ARTIKEL I
De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming
is’ vervangen door: en een door de minister aangewezen kredietverstrekker.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘die niet tevens beleggingsonderneming is’ vervangen
door: een door de minister aangewezen, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde,
kredietverstrekker.
B
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt voor ‘MKB-ondernemer’ ingevoegd: een.
3. Het derde lid komt te luiden:
C
In artikel 2.6 wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.
D
Na artikel 2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.6a
-
1. Er is een Adviescommissie Borgstelling MKB-kredieten die tot taak heeft de minister
op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om het sluiten
van een bedrijfsborgstellingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 22 en 24 van het
Kaderbesluit EZ-subsidies.
-
2. De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zeven leden.
-
3. De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten
hoogste drie jaar benoemd.
E
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
2. In het tweede lid wordt na ‘financier’ ingevoegd: , als bedoeld in het eerste lid,.
3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. De minister verdeelt het subsidieplafond voor door de minister aangewezen kredietverstrekkers,
als bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, op volgorde van binnenkomst van
de meldingen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van het model bedrijfsborgstellingsovereenkomst,
zoals opgenomen in bijlage 2.5.
F
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid wordt voor de zinsnede ‘is opgenomen’ telkens
ingevoegd: voor een bank of voor een kredietinstelling in de zin van de Wet financiële
markten BES.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. Het model voor de bedrijfsborgstellingsovereenkomst met een door de minister aangewezen
kredietverstrekker, als bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, is opgenomen
in bijlage 2.5.
G
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt de zinsnede ‘artikel 2.3, eerste lid, is opgenomen
in bijlage 2.5.’ vervangen door: artikel 2.3, eerste en derde lid, voor een bank respectievelijk
een kredietinstelling in de zin van de Wet financiële markten BES, is opgenomen in
bijlage 2.6.
3. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. Het formulier voor het indienen van een aanvraag om borgstelling als bedoeld in artikel
2.3, eerste en derde lid, voor een door de minister aangewezen kredietverstrekker,
als bedoeld in artikel 2.2, eerste respectievelijk tweede lid, is opgenomen in bijlage
2.7.
H
In de artikelen 2.2, tweede lid, 3.2, vijfde lid, 3.12a, derde lid, 3.12l, eerste
lid, onderdeel b, wordt ‘Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES’ vervangen door:
Wet financiële markten BES.
I
Bijlage 2.1. wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, wordt ‘andere bank’ vervangen door:
andere bank of kredietverstrekker.
2. In artikel 7, eerste lid, wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.
3. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘artikel 13’ vervangen door: artikel 11.
4. In artikel 16, tweede lid, vervalt ‘niet’.
J
Bijlage 2.2. wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, wordt ‘andere bank’ vervangen door:
andere bank of kredietverstrekker.
2. In artikel 7, eerste lid, wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.
3. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘artikel 13’ vervangen door: artikel 11.
4. In artikel 16, tweede lid, vervalt ‘niet’.
K
Onder vernummering van bijlage 2.5. tot bijlage 2.6. wordt een bijlage ingevoegd,
luidende:
Bijlage 2.5. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit
EZ-subsidies en artikel 2.9, vijfde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien
en overdragen van ondernemingen
Model voor een bedrijfsborgstellingskredietovereenkomst met een aangewezen kredietverstrekker
Overeenkomst tussen:
-
1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
-
2. ......, hierna noemen: de kredietverstrekker,
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Definitiebepalingen
-
1. De begrippen die in het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling
starten, groeien en overdragen van ondernemingen zijn gedefinieerd hebben in deze
overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.
-
2. Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:
-
a. financieringsfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de Staat niet
borg of garant staat:
-
1°. op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten
1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, dan wel de Regeling LNV-subsidies; of
-
2°. vanwege de overname van de verplichtingen van Stichting Borgstellingsfonds voor de
Landbouw;
-
b. kredietverstrekker-gelieerde: een rechtspersoon waaraan de kredietverstrekker direct
of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen
waarvan de kredietverstrekker volledig aansprakelijk is, en die als kredietverstrekker-gelieerde
is vermeld in artikel 25 van deze overeenkomst;
-
c. bedrijfsborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig
artikel 6 is getoetst en gemeld;
-
d. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld
in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van
15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag
op de-minimissteun (PbEU L379), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van
de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen
87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L
337) of verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag
op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);
-
e. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
-
1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:
-
– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
-
– volledig aansprakelijk vennoot is van, of
-
– overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen,
en
-
2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
-
f. innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de kredietverstrekker
beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23,
eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien
maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een
MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de kredietverstrekker beschikt over een advies
van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve
MKB-ondernemer;
-
g. krediet: bedrag dat de kredietverstrekker uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt
of zal verstrekken;
-
h. kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:
-
1°. de kredietverstrekker aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken,
of
-
2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de kredietverstrekker,
of
-
3°. de kredietverstrekker tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de
kredietverstrekker in een groep verbonden is of een kredietverstrekker-gelieerde,
onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan
de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van
voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de kredietverstrekker van invloed
is;
-
i. minister: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
-
j. starter:
-
1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijk persoon is en die niet langer dan drie jaar
een onderneming in stand houdt;
-
2°. een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, tevens MKB-ondernemer, waarvan
de bestuurder een natuurlijk persoon is die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst
direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze
meerderheid niet langer dan drie jaar houdt;
-
k. starters-borgstellingskrediet: bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend wordt
verstrekt aan een starter;
-
l. uitwinning:
-
1°. uitwinning door de kredietverstrekker van de door de MKB-ondernemer aan de kredietverstrekker
verstrekte zekerheden, zoals een redelijk handelend en bekwaam financier in het kader
van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling;
-
2°. onderhandse verkoop met toestemming van de kredietverstrekker door de MKB-ondernemer
van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder
begrepen;
-
3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer; en
-
4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surseance
van betaling is verleend de onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen
van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder.
Artikel 2. Borgstelling
De Staat stelt zich borg ten behoeve van de kredietverstrekker voor de terugbetaling
van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies
en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
en deze overeenkomst door de kredietverstrekker worden verstrekt, met dien verstande
dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.
Artikel 3. Voorwaarden bedrijfsborgstellingsovereenkomst
-
1. De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel
van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:
-
a. indien het krediet is getoetst en gemeld overeenkomstig artikel 6;
-
b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister
op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van
ondernemingen vastgestelde provisie door de kredietverstrekker aan de Staat is betaald;
-
c. indien en voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar
gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, derde
lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met
betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond niet is overschreden;
-
d. indien de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste
kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, zich
borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende
uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt
verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet
met een minimum van € 5.000;
-
e. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet is bestemd en niet wordt gebruikt voor
buitenlandse investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het
gebied van uitvoer;
-
f. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden
dat bij de kredietverstrekker ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst
bestaat;
-
g. indien de kredietovereenkomst in schriftelijke vorm is aangegaan;
-
h. indien de kredietverstrekker in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet
wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer is opgenomen om alle medewerking
te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 20, eerste lid, genoemde
bevoegdheden;
-
i. indien de kredietverstrekker in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomst met
betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende
uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding
ten behoeve van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van
artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de
kredietverstrekker geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:
-
1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,
-
2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling
van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;
-
j. indien door de kredietverstrekker gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst,
uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt,
met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer
over een financieringsfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt
voor de aflossing van financieringsfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt
bij de kredietverstrekker of een kredietverstrekker-gelieerde of aan een rechtspersoon
waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is;
-
k. indien de financieringsfaciliteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste
100 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, of,
-
1°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het
bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde
van de verstrekking starter was, of
-
2°. ten minste 50 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet indien het bedrijfsborgstellingskrediet
wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve
MKB-ondernemer was;
-
l. indien de looptijd van de onder k bedoelde financieringsfaciliteit ten minste even
lang is als de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel k, worden mede in aanmerking genomen
de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde gelijktijdig met de gesloten kredietovereenkomst
aan de MKB-ondernemer worden verstrekt, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde
ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de kredietverstrekker.
Artikel 4. Criteria voor MKB-ondernemer bij verstrekken bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet
aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:
-
a. de MKB-ondernemer:
-
1°. beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde
wijze te drijven;
-
2°. is in Nederland gevestigd en voert daar een substantieel deel van de activiteiten
van de onderneming uit;
-
3°. is geen aanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening
gezondheidszorg, noch oefent hij het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder
uit;
-
4°. houdt geen onderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer
is verkregen, of, indien de onderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de
omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:
-
– de beoefening van de land- of de tuinbouw, de vee- of visteelt, de visserij of de
teelt van vee- of visvoer,
-
– de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren
van een of meer andere ondernemingen, of
-
– het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen
van onroerende zaakprojecten;
-
5°. beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Staat
uit hoofde van de Regeling LNV-subsidies of door overname van de verplichtingen van
de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg of garant staat;
-
6°. beschikt niet over een door een andere kredietverstrekker of bank verstrekte kredietfaciliteit,
waarvoor de Staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling
MKB-kredieten 1997 of het Besluit borgstelling MKB-kredieten borg staat.
-
b. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de kredietverstrekker,
oordelend zoals een redelijk handelend en bekwaam financier in het kader van een actief
en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling, het krediet niet geheel
voor eigen rekening en risico kan verstrekken;
-
c. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.
-
2. Het eerste lid, onderdeel a, onder 4, eerste gedachtenstreepje, is niet van toepassing
op een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius
of Saba.
Artikel 5. Voorkomen onrechtmatige staatssteun
-
1. Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet
aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet voorts aan de volgende criteria zijn
voldaan:
-
a. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag
van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende
en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer,
geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet
wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van
het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding
van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is
verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;
-
b. De kredietverstrekker heeft er voor zorg gedragen dat:
-
– zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van
het bedrijfsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13%
van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt
als de-minimissteun;
-
– de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun
die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in
het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard
dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking
van het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de
onderneming actief is in het wegvervoer, niet meer bedraagt dan € 100.000;
-
– de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun
ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het
ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt
tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval
geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende
besluit van de Commissie.
-
2. Dit artikel is niet van toepassing op een kredietovereenkomst die wordt gesloten
met een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint-Eustatius
of Saba.
Artikel 6. Toetsing en melding
-
1. De kredietverstrekker stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van
een krediet onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde
informatie.
-
2. Indien de voorgenomen verstrekking van het krediet naar het oordeel van de Staat
voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, onderdeel d tot en met n, en tweede lid,
bedoelde voorwaarden, wordt de borgstelling voor dit krediet verleend op grond van
deze overeenkomst. De Staat bericht de kredietverstrekker hierover binnen drie weken
na ontvangst van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van de
omvang en looptijd van de borgstelling.
-
3. De borgstelling wordt verleend onder de voorwaarde dat de kredietverstrekker een
melding doet overeenkomstig het vijfde lid, de provisie bedoeld in artikel 3, eerste
lid, onderdeel b, heeft betaald en de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten
of delen daarvan niet hoger zijn dan de door de minister op grond van artikel 2.7,
derde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond.
-
4. Indien het naar het oordeel van de Staat niet noodzakelijk wordt geacht dat de kredietverstrekker
de Staat in kennis stelt van voorgenomen kredietvertrekkingen overeenkomstig het eerste
lid, geldt de procedure van het vijfde lid. De Staat bericht de kredietverstrekker
hierover.
-
5. De kredietverstrekker meldt het krediet of het deel van het krediet waarop deze bedrijfsborgstellingsovereenkomst
van toepassing is binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de
Staat onder de gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
De Staat bevestigt de ontvangst van een melding binnen 35 dagen na ontvangst.
-
6. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van
ontvangst door de Staat van de meldingen, bedoeld in het vijfde lid, bepalend.
Artikel 7. Provisie
-
1. Het tarief van de provisie bedraagt eenmalig:
-
a. 2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft
met een looptijd van niet langer dan twee jaar,
-
b. 2,4 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet
betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar,
-
c. 2,8 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet
betreft met een looptijd van meer dan vier jaar, maar niet langer dan zes jaar,
-
d. 3,2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet
betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan negen jaar en
-
e. 3,6 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet
betreft met een looptijd van meer dan negen jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
-
2. Indien overeenkomstig artikel 3, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking
tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen
vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de
kredietverstrekker, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de kredietverstrekker
mits de kredietverstrekker binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst
daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.
Artikel 8. Maximale omvang van de borgstelling
-
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet
slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet
het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of,
indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 1.000.000
niet overschrijdt.
-
2. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet
slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het
totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien
de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 200.000
niet overschrijdt.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat
is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het
drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer
te zijn verstrekt.
-
4. Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk
na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt bepalend.
-
5. Voor de toepassing van het eerste lid worden:
-
a. bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 6
zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 9 en
10 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
-
b. kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies,
het Besluit borgstelling MKB-kredieten, of het Besluit borgstelling MKB-kredieten
1997 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.
Artikel 9. Berekening van de omvang en duur van de borgstelling
-
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van
artikel 8 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder
kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet
op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6
jaar, nihil bedraagt.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste
zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien:
-
a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten
van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,
-
b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de
onderneming van de MKB-ondernemer, en
-
c. de kredietverstrekker met betrekking tot de onder a bedoelde kosten financieringsfaciliteiten
verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van de in onderdeel a bedoelde
kosten belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, 33,3
procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste
zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer.
-
4. Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk
aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal
waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
-
5. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin
vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende kalenderkwartaal
dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
-
6. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt voor de betaling van de kosten van de stichting of verbouwing van een
onroerende zaak, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk
aanvangt op de eerste dag van het zesde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal
waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
-
7. De kredietverstrekker kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een
periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten indien:
-
a. de kredietverstrekker voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent
van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,
-
b. de kredietverstrekker uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle
financieringsfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting, dan wel uitstel verleent
van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de financieringsfaciliteiten,
waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de
aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder
a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:
-
1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 33,3
procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker
uitstel verleent als bedoeld onder a, of
-
2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was,
ten minste 50 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker
uitstel verleent als bedoeld onder a, en
-
c. de kredietverstrekker de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting
onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.
-
8. De in het zevende lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste
voor een totaal van acht kalenderkwartalen plaats. De opschorting van de vermindering
vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt aan een starter.
-
9. Indien een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van
een bedrijfsborgstellingskrediet, dat eerder is gebruikt voor de in het tweede lid,
onder a en b genoemde doelen, en tevens is voldaan aan het tweede lid, onder b en
c, is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het bedrijfsborgstellingskrediet
nog zou hebben gelopen zonder herfinanciering, indien en voor zover deze restperiode
meer bedraagt dan zes jaar.
-
10. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen
schepen en vliegtuigen, voor zover deze zijn ingeschreven in de registers als bedoeld
in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk
recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van
bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.
Artikel 10. Schorsing vermindering borgstelling
-
1. De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 9, wordt geschorst met ingang
van de dag waarop het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst
door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt
binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de kredietverstrekker
is opgeëist.
-
3. De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer
in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend.
Artikel 11. Verzoek om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst
-
1. De kredietverstrekker dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning
of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen
opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet,
maar in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet
is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een verzoek
in om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst.
-
2. Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister
vastgestelde informatie.
-
3. De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na
de ontvangst en reageert op het verzoek binnen negen maanden na de bevestiging.
Artikel 12. Berekening omvang borgstelling bij uitbetalen
-
1. De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen
de MKB-ondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 11 ingediende verzoek uit
hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro
resto verschuldigd is, doch
-
a. ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 8, 9 en 10 berekende
omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten,
en
-
b. ten hoogste de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande
en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer.
-
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:
-
a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste drie maal de som
van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte
financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer;
-
b. indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten
tijde van de verstrekking een innovatieve MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal
de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte
financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, worden als
financieringsfaciliteiten mede in aanmerking genomen:
-
a. de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde uit hoofde van een overeenkomst aan
de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en
-
b. de verplichtingen die een kredietverstrekker-gelieerde tegenover een derde, niet zijnde
een andere kredietverstrekker-gelieerde of een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker
in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer
aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, tweede lid,
onderdeel g, 3°, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde ter zake
van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot
zekerheid van de kredietverstrekker.
Artikel 13. Betaling door de Staat
-
1. De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog
op de door de kredietverstrekker in haar verzoek bedoelde bedrijfsborgstellingskrediet
verschuldigd is.
-
2. Voor zover de kredietverstrekker bij haar verzoek om betaling aannemelijk maakt dat
er bijzondere omstandigheden waren die het, oordelend zoals een redelijk handelend
en bekwaam financier in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben
gedaan zonder borgstelling, noodzakelijk maakten de andere financieringsfaciliteiten
sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel
12, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, buiten toepassing.
-
3. De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de kredietverstrekker:
-
a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 20, eerste lid;
-
b. indien de kredietverstrekker in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt,
waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking
van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid;
-
c. indien niet voldaan is aan artikel 21, eerste lid.
-
4. Betalingen door de Staat aan de kredietverstrekker en door de kredietverstrekker
aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de kredietverstrekker
van een rekening die de kredietverstrekker zal aanhouden ten name van het ministerie
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, met vermelding van 'verliesdeclaraties'.
Artikel 14. Inspanningsverplichting tot uitwinning bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. Gedurende vijf jaar nadat de kredietverstrekker uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet
door de Staat is betaald, is de kredietverstrekker gehouden die pogingen in het werk
te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die
de kredietverstrekker in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen
rekening en risico door de kredietverstrekker zou zijn verstrekt. De Staat machtigt
met het oog hierop de kredietverstrekker tot invordering bij de kredietnemer van de
door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.
-
2. De kredietverstrekker zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid
bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten,
waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.
Artikel 15. Verslag voortgang uitwinning bij verzoek om betaling borgstelling
-
1. Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 is ingediend op een moment,
waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat
geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet,
brengt de kredietverstrekker de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de
voortgang van de uitwinning.
-
2. De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen
termijn nadere gegevens van de kredietverstrekker verlangen.
Artikel 16. Terugbetalen
-
1. De kredietverstrekker betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek
om betaling als bedoeld in artikel 11 ontvangen opbrengsten die in mindering komen
op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.
-
2. Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 14, eerste
lid, ontvangen zijn, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt
tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten ontvangen zijn uit
hoofde van uitwinning van zekerheden.
-
3. De kredietverstrekker zal de rekening, bedoeld in artikel 13, vierde lid, per de
datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel 11, en binnen twee maanden
na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd
met een rente over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering,
bedoeld in artikel 9, op grond van artikel 10 is geschorst.
-
4. De kredietverstrekker zal de rekening op de datum van de reactie van de minister,
bedoeld in artikel 11, derde lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of
debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen
het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door
de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 11, verschuldigde bedrag, vermeerderd
met een over dat verschil te berekenen rente over de periode die is verstreken sinds
de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie
is ontvangen.
-
5. De rente, bedoeld in het derde en vierde lid, is gelijk aan de zes maands Euribor
op het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 11.
Artikel 17. Voorwaarden schuldregeling bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. De kredietverstrekker treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele
of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst,
uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande
toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden
ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.
-
2. De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld
in het eerste lid.
Artikel 18. Vervallen verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst
-
1. De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot
een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming
en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden
in de rechten van de kredietverstrekker met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet,
al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
2. In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking
tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:
-
a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming
en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of
overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte
rechtspersoon,
-
b. de kredietverstrekker met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit
als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan
het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer,
en
-
c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk
stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien
uit de kredietovereenkomst.
-
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee
of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het
tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk
stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst
uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.
Artikel 19. Procedure bij aanleveren onjuiste gegevens door kredietverstrekker
Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar
zodra de minister blijkt dat de kredietverstrekker zodanig onjuiste of onvolledige
informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing
zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat
de kredietverstrekker de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 16, eerste lid,
niet is nagekomen.
Artikel 20. Controle bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. De kredietverstrekker, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede
lid, en 12, derde lid, de kredietverstrekker-gelieerde, en de MKB-ondernemer voldoen
aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen
wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering
van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien
en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming
door de Staat van op de Staat rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en
voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst voortvloeiende
zelfstandige verplichtingen van de kredietverstrekker of de kredietverstrekker-gelieerde,
op de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of op de
met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:
-
a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;
-
b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;
-
c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;
-
d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en
-
e. het verstrekken van inlichtingen.
-
2. Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de kredietverstrekker, of indien
toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, aan de kredietverstrekker-gelieerde,
of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen
ook door haar accountant te doen verstrekken.
-
3. Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik
worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de kredietverstrekker, de
kredietverstrekker-gelieerde of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie
heeft verstrekt.
-
4. De kredietverstrekker stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte
van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de minister vastgestelde informatie:
-
a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;
-
b. de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;
-
c. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
5. De kredietverstrekker meldt de Staat de indiening bij de rechtbank van een verzoek
tot verlening van surseance van betaling aan de kredietverstrekker, dan wel een verzoek
tot faillietverklaring van de kredietverstrekker.
Artikel 21. Beheer
-
1. Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet
wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de kredietverstrekker waken over de belangen
van de Staat als borg.
-
2. De kredietverstrekker zal er voor zorg dragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet
niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan
de kredietverstrekker die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een kredietverstrekker-gelieerde
of aan een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is.
-
3. De kredietverstrekker zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde
waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten
met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door
de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst
uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend, een beding ten behoeve
van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek
7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de kredietverstrekker
zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:
-
a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;
-
b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling
van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.
-
4. De kredietverstrekker draagt er zorg voor dat de relaties tussen haar en de bij haar
onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemer aan wie een bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt anderzijds transparant zijn.
-
5. De kredietverstrekker voldoet blijvend aan artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.
-
6. De kredietverstrekker informeert de Staat zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee weken voorafgaand aan de desbetreffende gebeurtenis schriftelijk over wezenlijke
wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de kredietverstrekker.
Artikel 22. Hardheidsclausule
Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst
op een bedrijfsborgstellingskrediet of een deel van een bedrijfsborgstellingskrediet
wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel van
de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van
deze overeenkomst wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister
voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet instemmen
met een gemotiveerd verzoek van de kredietverstrekker om afwijking van deze overeenkomst.
Artikel 23. Communicatie
Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs
elektronische weg. De aanlevering door de kredietverstrekker kan in afwijking en bij
wijze van alternatief en ter keuze van de kredietverstrekker ook geschieden in schriftelijke
vorm en door aanlevering van een fysieke gegevensdrager.
Artikel 24. Overige bepalingen
-
1. De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk
2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te
zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
-
2. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister
aan de kredietverstrekker.
-
3. Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2013 en
kan door de minister en de kredietverstrekker tussentijds schriftelijk worden opgezegd
met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.
-
4. In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke
ingang worden ontbonden, indien de kredietverstrekker in strijd heeft gehandeld met
het gestelde in deze overeenkomst.
-
5. In afwijking van het derde lid kan de kredietverstrekker deze overeenkomst met onmiddellijke
ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van
een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van
een wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
of een schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze
overeenkomst.
-
6. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het Kaderbesluit
EZ-subsidies of door intrekking van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling
starten, groeien en overdragen van ondernemingen.
-
7. Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen
gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding
van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn
gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden
verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding
van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.
-
8. Als het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen gelijktijdig worden
ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een
andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid
niet van toepassing.
Artikel 25. Kredietverstrekker-gelieerde
Kredietverstrekker-gelieerde in de zin van artikel 1, tweede lid, onder a, van deze
overeenkomst is (zijn):
Getekend te ’s-Gravenhage .....
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
(naam en functie vertegenwoordigers kredietverstrekker)
L
Na bijlage 2.6. wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
ARTIKEL II
In de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 wordt nummer 1.1. van de tabel
in artikel 1 als volgt gewijzigd:
1. ‘Bedrijfsborgstellingskredieten’ wordt vervangen door Bedrijfsborgstellingskredieten
(banken en kredietinstellingen in de zin van de Wet financiële markten BES) en ‘705.000.000’
wordt vervangen door: 680.000.000.
2. Tussen de groep Bedrijfsborgstellingskredieten (banken en kredietinstellingen in
de zin van de Wet financiële markten BES) en de groep Bodemsaneringsborgstellingskredieten,
wordt een groep ingevoegd, luidende:
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (borgstelling MKB-kredieten)
|
2.3 Bedrijfsborgstellings-kredieten (door de minister aangewezen kredietverstrekkers)
|
Tijdstip waarop de regeling WJZ/12316813 in werking treedt t/m 31-12
|
25.000.000
|
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
I. ALGEMEEN
Doel en aanleiding
Mede naar aanleiding van een amendement van het Tweede Kamerlid Koppejan heeft de
minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij brief van 31 mei 2012 aan
de Tweede Kamer1 aangegeven dat het wenselijk is dat nieuwe aanbieders van MKB financiering ontstaan
en dat het eveneens wenselijk is dit door middel van bestaande borgstellings- en garantieregelingen
inzake bedrijfsfinanciering te stimuleren. Met de onderhavige wijziging van de Subsidieregeling
starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt hieraan uitvoering gegeven
door openstelling van de Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB) voor andere financiers
dan banken, waarbij conform het amendement Koppejan in eerste instantie € 25 mln.
uit het budget van de BMKB gereserveerd is voor deze financiers. De uitbreiding van
de BMKB strekt zich in eerste instantie uit tot kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers
die betrekking hebben op bedrijfsborgstellingskredieten. In een later stadium zal
bezien worden of de uitbreiding ook betrekking zou moeten hebben op bodemsaneringsborgstellingskredieten.
Een snelle totstandkoming en inwerkingtreding van de regeling is van belang, zodat
er op korte termijn voor het MKB nieuwe financieringsmogelijkheden ontstaan. Deze
maatregel geldt in beginsel tot ultimo 2013. Indien blijkt dat de maatregelen geen
extra risico’s voor de Staat met zich brengen en effectief zijn, kan worden besloten
de maatregel – al dan niet in gewijzigde vorm – te handhaven. Daarom zal één jaar
na inwerkingtreding van de regeling onderzocht worden wat het effect en de werking
daarvan is. Aan de hand van dit onderzoek zal over voortzetting besloten worden. Overigens
zal de werking van de maatregelen continu gemonitord worden, zodat snel kan worden
ingegrepen indien er sprake is van ongewenste ontwikkelingen.
De minister heeft in reactie op genoemde motie van het Tweede Kamerlid Koppejan onder
meer aangegeven dat openstelling er niet toe mag leiden dat de kosten voor de overheid
van de BMKB oplopen. In dit verband is het volgende van belang.
Waarborgen BMKB
De BMKB is opgezet om kredietverlening door banken aan MKB bedrijven met onvoldoende
zekerheden mogelijk te maken. Wezenlijk element van de regeling is dat bedrijven over
voldoende continuïteits- en rendementsperspectief dienen te beschikken alvorens een
bank een krediet onder de BMKB mag brengen. De BMKB is voorts enkel gericht op financiering
met vreemd vermogen. Dit karakter van de BMKB wordt door de onderhavige openstelling
voor nieuwe toetreders niet gewijzigd. Dit sluit uit dat kredieten onder de BMKB worden
gebracht die risicovoller zijn dan het risicoprofiel van de bestaande BMKB-portefeuille.
Voorts dienen alle financiers, derhalve ook de nieuwe toetreders, te voldoen aan de
eisen gesteld in artikel 22 en 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies. De eisen die
artikel 24 stelt, houden verband met de deskundigheid, betrouwbaarheid, integriteit
en de financiële draagkracht en stabiliteit van de financier. Een adviescommissie
zal de minister adviseren of voldaan wordt aan deze eisen. De samenstelling van de
adviescommissie wordt afgestemd op de specifieke eisen die aan de nieuwe financiers
gesteld worden. Gezien het specifieke karakter van de financiering met vreemd vermogen
van het MKB, waar doorgaans sprake is van grote aantallen financieringen, zal in het
bijzonder de wijze waarop de financier is georganiseerd en het financieringsproces
bezien worden. Indien organisatie en financieringsproces onvoldoende zijn, wordt niet
voldaan aan de eisen van artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, in het bijzonder
aan de eisen inzake deskundigheid en stabiliteit van de financier. In dat geval wordt
de financier niet toegelaten tot de BMKB.
Als extra waarborg is, door opname in de met de nieuwe toetreders te sluiten bedrijfsborgstellingsmodelovereenkomst,
voorzien dat alle voorgenomen bedrijfsborgstellingskredieten vooraf aan de minister
ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Eerst nadat de minister goedkeuring heeft
verleend, en aan enkele andere vereisten is voldaan, is de borgstelling tot stand
gekomen. Indien Agentschap NL, namens de minister, tot de conclusie komt dat de financieringen
die onder de BMKB gebracht zijn, stabiel en conform de kwaliteit zijn, kan het agentschap
besluiten om, evenals bij de banken, te volstaan met een voorafgaande melding in plaats
van een goedkeuring van de kredietovereenkomsten.
De regels van de BMKB en de daarbij behorende modelovereenkomst blijven voor het overige
grotendeels ongewijzigd, met dien verstande dat van het op de begroting beschikbare
budget voor de BMKB een deel wordt gereserveerd voor nieuwe MKB financiers die tot
de BMKB zijn toegelaten. Ten dien einde wordt een apart subsidieplafond voor deze
nieuwe financiers vastgesteld. De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op
basis van binnenkomst van aanvragen voor bedrijfsborgstellingskrediet. Daarbij is
het moment van melding van de borgstellingsovereenkomst bepalend als moment waarop
borgstellingsbudget ter beschikking wordt gesteld. Dit is immers het moment dat er
zekerheid bestaat dat de voorgenomen kredietovereenkomst tussen de aangewezen kredietverstrekker
en de MKB-ondernemer is gesloten en de aangewezen kredietverstrekker, door middel
van de melding, aangeeft die overeenkomst onder de werking van de borgstellingsovereenkomst
te brengen. Hierdoor wordt ook voorkomen dat borgstellingsbudget ongebruikt blijft,
doordat de aangewezen kredietverstrekker, na toetsing van de voorgenomen kredietovereenkomst
niet tot melding van het krediet over gaat.
Staatssteun
De onderhavige regeling leidt niet tot een wijziging van de voorwaarden voor de te
financieren bedrijven en heeft derhalve geen effect in verband met staatssteun. De
BMKB voldoet derhalve onverminderd aan de van toepassing zijnde Europese regels inzake
staatssteun.
Administratieve lasten
De openstelling van de BMKB voor niet-banken zal tijdelijk tot een toename van de
administratieve lasten van de BMKB leiden omdat kredietverstrekkers die willen toetreden
daartoe een aanvraag moeten doen. Voorts zullen de voorgenomen kredietverstrekkingen
door de kredietverstrekker ter toetsing aan het gentschap moeten worden voorgelegd.
In verband met de berekening van deze kosten wordt er van uitgegaan dat circa 10 partijen
een aanvraag zullen indienen en dat circa 5 daarvan worden toegelaten. Per toegelaten
partij zullen circa 100 kredieten ter toetsing aan Agentschap NL worden voorgelegd.
Dit leidt tot een eenmalige toename van de administratieve lasten met € 19.000, hetgeen
als percentage van het totale borgstellingsbudget neerkomt op ca. 0,002%. De administratieve
lasten van de regeling zijn 0,07%.
Adviescommissie
Onafhankelijke advisering over de vraag of financiers die gebruik willen maken van
de BMKB aan de eisen voldoen, is gewenst vanwege de zeer specifiek eisen inzake deskundigheid
die bij de toelatingsprocedure een rol spelen. Er is gekozen voor een nieuwe, breed
samengestelde, adviescommissie vanwege de specifiek benodigde expertise, waar bestaande
adviescommissies niet in voorzien.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid
inzake de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Deze afwijking is gerechtvaardigd en wenselijk, omdat het van belang is dat er
op korte termijn nieuwe financieringsmogelijkheden voor het MKB ontstaan. Zoals hierboven
is aangegeven, is deze wijziging reeds eerder aangekondigd, zodat potentiële toetreders
op de hoogte zijn van deze wijziging van de regeling. Ook om die reden is er geen
bezwaar tegen afwijking van de vaste verandermomenten.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel A (Artikel 2.2)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden naast banken, ook andere door de minister
aangewezen kredietverstrekkers, als financier aangewezen. De aanwijzing vindt plaats
in het kader van de subsidieverlening (zie artikel I, onderdeel B). Het vereiste dat
de financier niet tevens beleggingsonderneming mag zijn, is komen te vervallen.
Artikel I, onderdeel B (Artikel 2.3)
In lijn met het bovenstaande kunnen ook aangewezen kredietverstrekkers voor een subsidie
op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen. Voor hen geldt hetzelfde regime als
voor banken. Ingevolge artikel 2.3, tweede lid, wordt de subsidie verstrekt in de
vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de financier op
grond van een kredietovereenkomst aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur
van de kredietovereenkomst. De subsidie wordt met andere woorden verleend in de vorm
van een privaatrechtelijke borgstellingsovereenkomst. Dit impliceert dat al hetgeen
de omvang van de borgstelling en de rechten en verplichtingen van de borg en de kredietinstelling
betreft zullen worden geregeld in die overeenkomst. Deze overeenkomst is opgenomen
als bijlage 2.5. bij de regeling.
Artikel I, onderdeel C (Artikel 2.6.)
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een kennelijk vergissing in de regeling te
herstellen. Provisiebetaling op grond van dit hoofdstuk gebeurt éénmalig in plaats
van jaarlijks. Ook de modelovereenkomst voor banken is in gelijke zin aangepast (zie
artikel I, onderdeel I en J).
Artikel I, onderdeel D (Artikel 2.6a)
Hiermee wordt de Adviescommissie Borgstelling MKB-kredieten ingesteld, zoals hierboven
reeds is toegelicht.
Artikel I, onderdeel E (Artikel 2.7)
Nadat een aangewezen kredietverstrekker subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste
lid, heeft verkregen en een borgstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten,
kan een kredietverstrekker een krediet onder de werking van de borgstellingsovereenkomst
brengen door deze, na toetsing, te melden bij de minister. Hiermee doet de kredietverstrekker
een beroep op het subsidieplafond, bedoeld in artikel 2.7, derde lid.
Artikel I, onderdeel G (Artikel 2.10)
De genoemde formulieren zijn eveneens verkrijgbaar bij Agentschap NL, Prinses Beatrixlaan
2, Den Haag of via de website www.agentschapnl.nl
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies gaat de aanvraag,
overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven
bescheiden.
Artikel I, onderdeel H
Deze wijziging is noodzakelijk omdat de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES
is ingetrokken en vervangen door de Wet financiële markten BES.
Artikel I, onderdeel I en J (Bijlage 2.1. en 2.2.)
Naast de hierboven onder artikel I, onderdeel C, genoemde wijziging inzake provisiebetaling,
zijn enkele (redactionele) verduidelijkingen in de overeenkomst met de banken opgenomen.
Vanwege de toetreding van andere financiers dan banken is een aanpassing van artikel
4, eerste lid, onderdeel a, onder 6° noodzakelijk. Dit leidt niet tot een materiële
wijziging van de bestaande overeenkomst. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt
een redactionele vergissing te herstellen in de artikelen 12 en 16, tweede lid.
Artikel I, onderdeel K (Bijlage 2.5.)
In dit onderdeel is het model voor een bedrijfsborgstellingsovereenkomst voor de aangewezen
kredietverstrekker opgenomen. Deze is nagenoeg gelijkluidend aan de modelovereenkomst
voor banken. Dit met uitzondering van enkele aanvullende bepalingen die verband houden
met het vereiste dat alle voorgenomen bedrijfsborgstellingskredieten, zoals hierboven
reeds toegelicht, vooraf aan de minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd
(artikel 6 van de overeenkomst). In artikel 21, vijfde lid, van de overeenkomst is
voorts geëxpliciteerd dat blijvend aan de eisen van artikel 24 van het Kaderbesluit
EZ-subsidies moet worden voldaan. In artikel 24, derde lid, is aangegeven dat deze
overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan voor de duur van de pilot, namelijk
tot 31 december 2013.
Artikel II
Dit betreft de openstelling van de regeling en de vaststelling van het subsidieplafond.
Voor de aangewezen kredietverstrekkers wordt een subsidieplafond van € 25 mln. vastgesteld,
onder gelijktijdige verlaging, met eenzelfde bedrag, van het bestaande subsidieplafond
voor banken. Het totale budget voor de BMKB blijft derhalve ongewijzigd.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.