Dit is een voorziene afwijking van de procedure rond de vaste verandermomenten.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

Op basis van artikel 2 van deze regeling kan een school een eigen en bij de situatie van de school passende keuze maken ter (verdere) verbetering van alle in het Bestuursakkoord genoemde doelen. Afhankelijk van de schoolontwikkeling op een bepaalde beleidsprioriteit kan een school bij de ene beleidsprioriteit een hogere ambitie formuleren dan bij de andere. Een school kan eigen accenten leggen in de besteding van de middelen. Scholen kunnen uiteraard aansluiting zoeken bij bredere (bestaande) initiatieven gericht op verbeteringen. Om scholen hierbij te ondersteunen zijn de streefdoelen op sectorniveau vertaald naar afspraken en meetbare indicatoren. In bijlage I is een tabel uit het Bestuursakkoord opgenomen waarin de afspraken en meetbare indicatoren per doel zijn weergegeven.

Artikel 3. Beschikbare middelen per leerling

De in artikel 3 opgenomen bedragen worden jaarlijks vastgesteld door de minister. Het bedrag per leerling in artikel 3 eerste lid sub a wordt per jaar bepaald door het beschikbare budget te delen door het aantal leerlingen. Het bedrag per leerling in artikel 3 eerste lid sub b wordt per jaar bepaald door het budget voor excellente vwo-leerlingen te delen door het aantal vwo-leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school.

De bedragen voor alle leerlingen en voor vwo-leerlingen in de vierde, vijfde en zesde leerjaar voor het jaar 2012 zijn als volgt opgebouwd:

Professionalisering leraren

€ 15 miljoen

Professionalisering schoolleiders

€ 10 miljoen

Opbrengstgericht werken

€ 20 miljoen

Beter presteren en ambitieuze leercultuur

€ 52 miljoen

Bèta en techniek

€ 5 miljoen

   

Totaal

€ 102 miljoen

Totaal leerlingen

925.100

   

Bedrag per leerling

€ 110.26

   

Excellentie/ hoogbegaafde leerlingen

€ 8 miljoen

   

Totaal

€ 8 miljoen

Totaal vwo-leerlingen bovenbouw

121.300

   

Bedrag per leerling

€ 66.00

Artikel 5. Beschikking en betaling

De aanvullende bekostiging wordt ambtshalve verstrekt. Scholen hoeven dus geen aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging in het kader van deze regeling. De scholen ontvangen uiterlijk in maart gelijktijdig met de reguliere beschikking een beschikking voor de aanvullende bekostiging van het betreffende jaar. Indien gelijktijdige betaling van de aanvullende bekostiging niet mogelijk is, vindt betaling plaats op een nader te bepalen tijdstip.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE I: AFSPRAKEN EN MEETBARE INDICATOREN PER DOEL

(pp. 16–19 Bestuursakkoord)

Ambitie

Indicator

Streefdoelen (2015)

Bewegingsmelder (2013)1

Uitgangssituatie

Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken én worden breed gevormd.

Gemiddeld eindcijfer (CE) voor de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde.

Leerlingen slagen in 2015 met een gemiddeld 0,2 punt hogere score op het eindexamen voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde dan in 2010.

 

2010 CE cijfer (bron: Onderwijsverslag 2011) respectievelijk voor Nederlands, Engels, Wiskunde:

Vwo: 6,1; 6,4; 6,3

Havo: 6,0; 6,1; 6,2

Vmbo-TL 6,6; 6,3; 6,1

Percentage leerlingen dat kiest voor techniek of N-profiel/sector2.

Havo / vwo: Tenminste 55% van de havo/vwo-leerlingen kiest in 2015 voor een N-profiel.

Vmbo-beroepsgericht: Tenminste 30% van de leerlingen kiest voor techniek/N-sector.

Vmbo-TL/GL: Ten minste 50% van de leerlingen kiest NASK.

 

Havo / vwo: Nu kiest 45% van de havo/vwo-leerlingen voor een N-profiel.

Vmbo-beroepsgericht: Nu kiest 23,4% van de leerlingen voor techniek/N-sector.

Vmbo-TL/GL: Nu kiest 47% van de leerlingen voor NASK.

Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen, dat wil zeggen ze werken opbrengstgericht.

Opbrengstgericht werken

50% van de scholen werkt opbrengstgericht

Scholen die nog niet aan alle criteria voldoen, voldoen in 2015 wel aan meer criteria dan in 2011.

100% van de leraren werken aantoonbaar opbrengstgericht.

Alle scholen ontwikkelen zich aantoonbaar in opbrengstgericht werken, door te laten zien in welke fase van opbrengstgericht werken zij zitten en welke ontwikkeling daarin zichtbaar is

Leraren zijn in 2013 aantoonbaar in staat opbrengstgericht te werken.

20% van de havo-scholen werkt opbrengstgericht (2009 - 2010) op basis van de inspectiecriteria.

15% van de vwo-scholen werkt opbrengstgericht op basis van de inspectiecriteria3.

Leraren signaleren verschillen tussen leerlingen – niet alleen de gemiddelde leerlingen, maar ook de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen – en gaan hier op een adequate wijze mee om.

Leraren stemmen de instructie, verwerking en onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen.

Alle leraren stemmen de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen.

De docenten die in 2012 nog niet kunnen omgaan met verschillen, volgen scholing om zich hierin voldoende te bekwamen.

In 2010 stemt 59 procent van de leraren havo/vwo de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen.

In 2010 stemt 52 procent van de leraren havo/vwo de verwerking af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen.

In 2010 stemt 50 procent van de leraren havo/vwo de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen3.

Op scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid worden ondersteund.

Gemiddeld eindcijfer van de 20% best presterende vwo leerlingen.

De gemiddelde score op het eindexamen van de 20% best presterende vwo-leerlingen is gestegen met 0,2 punt ten opzichte van 2010

 

Uitgangssituatie 20% beste vwo’ers hier op nemen.

In 2010 waren er bijvoorbeeld 58 Technasia, 183 Universumscholen, 133 TTO-scholen (133) en 22 Begaafheidprofielscholen.

Meer scholen met een profiel dat excellentie bevordert.

In 2015 zijn er meer scholen met een uitgesproken profiel gericht op excellentiebevordering en talentontwikkeling.

Examen in meer vakken dan voorgeschreven en in vakken op een hoger niveau.

Het percentage leerlingen dat in meer vakken examen doet dan minimaal is voorgeschreven, is in 2015 gestegen.

Het percentage leerlingen dat examen doet in een vak op een hoger niveau, is in 2015 gestegen.

Maatwerk bieden.

In 2015 wordt aan nagenoeg alle excellente en hoogbegaafde leerlingen maatwerk geboden.

Op scholen is sprake van een lerende cultuur waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders. Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde.

Aanwezigheid bekwaamheidsdossier

100%4 van de scholen beschikt over bekwaamheidsdossiers voor alle leraren.

In 2013 heeft 60% van de scholen bekwaamheidsdossiers voor alle leraren.

In 2010 heeft 21% van de scholen een bekwaamheidsdossier voor alle leraren (bron: Inspectie).

Functioneringsgesprekken

100% van de leraren heeft minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever (bijvoorbeeld functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek, gesprek over taken).

In 2013 heeft 80% van de leraren minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever.

In 2010 heeft 66% van de leraren minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever.

Tevredenheid over de begeleiding

80% van de beginnende leraren is tevreden over de begeleiding.

In 2013 is 60% van de beginnende leraren tevreden over de begeleiding.

In 2010 is 44% van de beginnende leraren tevreden over de begeleiding.

Bekwaamheid docenten

50% van de leraren is geregistreerd en leraren onderhouden hun bekwaamheden systematisch.

 

Registratie kan vanaf 2012, ervan uitgaand dat het register er dan is en dat er sprake is van goede samenwerking met de Onderwijscoöperatie.

Bekwaamheid schoolleiders

Van de schoolleiders voldoet 90% aan de geldende bekwaamheidseisen en alle beginnende schoolleiders volgen de basisopleiding voor schoolleider.

In 2013 is de bekwaamheid van schoolleiders toegenomen ten opzichte van de 0-meting in 2011.

In 2013 zijn alle beginnende schoolleiders gestart met de basisopleiding schoolleiding.

 
X Noot
1

Bij een aantal streefdoelen in deze tabellen is in de kolom Bewegingsmelder niets ingevuld. Dit geeft scholen de ruimte om uitgaande van de eigen situatie, eigen tussendoelen te formuleren die uiteindelijk leiden tot de streefdoelen in 2015.

X Noot
2

Dit betreft een streefdoel. Zie ook de tekst in § 2.1: ‘De school zal een maximale inzet plegen (onder andere door LOB), maar uiteindelijk kan de school niet de individuele keuze voor de leerling zelf maken.’

X Noot
3

Bron: Onderwijsverslag 2009–2010 Inspectie. Voor deze indicatoren zijn bij het afsluiten van dit Bestuursakkoord enkel de gegevens over havo/vwo beschikbaar.

X Noot
4

Waar 100% staat, lees: nagenoeg 100%.

Naar boven